GENEESKUNDIGE BRIEVEN. VAN RECHT EN ONRECHT. in»» cylindrischen vorm in een toestel van een voudige constructie is gelegd, behoeft de stypeur slechts één handle over te halen om het metaalmengsel te doen toevloeien; is de ruimte langs de matrijs geheel gevuld, dan wordt automatisch de toevoer afge sneden, het geheel automatisch afgekoeld, en de plaat is gereed. Ook hier geldt het parool; aanpakken, vooral des middags tegen het tijdstip van afdrukken; vliegensvlug worden dan door den stypeur de platen gegoten, met een maximum snelheid van twee per minuut. Eindelijk zijn wij dan genaderd tot het laatste bedrijf in het drukprocédé, het drukken, In tegenstelling met de zetterij, waar den geheelen dag slechts het klikken van de toetsen op het toetsenbord weerklinkt, is het in den regel in de drukkerij een lawaai a's een oordeel. Want de lezer verlieze niet uit het oog, dat het „L^idsch Dagblad" niet alleen een dagbladdrukkerij is, doch ook een drukkerij voor handelsdrukwerk, periodieken, e. d. Hier stampen en dreunen dus den gehee len dag de snelpersen, het is een gewirwar van draaiende assen en rollen, een voor- en achteruit draaien van horizontale en verti cale raderen, een geklir van groote en kleine kamraderen, om iemand, die er naar slaat te kijken, wanhopig te maken. En hoe langer men al die verschillende mechanismen beschouwt, hoe meer wielen, rollen en raderen men ziet draaien, hoe meer' knippen, Schuiven, pallen en schar nieren men hoort klikklakken. DaaT staan momenteel nog onze beide oude achtzijdige rotatiepersen, rustend na een veeljarigen trouwen dienst. Jaren achtereen hebben zij dagelijks onzen lezers hun krant verschaft, nooit heb ben zij den dienst geweigerd en zij zouden dit wellicht nog tal van jaren kunnen doen. Doch wij leven in de eeuw van de snelheden, en een tekort, aan snelheid was met hun productievermogen wel het groot ste gebrek van onze beide oude stalen mak kers. Zooals wij reeds in den aanhef van dit ar tikel schreven konden op iedere pers twee bladen, dus acht pagina's, tegelijkertijd ge drukt worden. Dit ging goed, zoolang er op één dag slechts een krant van twee bladen werd gegeven, daar in dat geval de beide persen elkanders productievermogen ondersteun den. Iedere pers produceerde per uur circa acht- tienduizend exemplaren. Wanneer evenwel, hetgeen nu dagelijks het geval is, een krant moest woTden gegeven van drie of vier bladen, dan werd er in de vroege middaguren „voorgedraaid", d. W.z. het derde en eventueel ook vierde blad wer den tegelijk van te voren gedrukt, zoodal een geheele oplaag van uitsluitend derde en vierde bladen gereed lag, wanneer des middags de persen het eerste en tweede blad gingen drukken. De beide gedeelten moesten dan daarna met de hand „ingestoken", d. w. z. in elkaar geschoven worden, hetgeen een zeer tijd- roovend werkje en bovendien weinig bevor derlijk voor een snelle expeditie was. Bij de nieuwe pers zijn al deze bezwa ren opgeheven; nu komen de duizenden kranten onverschillig of ze vier, acht, twaalf of zestien tot 32 bladzijden groot zijn er ineens gedrukt uit, gesneden, alles inge stoken, driemaal gevouwen en bovendien geteld per vijfentwintig Btuks. Het „inste ken" is dus overbodig geworden. Het pro ductievermogen van onze nieuwe bezitting bedraagt voor een krant varieerende van 18 pagina's liefst 48 000 exemplaren per uur, en daarboven 24.000 exemplaren per uur. Het kolossale gevaarte weegt de bagatel van 30.000 K.G. en is van de meest mo derne constructies en toepassingen voor zien. Is haar capaciteit aanzienlijk, de han dige bedieningsmethode is daaraan recht evenredig. Het geheele vernuftige samenstel van raderen en rollen is zoo opgebouwd, dat men van alle kanten de verschillende onderdeelen kan naderen. Zelfs wanneer de pers „full speed" draait, kunnen de druk kers onder de draaiende rollen doorloopen en tot haar binnenste doordringen. Overal zijn knoppen aangebracht, waarop men slechts behoeft te drukken om de geheele machine la minute" tot stilstand te brengen. Tenslotte nog het een en ander over het eigenlijke drukproces. Het gaat natuurlijk niet aan om dienaangaande in uitvoerige beschouwingen te treden, daar de outsider in dit geval er weinig van zou begrijpen. De lange slierten krantenpapier worden ge leid over dikke horizontale cylinders, waar op de zoo straks in de styp vervaardigde half-cylindrische platen zijn ingeklemd. De letters op deze platen zijn in voortdurend schurend contact met de inktrollen, die con stant gevoed worden uit een inktbak en daardoor worden afgedrukt op het kranten papier, dat aan de andere zijde over den draaienden cylinder loopt. Het kranten papier wordt vervolgens precies volgens het formaat in 9tukken gesneden en langs een vouwer geleid, die om zijn vorm den naam van „trechter" draagt. Tegelijkertijd arri- veeren bij den trechter ook de vellen kran tenpapier van de overige drie cylinders, op elk waarvan acht platen kunnen worden ingeklemd, zoodat iedere cylinder als het ware acht pagina's d. i. twee bladen drukt. In totaal komen dus tegelijkertijd vier maal twee is acht bladen bij den trechter aan. die gezamenlijk éénmaal in elkaar worden gevouwen. Door een samenstel van machinale vouwers waarvan wij een uit eenzetting van de constructie onzen lezers zullen besparen, wordt dit achttal bladen nog tweemaal gevouwen, totdat de kranten in series van vijf en twintig naar buiten worden geworpen. Men begrijpt, dat er heel wat meer tijd noodig is om het proces uiteen te zetten dan voor het drukken van één krant ver- ei9cht wordt. Het drukken is een vak, dat héél wat er varing en rotuine ei9cht. Voor alles dient de drukker er op toe te zien. dat de vorm goed is „toegesteld", zoodat alle letters van de plaat ook werkelijk op he papier worden afgedrukt. Zijn er illustraties in den tekst, dan eischt het toestellen van den vorm nog oneindig veel meer werk en is menigmaal zeer lijdrooven^. Ook het juiste stellen van de inktrollen eischt vaardigheid en kennis, omdat het voor het verkrijgen van een zui veren deuk van groot belang is. dat de inkt- toevoer regelmatig plaats vindt. Daardoor controleert de drukker ieder oogenblik de kranten, om te zien of hij „op kleur" blijft, d. w. z. of de letters niet te zwart of te bleek worden iafgedrukt. Zoodra de rotatiepers begint te draaien en de kranten bij elkaar snel opvolgende series van vijf en twintig exemplaren naar buiten werpt, vangt bet werk van de expeditie aan. Ook hier is het weer „haastige spoed", die in afwijking van het spreekwoord, „al- lijd goed" moet zijn. Bij pakken van viji en twintig worden de pasgedrukte kranten op lange tafels gegooid en stuk voor stuk van een adresbandje voorzien, dat van te voren op de adresseermachine is gedrukt. Immers, het spreekt vanzelf, dat eerst de abonné's builen de stad, welke de krant per post ont vangen, bedieend moeten worden, want de treinen wachten niet. Razend snel worden de kranten dan ge bundeld naar gelang de richting, in welke de trein vertrekt, de bundels worden netjes ingepakt in papier, voorzien van een kruis- louw, de plaats van bestemming er op aan gegeven door een gedrukt etiket en tenslotte in vliegende vaart per as naar 't station ver voerd. Ziezoo de post-éditie is weg; hierna volgen de bundels voor de plaatsen, waar heen het vervoer per tram of per autobus plaats vindt en tenslotte de stad. De tientallen loopers komen elk het be- noodigde aantal kranten halen en dan be gint de exodus van zwaarbeladen kranten- loopere vanuit onze bureaux. Hiermede zijn wij dan tevens gekomen aan het einde van onze beschrijving van den ontwikkelingsgang, welke het beschre- van blaadje copie, dat op de redactie wordt gebracht, doormaakt om te worden tot de krant, waaruit de lezer dagelijks zijn nieuws put. Moge zij er toe hebben bijgedragen om u, waarde lezer en lezeres, eenig inzicht te rerechaffen In hetgeen er in het dagblad bedrijf omgaat. En wij twijfelen niet of U allen zult begrijpen, dat heel wat moeilijk heden moesten worden overwonnen om deze moderniseering. let wel: zonder onder breking van den dagelijkse hen gang van het bedrijf, tot stand te brengen. Doch een vereisohfe was het en het is ons geweest als een plicht, die wij hadden te vervullen zoowel tegpnover onze abonné's als tegenover onze adverteerders! De ongevallen in de mijnen. HL Aan het einde van mijn vorigen brief schreef ik, dat de Ongevallenwet als grond slag had, dat de werkgevers geheel buiten gesloten zouden zijn van de medewerking aan de uitvoering wat betreft de verzorging der werklieden, die in hun bedrijf door een ongeval waren getroffen. Alleen het inroe pen van de eerste geneeskundige hulp is hun als verplichting opgelegd. Maar verder heeft, nadat de werkgever het ongeval op het daarvoor bestemde formulier heeft aangege ven, deze er verder niets mee te maken en rust uitsluitend op de Rijksverzekerings bank de plicht, de zorg voor den patiënt op zich te nemen. Bij de behandeling der wet van 1901 is dit zeer duidelijk vastgelegd omdat er toen stem men opgingen, welke het anders wilden. Maar de meerderheid besliste anders en al leen de bevoegdheid om zelf het risico te dragen of dit over te dragen aan bepaalde lichamen, kon instemming vinden. Dus zelfs, wanneer een onderneming of een ge meente zelf het risico draagt voor de aan hun werknemers overkomen ongevallen, dan voert toch de Bank ook voor deze werkne mers de wet uit. De wet betaalt hun schade loosstelling, verleent hun geneeskundige be handeling en oefent toezicht uit op deze be handeling, werkhervatting, enz. Er wordt aa.n de Bank geen premie betaald, maar de Bank vordert van die lichamen eenvoudig terug, wat voor de verschillende schadeloos stellingen werd uitgegeven plus een even redig deel der administratiekosten. De bedoeling is duidelijk; men wilde den werkman onafhankelijk maken van zijn pa troon. De werkman moest vrij zijn in het kiezen van dengeen, die hem behandelen zou, de onpartijdige ambtenaar der Bank had te beoordeelen, wanneer en in hoever de werkman weer in slaat was, zijn werk te hervatten, zonder dat de patroon hierop een misschien ongewenschten invloed kon uitoefenen. Wanneer nu in het mijngebied alles vol gens de gegeven beschrijving ook zoo mooi mogelijk verloopt, dan komt dit beginsel der wet toch in het gedrang. De vrije artsen keus is practisch opgeheven en de behande ling geschiedt zoo goed als zonder uitzonde ring door den mijnarts. Wanneer het onge val aan de Bank niet bekend is, kan deze geen toezicht uitoefenen. De behandeling geschiedt derhalve zonder toezicht. De be oordeeling der werkhervatting berust bij dm mijnarts. De mijnarts staat in dienst van de mijndirectie. Nu mogen wij overtuigd zijn, dat de mijnartsen volkomen berekend zijn voor hun taak, dat de mijpwerkers volstrekt niet vroeger aan het werk gestuurd zuilen worden dan hun toestand veroorlooft, dat alles neemt niet weg, dat de mijnwerker (om een leelijk woord te gebruiken, maar ik weet op het oogenblik geen beter) overgeleverd is aan den mijnarts. Nu wil ik geen nadruk leggen op kleinigheden, zooals bijv. het feit, dat er in het corps mijnartsen vrij veel mu tatie voorkomt, zoodat telkens iemand op treedt, van wien nog niet vast staat, dal hij inderdaad aan alle eischen voldoet of in kor ten tijd voldoen zal. Maar het geheele prin cipe deugt niet, omdat de onpartijdige des kundige om toezicht te houden ontDr.'ekL Ook wanneer er feitelijk niets aan te mer ken is, moet deze toestand psychologisch onjuist genoemd worden. Hiermede spreek ik meteen een afwijzend oordeel uit over een mogelijke wetswijziging waardoor alles wat thans in strijd met de wet gebeurt, gesanctionneerd zou worden. Want er komt nog dit bij: een wet kan niet alleen voor de mijndirecties gemaakt wor den. Van een zoo groot opgezet bedrijf en ook van andere dergelijke bedrijven mag misschien verwacht worden, dat de besturen al hun best zullen doen om hun geneeskun digen dienst tot in de uiterste perfectie op te voeren. Maar als de wet het aan de mijndi recties toestond, zou het aan alle andere bedrijven evenzeer vrij staan en het is reeds bekend genoeg, hoe er van tweeërlei soort fabrieks-artsen gesproken kan worden, de eene, welke naast het economisch belang der onderneming tevens de beste bedoelingen ten aanzien van den werkman heeft en tracht te verwezenlijken de andere, die alleen is aangesteld, om de wet te ontduiken, zonder daarbij aan de gerechtvaardigde eischen der arbeiders aandacht te schenken. Bij een sociale wet als de Ongevallenwet is, kan controle nu eenmaal niet gemist worden. En sedert jaar en dag wordt door alle op dit gebied gezaghebbende personen betoogd, evenals het ook door de Ned. Maat schappij tot bevordering der Geneeskunst herhaaldelijk is uitgesproken, dat een gezon de toestand onmogelijk is, wanneer behan deling en controle in één hand berusten. Geldt dit reeds voor den door den patiënt zelf gekozen arts, des te meer moet een der gelijke toestand vermeden worden, wanneer de arts even goed als de patiënt, tot zekere hoogte afhankelijk is van den werkgever. Er is nog een grief naar voren gebracht, n.l. dezé, dat de arbeider, als zijn ongeval niet aangeeeven wordt, later geen aanspra ken meer kan laten gelden, indien eerst na verloop van tijd zich nog gevolgen van het ongeval openbaren. Ik acht dit argument niet van groote practische beteekenis. Voor eerst behoort het in het algemeen tot de uit zonderingsgevallen, dat zich na een licht ongeval, of ook na een wat ernstiger onge val, dat regelmatig verloopt en lot volledig herstel komt, eerst veel later nog onver wachte verschijnselen openbaren. En tot een jaar na het ongeval bestaat altijd nog gele genheid om het verzuim van aangifte te her stellen. Maar dat theoretisch op die wijze een werkman zich een recht op uitkeering ontnomen kan zien, valt niet te ontkennen. Zooals ik in een vorigen brief reeds aan duidde, berust deze geheele beweging voor een goed deel op politieke gronden. Het is hier niet de plaats, daarop in te gaan. Bij mijn beschouwingen heb ik daarom getracht mij zooveel doenlijk tot het zuiver genees kundig gedeelte te bepalen. In de talrijke pennevruchten, over dit onderwerp versche nen, blijkt maar al te duidelijk, hoe moeilijk dit meestal is. En het gevolg is dan, dat de vragen waar het om gaat, niet zuiver ge steld worden, waarvan het noodzakelijk ge- volg is, dat ook het antwoord min of meer troebel uitvalt. H. A. S. XXVIII. (Nadruk verboden. UITGAVEN DOOR DE GEHUWDE VROUW VOOR DE HUISHOUDING. Het is wel een merkwaardig samentref fen 1 Aan den eenen kant verdubbelen de feministen zoowel in, als buiten de Kamer hun pogingen om te komen tot moderni seering van de regeling in het Burgerlijk Wetboek van de rechten der gehuwde vrouw waaronder natuurlijk verstaan wordt uit breiding dier rechten. Maar aan den ande ren kant stijgt met den dag het aantal von nissen, waaruit blijkt dat in een der weinige gevallen, dat onze wet aan de vrouw een zekere" vrijheid geeft om over het gemeen schappelijk goed te beschikken, zij maar al te dikwijls loont die vrijheid niet op de juiste wijze te gebruiken. Zoowel de voor als tegenstanders der moderniseering zul len hier natuurlijk hun argumenten uit aan vullen. Immers met evenveel recht zal men kunnen beweren, dat aan uitbreiding van de rechten der gehuwde vrouw voorloopig nog niet mag worden gedacht, als dat al te sterke intooming verzet welkt tot excessen leidt. Het bedoelde voorschrift is dat van art. 164, waarin aan de in gemeenschap van goederen gehuwde vtouw (en het huwelijk in gemeenschap is de gewone toestand) het recht wordt gegeven om, wegens alles wat de gewone en dagelijksche uitgaven der huishouding betreft, handelingen en ver bintenissen aan te gaan. De wet veronder stelt, dat zij daartoe de toestemming van den man bekomen heeft. Die bijvoeging heeft tengevolge, naar men aanneemt, dat de man zijn'toestemming geheel naar eigen goedvinden kan intrekken, zonder aan iemand daarvan rekenschap verschuldigd te zijn. Dit werkt dan echter alleen voor het geen zij daarna zou doen. Voor hetgeen vroe ger is geschied, is het gemeenschappelijke vermogen, waarvan de man beheerder is, aansprakelijk. Na de intrekking gemaakte schulden zal de man echter mogen weigeren te betalen en degeen, die aan de vrouw cre- diet heeft gegeven, onbekend met de veran derde gezindheid van den man, wordt er naar alle waarschijnlijkheid de dupe van. Om die onbekendheid zooveel mogelijk te voorkomen eischt men publicatie van de in. trekking en niet zeldzaam zijn de adver tenties in de bladen, waarin een echtgenoot den winkeliers waarschuwt aan vrouwlui geen goederen op crediet te verstrekken. Een reden dus te meer voor dezen hun lijf. blad aandachtig te lezen. Een ander stuk van de wetsbepaling geeft echter nog meer aanleiding tot moeilijkhe den. Ook zonder dat hij zijn toestemming heeft ingetrokken kan de man in sommige gevallen weigeren de handelingen zijner vrouw te honoreeren, n.l. wanneer zij daar mede is gegaan buiten de gewone dagelijk sche uitgaven der huishouding. Zoo gauw een bepaalde bestelling hem wat hoog toe schijnt en hij niet veel lust gevoelt of mis schien wel geen kans ziet haar te betalen, kan hij beweren, dat de vrouw haar be voegdheid heeft overschreden. Dan ont spint zich tusschen hem en den winkelier, die het tegenovergestelde volhoudt een strijd, waarin men den rechter poogt te over tuigen, dat het al of niet een uitgave voor de huishouding was, of dat het voor de midde len of den levensstandaard van de echtge- nooten een gewone, dan wel een abnormale uitgave moet worden- genoemd. Als men de voorwerpen bijeen had, waarover in de processen der laatste jaren gestreden is. zou men er een warenhuis mee kunnen vullen kleedingstukken in alle mogelijke soorten, stofzuigers, piano's, gramofoons, tennis rackets en ballen, aardappelen bij 14O0 kilo tegelijk enz. enz. Zelfs over tandheelkundige en medische hulp ging de strijd. In het algemeen kan men zeggen, dat de rechter zich tamelijk vrijgevig betoont en woorden der wet, zooals ook met de ge schiedenis van het voorschrift schijnt over een te komen, nogal ruim opvat. De mee ning, dat alleen bedoeld zouden wordea kleine regelmatig terugkomende uitgaven voor de gewone levensbehoeften, wordt wei nig meer gehuldigd. Het criterium wordt, zooals een hooggeleerde schrijver over dit onderwerp het uitdrukte, gezocht in de vraag of de vrouw gebleven is binnen de grenzen, welke de vervulling van haar taak, het bestuur der huishouding, medebrengt Elke huishouding zal haar eigen grens heb ben en voor elk geval moet uit de omslan- heden bepaald worden, waar die loopt Maar daarbij zijn weer twee opvattingen mogelijk naar uit een onlangs gewezen arrest van een gerechtshof is gebleken. Dit hof wilde tot maatstaf nemen de uitgaven, zooals die voor een gezin met een inkomen als van dat waarover het ging, normaal zijn te noe men, een soort gemiddelde levensstandaard dus voor een bepaald type van gezin. De rechtbank echter, wier vonnis vernietigd werd, had zich gericht naar de werkeliike verteringen die gemaakt werden, en den uiterlijken staat, die gevoerd werd en welke boven de middelen scheen uit te gaan. Deze uiterliike kenteekenen zijn voor buiten staanders, de crediet gevers, waarneembaar, de andere niet. Het schijnt daarom, ter wil le van de noodzakelijke bescherming hun ner belangen, billijk, dat de rechter zich boude aan wat aan hem van de levens omstandigheden is gebleken. Losse nummers van ons Blad ziin behalve aan ons bureau ook verkrijgbaar bii de Firma A. HILLEN. Breestraat 154 Firma A. HILLEN. Stationsweg T. J. RIJSBERGEN. Sigarenhandel Heerenstraat 2, Fa. A. SOM ER WIL Azn. Hoogfew. 24 Firma A. T. H. WITTENBURG Haarlemmerstraat 2, A. M VAN ZWTCHT. Kiosk Prinsessekade. en bii [OH. HOGERVORST. Haarl str. 12? en des Zaterdaes bij A. GERRITSEN. Alphen a. d. Rijn spier van zijn jeugdig gelaat verraadde zijn verbazing dal Gloria hem zelve ontving. „Ik was reeds verscheidene malen zoo vrij geweest, telefonisch naar uw gezondheid te informeeren, mevrouw Sainsbury", begon hij, terwijl hij haar zijn bouquet overreikte. „Ik dank u, Sir Walter", antwoordde Gloria, terwijl zij met welbehagen de geur der bloemen opsnoof. „Men heeft er mij ech ter niets van gezegd er is zooveel gelele- foneeord Zij zag haar zuster aan. „Ja", bevestigde deze, „het zou u mis schien onmogelijk lijken, met hoeveel blij ken van sympathie wij overladen worden. Ik had nooit gedacht dat men in Londensche kringen zooveel medegevoel met andere menschen kon toonenl" „Dat hangl van de zoogenaamde andere menschen af!" glimlachte de elegante Sir Walter en trok een jongensachtig gezicht tot bewondering. Hij glimlachte en liet zijn blik van de eene naar de andere gaan. Grace sloeg de hare neer, Gloria glimlachte dankbaar eveneens Zij is het, zeide hij tot zichzelf. „Eigenlijk is het een heele onderneming van mij", zeide zij, „om te wagen op te staan, maar ik ben zoo nieuwsgierig om te hooren wat er voor interessants in Londen gebeurt is. U sir Walter, weet zeker veel nieuwtjes, hè. vertelt u ons eens ielsl" Duivels, wat voerde zij in haar schild? Hij voelde zich onbehagelijk. Hij wist niet hoe hij deze lachende, vroolijk gestemde Gloria Sainsbury aan moesl pakken. Hij had zich voorgesteld haar heel anders aan 1» treffen. „Ach antwoordde hij. „nieuwtjes zijn er genoeg Waarover wilt u op de hoogte ge bracht worden, mevrouw Sainsbury, Over politiek sport of, hm, zeggen wij uil- gaande kringen?" „U bedoelt kwaadsprekerij? TJ mag niet protesteeren, Sir Walter. Papa zeide van morgen dat u bekend staat als de beste ambtenaar van dn geheimen dienst maar ons vrouwen kunt u niet voor den gek houden. U wilde ons allemaal echt gebeurde geschiedenissen komen vertellen. Ja of neen?" „Ik wil het bekennen, maar verzoek geen te streng oordeelen." „Toegestaan onder één voorwaarde dat u ons iets werkelijk interessants verteld. Weet u wel, Sir Walter, wat Papa daar straks zeide toen u aangediend werd?" „Nu?" „Dat u zeker voor de moordzaak van deze armen Las Valdas kwam." Het was zeker niet gemakkelijk Sir Walter Ryce uit het evenwicht Ie krijgen. Maar deze keer zou het bijna gelukt zijn. Zelfs zijn monokei werd onzeker om tijd te win nen, nam hij haar uit het oog en bef n het met zorg te wrijven. Bewonderenswaardig, de moed van deze vrouw. Hm moed of wanhoop? Men zou het spoedig genoeg zien „Neen. deze zaak," antwoordde hij, nadat zijn evenwicht en monokei weer in orde waren, voert mij niet hierheen, hoewel ik niet wil ontkennen dat ik met het onder zoek daarvan belast ben. Ik wilde inderdaad slechts naar de gezondheid van mevrouw Sainsbury informeeren Maar nu u er toch over begint zou ik graag een paar vragen willen stellen tenminste als ik mevrouw Sainsbury daarmee niet teveel vermoei?" „O, volstrekt nietl Integendeel wij hopen onze nieuwsgierigheid te bevredi gen." Ryce storlte zich nu in de vragen, die hij reeds voorbereid had, Gloria zweeg, doch Lord Burnham en Grace gaven antwoord. Wanneer Las Valdas naar Burnham Tower gekomen was? Hoe lang hij daar gebleven was? Of zij niets bijzonders aan hem ge merkt hadden? Neen? Was hij vroolijk ge weest? Een rustig lid van het gezelschap? Een goed danseur een goed pianist? Wel een beetje een vroolijk heer? Nu ja hij stond bekend en zoo voorts en zoo voorts. Ryce wist reeds waarom hij niet met grof geschut vuurde. Geen gevaarlijke vra gen stelde. „Papa," zeide Gloria hierop, „vertelde dal men op de sociëteit van meening is dat Las Valdas het slachtoffer van een liefdesdrama geworden is." „Het is mogelijk, mevrouw. Als ik echter eerlijk mag zijn. zou ik willen zeggen, dat het geheel toch ingewikkelder moet zijn dan het zich oogen schijn lijk laat aanzien. Denkt u eens aan, den dag na den moord is er een aanslag op den chauffeur gepleegd I De aanvallers hebben hem nog op straat de zakken doorgezocht en daarop hebben zi] in zijn huis ingebrokenl En zij hebben niets gestolen 1 In 't geheel niets. Zij hebben slechts iets gezocht. Waarschijnlijk hebben zij het niet gevonden want dén volgenden avond is een poging gewaagd tot inbraak in het huis van Las Valdas zelf Terwijl Ryce sprak, zag hij Lord Burnham aan. Maar het onlging hem in 't geheel niet, hoe. bij zijn woorden, de zenuwen van zijn vrouwelijke toehoorders in spanning kwa men. Van beidenl Zij wisselden snel een blik. Gloria echler bleef kalm. „Dat is werkelijk interessant," zeide zij terwijl zij nogmaals het gelaat in de bloe men verborg, „u Iaat het huis nu natuurlijk bewaken?" Sir Waller spilsle de ooren. Hei spoor werd warm. Nu niet loslaten I Goedmoedig haalde hij de schouders op. „Waarom? Wij hebben het geheele huis van boven tot beneden doorgezocht n u zult moeten toegeven dal wij evengoed kunnen zoeken als als nu als ieder ander. Wij hebben niets gevonden. Er is slechls opgedragen na te zien dat het huis goed gesloten is. Dat is alles." „Interessantvindt u niet. Papa? Maar, Sir Walter, neemt u ons niet kwalijk, wij hooren u geheel uit, laten u uw keel droog praten en bieden u niets aanl Grace, Sir Walter zal, denk ik, niets tegen een glas sherry hebben." Sir Walter had er niets tegen. De sherry kwam ook Gloria liet zich een half gla3 inschenken, dat zij langzaam, met duidelijk behagen leegdronk. Lord Burnham nam nu hei woord. „Heeft men reeds een vermoeden, wie de moord begaan heeft?" vroeg hij. Zijn bezoeker antwoordde niet dadelijk hij was toevallig juist bezig den ouden goud gelen wijn bewonderend tegen het licht te houden. Wederom waren de dames zenuw achtig! De jongsle werd bleek tot aan haar lippent In haar oogen glinsterden te ruggehouden trsfnen! Maar de oogen van Gloria diep donkerblauw werden nu 'in het oogenblik van gevaar bijna zwart. Smee- kend en dreigend tegelijk vestigden zij zich op het gelaat van Sir Walter. Deze zette het wijnglas neer en sprak. „Ja, wij hebben zeker een persoon'ijkheid achler slot en grendel, die ons verdacht lijkt maar u zult wel begrijpen dat ik daaromtrent niets zeggen kan, En nu zal ik moeten heengaan ik heb uw geduld reeds lang genoeg op de proei gesteld." Men kan detective en toch een „gentle man" zijn. „Gloria Sainsbury is het zij en nie mand anders" berichtte Sit Waller aan zijn chef en oom, „al mijn zonden wil ik op èen dag boefen als ik weet hoe zij het klaar ge speeld heeft haar vader geheel onwetend te laten. Maar zij heeft het klaar gespeeld, dier bare en zeer bewonderde oom De goede Lori Burnham heeft er geen idee van, dat NeviU in Londen is." „Alle achting." „Dat is ook mijn opinie: alle achling' Deze vtouw is een tegenstandsier, die een scherp zwaard hanteert. Die vrouw vreest niets zelfs geen inbraak in het huis van den moord Als ik mij niet vergis sal ai> dat vandaag of morgen ondernemen Zoo gauw zij uit kan gaan. En ik heb besloten haar de zaak zoo gemakkelijk mogelijk f maken." „Je gelooft dat zij daar het een of ander zoekt?" „Ja. dat geloof ik. En zij moet er zeker van zijn, dat het daar ia. Zij moet, dat even goed weten als de menschen die vóór has' gepoogd hebben in te breken. Als slechls Plotseling zweeg hij Ergens ging nero plotseling een lichl op. „Is eT in de couranten in de laalsle dagen niet opvallend dikwijls sprake van Rus9isen pelroleumconcessies? Zooveel als ik speelt Lord Burnham hierin een gefflC tige rol. 1 (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 22