VOOR DE JEUGD LEIDSCH DAGBLAD I. 44. Vrijdag 12 November Anno 1926 tiii* iTï iTï i?ï *i; »iT;Tï ilSoIo^lI1 ml I In il I ii nl jli il jln fS -•;i I 1i;--# ilk Ill sSchit erende Sterren Naar het Engelsch vaD F. BON EL Vrjj bewerkt door E. DE LiLLfc HOGERWAARD. Hoofdstuk VII. Een Vechtpartij op de Rotsen. et was één uur, toen het kleine bootje witte klippen bereucte en de aanleg- 3t-s bij den vuurtoren naderde. Terwijl langs den muur van het Grijze Kasteel den, keken Alfred en Juanita vcrlan- d naar de geheime gang en naar het e gebouw zelf, waarvan de ramen schit». len ra de zon. In heT heldere daglicht Iden zij zich alle twee dapper genoeg een ontdekkingstocht te ondernemen desnoods het oude buis met geweld te irrompeien rijpen jullie", vroeg Tom, die de ïting van hun blik volgde, ,,wat die ie snaken daar den heelen dag uitvoe- Ik niet." ilfred zette een gewichtig gezicht, ter hij geheimzinnig antwoordde Misschien begrijp ik het en misschien fri.jp ik het niet Het kan me eigenlijk niet schelen, of let begrijpt," antwoordde Tom, die Al- 8 antwoord met kon uitstaan. Waarom vraag je het dan 1" vroeg Al- geprikkeld. De neefjes schenen niet noodig te hebben om ruzie te krijgen. Omdat ^k het een brutalen zet vind deur vóór Vaders neus dicht te doen. is toch de predikant in de gemeente Maar wat hebben zij daarmee te ma- Het zijn vreemdelingen", zei Alfred een toon. die duidelijk verried, dat als een tweede deur geweest was om vóór neus van Oom Dunstane dicht te doen, deze zeker niet open gelaten zou lieb- Jullie zijn zelf vreemdelingen," zei Tom •h. „Je kunt zulke dingen natuurlijk begrijpen in dat zigeunerland, waar vandaan komen Hou nou je mond maar, als je altijd ;r hetzelfde te zeggen hebt", riep Al- boos uit. Juanita dreigde Tom, totdat weer thuis zouden ziin Italiaansch te eken. had deze bedreiging reeds éénmaal uitvoer gebracht, daartoe aangemoo- dooi Alfred, En Tom had vTeeselijk land gehad, omdat hij er geen woord verstaan kon Hij had haar betaald leD zetten met een eigenaardig soort tnsch. waarom Juan'ta het uitgeschaterd want zij sprak het Fransch bijna even d als haar eigen zoetvloeiende taal. had dus bet onderspit moeten delven, let was maar goed. dat zij op dit oogen- de landingsplaats bii den vuurtoren 'ikt hadden, want zn moesten nu al hun 'hten inspannen om de boot vast te 6d aan een Rteile rots waar zij veilig voor het hoogp water •et de mand op den rug klommen t./j n de rotsen op en gingen in een kleine e zitten om er hun boterhammen op t-o die zich best lieten smaken, kinderen keken naar zee Juanita 'en haar moeilijkheden vergeten te hebben en hoewel Alfred er onkundig van was, had het nieuws, dat de geheimzinnige bewoners van het Grijze Kasteel strand- roovers waren, haar heelemaal opgelucht. "Want als dat zoo was, hadden ze niets maken met Sabina. en daarvoor juist was zij die heele week zoo bang geweest Het was erg warm tusschen de rotsen en Juanita had de mouwen van haar blauw- katoenen jurk hoog opgesfroopt. „Wat een grappig litteeken heb je toch op je arm, Juanita", zei Tom tusschen twee happen van zijn boterhammen met kaas doir. Juanita trok haastig haar mouw neer, terwijl zij voor haar doen al zeer onvrien delijk antwoordde: „Daar heb-je niets moe te maken." Jij bent ook al zoo gauw aangebrand", zei Tom nu „Ik begrijp niet, wat jullie vandaag toch mankeert Het komt zeker allemaal, doordat Alfred ons zoo lang heeft laten wachten." „Onzin", mompelde Alfred. „En dat sterretje op Nita's arm heeft niets te be- teekenen. Het ia er in geprikt, toen sij nog heel klein was, maar zij herinnert het zich niet goed meer. sinds zij overreden werd. Zij weet alleen nog iets van een prik en dat iemand haar vasthield Zij denkt, dat het gedaan werd om haar ge makkelijk te kunnen herkennen. Alleen snap ik niet, waarom ze bang waren haar kwijt te raken. Maar je weet- dat gebeur de toch Het is alles heel vreemd „Het is alles heel vreemd," herhaalde Tom, „óf Juanita suft, óf zij kan zich meer herinneren dan zij laat voorkomen Ik heb nog nooit zoo iets geks gehoordeen meisje, dat Fransch en Italiaansch spreekt en haar eigen naam niet eens weet. Daar kan ik niet bij En er zijn er meer, die &r zoo over denken „Maar de Londensche dokter zei toch, dat het heel best mogelijk was", zei Alfred weer. „Och, wat kan mij die Londensche dot ter schelenI Vader zegt, dat alles beter afloopt dan hij gedacht heeft, maar dat we er nog niet zijn Hij zegt— „En ons kan 't niet schelen, wat je Va der zegt, om de eenvoudige reden, dat wij hem niet kunnen uitstaan. Nou weet je het!" Alfred was bij de laatste woorden opge sprongen en de beide jongens stonden nu uitdagend tegenover elkaar. Juanita wilde hen scheiden, doch Alfred duwde haar op zij „Weg met alle vreemdelingen, die kun nen we hier niet gebruiken I" riep Tom, terwijl hij dreigend zijn vuist balde Alfred antwoordde niet, ofschoon zijn gezicht wit van woede was Hij stond te wachten op de dingen, die gebeuren zou den. In het volgend oogenblik wierp zijn veel grooter en sterker neefje hem op den grond. Randen wringend smeekte Juanita den jonttens met vechten op te houden. Te vergeefs Irok zij Alfred bij zijn schouder en Tom aan zijn jas Beide jongens schudden haar van zich af en wierpen zich met dub bele woede op hun legenstander. luanita stond er hulpeloos hii en verlangde vurig, dat er iets van buiten-af gebeurde, dat hen zou doen ophouden. Doch toen er plotse ling werkelijk iets gebeurde, schrikte zij zóó hevig veel erger nog dan de jongens dat zij beiden met vechten ophielden en haar ontsteld aankeken. Toch was het niets andere dan een scherpe, doordringende stem geweest, dia geheel onverwacht boven den rand der rot sen geklonken had. In het volgend oogen blik stond daar een vrouw met een heel donker uiterlijk. „Sabina!" mompelde Juanita zóó zacht, dat niemand haar verstaan had. De jongens stonden nu onbewegelijk en staarden de vrouw aan, alsof zij een geest verschijning was. „Toekomst voorspellen, jongedame en jongeheeren?" vroeg zij. „Geef mij maar wat geld en ik zal het dadelijk doen." „Ga weg!" zei Tom nu „We hebben geen geld bij ons en Vader is de dominee van Nafferby. Hij wil niet9 weten van men- schen, die de toekomst voorspellen." „Oh. oh! Wat heb ik daarmee te maken?" vroeg de zigeunerin nu iD gebroken En gelsch. En zij ging voort- „Geen geld bij je? En ik hoor het in je zak rammelen Tom stak zijn hand in zijn zak en voelde werkelijk een kwartje, dat hij vergeten had. Hij was allesbehalve op zijn gemak. Wat zou die vrouw nog meer van hem weten? „En de Signorina," ging de zigeunerin voort, terwijl zij zich tot Juanita wendde, die voor het eerst sinds zij in Nafferby was, zich schuil hield achter Alfred, „de Signo-< rina" en zij legde nadruk op het Ita- liaansche woord „ia niet wat zij lijkt" „Dat had ik je ook wel kunnen zeggen." mompelde Tom en hij keek de vrouw met nog meer belangstelling aan. „Op haar arm heeft zij een vreemd tee- ken. een klein sterretje," ging de vrouw voort, „waaraan zij. die haar vroeger ge kend hebben, haar zullen herkennen. Als zij haar noodig hebben, zullen zij haar wel welen te vinden en iedereen zal heet ver baasd zijn. Misschien" en de vrouw zag er dreigend uit. terwijl zij met haar bruinen vinger naar Juanita wees „misschien zal dat oogenblik spoedig aanbreken." „Hou toch op met dien onzin!" riep Al fred boos uit. „Je spreekt wartaal! Nita, je gezicht is zoo wit als een doek. Luister toch niet naar dien nonsens." „Maar ze heeft dat vreemde teeken toch op haar arm!" liet Tom weer hooren. „Nou en wat zegt dat nog? Weet juffrouw Bennet, die voor haar naait, het soms niet? En is zij niet de grootste babbelkous, die er bestaat? Natuurlijk heeft zij er over ge kletst en heeft die vrouw er van gehoord. Misschien ook heeft Sara het haar verteld!" „Dat maak je mij niet wijs. Zij is er op een andere manier achter gekomen", zei Tom weer. Alfred had een barstende hoofdpijn en kon bijna niet int zijn gezwollen oogen kijken. Maar toch wilde hij opnieuw meb zijn neefje afrekenen. „Och, hou toch alsjeblieft opl" riep Juanita nu, terwijl zij op het punt scheen in tranen uit te barsten en Alfred bij een arm greep. Omdat zij er zoo ontsteld uitzag, gaf hij toe „Als je mij dat kwartje geeft, jonge heer", zei de vtouw tegen Tom, ,,zal ik je

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 17