alles vertellen wat je maar weten wilt
Tom aarzelde Hij dacht aan alle lek
kernijen, die hij er by juffrouw Anderson
voor zou kunnen koopen, draaide bet
kwartje verscheiden malen om, wilde het
eindelijk aan de vrouw geven, toen - plot
seling een groot hand zwaar op zijn schou.
der neerkwam en dt diepe stem vaD den
kustwachter in zijd oor klonk:
„Wat voer je nou weei uit? Ik heb nog
een appeltje met je te schillen - kijk eens
en nog wel no de belofte, die je mij
meer dan eeD jaar geleden gedaan hebt.
„Dat is al zoo lang geledenantwoord
de Tom, terwijl hij vrij schaapachtig beek,
want uit deD zak van Jim Dixon hing een
dood konijDtje, terwijl hy in zijn hand éen
van de strikken hield, welke Tom maar al
te goed kende.
Juanita deed een stap achteruit.
„O Tom. wat heb je gedaan nep
zij uit
„Ik had in geen tijden strikken gezet."
antwoordde Tom knorrig, „en ik had geld
noodig
„Beloften zijd niet aan tijd gebonden,
ten minste Qiet in die bcteekeniszei
Jim „Het een? gegeveD woord blijft altijd
vaD kracht, zoolang degeen, wien je de
belofte deed, er je niet van ontsloeg. Maar
waar ts die zwarte vrouw op eens ge
bleven
De zigeunerin was echter langs het
6malle, steile paadje, waar zij juist vóór
gestaan had. verdwenen
Alfred holde haar nog achterna, dooh
het eenige, wat hn van haar zag, was haar
roode omslagdoek
„Die zijd we kwijt zei Jim „Maar
wat zien jullie er uit. jongensAan het
vechten geweest kunneD jullie niet
naar huis gaan Kom maar eveD met mij
mee, dan zal mijn vtouw jullie wat opknap
pen. Foei, wat hebbeD jullie elkaar leelijk
toegetakeldKon je ze niet van elkaar af
houden, jongejuffrouw V'
„Nee, dat kon ik heuscb niet," *nt»
woordde Juanita. „Ik heb er genoeg mijn
best voor gedaan O Alfred, je ééne oog
zit heeleroaa) dicht» Kun je er nog mee
zien
„Dat zai wel losloopen", begon Jim
weer „Hij is de eerste jongen niet, die
hier tusschen de rotsen vecht en zal ook
wel niet de laatste zijn Ik zelf heb hei
als jongen ook één- of tweemaal gedaan
Het is maar de vraag, of ie id je reent
bed en dus voor eeD goede zaak vecht
„O, maar dat deed hij?" zei Juanita op
beslisten toon „Hii kwam voor mij op."
„Flink zoo."' riep de kustwachter uit.
Het kleine gezelschap zette zich nu in
beweging Tom liep met een boos gezicht
en de haDden id zijn broekzakken vooruit-
Het duurde niet lang. of zii kwamen bij
een aardig huisje
„Kijk Moeder, hier breng ik je eeD paar
vechter8hazeD, die pas uit den strijd te
ruggekeerd zijn V»-aag maar niet, wie
schuld had eD wie niet", zei hm
„Natuurlijk niet", antwoordde zijn vrouw
terwijl zij den kinderen een stoel wees id
haar keurig keukentje, waar een heerlijke
baklucht hing. „Zog gaan jullie maar
eerst zitten Ik heb dadelijk de thee klaar
IntusscheD wa^ het twee jang dochter
tje binnengekomen De jonnen? grinnikten
tegeD haar en Juanita was dadelijk »p
goedeD voet met het kleine ding Alfred
en Tom vergaten de redeD vaD hun twist
en rnemand dacht a,iD den tyd. tot de on
dergaande zon in de keuken gluurde
Juanita er aan herinnerde Jat het hoog
tijd werd om naar huis tt gaan.
Haastig nameD zij nu onder allerlet
dankbetuigingen - de jongens waren heel
wat opgeknapt afscheid
Jim hielp de kinderen m de boot en zij
roeiden terug oaai Nafferby.
Juanita was erg ati». ioeD zy door de
veldeD naar de l^avendclhut liepen Ook
Alfred zei niet veel Hij zag er tegeD op
zijd moeder onder de oogen te komen met
zijn buna dicht oog en zijn gezwollen neus
Hij stak zijn arm door dien van Juanita
en zei
„ik heb je nog niet eens verteld, wat
ik gehoord en gezien heb, terwijl jij piano
les had
Vnrtni rne maar niets meer", zei Jua
nita. „Ik doe mijn best alles, wat ik weet,
te vergeten
„Maar Nita, wat bedoel je?" vroeg de
jongeD verbaasd.
„Ik bedoel maar je moet het aan
geen sterveling vertellen
„Natuurlijk niet!"
„Ik ken die vrouw en ik herinner mij
haar naam Zij was het, die mij m Londen
kwijt raakte, of id qlk geval niet probeer
de mij terug te vmden Natuurlijk weet
zij alles vaD my af, eD Alfred, zij heet öa-
bina O, ik ben zoo vreeselijk bang. dat
ik, nu ik dit weet, mij allee weer herinne
ren zal Ed ik wil het mij niet herinneren,
want daD zou 'k natuurlijk terug moeten
gaan, waar ik vandaan ben gekomen
„Dat zal nooit gebeuren!" riep Alfred
uit „Je zult een Eneelsche vrouw wor
den
„Natuurlijk word ik een Engelsche
vrouw, maar dat duurt nog zoo vreeselijk
lang!" zei Juanita met een zucht
(Wnrdt vervolgd).
Jan's Ontmoeting.
Jan Timmers, een jongen van acht jaar,
speelde in den tuin achter hel huis. Plotse
ling zag hij een kikvorsch in hel gras spran
gen Wal had hel dier glinsterende oogen en
hoe langzaam wipte het op zijn dikke ooof^-n
vooruit! Jan kreeg er schrik in en hij sprong
zóó wild en uitgelaten om het di^r heen. f-n
gilde daarbij zóó hard dat de kikker zi~h
op eens hpel stil hield, alsof hij niet wist.
naar welken kant hij springpn zou
Jan was volstrek! geen wreede of -uwe
jongen doch hij dacht niet altijd na bii het
geen hij deed Zonder zich af te vragen wat
de gevolgeD konden zijn deed hij altijd pre
cies wat er in zijn hoofd opkwam Zoo nep
hij ook nu weer ondoordacht
„Maak dat je weg komt, leelijke kikker, of
ik zat je eens met mijn stok raken I"
Daarbij zwaaide hij met zijn hazeistokje,
dat hij pas gesneden had en 9loeg hel dier
er mee
Toen gebeurde er iets heel bijzonders. De
kikker ging op de achterpooten staan, schud
de waarschuwend den kop en zei'
„Zeg eens. kwajongen, dat mag jij niet
doen?"
Jan, die nog nooit van zijn leven een kik
ker had hooren spreken, bleef verschrikt en
met zijn mond vol tanden 9laan en staarde
den kikkei aan. die zijn fonkelende oogen
op hem gevestigd hield
Op dit oogenblik kwam er een groote
zwarte poes voorbij die toen zij bemeik-
te. dat er iets bijzonders voorviel stil bleef
staan Het was Mies. die altijd in de keuken
bij Dina zat en die Jan vanmorgen nog had
hooren miauwen
..Wat is hier te loen?" vroeg Mies, zoo
duidelijk verstaanbaar, dat Jan zijn ooren
niet gelooven bon
„Jan heeft mij met een stok geslagen,"
antwoordde de kikker
„Zoo zoof" hernam Mies. terwijl haar
zwarte staart opzwol.'„zoo. zoo! Dan moet
hij voor den rechter mijnheer Ooievaar, ge
bracht worden Ga maar eens mee, ventje;
daarhelpt geen lieve moeder aan!"
Of hij wilde of niet door een onzichtbare
macht gedreven volgde Jan Mies en den
kikker Zoo liepen zij den tuin uit naar het
weiland daarachter, waar een ooievaar
ernstig en nadenkend heen en weer slapte.
Hij was nog kort geleden van de oevers van
den heiligen Nijl uit het land der Pvramiden
en Sfinxen in ons vadprland teruggekomen.
Niemand had zulke verre reizen gedaan en
was zoo verbazend geleerd als hij Dikwijls
stond hij in diep gepeins verzonken onbe
wegelijk op één been want dal was zoo "iijn
gpwonnte wanneer hij ernstig nadacht.
Daarom genoot Mj het algemeen vertrouwen
der dieren en was door hen tot rechter ge
kozen
Toen Jan. Mies en de kikker naderden,
hield de ooievaar met zijn wandelen ap en
hoorde. ernstig de mededeelingen aan, die
hem gedaan werden
De kikker boog zeer eerbiedig en zei:
„Jfe moet u Edelachtbare melden, dat ik
daareven door dezen jongen geslagen
ben
„Dat is een ernstig geval.y zei.de ooievaar
op afgemeten toon, terwijl hij den schuldige
streng aankeek. „In elk geval blijft de boo
wicht in verzekerde bewaring."
Jan beefde van het hoofd tot de voeten.
„Och.' riep hij uit. „laat mij maar we
vrij, ik zal mijn leven beteren."
„Dus je bekent schuld! Dat is ten mint.
al iets gewonnen!"
„Het spijt mij erg, dat ik dien kikker gt
slagen heb. en 'k zal 't heusch nooit m«
doen!"
..Als jij." ging nu de ooievaar op eras':
gen toon voort, „in een land van reuz«
woonde, die jou sloegen en plaagden, omdi
je als klein, zwak kereltje weerloos teg*
hun groote kracht was. zou je dan die ret
zen geen ellendelingen noemen die mis
bruik maaklen van hun overmacht? Nu. zo
is het ook met de dieren tegenover de
mensch!"
Jan snikte het uit.
„Om al die redenen." ging de ooievoj
voort, „zullen we jou de vrijheid schenk?
ondpr de volgende voorwaarden:
„Jan Timmers wordt veroordeeld, elke
avond vóór hij gaat slapen er ernstig ov-
na te denken of hij een of ander dier, m<
opzet of zelfs uit onnadenkendheid, slech
behandeld heeft herinnerf hij zich dal h
in dit opzicht een of ander op zijn gewet3
heeft, al mocht hij ook maar een vlieg
plaaed hehhen dan moet hij bij zich zei
zeggen: .Het spijt mij erg en ik zal n.i
best doen te zorgen, dat het nooit weer Sr
beurt." Wil je je aan die voorwaarde
onderwerpen dan hen je vrij!"
„0!" riep Jan uit, „dat alles wil ik hec
graag beloven Ik zal stellig nooit meer e3:
dier plagen?"
Toen knikte de deftige ooievaar vooraaan
met het hoofd en gaf een teeken. dat de zit
ting opgeheven was Jan was in een logen
blik naar huis gevlogen en nam zich ernsii
voor. in het vervolg geen dier ooit meer t
plagen.
Van alles wat.
Een klein geldstuk in een bakie laten ver
dwijnen en weer te voorschijn brengen,
zonder het bakje te verplaatsen.
Men legt het geldstuk midden in he
bakje. zoo. dat ieder het zien kan. Dan laa
men de omstanders zóó ver achteruitgaan
dat zij het niet meer kunnen zien.
Wil men het nu weer te voorschijn bren
gen. dan giet men water in het bakje ei
door de straalbreking'komt het geldstuk)
voor allen weer te voorschijn, zonder va:
plaats te veranderen.
Te iaden hoeveel penningen van een bepaald
aantal wewienomen zijn.
Laat een zeker aantal penningen in ee:
rij op tafel leggen. Laat er een andere ri
onder leggen van één meer Draai je nu on
en laat ien.and uit het gezelschap eeni?<
penningen van de eerste rij afnemen en ver
volgens zooveel van de tweedp rij. als ft
nog in de eerste overgebleven zijn. Daarin
worden al de penningen die in de ecrs'8
rij overgeschoten waren, van de tafel weg
genomen. Draai je nu weer om en trek van
het aantal penningen, dat je op de tafel zie!
liggen één af. dan heb je het aantal. dal
oorspronkelijk van de eerste rij afgeno
men was
Voorbeeld: Men heeft een rij van 10 pen
ningen. in de tweede rij komen er dus 11:
van de eerste rij worden er 6 weggenomen
en blijven er dus 4 over. Nu laat men van
de tweede rij zooveel penningen wegnemen,
als er in die eerste rij overbleven, dus 4 en
daarna ook de 4-, die van de eerste rij over
bleven; er blijvpn er dus 7 op tafel liggen,
zoodat er 7 min is 6 penningen oorspron
kelijk van de eerste rij ziin weggenomen.
Oostersche rechtspraak.
Vier mannen kochten samen een par*
katoen in balen. Opdat de ratten de katoö
niet zouden beschadigen, schaften zij ziel
ook een kat aan. Ten einde hun aller eigen
domsrecht op de kat vast te stellen, ktf*
men zij overeen, dat aan elk hunner eer
bepaald aangewezen poot van het dier v*
toebehooren. Nu strikten zij verschilleD#
gekleurde linten elk om den poot, die
zijne v?as. Door een ongeval bezeerd"
kat één barer poolen. De eigenaar van 4»