CORRESPONDENTIE. mooier werd. Alleen mevrouw Lovell zag h.et en rij vroeg zich dikwijls af, wat de toekomst Juanita brengen rou. Maar r.ij zag tevens, dat 't het zonnige hartje waarmee ze anderen graag gelukkig maak te, dat de grootste bekoring aan Juani- ta's gezichtje gaf. Het kind hield het oog op haar ster gevestigd en deze str-alde in haar oogen. De jongen en het meisje liepen nu vlug naar de rotsen. Ver onder heD kabbelde rustig de zee. Tegen de he'l^nde vlakten 6tonden de laatste korenschooven nog op het land en in do verte strekten de bos- schen rich uit. Juanita en Alfred kwamen voorbij een eenzame boerderij, waar de tuin vroolijk kleurde van bonte dahlia's. Zij klommen over een hek en kwamen in een ravijn, waar zij een prachtig uitzicht over de zee hadden. Hoog boven hun hoofden stond het oude, verweerde Grijze Kasteel. Zij konden de smalle spleetvormige ramen en de kleine torentjes duidelijk onderschei den, zooals zij ze reeds zoovele malen ge zien hadden. Nergens was een teeken van eenig menschelijk loven, toch fluisterde Alfred, terwijl hij naar het oude kasteel wees, en Juanita keek er in ontzag naar op, rich afvragend, wat dit alles wel be- tcekende. „Kijk!" riep Alfred plotseling uit en Juanita schrikte op. Maar het was slechts een dun. heel gewoon rookkolommetje, dat uit den keukenschoorsteen omhoog steeg. De beide kinderen keken er geboeid naar. „Ik wist wel. dat we wat zouden zien. als wij er heen gingen", zei Alfred zegevierend. Juanita kon echter slechts met moeite haar lach bedwingen. „Het is v r e e s e 1 ij k interes- a n t", zei zij. „Maar vin je eigènlijk niet, Alfred, dat je overal rook kunt zien? Ze ko ken misschien water". „Er is nergens rook zonder vuur", ant woordde Alfred ernstig. En Juanita kon deze onomstootelijke waar heid niet tegenspreken Zij liepen nu langs den hoogen. grijzen muur, die aan den bovenkant gelijk was met het onderste der terrassen, welke het Grijze Kasteel omgaven en bereikten weldra een kleine baai. Het was nu eb en lusschen de rotsen en de zee strekte zich een smalle strook zand uit. Juanita ging op den grond zitten. Zij hield van de zee en tuurde graag naar haar Ze voelde zich heel gelukkig in haar nieuwe omgeving, doch wanneer haar gedachten dwaalden naar het verleden, trachtte zij zich namen te herinneren, die haar hoe zij zich ook inspanden maar met te binnen wilden schieten Zij kreeg er hoofdpijn van en mevrouw Lovell had haar gezegd, er niet meer over te tobben. Het kwam allemaal door die ongelukkige aanrijding en mis schien zou er nog wel eens een dag aan breken, waarop alles, wat uit haar geheu gen verdwenen was, plotseling weer helder zou worden. Alfred betastte de rotsen om zich heen, niets vuriger wenschend dan iets te ont dekken. Hij werd nooit moede zich af te vra gen. waar die geheime gang toch zou zijn, welke naar het Grijze Kasteel voerde en waar smokkelaars gewoon waren te komen. Jim Dixon wist haar te vinden, maar wilde het niet vertellen. Hij zei, dat zij gevaarlijk was en dat het beier was, dat jongens haar niet kenden, want dat daar waar éénmaal smokkelaars geweest waren, deze licht terug konden komen. Juanita legde haar hoofdje op een groo- ten, platten steen, terwijl zij op Alfred lag te wachten. Het was warm, al was de zon op het punt onder te gaan. Zij stroopte de lange mouwen van haar rose jurk op en keek vol trots naar haar sterke spieren. Vlak boven haar elleboog had zij echter een tee ken, dat zij niet verklaren kon. Het was een klein, blauw sterretje en daar blijkbaar lang geleden aangebracht, al wist Juanita dan ook niet waarom. Zij kon zich nog slechts vaag herinneren uit den tijd, waar over zoo'n mistig waas lag, dat iemand, toen zij nog heel klein was, haar arm uit gestrekt hield, terwijl een ander er met een scherp voorwerp in prikte. Maar hoe aandachtig zij er ook naar keek en hoe zij zich ook inspande zij. herinnerde zich ver der niets meer. Alfred was nu achter een rots verdwe nen en terwijl de zon steeds lager zonk, kreeg Juanita op eens hel gevoel, alsof zij dichter bij haar oude leven stond dan in langen tijd het geval was geweest. Het kwam haar voor, dat zij op 't punt was zich dingen te herinneren, die zij tot nu toe ge heel kwijt was geweest. Het ging echter even plotseling weer weg, als het gekomen was, haar met hoofdprn achterlatend, ter wijl zij het gevoel had, dat zij bespied werd. Haastig wendde iil ntt hoofd om en zag nog juist twee donk. re, fonke!ende oogen boven een. rotsblok. Zij verdwenen onnud- clell.-k, maar haóuen het me'sje blijkbaar aanO f.chtig opgencm^n Juanita wi»t. dat er een spelonk ac'it-r liet rotst'ok was Zij en Alfred hadden cue meermalen ond'-rzoe1 t, maar nooit ?i-n uitgang g vonden aan den anderen kar.t 7jj hadden k tarsi n wi'len meebrengen, onr.dat 1 et daat binnen a'iijd min of meer achtu rig was, maar tot u fee hadden zij het sleed? weer vergeten Zou hel mogelijk zijn, dit it:t d( geheimzinnige gun,.» was, die leidde ni*r het Grijze Kasteel boven de rotsen? Juanita durfde zich bijna niet bewegm. Toch nep zu luidt „Alfred' Alfred! Alfred kwam van achler de rotsen aange rend Het gebeurde niet dikw.jls, dat J La- nils hem op dien toon riep, want zij hoofde in geen enkel o; zicht voor hem onder te do^n. Fluisterend vertelde zij hem wat er ge beurd was Zijn cogen schitterden. Dit was werkelijk een avontuur en Juanita, die nooit bang was, scheen inderdaad hevig ver schrikt. Trek er je maar niets van aan," zei hij. „Ik zal wel eens even naar hem kijken en de spelonk nauwkeurig onderzoeken. Ga maar niet mee, als je hang bent". Hij hoopte echter, dat Juanita wel mee zou gaan. „Ik ben niet bang," zei zij. „Maar wat mij het meest verwondert is, dat ik die oogen ken. Dat weet ik zeker." „Misschien heb je ze in de haven van Bol ling ton gezien", antwoordde Alfred. „Er zijn daar soms allerlei vreemdelingen. Of misschien was het in Italië, want zie je, als het politieke spionnen zijn, zullen hel stellig vreemdelingen wezen". ,.'t Kan zijn; maar ik geloof niet, dat het spionnen zijn. Ik denk en zij sprak nog zachter. „Alfred, ah het eens strandroo- vers waren?" ,.Poh!" mompelde Alfred, terwijl hij on rustig om zich heen keek. „Daar had ik nog niet eens aan gedacht. Als dat zoo is en hij richtte zich fier in al zijn lengte op. »h°nl maar mee',, zei hij. „Laten we eens in de spelonk gaan kijken. We kunnen niet al te lang blijven, want we moeten langza- merhand naar huis". Alfred ging voorop en Juanita volgde hem melTreej doppend hartje. „Hadden we du maar een kaars", fluisterde de jongen, terwijl zij behoed zaam om het rotsblok heen kropen, waar Juanita de donkere, fonkelende oogen ge zien had, ln de spelonk was het nagenoeg geheel donker en de kinderen zagen de ruwe wanden glinsteren. Met hoog water «as het hier heel gevaarlijk en kon men er slechts met een boot komen, maar nu, bij laag water, kon men er oiettegenstaande de bodem glibberig en rotsachtig was, veihg loopen. De kinderen hadden er meermalen verstoppertje gespeeld. ..Zeg, Nita," fluisterde Alfred opge wonden, „zie je dat licht? Nee, daar! kijk! boven dat rotsblok, dat wel een trede naar de volgende richel lijkt. Ik heb er nooit aan gedacht, daar op te klim- men." ,,Ik ook niet," zei Juanita, niet begrij pend, waarom haar tanden klapperden en zij over haar geheele lichaam beefde. Zij dacht, dat zij het koud had. Plot seling greep zij Alfred's arm krampachtig vaat en wees zij omhoog Ijoven hun hoof den flikkerde een klein lichtje, dat zich steeds verder bewoog, tot het eindelijk verdween. Even vóór dit gebeurde, zagen de kinderen den omtrek van een man, die zich aan de rots scheen vast te klampen, vóór hij verdween. Of zijn voet stootte tegen eel eteen, of hij wierp dezen met opl benedeü, want juist toen hij uit I verdween, raakte eeD groote steel viel met l'iid geraas langs den nl spelonk, om vlak vóór JuaDita's vel blijven liggen. Zonder één woord te zeggen, v!| zij uit de spelonk naar buiten. Id 1 gend oogenblik stond Alfred hijgecl haar. ,,Hij is hetl" riep hij opgewond! „Het moet de geheime gang zijnl Juanita, wat beteekent dit alles V'\ Juanita scheen geheel van haar 1 zijn gebracht. „Ik weet het niet", zei zij. „Ik v| leen, dat ik de oogeD van dien manl en zijn beenen ook." „Ik wou, dat ik ze te pakken bal nen krijgen," zei Alfred. „Wat hadt je te pakken willen kl jongeheer V' vroeg plotseling eer. stl Jim Dixon kwam den hoek om. „Een paar beenen, die den wan! spelonk beklommen' antwoordde I zegevierend. „Je hebt het mij doo! len vertellen, Jim, maar nu weet ill Hier is de geheime gang, die naai Grijze Kasteel voert." Jim Dixon barstte in lachen uit, bi hij er eigenlijk uitzag, alsof ook hijl niet op zijn gemak voelde „Je dacht zeker, dat je mij dezeDi had beetgenomen, is het niet 1 vroeJ „Ik dacht, dat je Juanita en mij nul lemaal op de hoogte moet brengeD"! Alfred. ,,De bewoners van het G| Kasteel zijn óf strandroover9 óf pol! spionnen." Jim lachte nu nog harder en zeiI „De jeugd is toch altijd beluet op al turen." „Ik wil alleen graag onderzoeken. I ik met mijn eigen oogen zie," verdedl Alfred zich. „Ja, ja; je bent heelemaal niet niei gierig", zei de kustwachter nog, te! hij den anderen kant uitliep. Maar toen de kinderen uit het geil verdwenen waren, kwam hij terug uitl spelonk. In het licht van zijn lantal speurde hij ijverig rond. Voor zoo verl wiet was het oude, gevaarlijke zigzag I halverwege versperd en had het geen I gang meer naar deü kant der rotsen. I wilde echter niet, dat vreemdelingen I jongens hun leven zouden wagen in I apelonk en was meer uit zijn humeur rfl Alfred wel vermoedde. „Wien zouden de kinderen gezien bi ben vroeg hij zichzelf af, terwijl hij I zijn schreden terugkeerde. „Ik moet tl meer een oog in het zeil houden-, nu I schooljeugd op het spoor is." Maar terwijl Juanita en Alfred in I schemering naar huis liepen, verzekerdl zij elkaar, dat zij hetgeen zij gezien bal den, als een diep geheim bewaren en aal geen levende ziel toevertrouwen u] angst, dat Tom er achter zou komen. (Wordt vervolgd.) Zooals jullie hebt gezien, was er dl vorige week geen correspondentie van mij] daar door bijzondei e omstandigheden bel pakket te laat aaa mij was verzonden. Hl had toen wel nog getracht een stukje corl respondentie te schrijven en de lijst del namen op te geven, maar het kwam, toetl de Kindercourant al was gedrukt. De lijtfl der namen der vorige week staat er d! ditmaal ook nog in en ook nog grootecl deels het stukje correspondentie, dan kun! nen jullie toch nog.le-iCJi wat ik je toetl had willen vertellen aan allen te zametl en aan heel enkelen in het bijzonder Kijkt dus maar goed, want nu kan het ge-1 beuren dat sommigen tweemaal hun naam zien, onder anderen eenigen van wie ik de brieven tijdig over de post ontving, ft laat hier nu eerst de correspondentie den vorige week volgen. S. W. te N. Nog wel geleficiteerd met je verjaardag. Als je nu elf jaar bent, mag je met de gjooteren gaan meedoen, maar wil je liever nog één jaartje bij de kleine-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 18