DE WILDE HERTOGIN.
ivo. 20444
LEIOSCH DAGBLAD, Vrijdag 5 November
Tweede Blad Anno 1926.
Gemeenteraad van Leiden.
TWEEDE KAMER.
FEUILLETON.
(Vervolg van gisteren).
Nadat de Raad ruim twee uur met gesto
len deuren had vergaderd, welke vergaderiQg
.ïaar we vernamen voor een deel ook werd
ijgewoond door den directeur van gemeen-
ewerken en den directeur van het markt
en havenwezen, gingen de deuren te kwart
over vijf weder open.
De voorzitter stelde daarop onmiddellijk
aan de orde te besluiten tot den aankoop
van:
a. I. Eenige perceelen wei- en bouwland
ten Oosten van het Openbaar Slachthuis, ge
meente Leiden, sectie K en daarvan ver
scheidene nummers, in totaal groot 8 hec
taren, 3 are en 85 centiare, voor de som van
f 112.000, d. i. iets minder dan f 1.40 per M2.
II. Eenige perceelen weiland in de Groote
en Kleine Stadspolder gemeente Leiden, sec
tie K en daarvan eenige nommers, grenzen
de aan de perceelen in I genoemd, groot 6
hectare, 48 are en 96 centiare, tegen den
prijs van f 2 per M2.;
b. vaststelling van den betreffenden be
grotingsstaat, groot 249 290 G. om bij aan
neming van het onder 1 genoemde voorstel
de bedoelde perceelen voor den tijd van 10
jaar te verhuren aan den heer J. Roeloffs,
alhier, tege*n een jaarlijksche pachtsom van
f 1500.
De Commissie voor Financiën, gevraagd
of zij legen den aankoop bezwaar had, ant
woordde dat zij zich er mede kon vereeni-
gën.
Daar niemand over de voorstellen het
woord verlangde, bracht de voorzitter deze
gesplitst in stemming.
In de eerste plaats werd gestemd over sub
II (aankoop van de ruim 6 H.A.). Dit werd
aangenomen met 28 tegen 2 stemmen, die
van de heeren prof. Eerdmans en Wilmer.
Het eerste voorstel werd zonder hoofdei,
stemming aangenomen.
De heer Eerdmans wilde in de notulen
vastgelegd hebben, dat hij er zich tegen
heeft verklaard.
Het voorstel verhuring van het het eerste
genoemde perceelen aan den tegenwoordigen
eigenaar voor f 1500 per jaar, werd zonder
hoofd, stemming aangenomen.
Bij de rondvraag vestigde dr. Knuttel er
de aandacht op dat er aan de Hoogstraat,
hoek Oude Rijn een tweetal huizen zijn af
gebroken. De huizen hadden een bij de om
geving passenden vorm en voorkomen. De
architectuur sloot zich vrij goed bij het ge
heel aan. Hij vroeg of B. en W. al maatrege
len hebben getroffen dat de daarvoor in de
plaats gemaakte gebouwen ook aan de
eischen van welstand zullen beantwoorden?
De wethouder van Fabricage de heer A.
Mulder beloofde dr. Knuttel dat B. en W.
daarover hun oogen zouden laten gaan om
te zorgen dat de nieuwe huizen het geheel
niet zullen schaden.
De heer Huurman merkte op dat die hui
zen er al gebouwd zijn.
Gelach en geroep: „al weer te laatH
Daarna sluiting.
Zitting van Donderdag.
HET NEDERL.-BELGISCH VERDRAG.
Rede van den Minister.
De MINSTER VAN BUITENL ZAKEN, de
heer VAN KARNEBEEK, acht zich gelukkig,
dat thans het oogenblik gekomen is dat hij
het verdrag mondeling kan verdedigen. In
den loop van de laatste anderhalf jaar heeft
de actie tegen dit ontwerp breede kringen
der bevolking ongerust gemaakt. Er is ge
zegd, dat onze welvaart wordt bedreigd en
onze rechten en vrijheden worden aange
rand. Ware dit alles juist, spreker zou thans
niet achter de regeeringstafel staan.
Eerst wenscht spreker het te hebben over
onze hoogheidsrechten. Men heeft het voor
gesteld, alsof Nederland op de Schelde zou
hebben afgedaan. Wat heeft de beheerscom
missie te doen? Zij heeft zich alleen te be
moeien met de doorgaande vaart. Noch de
beheerscommissie, noch de arbitrage-com
missie hebben iets te maken met de souve-
reiniteit van Nederland. Welke internatio
nale rivier heeft tegenwoordig geen verkeers-
commissie? De Staat blijft zijn recht behou
den tot het doen van werken aan zijn vaar
water. Spreker vestigt in dit verband de
aandacht op 5 der toelichtende memorie.
Ten deze heeft de minister het oordeel inge
wonnen van prof. Struycken. die helaas niet
meer in ons midden is Deze zeide: De taak
der commissie is zakelijk, niet territoriaal.
Bij de onderhandelingen in 1910 ging het
om het- verschaffen van een waarborg aan
België, die het niet bezat ten aanzien van de
bevaarbaarheid der rivier. In een kwestie als
deze was het noodzakelijk een oplossing te
vinden. Men legge het nieuwe Schelde-re-
gime naast dat van de Elbe en van de Oder
en met ziet, dat het niets onnatuurlijks is.
Het kan ook de vraag zijn of het Rijn-re
gime niet moet worden herzien naar de
rechtsopvattingen, die op het oogenblik
heerschen.
Spreker wijst voorts op de groote bevoegd
heden van de Donau-commissie, die haar
eigen gelden heeft en werken uitvoert onaf
hankelijk van de betrokken landen. De in
ternationale Elbe-commissie is ook belast
met het onderhoud en spreekt in hooger be
roep recht zonder nadere goedkeuring der
betrokken landen.
Hoe staat het nieuwe Schel de-regime ten
opzichte van Barcelona? Deze conventie be
veelt aan, dat de staten zullen komen tot
onderlinge regeling en heeft tot principe:
Ieder draagt zijn eigen kosten met betrek
king tot hel onderhoud. De Schelde is de
eenige internationale rivier, waarin geen
vreemde staat zich te bemoeien heeft. De
verklaring, dat de Schelde te allen tijde zal
moeten beantwoorden aan de eischen van
de scheepvaart beteekent niet, dat Neder
lands verplichtingen daarmee tot uitdruk
king gebracht zijn en moet gezien worden
in het licht der historie. Zij beteekent. dat
de Schelde voor Nederland geen overschil-
lige rivier zal zijn. Nederlands verplich
tingen zijn elders nauwkeurige gepreci
seerd.
Spr.'s indruk is, dat dit nieuw systeem
voor Nederland aanvaardbaar is, al is er
dan ook wellicht hier of daar een oneffen
heid, die weggenomen kan worden in uit
voeringsverdragen.
Door dit verdrag zullen wij de Scehlde
beter in handen hebben. De Schelde i3
steeds een rivier geweest, die veel aanlei
ding gaf tot opspraak. Zij wordt nu terug
gebracht tot een belang van Nederland en
België alleen. Het is de bedoeling geweest
van de mannen, die aan het tractaat heb
ben gewerkt, de Schelde veilig te stellen.
Het overleg te Parijs is niet gevoerd door
menschen, die incompetent waren. Ook In
genieurs van den waterstaat en de chef van
de afd. Waterstaat van het Departement zijn
gehoord en spreker meent, dat de aldus
voorbereide regeling moet worden aangeno
men.
Wel beperkt de doorgaande vaart onze
souvereiniteit eenigszins, maar deze beper
king is geen nieuwe principieele, doch een
uitbreiding van de bestaande. De bedoeling
is Antwerpen den status te geven van een
zeehaven. De bedoeling is geenszins Ant
werpen een concurrentiemogelijkheid te
geven. Het zou niet verstandig zijn van de
Schelde een gebied te maken, waarop sche
pen, die Antwerpen bereiken willen, ge
vaar loopen op beslag legging. Zelfs al zou
men van meening zijn, dat hier een conces
sie is gedaan, dan kan men toch niet van
meening zijn, dat deze regeling uit inter
nationaal oogpunt en uit een oogpunt van
Schelderegeling verwerpelijk zou zijn. Ne
derland heeft geen afstand gedaan van het
loodsen in de Wielingen. Indien men Ne-
derlandsche loodsen wenscht, kan men die
krijgen.
Wat er gebeurd is, was het zoeken naar
de oplossing van 'n zeer moeilijke kwestie,
gepraejudicieerd door het regime van 1839.
Men heeft eenvoudig een regeling getroffen
omtrent de werkverdeeling. Daarin geen be
perking van souvereiniteit. Er is een arbeids
verdeeling gekomen, die ons een groote be
sparing geeft en conflicten, zooak wel eens
voorkwamen, uitsluit De minister vestigt
ook de aandacht op het rapport van het
Loodswezen van Maren Bentz van der Berg,
die van meening was, dat de nieuwe loodre-
geling aan ons eer voor- dan nadeel zou
brengen.
Spreker komt nu aan de kwestie van de
veiligheid. Vooral in den laatsten tijd heeft
deze kwestie aanleiding gegeven tot be
zorgdheid.
Men vreest, dat in tijden van oorlog door
vaart zou kunnen plaats hebben over de
Schelde van Belgische oorlogsschepen. Inde
Memorie stuitte men op den Franschen tekst
van een bepaalde zinsnede, die voedsel gaf
aan het vermoeden van een bedoeling, die
er niet achter zat
Het komt erop aan, dat Nederland vrij is
en zijn souvereiniteit niet prijsgeeft. De be
doeling van hetgeen er staat is,
om te voorkomen, dat tegen België, dat op
dit punt steeds negatieve resultaten bereikt
de bepaling van het verdrag zou kunnen
worden uitgespeeld, als het op deze zaak zou
terugkomen.
De ergste vijand van een tractaat is wan
trouwen en spr. heeft de noodzakelijkheid
gevoeld dit punt uit de sfeer van wantrou
wen te moeten wegwerken. Er zijn twee
brieven gewisseld op dit gebied, welke spr.
voorleest. De eene is van den Nederland
schen gezant aan den Belgischen minister
van Buitenlandsche Zaken. Daarin wordt de
wen9chelijkheid uitgedrukt van een duide
lijke verklaring van beide regeeringen te
dezen aanzien.
Het antwoord zegt o.m., dat inderdaad 't
voorbehoud, in de toelichtende memorie is
opgenomen om tot uitdrukking te brengen,
dat de doorvaart van Belgische oorlogssche
pen in dit verdrag niet wordt geregeld en
dus éen kwestie is buiten dit verdrag om.
Zal nederland de maatregelen kunnen ne
men, die het noodig acht? Spr. begrijpt
niet, dat men aan den te^st van het verdrag
op dit punt een dubium kon ontleenen. De
Commissie heeft alleen te zorgen voor de
vrije vaart en voor niets anders en zelfs die
vrije vaart is nog ondergeschikt gemaakt
aan de rechten van belligeranten en neutra
len. Met souvereiniteit spr. herhaalt het
heeft de Commissie niets te maken.
Vervolgens leest de minister uit de zoo
even genoemde brieven ook het tweede punt
voor, dat daarin ter sprake was gebracht
Het antwoord luidde, dat de Belgische re
geering het met de Nederlandsche regeering
er over eens was, dat het verdrag niet kan
beperken de rechten van oorlogvoerenden en
neutralen in tijden van oorlogsgevaar.
Spr. komt nu op de casus belli-verklaring.
Nederland's standpunt was, dat wij alleen
daarover zouden spreken op den grondslag
van den Volkenbond. Wij hebben vroeger
geen aansprakelijkheden gekend en geen re
den om die in te voeren. België wilde de op
lossing niet zoeken op grondslag van den
Volkenbond en zocht naar een andere
regeling. Ten slotte is het zoo geloopen, dat
hetgeen op de kwestie van de veiligheid be
trekking had, zou opgenomen worden in het
rapport van de Commissie van XIV. De om
standigheden hebben er toe geleid, dat de
oplossing buiten de commissie om tot stand
kwam. Er werd gewicht gehecht aan de
verklaring van Nederland betreffende den
casus belli. Maar deze verklaring werd al
leen gegeven binnen het kader van den Vol
kenbond. Daardoor 'Vrordt niet gederogeerd
aan de bepaling van art. 57 van de Grond
wet, evenmin als dit geschiedt door het Vol
kenbondsverdrag. Toen spr. te Genève aan
het praten was met zijn Belgischen collega,
heeft hij gesproken over het militair ac-
coord.
De vergadering wordt voor een kwartier
geschorst en te half 4 uur heropend.
De MINISTER, zijn rede voortzettende,
wijst op de propaganda tegen het verdrag
en de advertenties, waarin o.a. gezegd is,
dat de belastingbetalers het volgend jaar
daarvan de dupe zullen zijn. Daarvan is
geen sprake. We zullen de kosten van ver
betering van de Schelde moeten betalen,
maar die verbetering kan ook een voordeel
voor Nederland zijn. Of Nederland nu de ka
nalen zal moeten betalen, zal afhangen van
de omstandigheden en spr. gelooft niet, dat
het tot moeilijkheden zal leiden. Nederland
was tot nu toe aansprakelijk voor de integra
le kosten v. 't Kanaal naar Hansweert. Doch
daarin is verandering gekomen Spr gelooft
niet dat de Nederlandsche belastingbetalers
zich de eerste jaren over dit verdrag behoe
ven te verontrusten.
Spr. komt nu tot de kanalen van Ant
werpen naar den Rijn Spr. geeft een
overzicht van de voorgeschiedenis. Toen de
herziening aan de orde kwam, kwamen deze
problemen op den voorgrond. T^sschen de
territoriale configuratie van België en de
waterwegen bestaat verband. België vroeg
een verbetering van zijn waterwegen met
den Rijn. Het vroeg een kanaal door Lim
burg naar den Rijn en een kanaal naar den
Moerdijk, omdat de verbinding door het
kanaaJ-Hansweetrt voor de binnenscheep
vaart bezwaarlijk was. De regeering heeft
gemeend daartoe haar toestemming te
moeten geven, als België de kosten uaar
voor overhad. Het kanaal is onderzocht in
de commissie van XIV. Het is bekend ge
maakt in een uitvoerig communiqué. Van
eenig verzet is niet gebleken, ook niet in
de pers. Ook in 1924 heeft de heer Brauxa-
gam, die toen dat kanaal besprak, niet
gewaarschuwd dat het een ramp voor Ne
derland zou zijn Maar toen het verdrag
geteekend was. kwam tegen dat kanaal
een fel verzet. Dit verschijnt in verband
met het voorafgaande in een eenigszins
vreemd licht. De heer Knottenbelt 16 er
niet mee af, met te zeggen, dat Neder
landers laat wakker worden en dat onze
kooplui in de twintiger jaren wel aan wat
anders te denken hadden. Dat is geen com
pliment aan die kooplui. Maar het is ook
niet juist.
Ln 1919 is dooi spreker» Departement
een studie opgesteld over het probleem van
Rotterdam in verband met dat van Ant
werpen. Die studie is om advies gestuurd
o.a. aan de Kamei van Koophandel van
Rotterdam, die daarop 30 Augustus 1919
antwoordde, dat baar commissie voor de
scheopvaartbelangen eenstemmig dat rap
port een document van bijzondere waarde
achtte. Een gedachtenwisseling leidde niet
tot bepaalde punten, die onder 's Minis
ters aandacht konden worden gebracht
Slechts aandachtig kon de ontwikkeling
der gebeurtenissen worden gevolgd om
daaruit te zijner tijd de meest mogelijke
voordeden voor Rotterdam te' verkrijgen.
Onder deze omstandigheden meende de
regeering haar toezegging te mogen doen
inzake het kanaal. Ook burgemeester Zim
merman kreeg dit rapport toegezonden en
verklaarde met groote instemming en war
me belangstelling daarvan te hebben ken
nis genon^en.
Het ligt voor de hand dat over scheep
vaartverbindingen niet beschikt wordt
•door den Minister van Buitenlandsche Za
ken. Maar zijn toenmalige ambtgenoot van
Handel, de heer Van IJsselsteijn, schreet
hemvoor ernstige concurrentie met Rot
terdam, ben ik niet bevreesd. Prof. Bruins,
van de Handelshoogeschool, dien spr. me.-
nam naar Parijs, schreef in een rapport:
het plan AntwerpenMoerdijk, dat op 't
laatste oogenblik door België is bijgevoegd
maakt op het eerste gezicht een eenigs
zins vreemden indruk. Hij meende echter
c!at tegen dit kanaal minder bezwaar kun
worden gemaakt dan tegen het andere kar
naai van Antwerpen naar den Rijn. Het
kanaai kan ook voor Nederland voordeel
brengen. Hij achtte alles te zamen geno
men de voordeelen voor Antwerpen ge
ring. De Regeering heeft gehandeld in die
dagen onder den indruk van die advie^n.
Toen nu het verzet kwam, uitte het zich
niet nfët sterke argumenten doch kwam tot
bet uiten in de betwisting van de cijfers,
door spr. aangevoerd. Het krachtige argu
ment, dat het overwegende bezwaar tegen
het kanaal zou moeten rechtvaardigen,
spr. heeft het niet gehoord. Dat het ka
naal tot onzen economischen zelfmoord
zou moeten leiden, acht spr. erbarmelijk
overdreven. Men spreekt over de betrek
kelijke zwakheid van de positie van Rot
terdam, maar hetzelfde zegt men in Belgie
van Antwerpen. Men vreest voor een groo
te participatie van Antwerpen in ons re-
serve-gebied, maar datzelfde verdrag geeft
onzen grooten koopsteden de opening van
het industriegebied van Luik Er zit toch
ook in Rotterdam en zijn menschen een
geducht weerstandsvermogen. Ondanks de
opening van de Schelde en de interme
diaire wateren, ondanks het Noorclzeeka-
naal en ondanks alle voordeelen aan Ant
werpen gegeven, heeft Rotterdam zich ge
handhaafd. Mag men bij een dergelijk in
ternationaal probleem dan op grond van
vrees voor Rotterdam deze verbinding
weigeren 1
Te Rotterdam vreesde men indertijd ook,
RECLAME.
3286
toen het Noordzeekanaal werd geopend, dal
de koeien weer over de Boompjes zouden
gaan loopen grazen. In 1919 beschouwde
men het kanaal Antwerpen—Ruhrort als
primair, het kanaal Antwerpen—Moerdijk
als subsidiair. Spr. persoonlijk, lettende op
alles wat hij vernomen heeft, lettende ook
op hetgeen men ziet in het kanaal uit een
oogpunt van scheepvaartbelang, vraagt zich
af. of. gesteld dit kanaal werd afgewezert,
er misschien niet een oogenblik zou komen
waarop men zich zal afvragen: is het ach
teraf niet jammer, dat dit kanaal er niet ge
komen is? Men ducht van dit kanaal min
der goede gevolgen. Maar wanneer zullen
deze intreden? Over tientallen van jaren
wellicht. Maar daartegenover staat, dat de
poliliek-economische gevolgen van een af
wijzing aanstonds zullen intreden. Wordt
het tractaat aangenomen, dan zal nog heel
wat moeten gebeuren eer het kanaal er
komt en dan kan Nederland zich inmiddels
tegen de gevreesde nadeelen van dit kanaal
veilig stellen.
Spr. betoogt verder, dat 8 van art. 9,
van het tractaat van 1839 wel degelijk ver
vallen is. ook al spreekt het verdrag van de
„tussc hen wateren", en leest een desbetref
fend schrijven voor van Minister van der
Velde, volgens hetwelk vasslaat dat na het
totstandkomen van het verdrag Nederland
niet meer verplicht zal zijn de verbeterings-
werken aan het kanaal van Hansweert uit
te voeren.
Zegt men: het verdrag geeft Nederland
geen contra-preslalies, dan wijst spr. op de
beteekenis van de openstelling van het
Luiksche kolenbekken 1
Spr. betwist mede, dat hij gezegd zou
hebben, dat België jaren en jaren voorzie
ningen aan ons zou kunnen vragen voor
nieuwe behoeften. De rechten van België
gaan niet verder dan de scheidingsakte, en
het is een zaak van staatkunde in hoeverre
men België op dezen grondslag wenscht te
gemoet te komen. In dit verband bestrijdt
spr. mr. van Vessem. Hij sprak van ..bin
nen de grenzen der scheidingsregeling" Dit
beteekende, dat België slechts recht heeft
op drie uitwegen en niet meer.
Betwist is. dat men hier te doen heeft
met bestaansmogelijkheden voor België.
Maar de Conferentie van Londen heeft dit
zelf verk'aard door het beginsel te stellen
dat een bloeiend en weTvarend België moest
worden mogelijk gemaakt. Men zegt wel:
onze verplichlingen waren obligations spe
cials précises. en beroept zich op geschrif
ten van onze Regeering van 1850. Maar die
hadden niet betrekking op de bruikbaarheid
van den vaarweg maar op de afdamming
van het Seve. Ook voert mr. van Vessem
aan. dat België indertijd betaald heeft voor
de verplichtingen, welke wij op ons namen.
Maar in België bleek men zelf in 1873 niet
op de hoogte van hettreen men eigenlijk had
bedongen voor de f 400.000 die men aan
Nederland betaald heeft. En in Nederland
heeft men er zich niet in verdieptI
In 1838 hebben de Belgen ook in
strijd met de meening van mr. van Ves
sem bezwaar gemaakt tegen 8 van
art. 9 van 't verdrag, omdal zij wislen dat
deze bepalinir óók toepasselijk was op de
Wester-Schelde. Mr van Vessem schreef:
geen lid van de Staten-Generaal mag zijn
goedkeuring aan dit verdrag geven voordat
de onjuistheid van mijn betoog is aange
toond Voor wat mr. van Vessem betreft,
Uit het Duitsch door ERNST KLEIN
Geautoriseerde vertaling
van L. DITHMARINE
(Nadruk verboden.)
35)
Toen kwam de Oom op een gedachte.
„Wat zou je er van zeggen als je het eens
met Lady Grace probeerde?"
„Dierbare en nooit genoeg naar waarde
geachte en bewonderde Oom! Dat is een
idee! Morgen ga ik naar Lady Grace
Neville."
Gloria had veertig graden koorts.
Doch haar energie streed even heftig met
de 2iekte als haar jong sterk lichaam. Met
verbazing zagen dë doktoren het
Lord Burnham kwam na de eerste be
richten naar Londen. Toen hij zijn mooie
jachtige dochter zwak bewegingloos met
riammende wangen te bed zag liggen, kon
i] zijn tranen niet bedwingen maar _ij
^hoof haar hand in de zijne en hield die
..Wees niet bang. Vader." fluisterde zij
e' nauwelijks verstaanbaren stem, „uw
penter laat zich niet overwinnen Laat u
e Verontrusten door de doktoren! U hebt
ueer Spichtige zorgen aan het hoofd dan
*e maken als uw dochter een
schild 'n^ue.nza beeft Het is mijn eigen
nii 'i w'e hac* mÜ gezegd in dat weer
te gaan?"
„Waarheen ben je dan gegaan?"
„Waarvoor trotseert een vrouw het
slechte weer? Voor de naaister. Ik ben bij
Mademoiselle Jeannette in Regentstreet ge
weest."
„Wat een roekeloosheid, mijn kind!"
„Ik ben aan uwe Londensche regens niet
meer gewend! Lieve hemel, hoe dikwijls ben
ik door regen overvallen op mijn heuvels en
heidevelden! Er is mij nooit iets overkomen.
In Londen is zelfs de regen met baccillen
doortrokken."
Zoo sprak zij met haar vader. Zoo be
dwong zij zijn angst. Wendde zijn zorgen
van hem af. Hij liet zich weliswaar niet
naar Burnham Tower terugzenden, maar hij
begon zich toch reeds wederom aan zijn
grootsch plan te wijden. In de Engelsche
pers begon langzaam en heel bescheiden
nieuws over de Russische petroleum veld en
door te dringen.
De rede van den premier, die door de op
winding over een groote internationale con
ferentie een oogenblik in vergetelheid ge
raakt was, kwam weer in de herinnering
Hier en daar werden er citaten uit aange
haald. Lord Burnham. die lid van het Hoo-
gerhuis was. onderhield zich met zijn poli
tieke vrienden over de uitzichten, die voor
de erkenning van de sovjetregeering be
stonden Hij had lange conferenties met
verschillende leden van het Lagerhuis Hij
maakte groote vorderingen en kwam iederen
dag met een steeds opgeruimder gelaat aan
het ziekbed.
Op een avond besprak hij zelfs met zijn
dochters de vorderingen van zijn groote
onderneming.
„Ik geloof dat het zal lukken. De stem
ming hier wordt gunstiger en ook 4e be
richten, die ik uit Amerika krijg, geven
reden tox de hoop, dat wij de erkenning
van de sovjets zoowel in het Congres, als
in het Hoogerhuis er door krijgen Zooals
wij hier te doen hebben met het Fransche
gevaar, opereeren zij daar met het Japan-
sche. Ik denk, dat het geen veertien dagen
meer zal duren voor wij de geheele zaak
rustig aan het daglicht kunnen bloot
stellen."
Veertien dagen! Plotseling in de hitte
van de koorts leek het Gloria alsof een ijs
koude hand op haar hart gelegd werd!
Veertien dagen I En het afschrift van het
verdrag was verdwenen! Zij aan het bed
gekluisterd! Weerloost Machteloos?
Maar zij dwong zichzelf tot een zwakken
glimlach.
„Ik begrijp niet, Vader," sprak zij met
haar zachten door de koorts afgematten
stem, „waarom u allen in deze groote on
dernemingen, die niet alleen zakelijk, maar
ook voor het vaderland van groot gewicht
zijn, zoo geheimzinnig bent."
„Juist vanwege het vaderland! De petro
leum zal op een goeden dag de wereld
regeeren. Nu reeds wordt eT tusschen petro
leum en steenkolen gestreden. Wie de
petroleum heeït zal de zeeën beheerschen.
Die zal oorlog en vrede kunnen dicteeren.
Engeland is door zijn rijkdom aan kolen
groot geworden. Het moet een schadeloos
stelling zien te krijgen, vóór dezen rijkdom
uitgeput zal zijn. Wat zou je gelooven kind,
dat onze vrienden aan de andere zijde van
het Kanaal zouden willen geven, als zij te
weten konden komen, hoe het verdrag er
uitziet, dat wij met Karachin en de Duit-
schers gesloten hebben!"
Gloria en Grace zagen elkaar een oogen
blik vol schrik aan. De jongste zuster, die
zichzelve niet zoo goed kon beheerschen,
wendde zich af en hield zich aan de tafel
vast. Maar Gloria verroerde zich niet. Haar
oogen lachten haar vader,toe
„Dan kan ik me voorstellen," zeide zij,
„hoe blij u waart, toen u het verdrag terug
gevonden hadt."
„En of ik blij was. Gloria! Kinderen, het
is beter, niet aan de gevolgen te denken,
die een ontijdige bekendmaking van het
verdrag voor mij zou hebben I Geheel afge
zien van het gevaar, dat de zaak verbroken
kon worden, zou er toch in geheel Europa
een storm losbarsten. Een voorproefje hier
van hebben wij reeds eenige weken geleden
gehad, voordat de premier zijn groote rede
hield. Het is toch belachelijk wie zou
ook in ons huis een diefstal begaan I Be
lachelijk, werkelijk belachelijk!"
„Vader, het i9 tijd, voor Gloria om haar
medicijn in te nemen. En daarna moet zij
rusten", zeide Grace.
;,Ik begrijp het", antwoordde Lord Burn
ham, drukte een kus op Gloria's voorhoofd
en ging weg.
Toen hij de oeur achter zich gesloten had
itel Grace zich met een onderdrukt gesteun
in den stoel naast het bed vallen.
„Nog een minuut en ik had me verradenI"
Gloria zeide niets. Zij sloot de oogen Zij
dacht na. Met al haar energie dwong zij
haar pijnlijk hoofd om te denken Dat pa
pier! Of het ten slotte niet toch nog in het
huis op Berkeley Square verborgen zou zijn?
Misschien had Las Valdas haar voorgelogen
om haar nog meer in zijn macht te trij-
gen? Ja ja dat zou mogelijk zijn! Wie
zou hem ook het papier ontstelen? En lan
zou het nog ergens in zijn huis moeten zijn I I
Misschien had de politie het ook niet gevon
den. En de brieven? Een wanhoopsgedachteI
Maar waaraan klampt de wanhoop zich niet
vast als er geen andere raad meer is?
Zij schelde Moeder Anne kwam binnen
„Hoor eens, moeder Anne," zeide zij, „ik
houd het niet meer uit hier in bed te liggen
en door de doktoren mishandeld (e worden.
Op zoo'n manier word ik werkelijk ziek
Maak mij een sterke wijngroc en geef mij
warme omslagen."
„Maar," riep Grace, „wat zullen Dokier
Vivian en Dokter Bartswith zeggenI"
„Dat is mij geheel onverschillig. Doe, wal
ik je zeg. moeder Anne!"
Moeder Anne verachtte de eigendunkelijke
wijsheid van de doktoren voelde alleen foor
probate huismiddelen al waren die nog
zoo radicaal. Verheugd gaf zij haar instem
ming te kennen.
„Dat is weliswaar een paardenkuur,"
lachte zij, „maar die zal zeker helpen."
„Ben ik niet gewoon met paarden om te
gaan? Vooruit maar, moeder Anne!"
Toen zij de wijngroc gedronken had had
en van haar teenen tot haar hoofd in warme
corapressen gewikkeld was. zond zij de oude
vrouw weg Grace hield zij nog een oogen
blik bij zich*
„Heb je eenige berichten omtrent
Harald?"
„Neen Je hebt immers gezegd dat, nu hij
in de macht van de politie is. wij het niet
mogen wagen ons met hem in verbinding te
stellen."
„Ja dat heb ik gezegd. Heeft hij echter
niets van zich laten hooren? Niet geschre
ven?"
„Niets."
CWordt vervolgd).