DE WILDE HERTOGIN. ivo. 20444 LEIOSCH DAGBLAD, Vrijdag 5 November Tweede Blad Anno 1926. Gemeenteraad van Leiden. TWEEDE KAMER. FEUILLETON. (Vervolg van gisteren). Nadat de Raad ruim twee uur met gesto len deuren had vergaderd, welke vergaderiQg .ïaar we vernamen voor een deel ook werd ijgewoond door den directeur van gemeen- ewerken en den directeur van het markt en havenwezen, gingen de deuren te kwart over vijf weder open. De voorzitter stelde daarop onmiddellijk aan de orde te besluiten tot den aankoop van: a. I. Eenige perceelen wei- en bouwland ten Oosten van het Openbaar Slachthuis, ge meente Leiden, sectie K en daarvan ver scheidene nummers, in totaal groot 8 hec taren, 3 are en 85 centiare, voor de som van f 112.000, d. i. iets minder dan f 1.40 per M2. II. Eenige perceelen weiland in de Groote en Kleine Stadspolder gemeente Leiden, sec tie K en daarvan eenige nommers, grenzen de aan de perceelen in I genoemd, groot 6 hectare, 48 are en 96 centiare, tegen den prijs van f 2 per M2.; b. vaststelling van den betreffenden be grotingsstaat, groot 249 290 G. om bij aan neming van het onder 1 genoemde voorstel de bedoelde perceelen voor den tijd van 10 jaar te verhuren aan den heer J. Roeloffs, alhier, tege*n een jaarlijksche pachtsom van f 1500. De Commissie voor Financiën, gevraagd of zij legen den aankoop bezwaar had, ant woordde dat zij zich er mede kon vereeni- gën. Daar niemand over de voorstellen het woord verlangde, bracht de voorzitter deze gesplitst in stemming. In de eerste plaats werd gestemd over sub II (aankoop van de ruim 6 H.A.). Dit werd aangenomen met 28 tegen 2 stemmen, die van de heeren prof. Eerdmans en Wilmer. Het eerste voorstel werd zonder hoofdei, stemming aangenomen. De heer Eerdmans wilde in de notulen vastgelegd hebben, dat hij er zich tegen heeft verklaard. Het voorstel verhuring van het het eerste genoemde perceelen aan den tegenwoordigen eigenaar voor f 1500 per jaar, werd zonder hoofd, stemming aangenomen. Bij de rondvraag vestigde dr. Knuttel er de aandacht op dat er aan de Hoogstraat, hoek Oude Rijn een tweetal huizen zijn af gebroken. De huizen hadden een bij de om geving passenden vorm en voorkomen. De architectuur sloot zich vrij goed bij het ge heel aan. Hij vroeg of B. en W. al maatrege len hebben getroffen dat de daarvoor in de plaats gemaakte gebouwen ook aan de eischen van welstand zullen beantwoorden? De wethouder van Fabricage de heer A. Mulder beloofde dr. Knuttel dat B. en W. daarover hun oogen zouden laten gaan om te zorgen dat de nieuwe huizen het geheel niet zullen schaden. De heer Huurman merkte op dat die hui zen er al gebouwd zijn. Gelach en geroep: „al weer te laatH Daarna sluiting. Zitting van Donderdag. HET NEDERL.-BELGISCH VERDRAG. Rede van den Minister. De MINSTER VAN BUITENL ZAKEN, de heer VAN KARNEBEEK, acht zich gelukkig, dat thans het oogenblik gekomen is dat hij het verdrag mondeling kan verdedigen. In den loop van de laatste anderhalf jaar heeft de actie tegen dit ontwerp breede kringen der bevolking ongerust gemaakt. Er is ge zegd, dat onze welvaart wordt bedreigd en onze rechten en vrijheden worden aange rand. Ware dit alles juist, spreker zou thans niet achter de regeeringstafel staan. Eerst wenscht spreker het te hebben over onze hoogheidsrechten. Men heeft het voor gesteld, alsof Nederland op de Schelde zou hebben afgedaan. Wat heeft de beheerscom missie te doen? Zij heeft zich alleen te be moeien met de doorgaande vaart. Noch de beheerscommissie, noch de arbitrage-com missie hebben iets te maken met de souve- reiniteit van Nederland. Welke internatio nale rivier heeft tegenwoordig geen verkeers- commissie? De Staat blijft zijn recht behou den tot het doen van werken aan zijn vaar water. Spreker vestigt in dit verband de aandacht op 5 der toelichtende memorie. Ten deze heeft de minister het oordeel inge wonnen van prof. Struycken. die helaas niet meer in ons midden is Deze zeide: De taak der commissie is zakelijk, niet territoriaal. Bij de onderhandelingen in 1910 ging het om het- verschaffen van een waarborg aan België, die het niet bezat ten aanzien van de bevaarbaarheid der rivier. In een kwestie als deze was het noodzakelijk een oplossing te vinden. Men legge het nieuwe Schelde-re- gime naast dat van de Elbe en van de Oder en met ziet, dat het niets onnatuurlijks is. Het kan ook de vraag zijn of het Rijn-re gime niet moet worden herzien naar de rechtsopvattingen, die op het oogenblik heerschen. Spreker wijst voorts op de groote bevoegd heden van de Donau-commissie, die haar eigen gelden heeft en werken uitvoert onaf hankelijk van de betrokken landen. De in ternationale Elbe-commissie is ook belast met het onderhoud en spreekt in hooger be roep recht zonder nadere goedkeuring der betrokken landen. Hoe staat het nieuwe Schel de-regime ten opzichte van Barcelona? Deze conventie be veelt aan, dat de staten zullen komen tot onderlinge regeling en heeft tot principe: Ieder draagt zijn eigen kosten met betrek king tot hel onderhoud. De Schelde is de eenige internationale rivier, waarin geen vreemde staat zich te bemoeien heeft. De verklaring, dat de Schelde te allen tijde zal moeten beantwoorden aan de eischen van de scheepvaart beteekent niet, dat Neder lands verplichtingen daarmee tot uitdruk king gebracht zijn en moet gezien worden in het licht der historie. Zij beteekent. dat de Schelde voor Nederland geen overschil- lige rivier zal zijn. Nederlands verplich tingen zijn elders nauwkeurige gepreci seerd. Spr.'s indruk is, dat dit nieuw systeem voor Nederland aanvaardbaar is, al is er dan ook wellicht hier of daar een oneffen heid, die weggenomen kan worden in uit voeringsverdragen. Door dit verdrag zullen wij de Scehlde beter in handen hebben. De Schelde i3 steeds een rivier geweest, die veel aanlei ding gaf tot opspraak. Zij wordt nu terug gebracht tot een belang van Nederland en België alleen. Het is de bedoeling geweest van de mannen, die aan het tractaat heb ben gewerkt, de Schelde veilig te stellen. Het overleg te Parijs is niet gevoerd door menschen, die incompetent waren. Ook In genieurs van den waterstaat en de chef van de afd. Waterstaat van het Departement zijn gehoord en spreker meent, dat de aldus voorbereide regeling moet worden aangeno men. Wel beperkt de doorgaande vaart onze souvereiniteit eenigszins, maar deze beper king is geen nieuwe principieele, doch een uitbreiding van de bestaande. De bedoeling is Antwerpen den status te geven van een zeehaven. De bedoeling is geenszins Ant werpen een concurrentiemogelijkheid te geven. Het zou niet verstandig zijn van de Schelde een gebied te maken, waarop sche pen, die Antwerpen bereiken willen, ge vaar loopen op beslag legging. Zelfs al zou men van meening zijn, dat hier een conces sie is gedaan, dan kan men toch niet van meening zijn, dat deze regeling uit inter nationaal oogpunt en uit een oogpunt van Schelderegeling verwerpelijk zou zijn. Ne derland heeft geen afstand gedaan van het loodsen in de Wielingen. Indien men Ne- derlandsche loodsen wenscht, kan men die krijgen. Wat er gebeurd is, was het zoeken naar de oplossing van 'n zeer moeilijke kwestie, gepraejudicieerd door het regime van 1839. Men heeft eenvoudig een regeling getroffen omtrent de werkverdeeling. Daarin geen be perking van souvereiniteit. Er is een arbeids verdeeling gekomen, die ons een groote be sparing geeft en conflicten, zooak wel eens voorkwamen, uitsluit De minister vestigt ook de aandacht op het rapport van het Loodswezen van Maren Bentz van der Berg, die van meening was, dat de nieuwe loodre- geling aan ons eer voor- dan nadeel zou brengen. Spreker komt nu aan de kwestie van de veiligheid. Vooral in den laatsten tijd heeft deze kwestie aanleiding gegeven tot be zorgdheid. Men vreest, dat in tijden van oorlog door vaart zou kunnen plaats hebben over de Schelde van Belgische oorlogsschepen. Inde Memorie stuitte men op den Franschen tekst van een bepaalde zinsnede, die voedsel gaf aan het vermoeden van een bedoeling, die er niet achter zat Het komt erop aan, dat Nederland vrij is en zijn souvereiniteit niet prijsgeeft. De be doeling van hetgeen er staat is, om te voorkomen, dat tegen België, dat op dit punt steeds negatieve resultaten bereikt de bepaling van het verdrag zou kunnen worden uitgespeeld, als het op deze zaak zou terugkomen. De ergste vijand van een tractaat is wan trouwen en spr. heeft de noodzakelijkheid gevoeld dit punt uit de sfeer van wantrou wen te moeten wegwerken. Er zijn twee brieven gewisseld op dit gebied, welke spr. voorleest. De eene is van den Nederland schen gezant aan den Belgischen minister van Buitenlandsche Zaken. Daarin wordt de wen9chelijkheid uitgedrukt van een duide lijke verklaring van beide regeeringen te dezen aanzien. Het antwoord zegt o.m., dat inderdaad 't voorbehoud, in de toelichtende memorie is opgenomen om tot uitdrukking te brengen, dat de doorvaart van Belgische oorlogssche pen in dit verdrag niet wordt geregeld en dus éen kwestie is buiten dit verdrag om. Zal nederland de maatregelen kunnen ne men, die het noodig acht? Spr. begrijpt niet, dat men aan den te^st van het verdrag op dit punt een dubium kon ontleenen. De Commissie heeft alleen te zorgen voor de vrije vaart en voor niets anders en zelfs die vrije vaart is nog ondergeschikt gemaakt aan de rechten van belligeranten en neutra len. Met souvereiniteit spr. herhaalt het heeft de Commissie niets te maken. Vervolgens leest de minister uit de zoo even genoemde brieven ook het tweede punt voor, dat daarin ter sprake was gebracht Het antwoord luidde, dat de Belgische re geering het met de Nederlandsche regeering er over eens was, dat het verdrag niet kan beperken de rechten van oorlogvoerenden en neutralen in tijden van oorlogsgevaar. Spr. komt nu op de casus belli-verklaring. Nederland's standpunt was, dat wij alleen daarover zouden spreken op den grondslag van den Volkenbond. Wij hebben vroeger geen aansprakelijkheden gekend en geen re den om die in te voeren. België wilde de op lossing niet zoeken op grondslag van den Volkenbond en zocht naar een andere regeling. Ten slotte is het zoo geloopen, dat hetgeen op de kwestie van de veiligheid be trekking had, zou opgenomen worden in het rapport van de Commissie van XIV. De om standigheden hebben er toe geleid, dat de oplossing buiten de commissie om tot stand kwam. Er werd gewicht gehecht aan de verklaring van Nederland betreffende den casus belli. Maar deze verklaring werd al leen gegeven binnen het kader van den Vol kenbond. Daardoor 'Vrordt niet gederogeerd aan de bepaling van art. 57 van de Grond wet, evenmin als dit geschiedt door het Vol kenbondsverdrag. Toen spr. te Genève aan het praten was met zijn Belgischen collega, heeft hij gesproken over het militair ac- coord. De vergadering wordt voor een kwartier geschorst en te half 4 uur heropend. De MINISTER, zijn rede voortzettende, wijst op de propaganda tegen het verdrag en de advertenties, waarin o.a. gezegd is, dat de belastingbetalers het volgend jaar daarvan de dupe zullen zijn. Daarvan is geen sprake. We zullen de kosten van ver betering van de Schelde moeten betalen, maar die verbetering kan ook een voordeel voor Nederland zijn. Of Nederland nu de ka nalen zal moeten betalen, zal afhangen van de omstandigheden en spr. gelooft niet, dat het tot moeilijkheden zal leiden. Nederland was tot nu toe aansprakelijk voor de integra le kosten v. 't Kanaal naar Hansweert. Doch daarin is verandering gekomen Spr gelooft niet dat de Nederlandsche belastingbetalers zich de eerste jaren over dit verdrag behoe ven te verontrusten. Spr. komt nu tot de kanalen van Ant werpen naar den Rijn Spr. geeft een overzicht van de voorgeschiedenis. Toen de herziening aan de orde kwam, kwamen deze problemen op den voorgrond. T^sschen de territoriale configuratie van België en de waterwegen bestaat verband. België vroeg een verbetering van zijn waterwegen met den Rijn. Het vroeg een kanaal door Lim burg naar den Rijn en een kanaal naar den Moerdijk, omdat de verbinding door het kanaaJ-Hansweetrt voor de binnenscheep vaart bezwaarlijk was. De regeering heeft gemeend daartoe haar toestemming te moeten geven, als België de kosten uaar voor overhad. Het kanaal is onderzocht in de commissie van XIV. Het is bekend ge maakt in een uitvoerig communiqué. Van eenig verzet is niet gebleken, ook niet in de pers. Ook in 1924 heeft de heer Brauxa- gam, die toen dat kanaal besprak, niet gewaarschuwd dat het een ramp voor Ne derland zou zijn Maar toen het verdrag geteekend was. kwam tegen dat kanaal een fel verzet. Dit verschijnt in verband met het voorafgaande in een eenigszins vreemd licht. De heer Knottenbelt 16 er niet mee af, met te zeggen, dat Neder landers laat wakker worden en dat onze kooplui in de twintiger jaren wel aan wat anders te denken hadden. Dat is geen com pliment aan die kooplui. Maar het is ook niet juist. Ln 1919 is dooi spreker» Departement een studie opgesteld over het probleem van Rotterdam in verband met dat van Ant werpen. Die studie is om advies gestuurd o.a. aan de Kamei van Koophandel van Rotterdam, die daarop 30 Augustus 1919 antwoordde, dat baar commissie voor de scheopvaartbelangen eenstemmig dat rap port een document van bijzondere waarde achtte. Een gedachtenwisseling leidde niet tot bepaalde punten, die onder 's Minis ters aandacht konden worden gebracht Slechts aandachtig kon de ontwikkeling der gebeurtenissen worden gevolgd om daaruit te zijner tijd de meest mogelijke voordeden voor Rotterdam te' verkrijgen. Onder deze omstandigheden meende de regeering haar toezegging te mogen doen inzake het kanaal. Ook burgemeester Zim merman kreeg dit rapport toegezonden en verklaarde met groote instemming en war me belangstelling daarvan te hebben ken nis genon^en. Het ligt voor de hand dat over scheep vaartverbindingen niet beschikt wordt •door den Minister van Buitenlandsche Za ken. Maar zijn toenmalige ambtgenoot van Handel, de heer Van IJsselsteijn, schreet hemvoor ernstige concurrentie met Rot terdam, ben ik niet bevreesd. Prof. Bruins, van de Handelshoogeschool, dien spr. me.- nam naar Parijs, schreef in een rapport: het plan AntwerpenMoerdijk, dat op 't laatste oogenblik door België is bijgevoegd maakt op het eerste gezicht een eenigs zins vreemden indruk. Hij meende echter c!at tegen dit kanaal minder bezwaar kun worden gemaakt dan tegen het andere kar naai van Antwerpen naar den Rijn. Het kanaai kan ook voor Nederland voordeel brengen. Hij achtte alles te zamen geno men de voordeelen voor Antwerpen ge ring. De Regeering heeft gehandeld in die dagen onder den indruk van die advie^n. Toen nu het verzet kwam, uitte het zich niet nfët sterke argumenten doch kwam tot bet uiten in de betwisting van de cijfers, door spr. aangevoerd. Het krachtige argu ment, dat het overwegende bezwaar tegen het kanaal zou moeten rechtvaardigen, spr. heeft het niet gehoord. Dat het ka naal tot onzen economischen zelfmoord zou moeten leiden, acht spr. erbarmelijk overdreven. Men spreekt over de betrek kelijke zwakheid van de positie van Rot terdam, maar hetzelfde zegt men in Belgie van Antwerpen. Men vreest voor een groo te participatie van Antwerpen in ons re- serve-gebied, maar datzelfde verdrag geeft onzen grooten koopsteden de opening van het industriegebied van Luik Er zit toch ook in Rotterdam en zijn menschen een geducht weerstandsvermogen. Ondanks de opening van de Schelde en de interme diaire wateren, ondanks het Noorclzeeka- naal en ondanks alle voordeelen aan Ant werpen gegeven, heeft Rotterdam zich ge handhaafd. Mag men bij een dergelijk in ternationaal probleem dan op grond van vrees voor Rotterdam deze verbinding weigeren 1 Te Rotterdam vreesde men indertijd ook, RECLAME. 3286 toen het Noordzeekanaal werd geopend, dal de koeien weer over de Boompjes zouden gaan loopen grazen. In 1919 beschouwde men het kanaal Antwerpen—Ruhrort als primair, het kanaal Antwerpen—Moerdijk als subsidiair. Spr. persoonlijk, lettende op alles wat hij vernomen heeft, lettende ook op hetgeen men ziet in het kanaal uit een oogpunt van scheepvaartbelang, vraagt zich af. of. gesteld dit kanaal werd afgewezert, er misschien niet een oogenblik zou komen waarop men zich zal afvragen: is het ach teraf niet jammer, dat dit kanaal er niet ge komen is? Men ducht van dit kanaal min der goede gevolgen. Maar wanneer zullen deze intreden? Over tientallen van jaren wellicht. Maar daartegenover staat, dat de poliliek-economische gevolgen van een af wijzing aanstonds zullen intreden. Wordt het tractaat aangenomen, dan zal nog heel wat moeten gebeuren eer het kanaal er komt en dan kan Nederland zich inmiddels tegen de gevreesde nadeelen van dit kanaal veilig stellen. Spr. betoogt verder, dat 8 van art. 9, van het tractaat van 1839 wel degelijk ver vallen is. ook al spreekt het verdrag van de „tussc hen wateren", en leest een desbetref fend schrijven voor van Minister van der Velde, volgens hetwelk vasslaat dat na het totstandkomen van het verdrag Nederland niet meer verplicht zal zijn de verbeterings- werken aan het kanaal van Hansweert uit te voeren. Zegt men: het verdrag geeft Nederland geen contra-preslalies, dan wijst spr. op de beteekenis van de openstelling van het Luiksche kolenbekken 1 Spr. betwist mede, dat hij gezegd zou hebben, dat België jaren en jaren voorzie ningen aan ons zou kunnen vragen voor nieuwe behoeften. De rechten van België gaan niet verder dan de scheidingsakte, en het is een zaak van staatkunde in hoeverre men België op dezen grondslag wenscht te gemoet te komen. In dit verband bestrijdt spr. mr. van Vessem. Hij sprak van ..bin nen de grenzen der scheidingsregeling" Dit beteekende, dat België slechts recht heeft op drie uitwegen en niet meer. Betwist is. dat men hier te doen heeft met bestaansmogelijkheden voor België. Maar de Conferentie van Londen heeft dit zelf verk'aard door het beginsel te stellen dat een bloeiend en weTvarend België moest worden mogelijk gemaakt. Men zegt wel: onze verplichlingen waren obligations spe cials précises. en beroept zich op geschrif ten van onze Regeering van 1850. Maar die hadden niet betrekking op de bruikbaarheid van den vaarweg maar op de afdamming van het Seve. Ook voert mr. van Vessem aan. dat België indertijd betaald heeft voor de verplichtingen, welke wij op ons namen. Maar in België bleek men zelf in 1873 niet op de hoogte van hettreen men eigenlijk had bedongen voor de f 400.000 die men aan Nederland betaald heeft. En in Nederland heeft men er zich niet in verdieptI In 1838 hebben de Belgen ook in strijd met de meening van mr. van Ves sem bezwaar gemaakt tegen 8 van art. 9 van 't verdrag, omdal zij wislen dat deze bepalinir óók toepasselijk was op de Wester-Schelde. Mr van Vessem schreef: geen lid van de Staten-Generaal mag zijn goedkeuring aan dit verdrag geven voordat de onjuistheid van mijn betoog is aange toond Voor wat mr. van Vessem betreft, Uit het Duitsch door ERNST KLEIN Geautoriseerde vertaling van L. DITHMARINE (Nadruk verboden.) 35) Toen kwam de Oom op een gedachte. „Wat zou je er van zeggen als je het eens met Lady Grace probeerde?" „Dierbare en nooit genoeg naar waarde geachte en bewonderde Oom! Dat is een idee! Morgen ga ik naar Lady Grace Neville." Gloria had veertig graden koorts. Doch haar energie streed even heftig met de 2iekte als haar jong sterk lichaam. Met verbazing zagen dë doktoren het Lord Burnham kwam na de eerste be richten naar Londen. Toen hij zijn mooie jachtige dochter zwak bewegingloos met riammende wangen te bed zag liggen, kon i] zijn tranen niet bedwingen maar _ij ^hoof haar hand in de zijne en hield die ..Wees niet bang. Vader." fluisterde zij e' nauwelijks verstaanbaren stem, „uw penter laat zich niet overwinnen Laat u e Verontrusten door de doktoren! U hebt ueer Spichtige zorgen aan het hoofd dan *e maken als uw dochter een schild 'n^ue.nza beeft Het is mijn eigen nii 'i w'e hac* mÜ gezegd in dat weer te gaan?" „Waarheen ben je dan gegaan?" „Waarvoor trotseert een vrouw het slechte weer? Voor de naaister. Ik ben bij Mademoiselle Jeannette in Regentstreet ge weest." „Wat een roekeloosheid, mijn kind!" „Ik ben aan uwe Londensche regens niet meer gewend! Lieve hemel, hoe dikwijls ben ik door regen overvallen op mijn heuvels en heidevelden! Er is mij nooit iets overkomen. In Londen is zelfs de regen met baccillen doortrokken." Zoo sprak zij met haar vader. Zoo be dwong zij zijn angst. Wendde zijn zorgen van hem af. Hij liet zich weliswaar niet naar Burnham Tower terugzenden, maar hij begon zich toch reeds wederom aan zijn grootsch plan te wijden. In de Engelsche pers begon langzaam en heel bescheiden nieuws over de Russische petroleum veld en door te dringen. De rede van den premier, die door de op winding over een groote internationale con ferentie een oogenblik in vergetelheid ge raakt was, kwam weer in de herinnering Hier en daar werden er citaten uit aange haald. Lord Burnham. die lid van het Hoo- gerhuis was. onderhield zich met zijn poli tieke vrienden over de uitzichten, die voor de erkenning van de sovjetregeering be stonden Hij had lange conferenties met verschillende leden van het Lagerhuis Hij maakte groote vorderingen en kwam iederen dag met een steeds opgeruimder gelaat aan het ziekbed. Op een avond besprak hij zelfs met zijn dochters de vorderingen van zijn groote onderneming. „Ik geloof dat het zal lukken. De stem ming hier wordt gunstiger en ook 4e be richten, die ik uit Amerika krijg, geven reden tox de hoop, dat wij de erkenning van de sovjets zoowel in het Congres, als in het Hoogerhuis er door krijgen Zooals wij hier te doen hebben met het Fransche gevaar, opereeren zij daar met het Japan- sche. Ik denk, dat het geen veertien dagen meer zal duren voor wij de geheele zaak rustig aan het daglicht kunnen bloot stellen." Veertien dagen! Plotseling in de hitte van de koorts leek het Gloria alsof een ijs koude hand op haar hart gelegd werd! Veertien dagen I En het afschrift van het verdrag was verdwenen! Zij aan het bed gekluisterd! Weerloost Machteloos? Maar zij dwong zichzelf tot een zwakken glimlach. „Ik begrijp niet, Vader," sprak zij met haar zachten door de koorts afgematten stem, „waarom u allen in deze groote on dernemingen, die niet alleen zakelijk, maar ook voor het vaderland van groot gewicht zijn, zoo geheimzinnig bent." „Juist vanwege het vaderland! De petro leum zal op een goeden dag de wereld regeeren. Nu reeds wordt eT tusschen petro leum en steenkolen gestreden. Wie de petroleum heeït zal de zeeën beheerschen. Die zal oorlog en vrede kunnen dicteeren. Engeland is door zijn rijkdom aan kolen groot geworden. Het moet een schadeloos stelling zien te krijgen, vóór dezen rijkdom uitgeput zal zijn. Wat zou je gelooven kind, dat onze vrienden aan de andere zijde van het Kanaal zouden willen geven, als zij te weten konden komen, hoe het verdrag er uitziet, dat wij met Karachin en de Duit- schers gesloten hebben!" Gloria en Grace zagen elkaar een oogen blik vol schrik aan. De jongste zuster, die zichzelve niet zoo goed kon beheerschen, wendde zich af en hield zich aan de tafel vast. Maar Gloria verroerde zich niet. Haar oogen lachten haar vader,toe „Dan kan ik me voorstellen," zeide zij, „hoe blij u waart, toen u het verdrag terug gevonden hadt." „En of ik blij was. Gloria! Kinderen, het is beter, niet aan de gevolgen te denken, die een ontijdige bekendmaking van het verdrag voor mij zou hebben I Geheel afge zien van het gevaar, dat de zaak verbroken kon worden, zou er toch in geheel Europa een storm losbarsten. Een voorproefje hier van hebben wij reeds eenige weken geleden gehad, voordat de premier zijn groote rede hield. Het is toch belachelijk wie zou ook in ons huis een diefstal begaan I Be lachelijk, werkelijk belachelijk!" „Vader, het i9 tijd, voor Gloria om haar medicijn in te nemen. En daarna moet zij rusten", zeide Grace. ;,Ik begrijp het", antwoordde Lord Burn ham, drukte een kus op Gloria's voorhoofd en ging weg. Toen hij de oeur achter zich gesloten had itel Grace zich met een onderdrukt gesteun in den stoel naast het bed vallen. „Nog een minuut en ik had me verradenI" Gloria zeide niets. Zij sloot de oogen Zij dacht na. Met al haar energie dwong zij haar pijnlijk hoofd om te denken Dat pa pier! Of het ten slotte niet toch nog in het huis op Berkeley Square verborgen zou zijn? Misschien had Las Valdas haar voorgelogen om haar nog meer in zijn macht te trij- gen? Ja ja dat zou mogelijk zijn! Wie zou hem ook het papier ontstelen? En lan zou het nog ergens in zijn huis moeten zijn I I Misschien had de politie het ook niet gevon den. En de brieven? Een wanhoopsgedachteI Maar waaraan klampt de wanhoop zich niet vast als er geen andere raad meer is? Zij schelde Moeder Anne kwam binnen „Hoor eens, moeder Anne," zeide zij, „ik houd het niet meer uit hier in bed te liggen en door de doktoren mishandeld (e worden. Op zoo'n manier word ik werkelijk ziek Maak mij een sterke wijngroc en geef mij warme omslagen." „Maar," riep Grace, „wat zullen Dokier Vivian en Dokter Bartswith zeggenI" „Dat is mij geheel onverschillig. Doe, wal ik je zeg. moeder Anne!" Moeder Anne verachtte de eigendunkelijke wijsheid van de doktoren voelde alleen foor probate huismiddelen al waren die nog zoo radicaal. Verheugd gaf zij haar instem ming te kennen. „Dat is weliswaar een paardenkuur," lachte zij, „maar die zal zeker helpen." „Ben ik niet gewoon met paarden om te gaan? Vooruit maar, moeder Anne!" Toen zij de wijngroc gedronken had had en van haar teenen tot haar hoofd in warme corapressen gewikkeld was. zond zij de oude vrouw weg Grace hield zij nog een oogen blik bij zich* „Heb je eenige berichten omtrent Harald?" „Neen Je hebt immers gezegd dat, nu hij in de macht van de politie is. wij het niet mogen wagen ons met hem in verbinding te stellen." „Ja dat heb ik gezegd. Heeft hij echter niets van zich laten hooren? Niet geschre ven?" „Niets." CWordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5