De Hot der Leugenen No. 20360. LEIDSCH DAGlBLAD, Donderdag 29 Juli Tweede Blad Anno 1926. Reedersvereeniging- voor de Nederl. haringvisscherij. BINNENLAND. In de te Den Haag, onder voorzitterschap van den heer L. J. van 6eldercn, gehouden 11de jaarlijksche vergadering der Reeders vereéniging voor de Nederlandscbe Haring- yisscherij heelt de voorzitter een uitvoerige openingsrede gehouden, waaraan we out - leenen: Het is genoegzaam bekend, dat in .1925 -de uitkomsten der Noordzeehanngvisschcrij niet alleen bij die van zijn voorganger weer achter bleven, doch dat bedoeld jaar, zoo wel wat het quantitieve resultaat der vangst als wat de financieete uitkomst betreft, over het algemeen als zeer onbevredigend be schouwd moet worden. Daar ook de beug- yisscherij en de door velen onzer leden uit geoefende winter-lreilvisscherij als aanvul- lende bedrijven geen of een negatief resulr Jaat hebben opgeleverd, mag zonder over drijving van een zorgvolLen toestand worden gesproken, die op de exploitatie van de zeil schepen in hoofdzaak zijn stempel drukt. Na eenige opleving van het bedrijf in 1924 werd in 1925 de haringvisscherij. m ons land met 30 schepen meer uitgeoefend dan het jaar te voren. Waar 1924 voor de meeste reederijen toch nog ongunstig was, blijkt hieruit, hoe reeds een gedeeltelijke op leving stimuleerend werkt op den ondernc-' mingsgeest; hoe de,moed bij de onderne mers, wanneer maar een geringe1 kans of betere verwachtingen ontstaan, dan vanzelf Wordt aangewakkerd. Met 430 schepen werden in 1926 ruim 373.000 kantjes haring aangevoerd, en in 1924 werden met 400 schepen 613700 kantjes aan den wal gebrachl. De opbrengst In geld kan over 1925 op f 9.428.000 worden gesteld; die over 1921 bedroeg nog 113.110.000. Mijn persoonlijke meening is, dat niette genstaande den ongunstigen toestand, waar die betreft de afwezigheid van haringscho - len op plaatsen, waar deze zich vroeger plachten op te houden, de bewering, als zou dit verschijnsel alleen al den ondergang van het bedrijf beleckenen, niet opgaat, in gee- nen deele ook door visschers met rijpe er varing wordt gedeeld. Door zulke verschijn selen op zich zelf behoeft men zich niet te yerontrusten, zij 't ook, dat vooral onze vis- gcher9, die met zeilschepen visschon, door ten gewijzigde route in den trek van de ha ring, oponthoud, gepaard ract wan-vangsl ondervinden en daardoor meermalen slechte feizen en als gevolg daarvan een slecht sei zoen maken. Door deze materie op den voorgrond te plaatsen en meermalen te over drijven, worden m. i het zeilschip en zijn 'ondernemers noodeloos in discrediet ge bracht, en een wantrouwen in het bedrijf gevoed, waarvoor geen plausibele rieden be slaat Wij zijn echter niettemin verplicht, op nieuw en meer dan ooit, onze aandacht te wijden aan dé vermoedelijke oorzaken van het ongunstige verschijnsel en bij het zoe ken naar de oplossing van het probleem ook ie trachten de middelen te vinden, het be drijf, behalve door mogelijke verbetering van Vangsten, door besparing van kosten en het bereiken van een hoogere verkoopwaarde, meer rendabel te maken. In deze beide richtingen heeft ons hoofd bestuur zich reeds langen tijd bezig gehou den en in een publicatie dd. 1 Febr. is het standpunt van hel hoofdbestuur in verband poet den toestand in het zcevisscherijbcdrijf met beschouwingen en conclusies uiteenge zet. Mei genoegen mogen we constatéeren, dat eindelijk ook in de vergaderzaal van ons parlement zoowaar de aandacht der regec- ring op den toestand, waarin ons bedrijf verkeert, gevestigd werd, voor welk feit al- Jeen al wij onze erkentelijkheid hebben te betuigen aan mr. Knottenbelt, die de regee ring heeft gewezen op den toestand van speciaal het harmgvisschcrijbcdrijf cn op 'een onderzoek aandrong naar de schadelijke invloeden van andere visscherijen op den stand der haringvisscherij. Verder drong hij aait op maatregelen It bescherming- van ons bedrijf door'beteugeling van de z.g. puf- jisscherij en het verbieden van den aanvoer ,van zeebliek. alsmede op het nemen van maatregelen tot verbetering van den uitvoer Van het product, door instelling van een Xijkskeur en andere middelen, waardoor de w'aarde van ons product zou kunnen worden verhoogd. De minister heeft dadelijk in zijn ant woord zijn groole sympathie betuigd voor het haringvisscherijbedrijf en toegegeven, dat maatregelen, in de richting door den af gevaardigde aangegeven, dienen te worden genomen, en wij zijn nu vol verwachting omtrent de staj^pen, welke deze minister (die er de man niet naar is, het alleen bij woorden te latenzal nemen. Er mag aangenomen worden, dat het vis- schen met haringtreilnetlen aanmerkelijke schade aan de gewone haringvisscherij toe brengt, zooweL wat de vernietiging van broed en jonge haring als wat de belemme ring voor de drijfnet visschers betreft tenge volge van de onmogelijkheid voor deze laat- sten om-te visschen op plaatsen^ waar de treilers op haring visschen. Bij een internationaal overleg om dit ern stige kwaad te keeren, kunnen daartoe maat regelen worden aangewezen en voorgesteld. Het initiatief tot zulk een overleg zou zeer goed. van onze regeering kunnen uitgaan. Daarom vraagt 'het hoofdbestuur dan ook machtiging om dat initiatief te bevorderen. Aanleiding tot een dergelijk verzoek aan onze regeering vinden wij in de nog steeds ongestoord voortdurende vernieling van jonge &öhol en schar, meer bekend &1» de pufvisscherij, een zeer gevaarlijk ele ment voor de ontwikkeling en het voort bestaan van deze visóhsoorten. Dat ook de vangst van zeebijek (jonge Kaping), waarbij het alleen te doen is om do schubben voor de parel-industrie te cfpon dienen, en waarvan groote hoeveel heden in onze zeegaten wordt gevischt en aangevoerd, een aan den stand van de ha ring belangrijke schade toebrengt, is van verschillende zijden erkend. Ook tegen deze, een vernielend karakter dragende, visscherij worden met ongeduld maatre gelen van regeeringswegc tegemoet ge zien. Naast het nemen van beschermende maatregelen zal getracht moeten worden, nu in de laatste jaren cfe vangplaatsen van haring in de Noordzee niet meer zoo periodiek dezelfde zijn als in vroegere ja ren, de voor de haringvisscherij gunstig geachte vischgebieden met vroeger onbe kende hulpmiddelen op te sporen. Lange wetensch appel ij ken weg heeft men nu vastgesteld, dat men speciaal naar het aanwezig zijn van het door de haring ge zochte voedsel, het z.g. plankton, een on derzoek kan instellen door middel van ver nuftig geconstrueerde plakton-netjes, wel ke door onze schippers in zee kunnen wor den geschoten. Door middel van speciaal daartoe vervaardigde thermometers kan men verder de temperatuur van het zee water op velschillende diepten vaststel len. Door ecnige heeren belangstellenden in de haringvisscherij en deels op weten schappelijk en onderwijsgebied daaraan verbonden, is het initiatief genomen, deze hulpmiddelen reeds dit jaar op ecnige schepen bij wijze van proef practisoh in gebruik te stellen, en ons hoofdbestuur heeft niet geaarzeld, deze proeven finan cieel te steunen. Naast de aangewezen maatregelen en middelen, verbetering van do visscherij beoogende, dient opgemerkt, dat de laat ste jaren de aard en samenstelling van het vischtuig, speciaal van de netten, een groote factor beteekenen voor minder of meer succes bij bet visschen. De ondervin ding der laatste jaren heeft ook voor dit technische gedeelte van het bedrijf haar lessen gegeven en zooveel geleerd, dat, naar gelang de haring grooter of kleiner van stuk valt, naar gelang deze dieper of meer nabij de wateroppervlakte zwemt, men in een Noordelijker of Zuidelijker ge deelte der Noordzee vischt, eveneens een verschillend 6oort netten, een drijf vleet of een zinkvleet, een vleet met wijdere of nauwere mazen, kortom, een telkens van stand of constructie gewijzigd vischtuig zou dienen gebruikt te worden. Dit al thans ter bevordering van het uitsluitende dool, zooveel mogelijk haring te bemach tigen. Het behoeft nauwelijks betoogd, dat met deze kostbare uitrustingen van vischtuig van verschillende soorten netten en ook met de periodieke vernieuwing daarvan groote kapitalen gemoeid zijn, terwijl het dan nog de vraag is, of de prij zen van het artikel 'ja zoo kostbare outil lage en daarmee gepaard gaande kostbare aanvullingen en vernieuwingen kunnen goedmaken. Deze'-vischtuig-kwestie is teD slotte van zuiver financicelen aard en deze materie, die op zioh zelf gevoegd kaD worden bij de andere middelen tot verbetering van de haringvisscherij en haar opbouw, dient geheel te worden be zien in het licht van den toestand der fi- nancieele middelen, Ondanks onze verzoeken aan opvolgen de ministers, om de kosten van de invali diteitswet onderling tc. mogen dragen, blijft het,speciaal op ons bedrijf zoo hevig drukkende bestaande systeem dier verze kering ongewijzigd. Groot bedragen wor den jaarlijks tengevolge van hefc besten digen van het huidige stelsel onooodtig aan het bedrijf onttrokken, terwijl de Slaat zelf do stortingen van zijn aandeel in het pensioenfonds met milliocnen ver minderde. Ook zou een belangrijke kQstcn-bcspa- ring in onze bedrijven, zij het indirect, worden verkregen,, door de Arbeidswet, die niet van toepassing is op de zeevis- scherij, zoo tc wijzigen, dat, desnoods onder zekere bepalingen., ook heb vissche- rijbedrijf aan den wal daarvan werd los gemaakt. Wel hebben onze bedrijven, speciaal voor de boeterijen, een tijdelijke werktijd- verlenging ontvangen, doch voor een ge regelde uitoefening v,an het bedrijf en, ten ein.de stagnatie en daaruit voortvloeiend belangrijk nadeel in den drukken tijd te voorkomen, is deze absoluut onvoldoende. Aan het door den tecretaris, den heer Joli. A. Mulder, uitgebrachte jaarverslag ontleenen we: Zoowel voor de haring- als \foor de beug en trawlvjsscherij waren de uitkomsten vrijwel over de gelieele linie, zeer onbe vredigend. In het afgeloopeo jaar waren bij de Reedersvereoniging voor de Nederland- ache Haringvisscherij aangesloten: 110 le den met 357 vaartuigen Dc door het hoofd bestuur in het werk, gestelde pogingen, tot spoedige algeheele liquidatie van de haringcombinatie te geraken, zijn zoo goed als geslaagd. Met voldoening wordt geconstateerd, dat de wijze van verspreiding van de *a- dio-telegrafische paairapportcn van de politiekruisere gedurende hefc afgeJoopen haringeoizoen over hefc algemeen tot groo te tevredenheid vari belanghebbenden is geschied. Betreffende het politie-toezicht op de Noordzee merkt hel verslag op, dat. hoewel de door de regeering gedurende 1925 geno men maatregelen niet boven de verwach tingen, die men er van koesterde uilgingen de twee der gebezigde schepen leenen zich weinig voor dat dool dankbaar wordt vastgesteld, dat de betrokken auto riteiten den laafsten tijd meer aandacht aan genoemd toezicht zijn gaan wijden. Aan het verzoek van een comité van ac tie om financieelen steun voor een tegen de Zeevischvêreeniging subsidiair den Staal te voeren proces, ten einde terugbe taling te verkrijgen van de in 1916 door de haringreeders betaalde f 100,000 werd na ingewonen rechtskundig advies niet vol daan. Iïet vraagstuk der overbevissching der Noordzee heeft het hoofdbestuur herhaal delijk bezig gehouden. Eind Maart heeft hel zich met een uit voerig adres, tol de regeering gewend, waarin de volstrekte noodzakelijkheid is bepleit, langs deu weg van internationaal overleg maatregelen te nemen ter beteu geling van de Ireilvisscherij op de Noord zee en voorts om zelfstandig een verbod uit te vaardigen tot aanvoer en vervoer van ondermaatsche visch. Begin 1926 heeft het opnieuw een uitvoerige nota betreffen de den toestand in hel Noordzecharing- visscherijbedrijf 1er kennis gebracht van allen, die in het onderwerp belangstellen.. De aangelegenheid van vorderingen op Engeland in verband met de opbrenging en aanhouding van onze vissohersschepen gedurende de zomermaanden van 1916 heeft de volle aandacht van het hoofdbe stuur gehad Ondanks alle in het werk gestelde po gingen, is het hun onderhandelaren ech'.cr nog niet mogen gelukken hun vorderingen toegewezen le krijgen. In het verslag wordi de verwachting uitgesproken, dat ónze re- gecring deze ver van onschuldige oorlogs- aclie achteraf zal aantasten. Daarop is het wóórd gevoerd door den heer W. Richter Uitdenbogaardt, vice-voor- ziller der Vereenigtng. die een inleiding hield in verband met het verslag der com missie tot regeling van de arbeidsvoorwaar den van kapitein en schepelingen in het zeevaaribedrïjf, waaraan het voigende is ontleend: Jaren lang reeds wend in zeevaartkrin gen behoefte gevoeld aan een atgeiieele wij ziging van het beslaande Wetboek van Koophandel. In twee voorstellen van wet heeft de commissie lot regeling van de arbeidsover eenkomsten van kapitein en schepelingen in het zeevaartbedrijf haar arbeid saam- gevat. Ontwerp voorstel van wel I benandcil nagenoeg uitsluitend de arbeidsovereen komst, terwijl wetsontwerp II omvat de instelling v'an Kamer van Zeezaken, aan welk instituut de handhaving van de bepa lingen van wetsontwerp I zullen worden toevertrouwd. Spr. geeft vervolgens een overzicht van de bijzonderheden dezer voorstellen. Met de grootst mogelijke waardeering voor het belangrijk werk, door de com missie verricht, blijft hel volgens spr. te betreuren dat de deskundigen op het ge bied der zeevisscherij eerst gehoord zijn, nadat de beide onlwerp-.voorstelten van wet vrijwel vollooid waren. Dit neemt niet weg dat de deskundigen nuttig werk hebben ver richt door te bewerken, dal uit het eerste voor-ontwerp van wel No. 1 diverse arti kelen voor de zeevisseherij niet van toe passing zijn v.-rklaard. In groole trokken komt hel spr voor dat deze voorontwerpen niet, zelfs niet na belangrijke amendeering, voor de zecvis- schcrij aannemelijk te maken zulien zijn, als gevolg van de le veel uil het oog ver loren omstandigheid, d/it een zeevissc hers vaartuig geen schip is om van de eene haven naar de andere te varen, doch een werkschip is, dal zich naar zijn aard en be stemming, bebagrijk van een vrachtschip onderscheidt liet is z. i. een onbegonnen werk, koopvaardij en zeevisschcrij onder één regeling samen te brengen. In de allereerste plaats dient er daarom ernstig naar gestreefd, niet alleen door de beide vertegenwoordigers, maar door de ge- heele organisatie, een afzonderlijke wetge ving le verkrijgen voor de zeevisscherij. Ons bedrijf, besluit spr., gaal reeds ge bukt onder den. last van lal van sociale wetten En waneer de buitensporige ach teruitgang vart onze zeiIvisSchersvloot, de sterke inzinking'van ons goltcele bedrijf, onze regeering den toestand nog niet vol doende accentueert, mogen ons hoofdbe stuur en onze organisatie niet verslappen in het telkenmale herhalen van de waar schuwing dat onze visscherij niet de minste of geringste nieuwe lasten mogen worden opgelegd. Voorts hield de heer Vermeulen directeur van de Visscherijschool le Vlaand in gen, oen lezing over proefnemingen ter bepaling van de aanwezigheid van haring in de Noordzee, waarbij de werking van het z.g. planklon- netje, kantelthermomeler en Ioodings- maehine werd gedemonstreerd. In de vergadering had voorts de instal latie plaats van twee leden van hel hoofd bestuur, de heeren Joh. H. Warneke le 's-Gravenhage en Th. Haasnoot te Kat wijk aan Zee. die beiden door de plaatse lijke afdeplingen als zoodanig waren her kozen. Op voorstel van het hoofdbestuur werd de contributie der gewoDe en algemeene leden aan de algemeene kas der Vereeni- ging bepaald óp f 10 per varend en f 5 per niel-varend schip, en had de onveranderde vaststelling plaats van de lijst van ?rbiters voor de beslechting van vereenigingsge- schillen. Het voorstel van het hoofdbestuur lui dende: „De vergadering machtigt he; hoofd bestuur, "bij de reigeering aan te dringen lat het zoo spoedig mogelijk nemen van maat regelen tegen de z.g. pufvisscherij d*n aan voer van zeebliek en de treilbaringvisscherij, werd met algemeene stemmen aangenomen. RECLAME. 1 wvr.it ontsierd door tanden inel I leelyke kleur en onaangenaam riekon- I den adouL Deie schoonheidsgebreken I worden verholpen door GhiOl'OdOnt j tandpasta te gebruiken op do Chlorodont tandinborsiel 8630 Luchtvaartverdrag NederlandDenemarken. Op 23 Juli is op het Dep. van Buitenland- sche Zaken een voorloopig luchtvaartver-* drag lusschen Nederland en Denemarken cnderleekend. Weigering bij werkverschaffing. De heer Schaper heeft aan de Ministers van. Binnenl. Zaken en Landbouw en van Arbeid, Handel en Nijverheid de volgende vragen gesteld: - 1. Is het juist, dat stelselmatig of in eenigszins beduidende mate Drentsche ar beiders uit de gemeenten Borger, Odoorn c.a. geweigerd worden bij de werkverschaffing en dat Drentsche arbeiders buiten dc ge meente Eramen evenmin worden toegelaten tot verhuizing met Regeeringssleun naar Overijsel, omdat, alleen arbeiders uit laatst genoemde gemeente in deze voordeden zou den mogen deelen? 2. Zoo ja. achten de Ministers dit dan niet een onbillijke regeling, waarbij mei zekere overdrijving aan één bepaalde gemeente hulp wordt verschaft? 3. Waarop is anders deze regeling ge grond? De marechaussee naar Jnstiiie? Op-de vragen van den heer Van Rappard betreffende een voornemen tot onderbren ging van bet wapen der marechaussee bij bet Ministerie van Justitie, heeft minister Lamboov geantwoord, dat het denkbeeld om bd wapen der Koninklijke marechaussee bij het Ministerie van Justitie onder te brengen, voor en na wel eens Ier sprake is geweesl; bepaalde plannen in die richting bestaan echter voor het tegenwoordige niet. Voor een dergelijken maatregel zouden zoodanige voorzieningen noodig zijn. dat in elk geval niet buiten voorkennis der Kamer zou kunnen worden gehandeld. De vergadering van de H. T. 01. In de buitengewone algemeene vergade ring der Haagsche Tramweg-Maatschappij waren gisteren aanwezig 13 aandeelhouders, vertegenwoordigende 207 aandeel en recht gevende op 62 stemmen. In deze vergadering werd voorgesteld den duur der vennootschap te verlengen tot 1970, terwijl voorts behandeld werden voor stellen tot statutenwijziging, waarover in een nadere vergadering definitief zal wor den beslist, daar onvoldoende aandeelhou ders aanwezig waren in verband met art. 32 der statuten. Daarna werd aan de orde gesteld de over eenkomst. aan te gaan met de gemeente 's-G raven ha ge. tot oprichting eener NV. Gemengd Trambedrijf 's-Gravenhage en Omstreken en werd deze met algemeene stemmen goedgekeurd. Ten slotte werden de directeur, de heer A. W. E. Weyerman. en de secretaris, de heer mr S van nouten Jr met algemeene stemmen benoemd tot leden van den Raad van Behepr, voorzoover de eerste betreft met ingang van 1 Januari 1927 en laatst genoemde met ingang van lieden Verder werden vastgesteld de bc'oonin- Naar hel Engelsch van JUSTUS" MILE FOSMAN. Door J3. R. „Waarom neem je dat mee naar huls oude jpngejL?" zei 11^ tot heih. „O, ik be grijp het, je wilt nog een glaasje goed koud .walec drinken vóór je gaat slapen." „Wat?" zei Maflory en keerde zijn star ren blik naar mij toe. ,,Gaan slapen? Gaan slapen? Ik moet nog vier uren werken, vóór ik naar. bed kan gaan. Ik heb nog drie duizend woordpn te leveren voor mijn krant. Hel ijs doe ik in een doek en dien lóg ik op mijn hoofd." „Maar kerel, wat ga je beginnen?" riep Mac Kensie uit. „Je hoeft je heuseh niet ïneer af le sloven voor je kranten Je kunt dat geld nu wel missen!" Mallorv vouwde het papier netjes om het slnk ijs heen en liep de straat op -*Jk heb ze dit artikel beloofd,' zei hij ?i?nv?.lw*'£- »^e zoudt toch niet willen, dat mijn woord brak? Ik geloof, dat we den- zelfden kant opgaan, sir Bent u gereed?" *on Altdorf en ik gingen samen weg. De Kolonel schudde het hoofd en zei: „Hij wil de redactie van zijn dagblad 'et teleurstellen, omdat hij zijn wooTd h?eft gegeven. Gaat den heelen nacht opzitten tarn hoofd om zijn belofte te rU o1»?1? houden en is toch gedrenkt in r1 va,n *°P *°t teenl Ja, mijrt vrierid, fileim eVe<5 ons tekens weer wat Tot heden zou ik gezegd hebben, dat zbo iéts onmogelijk was, behalve in een sprookjesboek. Maar in het leven zien we nog vreemder dingen dan in romans." „Ik wou, dat ik hem een hand gegeven had," zeide ik. „Dat zult u nog veel hartelijker wen- schen lang voordat de laatste, kaarten uit gespeeld zijn," antwoordde Von Altdorf. „Dit is een zeer bijzonder men9ch." HOOFDSTUK III. De ou'dê klooslerhof bij den Boulevard Raspail is.een sül, lieflijk oord. Lange, be moste lanen van zware, eeuwenoude hoo rnen, zonnige grasperken en groepen geu rende heesters maken het lol een verkwik kelijke rustplaats voor wie er, zoo vlak bij de wereld en toch zoo volkomen er van af gezonderd, vrede en herstel zoekt. Daar zijn er zoo verscheidene te Parijs, maaT voer zoo ver ik weet. geen enkele van die uitge strektheid. Men ziet er d-e boomen ver uit- j steken boven de hooge, met ijzeren punten i bezette steenen muren, die ze van de straat afscheiden. Als het voorjaar is. komrn wol ken-van lentegeuren over de muren heen en balsemen de lucht van de drukke straten. I De groole kloosterhof is. zooals reeds gezegd, een driehoek, waarvan de top en een ge deelte van een der beenen ingenomen wordt door wat er nog over is van de oude abdij. De zijden, die op den Boulevard Ras pail en op de Rue Denfort Rochereau uitko men, zijn van hooge muren voorzien. De basis wordt begrensd door de blinde achter muren van een rij gebouwen van twee ver diepingen. waarin ateliers en studeerkamers worden verhuurd, en die ir. de Rue Boisso- nade uitkomen. Blin.de achtermuren zeide ik. Maar dat is niet geheel waar Er .is, of was. een enkel raam ongeveer drie meter hoog boven den grond van den liof daar beneden. Het behoort tot de kamer, die aan het uiter ste einde van de rij ligt. daar, waar hel straatje ophoudt; want de Rue Boissonade is eigenlijk een slop. Deze kamer werd be woond. in den tijd, waarover ik schrijf, door Denis Mallory. Als hij uit zijn venster keek, dan overzag hij het grootste gedeelte van den hof, die in stille en statige schoon heid daar lag, a4s onberoerd door de drukte, de onrust en de zonde van de groote wereld stad. Sir Gavin en Denis Mallory stonden Mer de prachtige Golhische; poort, die toegang geeft lot don hof. Mallory droeg nog eenigs zins de sporen van den nacht, die r*hter hem lag, hij was nog wat bleek, eü wat donker onder de oogen, maar verdet; geheel de oude; men» zou haast zeggen: de mde van vroeger. Hij« had iets-jongensachtigs over zich, iets overmoedigs, en zijn oogen schit terden, maar zijn handen beefden. „Je moet voorzichtig gijn. mijn jengen,' waarschuwde Mac Kensie hem. Vergeet niet, dat ze in een hoogst zenuwachligen toestand verkeert, heel erg. Je mqet zeer voorzichtig zijn." „Ja, natuurlijk." zei MaMory, eenigszins ongeduldig. Heb ik niet twee.uren aan één stuk geslapen? Ik ben volkomen opge- frischl." En zijn oogen zochten den hof af, die vóór hem lag. Mac Kensie zuchtte. Mallory zei niets meer, maar liep het grintpad uit tusschen de kastanjeboom en. Het was zoo'n warme namiddag als men in het eind van April of het begin van Mei wel meer heeft; een bHte die men eigenlijk eerst maanden later te verwachten heeft, en die maakt, dat al het groen en de bloemen als door een tooveretaf aangeraakt te voor schijn komen In een enkelen nach waren de kasfanjes lot bloei gekomen en hun bloe sempracht gaf den somberen lanen een feestelijk aanzien. Daar bewoog iets tusschen de boomen en de struiken bij de oude marmeren fontein in het middelpunt van den hof, iets rood-cn- wils en Mallory's hart klopte wild. In een oogwenk stond hij voor haar. Ze kwam naar. hemtoe. verrast en gwaar ademend. Ze was lang., heel lang en bewoog zich statig, als een koningin, in haar wit. met rood geborduurde zomerkleed. Haar oogen moest men wel het eerst zien nog vóór hel majestueuze van haar houding. Zij wa ren blauw, blauw als als niets anders op de wereld of misschien als de Italiaansche meren "of de tropische zeeën. Haar wimpe-19 waren lang en fluweelig. Haar fijn gevormde neus was iets gebogen: haar mond had iets droefgeestigs. Het „bronzen" haar, zooals Mallory het genoemd had, was levend vuur in de stralen van de zon. De geheele v-j- scbijning had iéts ongewoons lieflijks. Hel was haar nog wel aan te zien, dat ze veel doorstaan had. Haar wangen waren wat in gevallen en de fraai gevormde, slanke han den zeer mager. Om de oogen lag een don kere inzinking en ze trok wat met het hoofd Mallory stond onbeweeglijk vóór haar. Zijn adem stond stil. zijn oogen verslonden haar. Op dat oogenblik waren alle p'annen, die hij gemaakt had, alles, wat hij zich had voorgenomen te zeggeD en te doen uebeel vergeten, en hij ging op in gloeiende bewon- dering voor de schoonheid en de Iief+ijkhéid van hel meisje, dat-vóór hem stond Dan kwam hij diep onder den indruk van haar hulpeloosheid en van het wreede. droevige lot, dat haar dreigde, en hij nam zich v<*>r, haar daarvoor te bewaren, ook al mocsl het hem zijn eigen leven kosten. Zoo stonden zij, onbeweeglijk, sprakeloos, .een poos tegenover elkaar, lot eindelijk Mai- lory moed greep en zijn beide handen naar haar uil strekte. „Eleanor!" sprak hij met zijn diepe en regelijk gevoelige en lecdere stern. „Eka- nor!" Niemand kon Mallory weerstaan, als hij zoo zijn ziel in zijn stem lygó ^N'f-inand kon bevreesd voor hem zijn, of wantrouwig of koel tegenover hem blijven staan Het is een goedgunstige beschikking, dal niet veilen onzer mei zoo'n stem zijn begiftigd'. Het meisje richtle het hoofd op met een kort, zenuwachtig lachje en legde h.iar han den in de zijne. „Ach. ben je ben je ein delijk toch gekomen?" zei ze zachtjes. „Den jij het werkelijk?" Ze had hem maar vluchtig, half b. vreesd aangezien, toen hij over hel grintpad naar haar toe kwam; maar nu zochten haar groole oogen hem, wijd opén mei een Jeui- loos verlangen, met een zekere half ver schrikte verlegenheid, od een half T:rhobn bewondering. Mallory nam de beide slanke handjes in zijn rechter te zamen en streelde ze. f* r was een zonnige, vriendelijke glimlach cm zijn lippen. Niemand kon Mallory w ers'aan, als hij zoo glimlachte. Het moisj> «ïimlachle wederom, maar haar oogen l.eleo hem ntet los „Nu?" vroeg 'Maftory ten slot!e. „kan ik er nogal mee door. Eleanor?" „Ik. ik ben bang dat er dat w mig too doen zal." reide.ze. „Het is heelcmaal gecu kwestie van keus meef, nietwaar?" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5