EISCHT GOEDE KWALITEIT
De Vreemdeling.
No. 20409.
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 24 September
Derde Blad Anno 1926.
DUS^EISCH'
BINNENLAND.
FEUILLETON.
RECLAME.
1045
DE zwaARSTE
De Koningin bij de Manoeuvres.
In de Leusdcr hei nabij Amersfoort wer
den gisteren een deel van de legeroefenin-
gen door de koningin bijgewoond.
De koningin en gevolg kwamen daar on
geveer half acht op den weg Utrecht
Amersfoort ter hoogte van het gebouw van
den Protestantenbond. Zij verlieten .de drie
au to,'9 waarmede zij van den trein nabij
Soeslduinen waren gekomen en stegen daar
te paard.
H.M. was gekleed in een grijs rijcosluum.
Te paard werd gereden naar de comman
dopost der roode partij in bet z.g. ravijn van
de Stompert, onder bevel van kolonel Van
Mens, commandant van de lichte brigade.
Daar was luitenant-generaal Muller Massis,
commandant van het veldleger, die de oefe
ningen leidt. Luitenant-generaal Muller
Massis geleide H.M. door het gevechtsterrein
tot aan den weg MaarnOud Leusden,
waar bij paal 7 weer in de auto's werd ge
stapt.
Vervolgens bezocht de Koningin verschil
lende stellingen der aanvallende partij en
'het commando daarvan aan de Mof bij den
weg Leusbroek-Woudenberg.
Daarna reed H.M langs den Arnhem-
schen weg, den Doodewéfc, de Laan 191 en
den Utrechtschen weg terug, om nog even
te vertoeven bij een mitrailleur-stelling ter
yerdediging van het genie-kamp.
Vervolgens keerde H.M. naar den gereed-
staanden- trein in Soestduinen terug. Ge
durende het laatste gedeelte van den tocht
verrichtte een vliegers-eskader verschillen
de lucht-oefeningen.
Ket onderzoek van den Middenstandsraad
inzake het Rijksinkoopbnreau.
De Middenstandsraad heeft aan den Mi
nister van Financiën mededeeling gedaan
van de conclusies, waartoe het door den
Raad ingestelde onderzoek inzake de gestie
van het Rijksinkoopbureau dezen heeft aan
leiding gegeven.
De Minister was zoo welwillend den voor
zitter en den secretaris van den Raad ge
legenheid te bieden deze conclusies nader
mondeling uiteen te zettenen toe te lichten
Bij dit onderhoud, dat ook werd bijge-
gewoond door den Thesaurier-generaal en
twee leden van de commissie van Toezicht
op het R.I.Bheeft de voorzitter van den
Middenstandsraad opgemerkt, dat de Raad
de hoofdvraag, welke hij zich gesteld hid,
of het R.I.B. werkelijk besparingen van be
tekenis voor den Staat heeft bereikt, niet
Jieeft kunnen beantwoorden, en hij dan ook
<jeen gegevens bezit, die het waarschijnlijk
maken, dat zoodanige besparingen verkre
gen zijn.
Noch uit Me begrootingscijfers voor de ver
schillende departementen, noch uit het on
derzoek van de commissie uit den Raad bij
den vrijen handel is onomstotelijk van
eenige bereikte besparingen gebleken
Wel heeft de Raad kunnen vaststellen,
eenerzijds, dat bij verschillende diensten
meer of minder ernstige klachten over de
gestie van het R.I.B. bestaan en anderzijds,
dat de directeur van het R.I.B. over de dien
sten en personen, die de verdienstelijkheid
van het R.I.J3. in eenig opzicht in twijfel
trekken, zich uitlaat op een wijze, die niet
door den beugel kan, terwijl zijn opmer
kingen dienaangaande niet altijd juist wer
den bevonden.
In verband met een en ander had de Mid-
flenslandsraad de vraag gesteld, of het niet
wenschelijk zou zijn, zoo tot een nieuw on
derzoek werd overgegaan door een commis
sie met ruimere competentie dan de Raad
bezat, welke commissie in het bijzonder
zou hebben na te gaan of en zoo ja, welke
goederen voor cenlralen aankoop in aan
merking komen.
Ongeacht de vraag, of zoodanige commis
sie wordt benoemd, achtte de Raad het noo-
dig. dat het R.I.B. afziet van de tot nu toe
gevolgde gewoonte om de gelegenheid tot
levering van goederen dóór tusschenkomst
van het R I B. slechts open te stellen voor
een beperkt aantal willekeurig door het
R.I.B. daarvoor in aanmerking gebrachte
personen. Als regel zou. naar het oordeel
van,den Raad, moeten gelden, dat voor alle
leveringen van beteekenis door tusschen
komst van het R.I.B. openbare inschrijving
plaats vindt, en de gunning geschiedt door
de commissie van toezicht op het R.I.B.,
gehoord het advies van den directeur van
gemeld bureau.
Eveneens achtte de Raad het noodig, dat
de commissie van toezicht op het R.I.B. zou
worden aangevuld met personen, die des
kundig zijn op het gebied van den handel
in goederen, die door tusschenkomst van
het R.I.B. worden geleverd.
Tenslotte achtte de raad het noodig, dat
bij levering door het R.I.B. aan Rijksdien
sten dezelfde voorwaarden zullen gelden, als
bij levering door den middenstand direct,
zoodat indien door bemiddeling van het
R.I.B. goederen worden betrokken, welke
niet overeenstemmen met de door de ont
vangende diensten gestelde eischen, deze
diensten niet verplicht zullen zijn de goe
deren te houden en aanspraak zullen kun
nen maken op het ontvangen van nieuwe
goederen, die wel aan de gestelde eischen
voldoen en zulks voor denzclfden prijs als
waarvoor de geweigerde goederen waren
aangeboden.
Bij de bespreking met den Minister naar
aanleiding dezer conclusies van den Raad,
wees de Minister den voorziiter en secreta-
taris van den Middenstandsraad er op, dat
hel instellen van een nieuwe commissie veel
tijdverlies zou veroorzaken en er minstens
een jaar zou verloopen alvorens resultaten
werden bereikt.
In verband daarmede kwam het den voor
zitter en den secrlaris van den Raad voor,
dat het dan beter zou zijn voorloopig te vol
staan met aan de Commissie van Toezicht
op het R.I.B. een lid toe te voegen ingevolge
voordracht van den Middenstandsraad, ge
paard gaande met een meerdere bevoegdheid
van de Commissie van Toezicht, in dier
voege, dat de Directeur van het R.IB on
dergeschikt zou zijn aan deze commissie,
die een bindende instructie voor hem zou
vaststellen en met name er voor zou waken,
dat het R.I.B. niet tot den aankoop van
nieuwe goederensoortcn ten behoeve der
Rijksdiensten overgaat zonder voorafgaande
schriflelijke machtiging van de Commissie
van Toezicht
Ook zou volgens de rooening van den
voorzitter en den secretaris van den Mid
denstandsraad de Commissie van Toezicht
hebben na te gaan, in hoeverre goederen-
soorten, welke thans door bemiddeling van
het R.I.B. worden aangeschaft, voortaan
buiten bemoeienis van het R.I.B. behooren
te vallen, zoodat op den duur de bemidde
ling van het R.I.B. slechts zou worden in
geroepen voor het betrekken van goederen,
indien redelijkerwijs kan worden verwacht,
dat daardoor besparingen van beteekenis
worden verkregen.
Van een en ander heeft de voorzitter in
de laatste vergadering van den Raad mede
deeling gedaan, die er zich mede kon veree
nigen, dat een nieuw onderzoek naar de
gestie van het R.I.B. achterwege zou blijven,
onder beding, dat de Commissie van Toe
zicht op-het R.I.B. wordt uitgebreid, zooals
hiervoren is aangegeven, en de directeur
van het R.I.B. inderdaad aan de Commissie
van Toezicht ondergeschikt wordt.
Herclassificatie van Gemeenten.
Het Tweede-Kamerlid de heer Hermans
heeft de volgende schriftelijke vragen ge
richt tot den minister van Financiën:
Heeft de minister volgens »ijn toezegging
in de vergadering der Tweede Kamer van
29 Juni 1926 overwogen de billijkheid, dal
de herclassificatie van sommige gemeenten
bij de jongste herziening van het Bezoldi
gingsbesluit voor in die gemeenten wonen
de ambtenaren tot gevolg moet hebbcte een
aan de klasse-Yerhooging evenredige ver
hooging van werkelijk inkomen?
Zoo ja is de minister dan bereid, mede te
deelen tot welke resultaten die overweging
heeft geleid?
De Militaire relletjes te Assen.
De heer Schaper heeft aan den Minister
van-Oorlog de volgende vragen gesteld:
I. Is de Minister bereid, ten 9poedigste 'n
ernstig onderzoek in te stellen naar de on
geregeldheden, die Maandag 20 September
jl. in het garnizoen te Assen plaats vonden,
en in het bijzonder te onderzoeken:
le. hoe het kon gebeuren, dat ten aan
zien van het 12e regiment infanterie oefe
ningen werden gehouden, die in verband
met de heerschende temperatuur blijkbaar te
veel vergden van het uithoudingsvermogen
van den troep;
2e. hoeveel uitvallers dit regiment op ge
noemden dag telde;
3e. of en in hoeverre hei optreden van de
wacht en de militaire politie den eersten
keer gewettigd was en waarom, nadat deze
ingerukt waren de wacht wederom werd in
het geweer geroepen;
-ie. hoe een man als de sergeant van Mun
neke, die naar het schijnt buiten de relle
tjes stond, doodelijk kon worden getroffen?
II. Wil de Minister aan de Kamer zoo
spoedig mogelijk de Resultaten van dit on
derzoek mededeelen?
Herhalingsoefeningen.
Bij het wapen der infanterie zullen in
1927 de lichtingen 1921, 1922 en 1924 voor
herhalingsoefeningen onder de wapen'-n
worden geroepen.
Verlaging vrachtprijzen der Spoorwegen.
Naar gemeld wordt, worden de vracht
prijzen der Nederlandsche Spoorwegen voor
hel vervoer van bcstelgoederen met ingang
van 1 October a.s verlaagd. De vrachtprij
zen zullen dan bedragen voor een zending,
wegende
Tot 1 K.G0.30
Van meer dan 13 K.G. 0.40
Van meer dan 35 K.G. 0.50
Deze vrachtprijzen gelden, in tegenstelling
met vroeger, voor het verkeer tusschen alle
stations in het land, dus onafhankleijk van
den doorloopen afstand. Ook de vrachtprij
zen voor zendingen van meer dan 5 K.G.
ondergaan verlaging, doch alleen op de hoo-
gere afstanden, boven 100 K M. namelijk.-
Er bij berekenend het afhaal loon der Ned
Sp., kan men voorlaan een zending van 5
K.G., afgehaald bij afzender van huis te
Amsterdam bijvoorbeeld, en bezorgd ten
huize van geadresseerde b.v. te Maastricht,
verzenden voor f 0.60. Brengt afzender de
zending zelf aan hel station of aan de be
stelhuizen aan, dan is natuurlijk niet meer
dan f 0.50 verschuldigd.
Ook het bostelgoedsn el vervoer ondergaat
een verlaging in dezelfde male als het ge
wone bestelgoederenvervoer, en blijft der
halve 50 pet. duurder dan de vrachtprijzen
voor gewoon bestelgoederenvervoer.
Reclame en natuurschoon.
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland
hebben een circulaire tot do burgemeesters
in deze provincie - gericht, waarin zij er op
wijzen, dat in den laatsten tijd meermalen
reclameborden worden aangetroffen in het
landelijk deel van gemeenten, voor welker
plaatsing de ingevolge de prov. reclamever
ordening vereischte vrijstelling door Ged.
Staten rriet is verleend. In verband hiermee
wordt den burgemeesters verzocht, er toe te
willen medewerken, dat door een scherp
toezicht van de gemeentepolitie de naleving
dier verordening zooveel mogelijk worde
verzekerd.
Minister Kan weer naar Drenthe.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
en Landbouw Mr. Kan, brengt heden we
der een bezoek aan Drenthe, waarbij ver
schillende ontginningen van het Staats-
boschboheer zullen worden bezichtigd.
Tevens staat op het programma een be
zoek aan het Witteveen en aan Protestant-
sche wijkverplegingen.
Eindelijk stelt de Minister zich voor, nog
besprekingen te houden met enkele deskun
digen in zake de vervening en wat daarmee
samenhangt.
Prof. Van Vollenhoven in Mexico.
Uit 'Mexico City seint Reuter, dat be
leefdheidsbezoeken zijn gebracht aan prof.
mr. G. van Vollenhoven uit Leiden, scheids
rechter in de Alg. Grenscommissie, die al
daar vertoeft om zich vertrouwd te maken
met de omstandigheden in Mexico op het
ministerie van buitenlandsche zaken en het
gezantschap der Vereen. Stalen. Verwacht
wordt, dat hij binnenkort door president
Cal les zal worden ontvangen. Er zijn ge
ruchten in omloop, dat prof. Van Vollenho
ven de opvolger zal zijn van dr. Rodrigo
Cotavio, de gewezen Braziliaansche scheids
rechter in de Mexicaansch-Amerikaansche
commissie, van welken post dr. Golavio zich
eenigen lijd geleden terugtrok.
Naar het gerucht gevraagd, zei prof. Van
Vollenhoven, er nielè van (e weten. Hijv
voegde er aan toe, dat zijn beïoek aan
Mexico thans "zuiver persoonlijk was. Aan
het gezantschap der Vereen. Staten en h-?t
ministerie van Builen!. Zaken was geen
inlichting te verkrijgen omtrent den ver-
moedelijken opvolger van dr. Colavio.
Bnitengewoon-dienstpKchÜgen.
Het instituut buitengewoon-dienst
plichtigen" is welbekend. Telken jare
wordt, nadat" de loting voor dd<dienstplich
tigen heeft plaats gehad, geo)een lege wijs
bepaald wie der diensplichtigen behooren
tot de categorie der gewone en wie tot- die
der buitengewoon-dicnstplichUgen. Do
buitengewóón-dienstplichtigen krijgen dan
van den burgemeester een mededeel ing,
dat zij tot die categorie behooren met. do
toevoeging, dat zij tot het vervullen van
militairen dienstplicht kunnen worden op
geroepen in geval van oorlog, oorlogsge
vaar of andere buiengowone omstandighe
den. De buitengewóón-dienstplichtigen van
do lichting 1927 van 26 gemeenten in Ne
derland ontvangen dit jaar van hun burge
meester een kennisgeving, waarin wordt
gewezen op de mogelijkheid van het sluiten
eener verbintenis bij een der transportco-
lonnes van het Nederlandsche Roode Kruis
In deze kennisgeving wordt tevens do
aandhcht gevestigd op de regeling betref
fende het sluiten van een dergelijke ver
bintenis, welke voor belanghebbenden op
de secretarie hunner gemeente (afdeeling
Militaire Zaken) ter inzage Ligt Het aan
tal gemeenten werd tot een 26-tal beperkt,
omdat slechts een klem aantal buitenge
wóón-dienstplichtigen in de gelegenheid
gesteld worden een verbintenis bij het Ne
derlandsche Roode Kruis aan te gaan. De
verbintenis vac den buitengewóón-dienst
plichtige bij een der transportcolonnes
van het Nederlandibohe Roode Kruis wordt
gesloten voor den duur van 5 jaar. Na
het gratis volgen van 3 cursussen (elk van
gemiddeld 10 lessen a V/22 uur) wordt
het bewijs van geoefendheid uitgereikt en
volgt de aanstelling tot helper" bij een
transportcolonne. Zoolang de verbintenis
duurt, is de buitengewóón-dienstplichtige
vrijgesteld van het vervullen van werke-
lijken dienst, óók in geval van oorlog,
oorlogsgevaar of andere buitengewone om
standigheden. Hij blijft alsdan dienst doen
bij een transportcolonne van het Neder
landsche Roode Kruis.
Naar het Fransch
van
JEAN PSICHARI.
Ik meende te hooren, dat de pendule
plotseling stilstond. Ik werd met schrik wak
ker en begon koortsachtig te tellen. Ik durf
de niet voleindigen. Het was één uur in den
morgen. Argw'aan had zich mee in mijn
slaap ter ruste gelegd; maar onverwachts
had hij mij weer te pakken. Ik wilde in het
reine komen met mezelf. Ik wilde het we-
ten. Neenl ik kon met mijn berekening niet
klaar komen
Dan maar eens op een stuk papier uit
rekenen; dat was het zekerste.
Mijn zuster, haar man, dat waren er
twee, hun drie kinderen vijf; grootvader
zes; moeder zeven. Oom en tante, negen.
De neven, elf. Ik, twaalf.
Dien nacht moeten de bedienden maar
in het tuinhuis slapen.
En dan was er ook nog de vreemde: onze
vriend, de vriend van mijn vader. Elk jaar,
als het voorjaar wordt, komt hij on9 op ons
buiten bezoeken.
Dus we zeiden: twaalf..^ plus..»..
Met ons dertienen dus aan tafel.
Met ons dertienen den ganschen nacht
£mder hetzelfde dak.
Maar dah gebeurt er iels.
Dan zal er één zijn, die niet meer wak
ker wordt. Dat kan niet anders. Er is er één
[te veel bij ons.
O, vreeselijkheidl Maar dat ben ikl Ik
zal het zijn, ik heb er het eerste aan ge
dacht
Maar ik wil niet, ik wil niet sterven.
O, die ellendeling! Men zou zeggen, dat
hij het er om doet; hij was er nog pas ver
leden jaar....
Ik adem weer op. Wat een dwaasheid,
langst te hebben. Niets kan me overkomen.
Iedereen is springlevend en toch, verleden
jaar kwam hij immers op hetzelfde tijdstip.
Verleden jaar? O, maar dat is vreeselijk.
Was het toen niet mijn naamdag, net
^ooals heden? Ja, ja. Op dien datum, op
Öen dag af, was hij er ook. Wij waren met
ons dertienen 's nachts in huis, met ons
"Jertienen aan tafel. Inderdaad, zoo was het
tDe laatste minuut zal zoo dadelijk aan-
-breken? men sterft in het jaa-„ Wp4 iaar na-
Jsrt zijn JEdnde, ft ga dqo(
Hoe laat breekt de dag aan? Om vier
uren. Dan Reeds? Neen, met mogelijk.
Waarom stierf ook mijn vadcrl Als hij
nog teelde, waren wii met veertien. Daarin
lag de oorzaak van alle onheil. Een samen
loop van vreeselijkheden. Twee jaren was
het geleden, dat hij stierf, grootvader wilde
direct daarna de kinderen mee aan tafel
zien. Dat maakte, dat we precies met ons
twaalven waren. Den avond, waarop die
meneer aan kwam zetten juist een jaar
geleden o, ik herinner mij nog zoo goed,
dat moeder, bij het buffet staande, tegen me
zei, voorda.t we gingen zitten: „Voor van
daag zouden wij de kleintjes kunnen uitstu
ren". Maar ik was het, die daar niets van
wilde weten: op mijn feestdag zouden zij
niet te kort komen. Ik zette door en ik had
erg veel plezier.
Maar de Dood is niet iemand, die rede
neert, Hij klopt krachtig tegen de deuren
der huizen, die voor hem zijn aangestreept.
De oude Charon heeft een jaar lang op
wacht gestaan. Hij neemt mij nu mede
O, als de zon pas over vieren opging!
Als de zon maar een beetje wilde zeu
ren. Misschien raakte de Dood zijn spoor er
door bijster.
Wat voor gefluit is dal? Het geluid neemt
toe; het maakt me gekl
Neen, neen, ik weet het al, het is niets.
Het is grootvader!' ademhaling, in de kamer
naast mij. Wat ademt hij zwaarl Wat
vreemde bewegingen! Hij rocheltl Hemelt
Hoe is het mogelijk, dat er niet direct aan
heb gedacht?' Grootvader, die twee-en-ne
gentig jaar wordt! Maar hij zal het zijn, ze
ker, hij zal degene zijn, die sterft.
Hij kan niet meer ontkomen. Zijn uur
heeft geslagen.
Wat speelde hij lief, na tafel, met de
kleintjes! Wat praatte hij aardig met hen
aan het eten. Hij, evenmin, begeerde weg
gehaald te worden.
De Dood hield, terwijl hij lachte, met
zijn beide handen den rug van zijn stoel
vast en blies hem door de haren. Hij zal
moeite met hem hebben, want hij is van
ijzer. Toch zal het moeten, dat hij sterft.
Geen geluid meer? Wat nu? Is het al
gedaan? Neen, de geluiden beginnen op
nieuw. Men zou zeggen, dat het op een loo-
pen gaat, ze springen mijn kamer in, te
gen den muur op, ze glijden tusschen mijn
lakens, onder mijn nachthemd, ze dringen
mijn borst binnen.
Het was niet grootvaders hart, dat sloeg.
Het was het mijne. Ik kan hel niet hooren;
het is gedaan. Ik weet nu, dat ik zal eter-
yen. De mogelijkheid heeft zich plotseling
duidelijk aan mij geopenbaard. Ik ga ster
ven, en alléén daarom, omdat ik bang ben
om te sterven.
Ik wil me hervinden, mezelf zijn. Ga ik
sterven, omdat ik aan die fabeltjes geloof,
ik, die geen enkele soort van religie er op
na houd?
Misschien wel, alléén d&Arom. Ik voel
me te alleen.
Wat doet het er toe? Dr zal ^lleen zijn. Ik
wil mij niet langer verkleinen. Ik wil een
man zijn. Kan ik dan niet met één hand
beweging dien zotten rommel van bijge
loof over boord werpen? O, mijn kinderja
ren. hoe drukken ze mij!
Ben ik nu zóó lafl Wat een dwaasheidl
is men ooit gestorven, omdal men met zijn
dertienen bijeen was? Misschien toch well
Wie weet?
Ik stik, o, die angst I Ik kan die afschuwe
lijke hartkloppingen niet tegenhouden.
Ja, ja, ik begrijp het al. Ik tartte zonder
noodzaak het lot. Ik heb het ongeluk naar
me toe gehaaid, door er aan te gelooven.
Ik kan mij van die gedachle niet meer
-bevrijden. En de dood aan het einde, welk
een marteling.
Halfdrie. Het klopt, het klopt tot
berstens toe, mijn arme hartl
Ik moest eigenlijk iels bij mij dragen
een verroesten sleutel, een talisman, weet
ik watl Het is voldoende, als men er een
gedachte aan hecht; dat maakt sterk. Als
ik maar iels in mijn hand vasthield, zou
ik rustiger zijn. Ik voel hel Wie zal mij
geven die gedachte, die mijn redding zal
zijn?
Ik hoor hoe de Dood nu met korte pas
jes om me heen draait en zijn cirkel nau
wer trekt.
Niets, niets om me te verdedigen.
Welk een smart draagt de menschl Arm
wezen, dat hij is, vol liefde, vol droef
heid! Het is noodig, dat zijn ziel zich
aan iets hecht en zijn bijgeloof is louter
sympathie voor het leven. "Hij wil, dat al
les, wat om hem is, de macht bezitte tot
redding, tot behoud van het leven.
Omdat hij alleen is en niet weet!
En wie zegt, dat hij zich vergist? Wie
zegt, dat een onbekende kracht niet op den
bodem der dingen aanwezig zou zijn? Wie
kan het mysterie ontkennen, waardoor ik
sterven zal?
Kwart vóór drieén.
Alles heb" ik plotseling feruggezien in
lén seconde. Mijn zalige, zonnige jeugd,
mijn gelukkig leven, sedert mijn kinder,
jaren. Grootvader, gezeten op de canapé
in het groote salon; was het winter, dan
nam hij mij tn zijn pelsjas, ik zat er m
weggedokenhij speelde dan verstoppertje
met mij. Wat hield hij veel van mijl Zou
hij roe laten sterven? Hij zei dikwijls tegm
mij: „Jij wordt mijn groote kerel." Het
werd al groen in den tuin. Ik ging vruch
ten van de boomen eten. Wat lekker smaak
ten ze, vooral de pruimen I
Neen. het is niet mogelijk, dat ik dood
moet gaan. Ik wil nog leven.
Het brandt in mijn hersenen. Oharon zit
boven op mij. Hij beneemt mij den adem.
Het moét gauw daarmee uit zijn. Mijn hart
slag wordt elke minuut zwakker. Weldra
klopt mijn hart heelemaal niet meer.
Do wijzer gaat langzaam vooruit, veel
te langzaam. Er blijft niet anders over dan
te wachten totdat het noodlot zich vol
trekt op het uur, dat aangewezen is. Het
is een onhoudbare kwelling.
Misschien heb ik nog wat tijd. Ja, ik kan
me nog verdedigen, me losrukken, een po
ging wagen.... Maar waarom? Ik ga
immers toch dood?
Drie uurl
O, de klare gedachte de juiste, klare,
heorlijke gedachte, die redding brengll
Iemand anders dooden, opdat ik zelf het
niet zijl
Het is noodzakelijk; hij moet sterven.
Dat is zeker. Enkele passen behoeven er
slechts gedaanik ben in zijn kamer. Het
zekerste is, hem zaclüjc3 te worgen. Ik
draag hem naar beneden, naar het water,
lang9 het voelpad zal ik gaan; ik werp
hem van daar den stroom in. Niemand zal.
er iets van weten. Is het congestie, die
mij te pakken neemt? Het zweet is reeds
koud. Ik kan me niet meer bewegen. Toch
is het noodig, dat ik opsla. Het -oet, als
ik ten minsle wil blijven leven. Dat het on
geluk terugvalle op den vreemdeling!
Maar het is reeds de doodstrijd, dien ik
in mijn hoofd voel.
Nog niefl Ik wil niell
Schreeuwen, gillen, dat iemand kome.
Ik kan niet mecT schreeuwen. Ik ben bang.
Dat is afschuwelijk. Is het al zoo ver met
mijl Eén voet slechts vóór den "ander
en de redding is geschied. Zou ik niet meer
mijn hand kunnen besturen? Eén beweging,
één enkele, zou voldoende zijn.
Er ligt een pistool in mijn la-
Kwart na drieën.
Het is alles vreeselijker dan 'de doods
strijd- De Dood af te wachten, te weten dat
hij komt, dat hij me aanraakt, en niets te
kunnen doen alleen maar te kunnen on
dergaan.
Ik zal Sera ondergaan. Ik zal de kracht
hebben om hem te ondergaan. Ik zal de mi
nuten één voor één tellen. Ik wil me
zien sterven. Het onheil is gebeur! Het is
le laat. Het is noodig, dat ik sterf. Die ge
dachle vat nu post in mijn hersenen; ik
heb het in mijn bloed opgenomen. De vrees
voor het onvermijdelijke heeft aan de zenu
wen van mijn wil geknaagd. Ikzelf heb
mij mijn ongeluk geschapenBen ik het
eigenlijk heusch zeil, die het schiep?
Er beslaan geheimzinnige machten, die
rondwaren en overval plegen.
De achterdocht, die, zonder dat ik haar
aanriep, gekomen is, die mij wakker schrik
te, bewijst, dat dergelijke vreemde krach
ten, sterker dan wijzelven, beslaan. Ik zie
het duidelijk in, duidelijker dan ooit,
helderziend door den naderenden Dood. Die
achterdocht, die mij overrompelde, bewijst,
dat er onbekende wetten zijn.
Duizenden gedachten-zeeën sluiven naar
mij omhoog en voeren mij mede.
Hoeveel tijd rest mij nog?
Gaat deze beproeving eindelijk haar einde
te gcmoel? Ato ik dood zal zijn, aal de
vrees met mij gestorven zijn. Mijn bevrij
ding is daar. O, 9lerven, om te onlkomenl
Half vier.
Zat er dan niemand zijn, die medelij
den met mij hebben zal? Is het mogelijk,
dat ik dood ga, terwijl mijn hoofd vol is
van allylei voornemens? O, op te kun
nen slaanI Ileen le gaan, onverschillig
waarl Dil huis te ontkomenl Die «Hende-
lingenl Zij allen slapen in de stomheid van
hun zorgloosheid. Misdaad en verraadl Die
onrechtvaardigheid is onmogelijk. Ik moet
opstaan en dooden. De uiterste kracht keert
in mij terugDaarginds i9 alles rood
En als ik mijzelf eens doodde, om van
alles af te zijn?
Er is een pistool in de la, vlak bij mij.
Mijn hersenen zijn uitgeput.
Kwart voor vieren!
Toen scheen het mij, alsof ik op mijn
hoofd een knots voelde neersuizen. Ik zonk
weg in een zwaren slaap. Toen ik wak
ker werd, was het acht uren in den morgen.
Ik had een nachtmerrie gehad met open
oogen.
Nooit zal ik.die angsten vergeten. Ik
heb onmiddellijk dien alschuwel ijken droom
willen opschrijven. Het is reeds meer dan
tien jaar geleden. Welk een gelukkig leven
genoten wij daar builen, in den zomcrl
Groolvader leelde tóen nog. Hij is dit jaar,
srls honderdjarige, gestorven. Wij zijn niet
meer mfel ons dertienen aan tafei, jam-
mer genoeg, als onze vriend ons komt op
zoeken.
0