Humor uit het Buitenland. TWEEDE KAMER. Ziekte en Pijn Uittreksel uil de reisgids: »...Hler, In dit mooie, een- same plekje van het gebergté, ver van bet gejacht der men- scdcd. kan de reiziger zich aan zijn eigen gedachten -ver- ge AP.UMb) Dienstbode, de ocMendthee aan een erg prikkelbare damei brengend: Morgen, mevrouw. We krijgen een mooie dag wèer vandaag. De prikkelbare dame: Hoe weet Je dat? Dienstbode: Het weerglas gaat naar boven. Dame: fk geler-* niet in die weerglazen die telkens op -neer gaan. (Punch) Jansen: Je kan toch moeilyk mopperen, na ze de tma; goedkooper hebben gemaakt "Harmsen: Hm Je mot er maar eens a*u acnKen hoe ver Je tegenwoordig mot Joopen om een dubbeltje nit tt sparen. (Pasting Show) Dochter: Moeder, ik wou dat U vader ervan zonat willen probccren te overtuigen, dat ik nieuwe klceren noodig heb. U heeft meer ociening daarin gekregen dan ik. HumoristX t— Waarom heb Je Wim de bons gegevenV Wel, die Idioot dacht dat lk kan leven In een r huis en zelf zou willen koken. (Jadge) gehad zich de regeling van Ï939 in haar onstaan en strekking weder te binnen ie brengen. Zij heeft tegen benadeeling van Belgiö's verkeersbelangen door Nederland, tegen ondermijning der Nederlandsche sou- vereiniteit door Belgic, gewaakt. Zij had, gelijk de jongste M. v. A. het (blz. 7 on deraan) juist uitdrukt, twee belangen, die zich geharnast tegenover elkander hadden gesteld, en toch niet onvereenigbaar wa ren, te verzoenen. Alle nadere regelingen, tusschen 1839 en 1914 ten aanzien der Schelde getroffen, hebben dit karakter bewaard. De thans voorgestelde wijkt er ver van af. De Nederlandsche souvereini- fccit worde aangetast diet naar wederzijds erkenbare noodzaak, doch op eenzijdig verlangen van wie eerst getoond heeft haar in een Belgische te willen zien vcr- keeren. Al te dikwijls ontbreekt zelfs een poging tot betoog, dat de bloei van Ant werp cns'a handel eon zekere bepaling drin gend vordert; in de plaats treedt de ver zekering, dak onze concessies eigenlijk maar weinig beteekencn. Waartoe ze dan geëischt 1 Het verbod van privaatrechtelijk beslag op schepen in doorvaart verdedigend, vei zekert do Minister, dat reeds in 1839 een regeling werd aanvaard, en sedert dien zonder bezwaar in acht genomen, die aan houding om publiekrechtelijke redenen uit sloot. Deze verzekering is echter in strijd met Par. 3 van art. IX van 1839 en met het reglement op dê Scheepvaart van 1843. Gezegde Par. 3 bepaalt in het eerste lid, dat door Nederland een tonnengeld zal geheven wordt n, waarop het tweede lid vervolgt: ,,afin que les dits navires ne „puissent ctre assujettis h. aucune visite „dans les rades hollandaises, la perception „du droit susmenüoimé (het in 1S63 afge schafte tonnengeld) aura lieu par les „agents néerlandais Ah vers et fi Ter- „neuze". Van verbod van onderzoek ton behoeve van eenig ander doel is in Par, 3 geen sprake. Het tweede lid van art. ld van het aanvullingstractaat van 5 Novem ber 18-12 erkent dan ook uitdrukkelijk Ne derlands recht van „surveillance eontre le „fraude tant sur les rives qu'au moyen „d'embarcations sur le fleuve même", en art. 19 van het Scheepvaartrcglemcnt van 18-13 neemt deze bepaling over. Art. 24, tweede lid, van hetzelfde reglement be paalt: „Le capitaine ne pourra pas invo- „quer la liberté de la navigation de FEs- „caut pour mettre soit sa personne soit „les denrée8 ou marchandises qu'il aurait „importécs frauduleusement, h. libre des „poursuites dirigées contre lui de la pa.rt „des employées des douanes". Do thans voorgestelde regeling kan dus niet worden verdedigd met een beroep op den bestaande rechtstoestand. Zelfs e<?« Nederlandsch schip, dat binnen do land palen van Nederland op zijn doorvaart tusschen Antwerpen en de zee vlottend baggermateriaal van een Nederlandst^ccn aannemer in den grond zou hebben geva ren, zal tegen beslag door de Nederland sche rechterlijke .autoriteit zijn gevrij waard; op misdrijven gepleegd aan boord zal de strafwet niet kunnen worden toege past; a^nhoudirg (en uitlevering) van uit wijkende misdadigers aan boord van een Nederlandsch «chip in doorvaart zullen niet. mogelijk zijn. „Do toelating van vreemde oorlogssche pen op de Schelde blijft voorbehouden aan do uitsluitende souvereiniteit van Ne derland" (tweede M. v. A., blz. 25). Te dezen aanzien bestaat er reed9 tus schen den Minister en de Belgische Staats lieden een flagrant verschil van interpre tatie „La scule réserve", zegt hot rapport van Cauwelaerl, „qui ait été admise, s'ap- plique au passage des navires de guerre beiges, ct cetle réserve a été aclée dans le mémoire interprélatif". De heer Segers (een der Belgische onderhandelaars) drukte zich in den Senaat uit als volgt: „La question „du libre passage de l'Escaut pour nos na- „vires de guerre est restée sans solution; „le litige demeure tout entier réservé". Do beteekenis van dit verschil op .zich zelf daargelaten, blijkt er in ieder geval af doende uit, dat de voorstelling, alsof het verdrag alle hangende geschilpunten (be halve de Wielingenquestie) uit de wereld zou helpen, onjuist is. „De Wielingenquestie staat los van het verdrag" (tweede M .v. A., blz. 2D. In de praefcijk niet. Art. IV, Par. 3, bepaalt, dat §an de bevoegdheid der Commissie van Be heer niet onderworpen zal zijn de scheep vaart naar of van Nederlandsche havens, die niet gebruikt maakt van de Belgische wateren. Indien nu een voor Vlissingen be stemd schip door de Wielingen vaart, maakt het naar Nederlandsche opvalling geen ge bruik van de Belgische wateren. Naar Bel gische opvatting doet het dit wél. De be voegdheid van de Commissie van Beheer hangt er van af, of de Nederlandsche opvat ting juist is. dan wel de Belgische. Art. IV, Par. 8, bepalende, dat elk der contractanten de kosten zal dragen van onderhoud en be diening van zijn gedeelte van den water weg, doet dezelfde moeilijkheid rijzen. „Verhooging van de loodsgelden naar Rot- „terdam schept de mogelijkheid, ook die „naar Antwerpen te verhoogen" (tweede M. v. A., blz. 16). Dit kan weder bezwaar lijk den normalen uitgroei der bepaling van 1839 zijn, dio loodsgelden wilde „en pro portion des distances". Het protocol, van 18 Mei 1926 verklaart, dat bij het beheer der Schelde andere recht matige belangen (dan die der scheepvaart), waarvan de miskenning een gevaar zou op leveren voor de aan wonenden, niet uit het oog mogen worden verloren. Er zijn echter rechtmatige belangen in Zeeland, wier mis kenning niet de aanwonenden maar ande ren deert: die van de visscherij en van eige naars van voor bedijking rijpe buitengron den. Dat dergelijke belangen niet zonder behoorlijke vergoeding zullen mogen worden- geschaad, slaat thans in de M. v. A. (blz. 12) het had in het protocol behooren te staan. Het protocol handhaaft bovendien de be paling dat de scheepvaartbelangen den. voorrang hebben boven alle andere, zelfs boven NederJandsche levensbelangen. IIDe Minister herhaalt het hetoög, dat de verplichtingen, voor Nederland uit art. IX, Par. 8, van het verdrag van 1839 voort vloeiende bezwaarlijk langer te dragen wa ren en de aanleg van oen kanaal Antwer penMoerdijk ons op gelukkige wijze daar van verlost. Het voordeel zou beslaan in- „Tüüchtinp van financieelo lasten en op heffing van een soort servituut, dat op een deel der Zeeuwsche en Zuid-IIollandsche wateren rustte." Thans komt echter op* den bodem van ons Noord-Brabant „een soort servituut" te rus ten van heel wat bedenkelijker aard. Zag art. IX, par. 8. van 1839 op acquivalentie aan in 1839 bestaan hebbende waterver bindingen en dus aan een bekende groot heid. het nieuwe tractaat denkt aan het kanaal AntwerpenMoerdijk een breedte toe dit* verzekert, dat te allen tijde en over de geheele lengte van den waterweg drie Rijnschepen van de grootste tonnenmaat of sleeptreinen langs elkander varen. Ongeli miteerde dus in ruil voor gelimiteerde ver plichting. „Dat thans had moeten worden „bepaald, dat. wanneer het kanaal Antwer penMoerdijk zal zijn lot stand gekomen, „par. 12 van art. IV van het verdrag" (ver plichting tot instandhouding der kanalen door Walcheren en door Zuid-Beveland, en tot hare verruiming op verzoek van België) „buiten werking behoort te worden gesteld, „kan niet worden toegegeven" (tweede M. v. A., blz. 18). M.a.w. Nederland ruilt niet een oude verplichting tegen een nieuwe, maar behoudt de oude en krijgt er een nieuwe bij. Zij behoudt de oude verplich ting zelfs in verzwaarden vorm: de verrui ming, dio vroeger van Nederlands vrijen wil afhing, moet nu volgen als België er om vraagt. Ook de rest van het „soort ser vituut" vervalt niet: immers waartoe zou België den toegang of zelfs de verruiming van een kanaal naar Wemeldinge verlan gen dan om verder dan Wemeldinge te kun nen varen? In 's Ministers voorstelling zou dan ook geen redelijke zin zijn te hechten aan de uitdrukking „de verbindingswatcren „tusschen de Schelde en het Rijnnet, de „kanalen door Walcheren en Zuid-Beveland „daaronder begrepen", in art. VI, par. 7, van het-nieuwe tractaat. liet protocol bepaalt, dat de koslclooze sleepdienst tusschen Antwerpen en Dor drecht zal vervallen „uiterh'jk op den dag, waarop het kanaal AntwerpenMoerdijk zal worden opengesteld." Maar België heeft zich tegenover Frankrijk verbonden, dien kosteloozen sleepdienst te handhaven tot het oogenblik, dat niet sléchts het kanaal AntwerpenMoerdijk, maar ook het kanaal AntwerpenRuhrort zal zijn voltooid. De vraag in Uw voorloopig verslag (blz. 16) of België van deze verplichting door Frankrijk is ontheven, wordt door den Minister niet beantwoord. IV. De Minister blijft-in het tractaat „een „verbreeding van de basis niet alleen van „onze staatkundige,j maar ook van onze „commercieele mogelijkheden" zien. „Het ligt niet op (zijn) weg „in dit stuk bij de bestrijding te verwijlen, „die aan deze zienswijzo i9 ten deel geval len" (blz. 8 der tweede M. v. A.); Deze verzekering ;s zeker niet in slaat aan de argumenten, die tegen die zienswijze zijn aangcyoerd. hunne kracht le ontnemen. Met name eene nadere aanduiding der gronden die den Minister qan eene belan gengemeenschap der Nederlandsche en Bel gische havens, die ook in België izóu wor den erkend, hebben doen geloovcn, zou wel kom zijn geweest. Tot dusver heeft Antwer pen zeker niet getoond, bij de arbeidsver- deoling, welke natuurlijke oorzaken (mits in hare werking niet gestoord) tusschen hare haven .en die van Rotterdam tot stand moe ten brengen, te willen berusten. Een Ant- werpsch havenimperiat.isme steekt de hand uit ook naar ons eigen Nederlandsch be drijf. Wij bedillen dien ondernemingsgeest der Scheldehaven niet, doch tot een derge lijk doel kan niet over Nederlandsch gebiéd worden beschikt alsof het Belgisch ware. Het mag in geen Nederlandsch brein opko men daaraan medeplichtig le worden. „In de geschiedenis der volken", zegt de Minis ter. „komen verziumde oogenblikken zelden terug" (blz. 8); welnu, het zou een verzuim zijn, thans niet met nadruk onze oude, be proefde houding te handhaven, die den an der gaarne het zijne laat, maar eigen be staan en toekomst bóschermt. Ook in zuiver staatkundigen zin brengt verwerping va.n het tractaat ons tegenover België in een betere houding. Wij kunnen België, zijn volkshuishouding en volksbe staan, niet absorbeeren. Evenmin mag Bel gië het ons doen. Tn een Belgisch-Neder- landsche samenwerking, die wij begroeten zullen zoo dikwijls zij vruchtdragend schijnt, wenschen wij te zijn een volstrekt zelfstandig, niet een overrompeld element. België hoeft in deze geheele aangelegenheid slechts gerekend op Nederlands lijdelijk heid Het behoort ons anders te naderen. Indien uit dit tractaat, na deze voorge schiedenis, bij België neiging tot toenade ring ontstaat, kan het slechts een toenade ring zijn, die ten doel heeft den- zwak ge bleken nabuur de helling naar onzelfstan digheid nog verder te doen afglijden. Van zorg vervuld, verzoekt mitsdien on& Comité, waarbij Nederlanders uit .eiken kring en van elke staatkundige richting zich hebben aangesloten. Uw vergadering met den meeslen aandrang, de verkeerde keuze niet te doen, maar dit tractaat te verwerpen. RECLAME. 2264 (Zitting van gisteren). UITOEFENING DER TANDPROTHESE. Aan de orde is het wetsontwerp: Her ziening van de uitvoering van de wet' van 29 J um 192b Op voorstel van den VOORZITTER wor den de afgemeene beschouwingen cn het eenig artikel tegelijk behandeld. De heer MARCHANT (V-DO., die twee amendementen heeft ingediend, het eerste om in de considerans tot uitdrukking ie brengen, dat het noodzakelijk is, de ^gevol gen van de verkeerde toepassing van de wet van 29 Juni 1925 te niet te doen, het tweede ten doei hebbende om alle visee ringen, verleend' krachtens de wet van 29 Juni 1925, ongeldig le doen zijn na 31 Dcc. 1926, gaat uitvoerig de geschiedenis na van de wet van 29 Juni 1925 en begrijpt niet, dat. toen deze minister zijn entrée maakte op het Departement, hij niet een streep haaide door handelingen van zijn voorganger, maar is voortgegaan op den weg over het veelvuldig verlecnen van be voegdheden in strijd met de bedoeling van de wet. Thans wil de minister maatregelen ne men; in de eerste plaats ongedaan maken wat in strijd met de wet is geschied en ten tweede hem te verplichten, het advies in te winnen van een commissie. Deze commis sie is eigenlijk een soort arbitrage, be staande uit twee tandlecbniei, twee tand artsen en met als voorzitter een rechts geleerde. Do heer KLEEREKOPER (S. D.): Met een kunstgebit! v De heer MARCHANT (V. D.) meent, dal den inspecteurs van de Volksgezondheid geen blaam treft. De minister is zijn boekje te buiten gegaan. De inspecteurs behoeven dus geenszins te worden uitgeschakeld. De door de regeering voorgestelde consi-t derans wekt den indruk, dat alleen tegen de bedoeling van de wet zou zijn gezondigd: Dit zou niet eens zoo erg zijn. Maar liet is veel erger. Er moet in de considerans tot uiting komen, dat gezondigd is tegen lief woord van de wet. De wet, zooals zij thans luien, is voöl juiste uilvoering vatbaar. Spr. stelt nu voor, dat alle visa, verleend volgens de wet van 1925 zullen vervallen met 31 Dec. 192G. Desnoods kan die termijn nog verlengd worden. Stelt men dus prijs op hernieuwing van de, .visa, dan moet men binnen dien termijn zijn stukken inzenden. Het lijkt spr liet veiligste, de wet te laten zooals zij i9 es eenvoudig ongedaan te maken, hetgeen in strijd daarmee geschiedde. Mevr. DE VRIES—BRUINS (S. D.) veri dedigt een amendement om den titel van tandheelkundige, zooals de minister dien wil verleenen. le wijzigen in tandmeester, Het gaat niet aan, deze menschen tand-! heelkundigen te noemen. Alleen de tand< artsen mogen de volledige tandheelkunde* uitoefenen. De titel tandmeester komt spr. jui9ler voor. Spr. wijdt voorts eenig© beschouwingen aan het ontwerp zelf. Zij vraagt zich af, of men op het Departement zich wel volkom men bewust is van de fouten, welke zijn gemaakt. De Kamer dient behoorlijk ingei licht te worden over het gevolgde systeem, want ook spreekster is niet alles duidelijk. Zij is ongerust over de uitvoering van het onderhavige ontwerp, omdat zij niet weet, hoe men op het Departement is le werk gegaan. Zal ook bij de uitvoering van. da nieuwe wet iedere tevredenhetdsbetuigiul van een wihekeurigen patiënt voldoende zijn om een nieuwe visum te verleenen? Of zullen we bij dit wetsontwerp de toestanden krijgen, dio we noodig hebben. Als het goc4 wordt uitgevoerd, ia het met de ?aak af ge* loopen, maar in het tegenovergestelde geva.' zal misschien een derde wettelijke voorzie1, ning noodig ziin. Mc-t de door den minister voorgestelde commissie kan spreekster zich vereenigen» Hoe weet de heer Mare ha nt, dat de inspect leurs hun instructies goed gegeven heb ben? Deze commissie geeft een beteren waarborg. SpreeJrstcr had die commissie, die een centrale behandeling Ier hand zou nemen, reeds bij de behandeling van haar interpellatie gewild. Zij hoopt, dat de mi nister de. commissieleden zal doen aanwijs zen door de verschillende organisaties. Het zou verder de voorkeur verdienen, inplaafs van twee tandtechnici, een medicus en ecu tandtechnicus in de commissie op ft nemen. De heer v. SASSE v. TJSSELT (RK) meent, dat de heer Marchant met zijn tweede amendement ie ver gaat. Daarin j» niet anders dan een motie van afkeuring te zien. Spr. hoopt, dat de minister duid© lijk zal doen blijken, wien de schuld treft voor de slechte uitvoering der wet, dcö RECLAME. ontslaan door Gevalle Kende, bestrijdt men spcedig en rjGed met Mijnhardfs Sanaparin*iab Zetten Glazen Buisje 75 ct. Bij Apoth. en Drogist 8297 M/

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 10