VOOR DE JEUGD LEIDSCH DAGBLAD o. 39. Zaterdag 9 October Anno 1923 e Schitterende Sterren Haar het Engelsoh van F. BONE, Vrij bewerkt door C. E. DE LILLE HO GEB WAARD. Hoofdstuk lil. Kerstmis in het ziekenhui*. et was de dag vóór Kerstmis. vrouw Loveli keek in een boekwinkel Londen naar alle schatten, die kinde- zouden doen watertanden. In haar er in het hotel had zij een Kerstpak reed voor Alfred, die weliswaar nog in t Ziekenhuis lag, maar wiens beenen h al beter begonnen te worden. ~ijn moeder zou echter zoo gaarne wil- dat hij eens over iets anders dacht dan er zich zelf en terwijl zij midden tus- allerled mooie boeken en platen d, vroeg zij zich af, of zij niet iets voor zou kunnen koopen, waarmee hij n ander blij kon maken. Zij wist echter ~ts. oor één der ramen keek zij ifaaf de achen op straat, die allerlei Kerstar- elen verkochten. Wat zouden zij van de 't van Bethlehem de grootste van alle rren afweten 1 Den laatsten keer, dat zij Alfred opgezocht had, waren zijn meer gericht op de modder in do ten dan op de sterren. Zijn beenen en nog steeds pijn en de dokter had gezegd, dat er nog wel eenige weken ~rbij zouden gaan, vóór hij net als an- re menschen loopen kon, maar dat hij tegen het voorjaar heelemaal beter zijn. Alfred had gemopperd, dat het vreeselijk lang duurde en was erg in n put geweest. ,Het is voor een jongen van tien jaar ;k niet gemakkelijk naar de sterren te ken, als je na verscheiden weken in bed hebben gelegen, nog altijd niet kunt staan'1, zei zij liefdevol in zichzelf, ter- :1 zij de mooiste boeken met de fraaiste aten voor haar zoontje uitzocht. Mevrouw Loveli had Alfred in eenige gen niet gezien en zij verheugde zioh en hard op de Kerstviering met hem, hij dit deed. Zij was met Sara naar ferby geweest om te zien, wat er op de vendelhut noodig was, ten einde haar kunnen betrekken, zoodra Alfred sterk noeg zou zijn om naar het dorpje bij de renvelden en de rotsen aan de zee te in. 'aar nu was zij weer in Londen terug verlangde zij vurig naar haar jongen. rwijl zij, beladen met pakjes, weer op aat liep, herinnerde zij zich plotseling t bedje in den hoek, dat zij altijd voorbij g, als zij naar Alfred ging. Een klein isje met een verbonden hoofdje en een neens verbonden arm lag er in zonder te bewegen. Zij had een mager, don- r-getint gezichtje en twee bruine oogen echter meestal gesloten waren, evrouw Loveli had medelijden met 't e ding en stelde veel belang in haar. haar herhaalde vragen had de zaal- ~r altijd het hoofd geschud en geant>- rd, dat zij nog niets nadere omtrent meisje vernomen had. Niemand kwam opeisohen en zij zelve kon niet de minste inlichting geven. Zij scheen alles zelfs haar eigen achternaam vergeten te hebben. Haar hoofd had erg door den val geleden, en zij wist alleen te vertellen, dab zij Juanita heette. Terwijl mevrouw Loveli dien middag de deur van het groot© Ziekenhuis binnen ging, vroeg zij- zich af, of nu, den dag vóór Kerstnfis, Juanita daar ook zoo een zaam en verlaten zou liggen en er nie mand zijn zou, die haar een verrassing bracht. Zij verlangde er bijna even hard naar, het meisje glimlachend over een boek gebogen te zien, als zij dit van haar eigen jongen deed. Terwijl zij in de lift 6tapte en over de lange gang naar de kinderzaal liep, kon zij duidelijk zien, dat het Kerstfeest met rassche schreden naderde. Overal hingen hulst en maretakken, roode klokken en linten. Morgen zou er een Kerstboom zijn. Een heerlijke verrassing wachtte me vrouw Loveli, want daar, bij de deur van zijn kamer stond Alfred! Hij zag er nog bleek en mager uit, maar hij had slechts in één hand een stok. Zijn knikken had hij niet meer noodig en de zuster zou ze ge ven aan een jongen, wiens beenen er veel erger aan toe waren dan die van Alfred. Binnen enkele weken zou hij in staat zijn te loopen, al zou hij in het begin dan ook nog wat trekken met één been. Maar ook dat zou overgaan. Toen zijn moeder hem zag, werd haar hart van vreugde vervuld en zij vergat het kleine ItaLiaarische meisje in de aan grenzende zaal heelemaal Zij snelde naar haar jongen toe en liet haar pakje op den grond vallen, terwijl zij Alfred omhelsde. Zij lachte en schreide tegelijk. Maar hij was het en hij deed het met trots die de pakjes voor haar opraap te, door de kamer strompelde en er in slaagde een stoel voor haar bij het vuur ie schuiven. Het was net, alsof Alfred plotseling een heel andere jongen gewor den was. De gemelijke uitdrukking op zijn gezicht was geheel verdwenen. Die groote verandering in zijn uiterlijk kwam niet alleen, doordat hij een begin gemaakt had met loopen. Er moest nog iets anders ge beurd zijn. Mevrouw Loveli vroeg er echter nies naar. Zij wist, dat als zij wachtte, hij het haar uit zichzelf vertellen zou. Zij maakte dus het grootste pak open en Alfred keek verrast naar de boeken en puzzles, de leg kaarten en andere schatten, die hem den tijd moesten korten, totdat het eindelijk voorjaar zou zijn. Toen hij alles bekeken had, behalve de boeken, welke zijn moeder dien morgen ge. kocht had, werd Alfred plot-seling ernstig. ,,Zeg Moeder", zei hij nu, „gisteren heb ik met de zuster door twee zalen geloo- pen. „Dat was prettig", antwoordde zijn moeder. „Prettig en niet prettig. Ec wist niet, dat er zóóveel menschen waren, die nie mand hebben om hen op te zoeken en om van hen te houden In een bedje lag een klem jongetje Het was door zijn vader geslagen, toeD deze dronken was. Is dat niet vreeselijk Moeder 1" „Ja ontzettend", zei mevrouw Loveli treurig. „En Moeder, ik ik mag dan geen goede beenen hebben ik heb een goed hoofd en als ik later groot ben, zal ik voor al die ongelukkigen opkomen en hen helpen. Ik zal erg mijn best doen met leeren en wie weet, of ik dan geen lid yan het Par lement kan worden." „Zeker Alfred", zei zdjn moeder. „En ik zal dan reden hebben trotsch op je te zijn." Alfred keek peinzend in het vuur.j „Als je uitgevonden hfcbt, dat je hor*'] meer waard ia dan je beenen, Alfred",, ging mevrouw Loveli voort, „heb je een goede ontdekking gedaan in het Zieken huis." „Maar ik heb nog iets anders ontdekt, Moeder11, zed Alfred nu weer. „En ik heb haar gezegd, dat ik het u vragen zou? ze is even goed als een zusje, wat een aardig zusje. Ze kent Italiaans oh, maar, sprak altijd Engelsch met haar moeder.. Maar is het niet gek, dat zij zich heele maal geen namen herinneren kan en zelfs niet eens weet, waar zij vandaan komt? Het kwam natuurlijk door de aanrijding.) Ik heb haar verteld, dat het Venetië was, waarover ze sprak, toen ze mij beschreef, waar ze gewoond had." „Over wie heb je het toch, jongen?"- vroeg mevrouw Loveli verwonderd'. „O, ik vergat heelemaal, dat u er nog ieta van weet", zei Alfred nu. „Ilj: heb het over Juanita, het Italiaansche meisje, dat in het bed naast de deur ligt. Zij kan ein delijk weer spreken en het was, terwijl ik met haar praatte dat ik voor het eerst dacht over alle kinderen, die geen moeder meer hebben. Haar eenige bloedverwant is veel, veel knorriger dan Oom Dun st ane." „Stil Alfred", zei zijn moeder nu. „Oom! Dunstane bedoelt het goed met ons bei den." „Ik kan niet van hem houden, Moeder,- Maar luistert u eens. Juanita woonde in' een oud kasteel boven op een prachtigen heuvel. Haar vader is in den oorlog ge sneuveld. Er was een oude gouverneur, die haar les gaf en zij noemt hem Padie, (Vader), maar zij kan zich zijn eigenlijke naam niet herinneren, evenmin als zij haar eigen achternaam noemen kan. Verder was er iemand, die heel onaar dig tegen haar was, al weet zij ook niet meer, wie dat was. Zij ging naar Venetië. Haar moeder werd steeds zieker en stierf eindelijk. Er waf een vriendelijke knecht, die op het kasteel gediend had en hij ging met den Padre mee; zij zag geen van beiden ooit terug.) Zij denkt, dat zij weggezonden werden,- maar haar hoofdje gaat zou vreeselijk pijn doen, als zij haar best doet zich iets te herinneren. Haar kindermeisje braoht haar naar En geland in een vervelend, saai huis en ging weg. Zij had heelemaal geen geld op zak. Ze zchijnt in ^ngeland iemand te willen opsporen, iemand van wie haar moeder lang geleden veel hield en zij weet zich alleen nog maar te herinneren, dat die persoon Nan heet. Dat is een echte meis jesnaam, is het niet. Moeder Maar het kan toch geen meisje zijn." „Nan," herhaalde mevrouw Loveli .ver baasd. „Nan en hoe yerder j1^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 17