OCTOBER
3
DE WILDE HERTOGIN.
DAGBLAD, Zaterdag 2 October Derdè Btah Anno 1&26
i® Bmitfenir Weekoverzicht,
FEUILLETON.
LEIDSCH
Het Atelier van Duncan.
WINTERTIJD
Mijn indrukken uit Amerika.
W HEDENAVOND NOG VERHAGENs PARIJSCHE WAFELS GEHAALD!
So. ZV41«.
v *x Te veel spoed bij den Volken-
1 bond Mijnwerkers-echec
Hooge politiek en provo
catie? Poolsche vrees.
1 De zitting van den Volken'bond ie uit
begaan als een nachtkaarsAfgeraffeld
heeft men, wat nog op de agenda stond.
,En al was dit niet van overwegend belang,
het maakt toch geen g-imstigen indruk,
tjdab de Volkenbond zicli er voor wilde lee-
hen aldus te haasten en te spoeden. Ook
\yoor kleine dingen moet de Volkenbond
tijd over hebben.
Eén belangrijk besluit is er nog geno
men. De ont-wapenings-conferentie zal zoo
veel mogelijk bespoedigd worden. Tenslotte
hebben allen zich er mee vereenigd, al wa
ren er, die ernstige bezwaren hadden en
niet ten onrechte. Nog meer dan ten aan
zien van het laatste werk van den Volken
bond geldt ten opzichte van de ontwape
ning: haastigë^'spoed is zelden goed. Het
is een zeer teer plantje, de ontwapening.
Beter een tijdje uitstel dan door overhaas
ting dc zaak bedorven. Zonder voldoende
voorbereiding komt van de ontwapenings
conferentie niete terecht, want er zijn
zooveel punten die aanleiding geven tot
.verschil van meening, zoo niet erger.
Enfin, 't beste er maar van hopen.
Met de Engelsche mijnstaking loopt het
ten einde. De mijnwerkers kunnen den
strijd niet langer volhouden. Cook zelf
heeft het tenslotte moeten erkennen. Bij
duizenden per dag keeren de werkers naar
de mijnen terug op voorwaarden, door
de eigenaren gesteld. Met laatste kracht
tracht men nog een eervollen uitweg te
vinden, maar daarmee is alles gezegd.
Gezien de altijd nog volkomen afwijzende
houding der eigenaren verwachten we wei
nig succes van dit pogen. De regcering
wil de arbeiders wel beipen, maar kan
niet veel doen, zoo de eigenaren niet ver
ia ezen mee te helpen en niets wijst daar
op. De eigenaren zien hun kans schoon,
eigen voorwaarden geheel door te drijven
met uit elkaar doen gaan van de mijn wer
kersorganisatie. Want daarop wordt do
kans al groot-er, gelet op den gang van
zaken. Niet voor niets hebben de mijn-
werkersleiders ruzie met de leiders van an
dore vakvereenigingen, die zij verwijten
niets te hebben meegeholpen in den strijd,
met leiders uit het buitenland, van waar
ook al weinig hulp is afgekomen, naar
beweerd wordt, 't Is af en toe een fris-
Bche scheldpartij.
En hoe zullen de mijnwerkers, wanneer
alles eenmaal achter den rug is, zelf agoc-
iei) op de gestes van hun leiders 1
Bedrieger' de teekenen niet, dan zal het
an de Lngelsche mijn werkers wereld uog
gaan spoken I
Vanuit Amerika is nog een behartens-
waardige raad gekomen: keer terug tot de
echte vakvereeniging, zonder politieke ten-
den zen
Dat laatste schijnt echter tegenwooruig
tot de vrome vvenschen te behooren. De
politiek viert immers hoogtij ovëfai. Niet
alleen op eigen terrein maar ook al in de
economische vraagstukken. Ook het pas
gesloten 6taalkartel is niet daarvan ge
speend
Op eigen terrein wordt de politiek zeer
Idruk beoefend- Terwijl Frankrijk en
Duitschland toenadering tot elkaar too-
nen, probeert Italië Engeland tot een on
deronsje te bewegen. Die toenadering
sprak zelfs uit twee redevoeringen van
Poincaré, waarbij hij voor het eerst voor
Duitschland eemge vriendelijke woorden
overhad, al moest hij nog eens Duitsch-
land's schuld aan den oorlog scherp naai
voren brengen De loop der dingen heelt
Poincaré echter wel gedwongen zich in de
richting van Briand te bewegen, zij het
ook heel langzaam aan Trouwens, men
moet niet vergeten, dat Poincaré toch
niet in eens kan omkeeren als een blad op
een boom
Uit hel Duitsch door ERNST KLEIN
Geautoriseerde vertaling
van L. DITHMAR1NE
(Nadruk verboden.)
7)
James Wood grinnikte.
„Ik zou er zeker altijd naast trappen."
„U als croupier! Maar maar een
croupier voor tweeduizend pond! Neen
mijnheer, u moet andere diensten verrichten,
die een meer hoogstaand man eischen.
Wilt u?"
„Ik ben helaas niel in een toestand dat ik,
zooais de dooiende ridders der oude tijden,
de.schoone vrouwen tot sluier kan-dienen.
„De diensten, die wij van u vragen, zijn
ook in het geheel niet romantisch van aard.
Zij zijn zeer nuchter en dikwijls niet zon
der gevaar. Maar zij worden goed betaald.
iWilt u?"
„Hm madame! Hoewel ik niet graag
aan de zoogenaamde betere tijden terug
denk, zijn er toch nog ideeën en opvattingen
in mij die, hoe ruim zij ook mogen lijken,
♦och een grens trekken om mijn dienstvaar
digheid voor u."
Madame Leonie glimlachte. Madame'Leo-
ïüe stond van den otlomane op.
„Aristideszeid? zij, „ga naar het kan
toor en haal het geld!"
Wederom flitsten h'un blikten elkander
aan. En de inan. wiens woede zij even tevo
Te midden, van de ernstige toenaderings
pogingen tiufichen. de felste oorlogstegen
standers van weleer komen plotseling oen
paar incidenten in het bezètto gebied ge
vaarlijk dit streven bedreigen. Eenige Duit-
schers zijn daar door Fransche officieren
en soldaten neergeschoten of gewond. Is
dat op dit oogenblik bloot toeval of zit
daar iets achter Het zou niet voor de
eerste maal zijn, dat de Duitsc-hë nationa
list-en door provocaties een spaak in 't wiel
pogen te steken, wanneer het niet gaat,
zooals zij dat wenschen. Zij deinzen voor
niets terug. Het behoeft zeker geen be
toog, dat de toenaderingspolitiek allesbe
halve naar den zin der Duitsch-nationalen
is. En de Fransche lezingen spreken alle
maal van tarten door de betrofi£enen
Officieel schijnt men echter vast van
plan, de hoofden koel te houden, zoodat
deze incidenten vermoedelijk niet zullen
bereiken, dat de zoo moeizaam verkregen
toenadering weer daardoor verloren gaat.
Italië ziet dat ook wel in en vandaar
de pogingen van el duce een tegenwicht
te vormen door het aan te leggen met. En
geland. Chamberlain en Mussolini hebben
elkaar te Livorno ontmoet en samen ge
dejeuneerd. Begrijpelijkerwijs is officieel
een weinig-zeggend communiqué verstrekt,
zöoals men dat bijkans van te voren wel
kan opmaken. De aandacht trekt even
wel, dat de Engelsche pers zich zeer voor
zichtig uitlaat en Londen Parijs verzekert,
dat er niets is geschied, terwijl de Itaiiaan.
solie pers hoog van den toren blaast over
dit ministerieel samentreffen. Dit laatste
kan ook zijn voor inwendig gebruik, want
trots alle verzekeringen van het tegen
deel, schijnt het in de Italiaansche fascis
tische partij toch niet heelemaal pluis te
zijn, gelet op het feit, hoe sommige lei
ders elkaar aanvallen en zelfs Mussolini
niet meer geheel onaangetast blijft. Een
beetje schijn van succes heeft vaker ge
holpen om getaand of tanend prestige
weer tc doen stijgen.
Moet de gevallen Grieksche grootheid
Pangalos ,al wordt het nu natuurlijk
ontkend ook niet met stoute plannen
hebben rondgeloopcn, neerkomend op ver
drijving der Turken uit Europa en het
maken van Konstantinopei tot een Griek
sche stad? Alleen om zich tc kunnen hand
haven Zijn opvolger Rondilis wankelt
al evenzeer, maar wil toch niet weg, al
zegt hij van wel. Zijn bewind schijnt Ook
spoedig tot het verleden te zullen behoo
ren, gelijk in Polen het kabinet-Bartel
baan heeft moeten maken voor Ja, dat
zal de toekomst nog moeten leeren. Polen
is langzamerhand weer het oude Polen
geworden van duizend en een partijen.
Groote ongerustheid heerscht thans te
Warschau over een juist gesloten verdrag
tusscSien sovjet-Rusland en Lithauen,
waarbij Wilna, het door Polen brutaal ge
stolen grondgebied ,aLs toebelioorond aan
Lithauen wordt beschouwd. Naam is nog
wel geen daad, doch er zit toch een drei
ging in en met zulke dingen moet men
voorzichtig zijn. Aan beide partijen is
daarom reeds om opheldering gevraagd
In een vorigen brief verleide ik u een en
ander van Raymond Duncan herinnert
u zich? de man, die het onderscheid lus-
schen de seksen zooveel mogelijk wil doen
verdwijnen; de man met de lange als van
een vrouw gekapte haren en het Grieksche
gewaad, de man met de discipelen, die zich
kleoden en kappen als hij, mannen zoowel
als vrouwen, cn met wie hij, uit propagan
da, over de boulevards wandelt; de man,
dien ongeveer ieder in Parijs, kent van aan
zien, en om wicn ongeveer ieder lacht.
Re vertelde u, dat hij ook teekent en
schildert, Raymond Duncan, en dat hij zijn
teckenkunst ook voor doekversiering weet
te benutten; hij houdt er een eigen procédé
op na, om de. verf voor die doeken te berei
den, en ze na het werven te „wasschen",
zéé dat de kleuren worden als oud, door
ren nog in bedwang moest houden, glim
lachte evenals zij. Glimlachte en verliet do
kamer.
James Wood verhief zich langzaam. Wat
duivel wilden die twee nu opeens? Dat
glimlachen der vrouwNu, hij zou het
wel zien
Zij stond voor den spiegel en schikte haar
haar. Hij trad nader cn legde langzaam zijn
handen op haar schouders. Kostelijk zacht
was de huid, die zijn vingers aanraakten.
In den spiegel vonden hun oogen elkaar.
Honderden kabouters dansten daarin. Met
de gracieuse lenigheid van een kat gleed zij
weg. Spottend parelde haar lach.
„Ik heb alleen uwe diensten noodig, mijn
heer, als zakenvrouw."
James Wood beet de lippen op-cen.
Zij ging voor hem slaan en zag hem met
een scheefgetrokken hoofd aan.
„Zoudt gij, als een zoo verstandig man
niet gemerkt hebben, dat, onder al mijn
deugden de trouw vooraan slaat?"
„Trouw.
,.Ik ben toch ook hierin van uwe discretie
verzekerd?"
„Zonder -twijfel."
„Tegen iedereen?"
„Tegen iederepn."
„Ook tegen Sperazzi?" -
„Ook tegen Sperazzi."
„Ik ben in het geheel niet zijn zuster,
maar zijn vrouw."
Tien minuten later ging een stil verge
noegde, zacht voor zich heen fluitende
jongeman de m«vmeren trap van het Maison
Astarte af. Hij droeg een zeer elegante
smoking fh welks borstzak een dik pakket
goede Engelsche honderdpond noten stak.
Onderaande trap stond Ibrahim, het
den lijd vervaald. Het zijn ernstige, bijna
sombere kleuren, die hij laat gebruiken,
zelfs het rood en het geel missen alle uit
bundigheid; dat geeft iéts heel waardigs
aan zijn doeken die zéér gezocht zijn
in artistieke kringen, en die daar duur be
taald worden.
Die doeken Iaat hij vervaardigen in zijn
„atelier", waarvoor eenvoudig zijn theater
in de rue du Coliseé gebruikt wordt, dat
overdag (behalve op enkele dagen, dat er
middag-voorstelling is) tóch leeg staat.
Door toevallige omstandigheden heb ik
dat atelier van Raymond Duncan van heel
dichtbij leeren kennen, en vond het zóó
eigenaardig een Parijschc curiositeit op
zichzelf! dat ik u ex een en ander van
vertellen wil.
Het zijn bijna uilsluitend vrouwen en
meisjes, die er werken, 's Morgens om 8 uur
begint het, 't Eerste, wat zo te doen krijgen
bij aankomst, dat is de theater-zaal in een
werkplaats omscheppen. Dc banken (er zijn
geen stoelen, maar banken in de theater
zaal van Duncan ook al weer een Dun-
cansche bijzonderheid 1) de banken dus
worden opzij geschoven naar ééne helft van
de zaal; het vloerkleed wordt opgerold: een
zwaar tapijt, bijna niet- te hantceren. Dan
worden op het ontruimde gedeelte weer wat
banken teruggedragen, die de werksters tot
zitplaats zullen dienen; en dan hollen dc
meisjes en vrouwen naar boyen, naar de
galerij boven het tooneel, waar hun lappen
op lijsten gespannen, 's avonds opgeborgen
worden. Haast-je rep-je worden die over
de leuning heen naar beneden gericht, en
dan zoekt ieder zenuwachtig naar het potje
verf, dat ze noodig heeft, cn installeert zich
voor haar lap. En dan is 't werken, wer
ken, want hoe meer lappen je afmaakt per
dag, hoe meer je betaald krijgt, al be
draagt een dagverdiensle bij Duncan zel
den of nooit meer dan 15 francs. Bij zóó'n
betaling is het te begrijpen, dat slechts wie
in den hoogslen nood verkeert, werk gaat
vragen bij Duncan. Maar één ding heeft
Duncans atelier boven dat van anderen
voor, en dat is, dat hij nooit iemand afwijst
die om werk vragen komt uit menschen-
Iiefde, uit naaslen-hulp.
Tusschen al die meisjes en vrouwen, die
uit nood bij Duncan werken, zijn er ook
enkele luxe-mei9jes, die daar alleen maar
wat werken komen uit inleressantigheid
om aan vrienden en kennissen te kunnen
vertellen, dat zij artistieke doeken gemaakt
hebben bij den artistieken, interessanten
Raymond Diincan.
Het is dus uit den aard der zaak een liëel
eigenaardige verscheidenheid van vrouwen
en meisjes, die er werken. Meer en minder
beschaafde jongere en oudere. Getrouwde
en niet-getrouwde. Er is een danseresje, dat
's avonds dansen moet, cn overdag van 8
uur 's morgens tol 0 uur 's avonds doeken
kleurd; ze werkt uog niet vlug, maar bij
zonder mooi, verdiende in 3 dagen aan een
japon, die voor minstens, 1000 francs ver
kocht zal worden. 12 francs. „Werk
toch vlugger en slordiger 1" raadden liaar
een paar anderen. Maar dat wil ze niet.
„'k Zal 't wel leeren!" antwoordde zij.
Er is een volksmeisje, dat nooit een be
hoorlijk vak heeft geleerd; VFoeger heeft zo
kralen geregen op een fabriek, dag-in dag-
uit kralen geregen, heel fijne. Nu wou zo
wel eens wat anders. Zag een advertentie
van Duncan, en nam dadelijk maar aan
de eene slechte betaling geruild tegen do
andere, maar ten minste eens afwisseling
van werk en van omgeving. En als je geen
enkel vak behoorlijk machtig bent, niet
waar, dan kun je niet veeleischend zijn.
Er is een schildersvrouw, die voor haar
man wal bij verdient. Ze woont heelemaal
in St. Cloud, en komt eiken dag naar Pa
rijs om daar die paar francs te krijgen in
ruil voor 8 uur werk. Maar 't is voor haar
man. Ze is zóó vervuld van hem, dat ze
niet over hem zwijgen kan. WdAr ze dat
kan, brengt ze in haar gesprekken „mon
rnari" te pas, al is het maar om te vertel
len, dat ze zelf haar penseelen niet gekocht
heefl. dat „mon mari" dat voor haar doet.
Er is ook een meisje, dat altijd komt in
een keurig zwart-zijden japonnetje, een ja
ponnetje om mee uit lea-en te gaan. Ze
spreekt niet, werkt slil en ijverig. En ziet er
dom uit. Dat is alles, wat de anderen van
haar welen.
En er is een meisje zéé vaaltjes, zóó
breedc, glanzende gezicht één en ai vraag-
teeken.
„Gij leefb Heer. Géddankl" riep hij.
„Ik leef en ik betaal. Vijf procent, zooals
afgesproken was." James Wood telde uit
het dikke'pak tien banknoten en druklo ze
in de hand van den neger. Hij sperde de
oogen wagenwijd open en staarde nu eens
het geld en dan weer den man aan, die
het hem gaf.
Deze lachte.
„Valt hef je tegen, brave Ibrahim? Het
spijt me, maar ik heb niet meer gewonnen.
Tweeduizend pondl Vijf procent maakt
honderd pond. Je ziet, de eene gentleman
houdt den ander aan zijn woord. Zoo, geef
mij nu mi^n jas!"
V.
James Wood was gewoon vroeg op te
staan. Als de zon door het raam van zijn
slaapkamer scheen, moest hij opstaan en
liet open maken. Het deed er niet toe-, hoe
hij den afgeloopen nacht doorgebracht had.
Als de nacht voorbij was, stond hij met de
eerste zonnestralen op uit het warme bed
en nam een koud bad. Hierop volgde een
uur fanatieke gymnastische oefeningen en
tot slot een uitgebreid optbijt. Zelfs zeer
uitgebreid. Liefst begon hij den dag met
een halfpond biefstuk.
De drie eerste nummers van het program
ma waren vervuld bad, gymnaslie en
ontbijt. James Wood begon aan het vierde,
niet het minst interessant zijn toilet. Een
groote keus had hij niet, want zijn laatste
groote garderobekoffer had hij met inhoud
in Algiers verspeeld maar een bescheiden
rest van den vroegeren grooten slaat was er
nog. Twee, drie colberts, twee dozijn dassen.
Al* rijn todet ten einde was kon Jaroes
bleekjes, en in zulke versleten kleertjes! Dat
van 12 tot 2, als de anderen weggaan om te
eten, rneeslai blijft doorwerken. En zegt, dat
ze „hêélemaal geen honger" heelt.
En dan zijn er dc gewone charmante Pa
rijschc „raidinettetjes", vroolijk, babbelend,
vol kwinkslagen, zingend af en toe; vertel
lend van een cinema waar ze geweest zijn,
van een wandeling naar buiten, van een
hoedje, dat ze willen koopen, en zoo en zoo
opmaken; van een aardige japon, die ze ge
zien hebben.
Een contrast met die levendige, steeds
babbelende midinettetjes vormen dc meisjes
in Duncan-kleeren. „Alsof er geen andere
belangrijke dingen in het leven bestaan bui
len de liefdel...." zoo smalen ze, met
streng-afkeurende blikken. En zelfs een
Duncan-meisje, dat hevig het hof gemaakt
wordt door een Duncan-jongeman beweert
tegen de andere meisjes, dat ze niets van
de liefde moet hebben, en dal ze het verve
lend vindt, als telkens en telkens weer over
dat onderwerp gepraat wordt.
Ja, er zijn ook een paar jongemannen in
het Duncan-atelier, maar voor ander werk:
voor het drukken van de teekeningen op do
lappen, en voor het drukken van de pro
gramma's en uilnoodigings-biljetten voor
Duncans lezingen; want dal gebeurt alle
maal daar in dat theater; die jongemannen
echter werken in de voorhal, al komen ze
wel eens even in het atelier om een praatje
te maken met hun kennisjes daar.
Er is een andere jongeman in Duncan-
klêeren, die niet zooals de anderen een witte
tuniek draagt maar een grijze, met laag uit
gesneden halsopening, waarboven heel
aardig uitsteekt zijn energieke kop met heel
wijd uitstaand kroezig haar, zwart. „Mon
sieur Paul" zoo noemt iedereen hem
heeft altijd haast, je ziet hem nooit anders
dan renifend, met groote sprongen, de zaal
door, de trappen op, af, dat z'n sandalen
klappen.
Raymond Duncan zelf laat zich ook wel
een enkele maal in het atelier zien, laat
zijn blikken gaan over de verschillende doe
ken, maar zegt nooit iets over het werk;
liet maakt den indruk, alsof hij dat beneden
zich vindt.
Op- en aanmerkingen maken, dat laat hij
over aan madame Bertrand, het hoofd van
het atelier, een strenge vrouw in Duncan-
klceren, die nooit een praatje maakt met de
werksters, enkel fouten aanwijst en bevelen
geeft. En af en toe, als dat zoo eens te pas
komt, Raymondsch idealistisch doet,
preekjes houdt over „eerlijkheid", als er een
pot verf omgegooid is, en niemand wil zeg
gen, wie het gedaan heeft. Ze maakt er ech
ter niet veel indruk mee, zoo gauw ze ver
dwenen is, wordt er gegicheld om „zóóveel
drukte om een pot verf."
Door al het gebabbel en hel gezing, en
soms het gekibbel van de vrouwen cn
meisjes onder elkaar, cn het vermanen en
aqmvijzingen-gevcn van Madame Bertrand,
hoor je nog héén het gebabbel en gelach
en gehuil van een stuk of negen kleine kin
deren, zoo van een half jaar tot 8 jaar, alle
maal door hun moeders verlaten kindertjes,
die Raymond Duncan liefderijk bij zich op
genomen heeft, cn die hij samen met zijn
discipelen opvoedt. Zoo onder het verven
door hoor je do eene tuniek legen de
andere' zeggen: „ïs het nog geen tijd, dat de
kleine Paul zijn pap krijgt?" of „Heb je er
aan gedacht het tuniekje van de kleine Ray
mond in het sop te zetten?" of: „Zeg, als het
nu van middag mooi weer is, zal ik maar
eens met de hecle troep in de Champs Ely-
sées gaan wandelen, dunkt je niet?" Of je
hoort roepen van boven naar beneden (van
boven, d. w. z. van de galerij tegenover het
tooneel, die toegang geeft tot de woonver
trekken): de kinderen die om iets vragen, of
die eenvoudig maar een groet roepen naar
een hunner verzorgsters. En van beneden
naar boven: de verzorgsters, die antwoor
den, of die vermaningen geven. Het is won
derlijk zoo zoet als die negen kinderen zijn;
zelden of nooit kibbelen ze, en een enkele
vermaning is voldoende om hen te doen ge
hoorzamen. Een van de kinderen, de oudste
waarschijnlijk, heeft den schertsenden bij
naam van „Papa". En als een van de
kleintjes lastig is, wordt aan „Papa" opge
dragen om de rust te herstellen; c-n in een
oogenblik is het dan in orde.
Als er geen gekibbel is onder de werk
sters, als madame Bertrand geen verorit-
waardigingen uit, en als de kinderen slil
Wood zich'overgeven aan het genoegen dat
hij zichzelf beloofd had in het eerste oogen
blik, toen hij de oogen opensloeg. Hij zette
zich aan tafel en telde zijn geld. Hij wist
wel dat het precies negentienhonderd pond
waren. In den nacht zouden het niet meer
een niet minder geworden zijn. Negentien
honderd! Alles in mooie honderdpondsbank-
biljetten, alleen mooie, aristocratische bank
noten. niet zooals die beduimelde lapjo3
waarmee hij gisteravond zijn strijd tegen het
noodlot gevoerd had. Maar het was zulk een
groot genoegen, te tellen een hvee
drie vier.
Toekomstplannen begonnen op te dagen.
Nevelig, nog nauwelijks kenbaar, nog vóór
jzij een vaste gedaante aangenomen hadden
gingen zij weer over in anderen. Vlogen
achter en door elkaar heen als wolken die
door den over moedigen stormwind voorl ge
zweept werden. Die storm was de levens
vreugd van James Wood, zijn ongebreidelde
lust in het beslaan
Negentienhonderd pond! Eigenlijk toch een
armzalig beetje geldl Hij had reeds meer.
veel meer uitgegeven. Maar toch dit was
een rustpunt naar het constante bergaf ge
durende een jaar. Hij kon ademhalen. Kon
nadenken. Over alle nevelgedaanten heen
stond zijn verstand voor hem op.Hij
kon niet alleen uitrusten. Hij kon geheel
stil houden. Iets anders beginnen.
Maar wat dan. ..?Wal?
James Wood moest over zichzelf glim
lachen. Hij iets beginnen? Een solide,
burgerlijk leven? Een winkel voor heeren
mode beginnen? Zich aanbieden als hande
laar in schrijfmachines of jn ringen voor
eksteroogen? Wal anders wat?
Het noodlot gaf hem antwoord op zijn
vraag*
aan liet spelen zijn, gaan er uren vooruij in
*een werkelijk weldoende, opwekkende
vreedzaamheid, waarin er alleen is het inge
spannen werken van ieder, cn het luchtige
heen cn weer gepraat van de eene gebogen
figuur naar de andere.
Zoo is het atelier van Raymond Duncar
een Parijschc curiositeit, zooals l^i zelf
er een is, en heb ik mij vergist? vonf
ook u het de kennismaking niet ruim cu
breed waard?
kt. DE ROVANNO. i
Parijs, 21 Sept. 1920.
RECLAME.J.
of wel AixUpiruopUjd. Denk er om
Uw klok te verzetten/ denk er tevens
om Akker's Abdijsiroop in huis te
halen, want de kans is groot dat gij
verkouden wordt, waardoor U vat
baar zijt voor Influenza, en Uw onbe
tekenende hoest kan verergeren tot
Bronchitis of andere borslaandoenin-
gen. Wcest paraat, neem een flesch
Akker's Abdijsiroop in huis, 'n waar
borg voor de gevolgen van het ruwe
winterweer.
In vele gezinnen is Akker's Abdij
siroop in het koude jaargetij een on
misbare hulp voor al die gevallen, die
haar oorzaak vinden in ademha
lingsstoornissen.
Akker's Abdijsiroop bij dc band heb
bes, beleckent dan ooi; veelal: aan
doeningen der luchtwegen voorko
men en bestrijden. 1519
door Dr. NEIL VAN AKEN.
XVII. 1
Now-York.
Dat ik al niot eens eerder geschreven heb
over het veelbesproken en veelbezongcm
Amerikaansche Meisje, dat zoo'n belang
rijke plaats inneemt in hel Amerikaansche
leven, ie voornamelijk te danken aan het
feit, dat het een glibberig terrein is om zich
op te wagen, in de eerste plaats omdat de
Amerikaan zijn eigen meisjes do mooiste
Cn de aardigste van de wereld vindt, en in
de tweede plaats, omdat de vreemdolin? cr
vaak heel anders over denkt. Ik h<dan
ook niet gewaagd mijn eigen oordec-l l 'or-
muleeren, maar laat hier een HoM" sch
meisje aan hot woord, dat verschecl-ne
jaren op een Amerikaansch kantoor hooft
ge.werkl en haar grieven bij mij kwam uit»
6torlen
„Op ons Europeanen," zei mijn Hol
landse h kennisje, „maken de Amerikaan
sche meisjes vaak den indruk van veel
eischend, verwaand, berekenend en harte
loos. Nu ligt dat niet geheel aan het Ame
rikaansche meisje zelf. dal zij dezen indruk
van haar krijgen; de Amerikaanscho man
nen zijn daar voor een gróót gedeeltp dc
schuld aan, omdat zij. vooral in uiterlijke
huldeblijken, de vrouw zeer verwennen De
getrouwde man doei veel meer in het li nis-
houden dan een Europeaan ooit zou willen
doen-, hij draagt de baby. of staat goed
moedig met den kinderwagen in de bran
dende zon te wachten totdat Mama in een.
.drugstore" haar doTst gelescht heeft Vaak
maakt de houding van den Amorilcaan-
schcn man den indruk van serviliteit- hij
is als het ware getraind om haar voor Ie
laten gaan. met ongedekt hoofd in een lift
te staan, (de typisch Amerikaansche be
leefdheid tegenover het schoone geslacht),
in een restaurant post bi vatten ach Ier
haar stoel en dien voor haar bii de tafel
Er werd geklopt aan de deur van zijn
kamer.
Hij legde hel geld zorgvuldig bij elkaar en
schoof het, zonder zich le haasten in zijn
zak, trok het gordijn voor het onopgemaakte
bed dicht en riep: „Binned!"
Keurig gekleed in een smetteloos shan-
tungpak trad Arislides Sperazzi binnen en
niettegenstaande het vroegeT ochtenduur had
hij. reeds een zwarte havanna in zijn mond
hoek.
„Het is een gunstige ochtendwind, die cr
in de kamer blaast!" lachte James Wood.
Met dien vriendelijksten glimlach beant
woordde de Oosterling den groet, liet zich"
met veel gratie in de kleine fauteuil vallen,
die in al zijn voegen kraakle en zag mei een
soort vaderlijken sluwheid den jongen man
aan.
„Waarom gelooft u. mijn beste Wood, da!
ik hier ben? En zoo vroeg in den ochtend?"
Mijn beste Wood? Hm welk een ver
trouwelijkheid! Dal was niel erg naar zijn
zin, maar toch aanvaardde hij het met een
toeslemmenden hoofdknik.
„U hebt ingezien dal ik mijn leven le laag
geschat heb, en u brengt mij nog duizend
pond."
„Ik breng u meer dan duizend pond ik
b'reng u werk!"
„Werk voor mij? Mijnheer Sperazzi, u
bent de eersle die zoo iels van mij ver-;
langtI Mag ik vragen wat voor soort werk
dat is? Zou ik in uw humaan Instituut, het
welk door Ibrahim zoon van Abdullah ge
steund wordt, de honneurs moeien waar-1
nemen? Of zou ik voor u de boeken moele*
bijhouden? Of zou ik.
-. (Wordt vervolgd)
RECLAME.1545