Ontwapenings-Voorstel K. ter Laan
De Verscheurde Nevel.
No. 20353.
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 21 Juli
Tweede Blad Anno 1926.
Niet wachten op de groote Staten.
De handdruk van den mensch
FEUILLETON.
Verschenen ie de Memorie van Antwoord
yan den heer K. ter Laan c.a. op het voor
loopig verslag in zake het door hem en de
heeren Albarda, Schaper en Van Zadelhoff
ingediende vóorstel-Ontwapeningswet.
Op de mededeéling iaa hot voorloopig
(yerslag, dat zeer vele leden 'den tijd nog
niet gekomen achten om tot ontwapening
over te gaan, omdat het wantrouwen en
de achterdocht tusschen de volken niet zijn
weggenomen, antwoorden de* stellers der
Memorie, dat er geen beter middel is om
dit wantrouwen en die achterdocht weg to
oemen dan juist de daad van de ontwape-
I bing zelf.
L ])e indiening van het voorstel had geen
wder doel dan om aan de mogelijkheid van
/apengeweld als middel tot oplossing van
geschillen, wat Nederland betreft, voor
goed een einde te maken.
]>c vergelijking van de afschaffing der
weermacht met die van de politie heelt
|ien zeer verbaasd De overheid gebruikt
ge politie tegen cle bedredgere der veilig
heid. Maar de bewapening ie zelve de be-
(dreiging van de veiligheid, zeggen de stel
lers der Memorie verder.
De kleine landen kunnen zoo gaat de
Memorie verder reeds om financieele
tredienen niet Sneedoen aan den nieuwen
{Wedstrijd, die het gevolg is en nog veel
Hieer zijn zal van cle niéuwe oorlogsmetho-
ffcu-
Met de leden, die van oordeel zijn, dat
jde oorlog niet zal verdwijnen, omdat hij
)&en gevolg is van'de zonde, zullen de voor
stellers geen theologisch debat aangaan.
|Zij geven alleen dezen leden bescheiden in
Overweging om zelf aan deze zonde niet
'mee te doen.
De indieners van het voorstel brengen
jaarne alle verdiende hulde aan de vrede
lievende gezindheid ran Paus Benedictus
XV, al verliezen zij niet uit het oog, dat
Me algemeene wederkeerige vermindering
.an bewapening reeds lang vóór hem is
kpleit. Zij verheugen zich ook in de uit
komst van de onderhandelingen te Locar
no. Maar wie waarlijk in den geest van
Paus Benedictus handelen wil en wie waar
lijk inhoud geven wil aan de besluiten van
ttJocarno, moet zelf beginnen met de wa
gens neer te leggen. Ook in Katholieke
kringen wordt dit volgens hen levendig en
#iep beseft.
Duilschland telde 2.000.000 dooden. Rus
land 1.700.000, Oostenr.-Hongarije 1.500.000
Frankrijk 1.400.000 Italië 750.000, Enge
lland 744-QCp,Amerika 68.000. Daarnaast de
VerminktenDuitschland 1.537.000, Frank
rijk 1.500.000, Engeland 900.000, Italië
800.000, Rusland 775.000, Amerika 16.700.
Met verwondering namen de indieners
trap het voorstel kenpis van het oordeel
yan sommige andere leden, dat de groote
State© moeten voorgaan. Dit kan be-
'Izwaarlijk in ernst verwacht worden. De
{ontwapening der kleine landen zal de min-
(der kleine: er toe brengen, het voorbeeld
te volgen; daarna zullen de groote mo-
rendhedens ook om economische redenen,
fle handen ineenelaan, om tot gelijktijdige
)en wederkeerige ontwapening over te
gaan. Wachten.op het voorbeeld der groote
haties is vooi Nederland niet noodig en
toou ook te lang duren.
De stellers der Memorie achten mèt
feommige leden het oogenblik bijzonder
gunstig, nu Duitschland, om van Oosten-
Tijk en Bulgarije niet te gewagen, ontwa-
I pend is en nu de verdragen van Locarno
de veiligheid in West-Europa in hooge
&ate bevorderd hebben.
De stellers van de Memorie van Ant
woord achten zich gelukkig reeds nu met de
feilen de beschouwingen te kunnen neer
leggen ten aanzien van het Deen9che ont
wapeningsvoorstel. Immers heeft de Deen-
eche Tweede Kamer, dit voorstel sedert het
yerschijnen van het voorloopig verslag aan
genomen met 75 tegen 71 fctemnien (12
Maart 1926).
De strategische ligging van Denemarken
is, evenals die van Nederland, van uitne
mend belang. Denemarken is de sleutel van
de Oostzee.
Het Dcensche voorbeeld kan dan ook zon
der groot risico door Nederland gevolgd wor
den.
De stellers der memorie hebben den in
druk, dat de leden, die de internationale ver
plichtingen ter sprake brachten, waaraan
Nederland als lid vaij den Volkenbond on
derworpen is, zich niet hebben behoed voor
een verwarring van het handvest van den
Volkenbond met het protocol van Genève.
•Die leden schijnen ook voorbij te hebben
gezien, dat het Protocol van Genève niet
van kracht geworden is. De verplichting,
waarvan die leden gewag maken, om het
land tegen eiken gewapenden aanval krach
tig te verdedigen, is in het handvest van den
Volkenbond niet opgelegd. Evenmin bestaan
er. voor zoover aan de stellers der Memorie
bekend is, andere internationale verdragen,
die Nederland zouden voorschrijven, een
krijgsmacht in stand te houden, in den ouden
zin van dat woord.
De onvoldoende sterkte van de Nederland-
sche weermacht staat blijkbaar bij ieder
vast. Zij i9 niet van vandaag of gisteren. Op
dezelfde wijze als in 1914 bleek de ontoerei
kendheid bij de mobilisatie van 1870.
Wie de verdediging der onafhankelijkheid
met wapengeweld als» den eersten plicht
voor den Staat beschouwt, moet ijveren voor
een veel grooter leger en een veel sterkere
vloot. De leden, hJ&r tegen het voorstel aan
hel' woord, hebben dit tot heden vrijwel na
gelaten. Zij spreken nu van het uiterste mi
nimum, maar dat is geld wegwerpen, zonder
de kans er ooit waar voor te krijgen. En in
geval het tot oorlog mocht komen, is het
nog veel erger, want dan wordt dit uiterste
minimum in een minimum van tijd ver
nietigd.
Dat de ontwapening geen geschikt onder
werp voor een initiatief-voorstel zou zijn, is
allerminst in het Voorloopig Verslag aange
toond. Het voorstel geeft nauwkeurig de wij
zigingen in de Dienstplichtwet aan, die de
voorstellers noodig achten.
Natuurlijk worden de verdere maatregelen
overgelaten aan de Regeering, die de wet
zal moeten uitvoeren; dat ligt zoo voor de
hand, dat de Regeering zelf in Denemarken
niet anders heeft gehandeltf.
Als het ex ooit toe mocht komen
wat den voorstellers zoo goed als ondenk
baar ljjikt dan is, zooals zg betoogen,
de V ei ligheidsmach t zeer zeker geschikt om
met de noodige kracht, maar vooral om
waarschuwend en sparend op te treden
tegenover een deel van ons eigen volk.
In ieder geval is een getal van 25.000
man zeer voldoende om in moeilijke tijden
de politie te steunen. De voorstellers zfgto
aan het getal van 8000 man per lichting
en aan de totale sterkte van 25.000 man
gekomen op dezelfde wijtoe als de tegen
woordige Regeering aan haar 19.500 man
gedurende de 20 lichtingen komt, dat is
aoor schatting van het benoodigde aantel
en van de middelen, die het volk voor dit
doel opbrengen kan.
De voorstellers meenen, dat de door hen
gedachte VeiHgheidsmacht volkomen in
staat zal zg*n om te voldoen aan de ver
plichtingen, die het internationale recht aan
een neutralen staat oplegt en die de Grond
wet voorschrift.
De bedoeling is, dat er om\ de twee maan
den een ploeg opkomt van de Veiligheids-
macht. Dan zfth er steeds 1000 man in
oefening, hetwelk financieel voordeeliger ia
dan wanneer de geheele lichting tegelijk
dient en waardoor het beroepspersoneel voor
de opleiding zeer beperkt kan worden.
Het ia niet mogelijk de koeten van het
nieuwe stelsel nauwkeurig te bepalen. Dit
wil evenwel volstrekt niet zeggen, dat do
raming van de voorstellen niet berusten!
zou op feitelijke gegevens.
De voorstellers hebben met verwondering
in het voorloopig verslag gelezen, dat de
partjj, die zij vertegenwoordigen, het stand
punt zou innemen, dat het ongeoorloofd is
lichtingen op te roepen b# woelingen. Ook
naar hun meening kunnen zich omstandig
heden voordoen, waarbij dit onvermijdelijk
is voor de verdediging van volksceGhteo
en vrijheden en voor de bescherming van
personen en goederen.
Door de aanneming der onderhavige wet
zal Nederland feitelijk van zjjn z.vare mili
taire lasten bevrijd worden. Ook do per
soonlijke lasten worden zoo ontzaglijk veel
verminderd, dat er een geheel andere toe
stand geschape n wordt.
Doch al de voordeelen daarvan gelden
evenzeer ook voor de komende geslachten.
Eq al wordt ook nu plotseling de zwaarste
last weggenomen, de uitgaven voor de pen
sioenen en wachtgelden, die voorloopig vele
miilioenen worden, zullen nog geruim en tijd
bljjven, al zij het dan ook telken jare in
verminderde mate. Het is volstrekt onnoo-
dig, dat deze uitgaven alleen drukken op
het thans levende geslacht.
Daarom wordt voorgesteld een fonds te
vormen, dat bijv. 30 of 40 jaren werkt
Daardoor wordt de last over die jaren
gelijk verdeeld.
RECLAME.
is zijn beste visitekaartje. Een zachte hand
j voelt aangenaam aan en wekt sympathie.
Niet ieder kan zijn handen sparen, maar
wel kan iedereen ze verzorgen. De zekerste en
j beste resultaten krijgt men door dagelijksch
gebruik van Keizer-Borax in het wasch-
l waschwater. Voor ruwe en gesprongen han-
den is de uitwerking daarvan door geen
I ander middel te overtreffen. 1140
Gegarandeerd zuivere Keizer-Borax wordt
nooit 1 o 9, maar alleen en uitsluitend in
de bekende roode cartons met handelsmerk:
knielende vrouwenfiguur, geleverd door de
firma Heinr. Mack Nachf., Ulm a/D.
BEVOEGDHEID DER TANDTECHNICL
Voorloopig Verslag Tweede Kamer.
Verschenen is het Voorloopig Verslag
der Tweede Kamer nopens het wetsontwerp
tot herziening van de uitvoering van de wet
van 29 Juni 1925 (Staatsblad 282).
Vele leden wezen er op, dat het zeker een
unicum in onze wetgeving mag hèeten. dat
door de Regeering een wetsontwerp wordt
ingediend, strekkende om, voor zooveel noo
dig, ongedaan te maken, wat de Minister en
zijn onmiddellijke ambtsvoorganger hebben
gedaan ter uitvoering van een wet.
Niettemin meende men, dat onder de ge
geven omstandigheden dit wetsontwerp wel
zal moeten worden aanvaard, omdat het
de eenige oplossing biedt uit de moeilijkhe
den, welke ontstaan zijn door de hoogst be
denkelijke wijze, waarop de wet van 29 Juni
1925 is uitgevoerd. Men was den Minister
dan ook erkentelijk, dat hij, door de indie
ning van dit wetsontwerp, op spoedige en
loyale wijze getracht heeft tegemoet te
komen aan de' ernstige bezwaren, welke
tegen het beleid der Regeering op dat punt
bij de Kamer waren gerezen.
Ook met den vorm van het wetsontwerp
kan men zich in het algemeen vereenigen.
Wel merkten eenige leden op, dat het een
eigenaardige figuur is, dat niet wordt voor
gesteld een herziening van de wet van 29
Juli 1925, maar van haar uitvoering, doch
hiertegenover werd opgemerkt, dat deze
vorm, hoe ongewoon ook, in dit geval de
eenige juiste is; immers niet tegen de wet,
doch tegen de onjuiste uitvoering daarvan
richten zich de bezwaren, waartegen dit
wetsontwerp een voorziening moet treffen.
Dit het leven van den beroemden Engelschen
Detective HERBERT PORTER.
iVrij bew-rkt naar het Engelsch door I. H.
(Nadruk verboden).
E) SLOT.
Neen, zoo handelde geen man! AJ9 hij
al sterven moest, dan moést het niet zijn als
een armzalige fantast, di eschipbreuk gele
den had. Neen, hij wilde veehtenl En als hij
in een eerlijken strijd de nederlaag zou lij
den, dan slierf hij als een held, niet als een
lafaard en een vertwijfelde.
Hij slond geruischloos op, kleedde zich
aan en ging naar zijn studeerkamer.
Daar stonden nog retorten en generatoren,
de weinige, die heelhuids van de ontploffing
Waren overgebleven. Hij ging aan het
werk.er kwam een werklust over hem.
die als een bezetenheid was. Een werklust,
Waarachter doodsangst stond, om hem aan
te wakkeren en op te jagen.
Er ontbrak velerlei,'dat hij noodig had.
Hij keek op den kalender: 16 September.
Dus nog zeventien dagen, nog zeventien
Jange dagen. Hij zou geen minuut onge
bruikt laten om weer aan zijn ontdekking
i-^en'. ïeva' om zoo dicht mo
gelijk bij zijn doel te komen. Hij greep naar
li'iv l '''i voelde een kramp in zijn
nzerborsl. Het was alsof het hart begon te
eigeren. Maar met een forsche en ener-
H i beweging richtte hij zich op. Juist nul
..Momenlo mori", deed hem nu niet
eer versagen, integendeel: het zweepte
wem opl
»iwiCe<k volgenden morgen vulde liij zoo
feo «„f?0 z''n Henoodigdheden aan en
systematischer en preciezer en vooral
voorzichtiger wijze dan den eersten keer
toog hij aan den arbeid. Hij had geleerd
Toen Dorothy op een avond in zijn werk
kamer trad zij had met vreugde den her
leefden arbeidslust van haar man gezien en
toonde thans ongeveinsde, levendige belang
stelling voot zijn levenswerk had hij ge
vonden wat hij zocht: het onontplofbare gas
was er. Dorothy viel hem om den hals en
kuste hem innig.
Den volgenden morgen ging hij naar den
Rector-Magnificus van de Technische Hooge-
school om hem zijn ontdekking mede te
deelen.
De Rector hoorde hem zwijgend aan.
Eerst ongeloovig, geleidelijk echter steeds
meer opmerkzaam. Eindelijk stond hij op en
keek Richard Dawson aam.
„Als 't waar is, wat u mij vertelt, dan bent
u één van de héél grooten, don bent u op
eens komen te staan op de hoogte van hen,
die tot de pioniers van de menschheid wor
den gerekend. Dt zal komen om uw ontdek
king te zien demonstreeren en ik zal eenige
zeer deskundige professoren meebrengen."
Hij bladerde in zijn agenda. Het is vandaag
30 September. Morgen ben ik den heelen
dag beziet door examens. U kunt ons 2 Octo
ber om tien uur verwachten."
Innig gelukkig ging Richard naar huid om
het zijn vrouw te vertellen. Overmorgen
zouden de professoren komenovermor
gen. Toen, plotseling, sloeg de Mie schrik
m hem: overmorgen, dat was de tweede
October.... dat was de dag, waarop hij
sterven moestl Hel hoogste geluk en tegelijk
het einde
In elk geval: hij had niet tevergeefs ge
leek)!
Den tweeden October, 's morgens oen tien
uur, ontving Richard Dawson de professo
ren van de Technische Hoogeschool in zijn
studeerkamer en experimenteerde voor hen
met het nieuwontdekte gas, het R j o n o n.
Het kleine luchtschipraodel trotseerde alle
vlammen Het voer statig door de kamer.
ongehinderd door de stookvlam, die er tel
kens bij gehouden werd. De Rector drukte
Dawson de hand. Ern de aanwezige profes
soren volgden drt voorbeeld. Ik wensch u
van harte geluk," zei de grijze geleerde met
ontroerde stem. „Ik ga morgen naar Londen
om aan het Ministerie over u te spreken f
De heeren vertrokken en Richard Dawson
bleef alleen. Hij zette den gastoevoer al en-
sloeg zijn oogen op den kalender. Een groote
„2", staarde hem zwart en dreigend aan
De deur ging open en Dorothy kwam bin
nen. Zij ging zwijgend op haar man toe en
vatte zijn handen
„He dank je," zed ze zacht. Verder niets.
En terwijl zij hem in het ingevallen gezicht
en in de Helse, zenuwachtig-knippende
oogen keek, voegde zij er angstig-verwon
derd aan toe: „Ben je 'dan heelemaat niet
blij, Richard?"
Hij liet een zwaren zucht hooren. Hij
voelde, dat zijn krachten ten einde waren
en met een fluisterende stem zei hij: „Do
rothy, ik moet je wat zeggen,
Toesn hoorde hij, dat een auto voor het
huis stopte. Het portier werd dichtgeklapt,
voetstappen kraakten op het grint in den
tuin. T)e voordeurbel ging luid-klinkend
over. Richard keek verward naar zijn
wouw. Een vaste mannentred kwam nader
bij, de deur grng open en op den drempel
stond: Herbert Porter.
Richard Dawson ging den detective een
stap te gemoet. Dan zei hij zacht: „Ik weet
waarom u komt .Ik ben bereid."
De detective sloot de deur achter zich en
(rad de kamer in.
„Ik heb van uw succes gehoord," zei hij
kalm. „De wensch u van harte geluk I"
Richard Dawson maakte een afwerend
gebaar.
hebt uw plicht gedaan, Mr. Porter," zei
hij, „en ik weet. dat ik vandaag sterven
moet."
Dorothy keek hem verschrikt aan. Hij
sloeg de oogen neer.
Verscheidene loden spraken hun verwon
dering er over uit, dat in de M. v. T'. min
of meer de indruk wordt gevestigd, alsof
niet ook deze Minisler, maar uitsluitend
zijn ambtsvoorganger schuldig zou zijn aan
de onjuiste uitvoering van de wet van 29
Juni 1925, terwijl toch ook uit hel antwoord
van den Miiasier op de schriftelijke vragen
van den heer Oud valt -af te leiden, dal ook
de tegenwoordige Minisler van Arbeid, Han
del en Nijverheid een aantal bevoegdver-
klaringcn ten onrechte heeft verleend. Ook
werd de aandacht gevesligd op de zeer eigen
aardige houding van den Minister na de in
di'ze Kamer gehouden interpellatie over dit
onderwerp, welke gebleken is uit liet ant
woord op de schriftelijke vragen van mevr.
De Vries-Bruins, in welk anlwcord het
standpunt wordt verdedigd, dat zelfs in de
onjuiste toepassing van een wet continuïteit
behoort te zijn
Vele leden spraken dan ook met nadruk
den wensch uit, alsnog volledig te worden
ingelicht, hoe hel is kunnen geschieden, dat
gelijk de M. v T. het uitdrukt, de voormelde
wet „veel ruimer is uitgevoerd dan bij het tot
sland komen der wet bedoeld word" Zij
dringen er voorts op aan, dat de desbetref
fende beslissingen met de daarbij behooren-
de stukken zouden worden nedergolegd ter
griffie ter inzage van de leden.
Voorts achtten eenige leden het noodzake
lijk, dat uit deze wet zelf het zeer excep-
tioneele karakter van dezen maatregel zou
blijken, opdat niet door de aanneming van
dif wetsontwerp een precedent iiy onze wet
geving zou wórden geschapen,' dal in zijn
gevolgen hoogst bedenkelijk zou zijn. Im
mers wordt het wetsontwerp aangenomen,
zooals het (hans luidt, dan zou do wet
gever, op denzelfden voet voortgaande, aan
revisie kunnen onderwerpen de uilvoering
ook van andere wetten, waarin vereischlen
voor een bepaald examen of regelen voor
de toekenning van een bepaalde bevoegd
heid worden gesteld. Dit ware zeer beden
kelijk. Daarom achtten deze leden het ge-
wenscht, dat in de beweegredenen van het
wetsontwerp duidelijk wordt uitgedrukt de
reden, waarom de uitvoering van de wet
van 29 Juni 1925 aan een herziening be
hoort te worden onderworpen, althans dat
die reden uit hel wetsontwerp zal blijke.
Wat den inhoud van liet wetsontwerp be
treft, verklaarden zeer vele leden zich daar
mede in het algemeen zeer goed te kunnen
vercenigen. Het is toch algemeen bekend,
dat bij de uitvoering van de voormelde wet
aan velen de bevoegdheid tot toepassing van
de volledige tandprothese is verleend in
strijd met de bedoeling van den wetgever,
soms zelfs in strijd met de duidelijke woor
den der wel. Hierop terug te komen, is niet
slechts noodig in het belang van de hand
having van het recht, doch ook en vooral in
het belang der volksgezondheid, welke door
de toepassing yan de tandheelkunde door
personen, die do daartoe noodige bekwaam
heid missen, ernstig kan worden geschaad.
Èenige leden zouden bij de toepassing van
Oo in dit wetsontwerp geregelde revisie het
belang der volksgezondheid als eenig richt
snoer willen zien gesteld. Het kwam hun
niet gewenscht voor, aan personen, die in
gevolge de wet van 29 Juni 1925 eenmaal
de bevoegdheid tot uitoefening yan de tand-
heelkunst verkregen hebben, die bevoegd
heid weder te ontnemen, ook al zijn zij, vol
gens getuigenis van volkomen tot oordeelen
bevoegde personen, daarloe ten volle be
kwaam. Deze leden zouden daarom gaarne
zien, dat de taak der in het vierde lid van
het eenige artikel bedoelde commissie iets
ruimer werd gesteld dan zij in de M. v. T.
is omschreven en dat ook het eerste lid van
het eenig artikel dienovereenkomstig gewij
zigd werd.
Hiertegenover werd door vele anderen ge
wezen op de voorgeschiedenis der wet van
29 Juni 1925 en haar behandeling in dezé
Kamer, waarbij overtuigend is gebleken, dat
landtechnici, welke niet voldeden aan de
cischen, gesteld in het bij die wet van 24
Juni 1876 (Stbl. No. 117) de volledige tand
prothese uitoefenden in strijd met de van
kracht zijnde wet en daarop dan ook gee
„Nocn," antwoordde Herbert Porter
zacht. D zult niet stervenl"
Richard Daw9on hief hel hoofd op en zag
den spreker met groote, verbaasde oogen
aan. Duizend snelle gedachten joegen door
zijn verwarde hereens, een glans van zalig
begrijpen daagde in zijn vermoeid brein. Hij
zei echter heel rustig: „L" hebt mij immers
volgens onze afspraak het vergif toege
diend, dat mij langzaam vernietigd heeft"
„Neen, Mr. Dawson," zei de detective met
grooten nadruk," dat heb ik niet.
Dt zou er geen oogenblik aan gedacht heli
ben om zoo iets te doen, gesteld al. dat een
vergif, zooals ik het beschreven heb, wer
kelijk bestond 1 U moet wel heelemaal ver
bijsterd geweest zijn, dat een man van uw
natuurwetenschappelijke ontwikkeling, het
sprookje, dat Spencer en ik u hebben opge-
discht, kon geloovenl"
„Maar ik heb de werking van hol vergif
toch dagelijks met steeds grooter kracht
waargenomen. Ik hob me steeds zwakker
voelen worden en bemerkt, dat de dood
iederen dag verder bezit van mij nam,"
Herbert Porter glimlachte. „Pure verbeel
ding! U dacht, dat u langzaam vergiftigd
werd en daardoor mehkle u ook prompt ver
giftigingsverschijnselen opl Een paar week
jes aan zee en u bent weer zoo gezond als
een vischl"
Richard Dawson zag zijn vrouw aan en
greep onwillekeurig haar hand.
„Maar," zei hij verward, onze overeen
komst.waarop u bent ingegaan....
waarvoor diende dat dan allemaal
„Wed," antwoordde de beroemde detec
tive, terwijl hij vod belangstelling keek naar
het luchtscheepje, waarvan de gasinboud
langzaam in den generator terugliep; „ik
wilde u een goed en diep inzicht geven in
de waarde van het leven. Ik wilde den nevel,
die ach over u had uitgespreid, verscheu
ren. De wilde u duidelijk doen zien hoe on
verantwoordelijk het is in tijden van legen-
spoed maar lafhartig de vlucht uit het leven
r.erlei aanspraak kunnen gronden. Deze
leden achtten het dan ook volkomen juist
gezien, dat bij de rivisie volgens dit wets
ontwerp aan de eischen, gesteld in de wet
an 29 Juni 1925, ton volle zal worden
vastgehouden, ook omdat anders willekeur
bij de beslissing niet te vermijden is.
Verscheidene leden merkten op, dal in
hot wetsontwerp niets is geregeld ten aan
zien van de Schade, welke geleden wordt
door degenen, aan wie de verleende be
voegdheid thans weder ontnomen zal wor
den. Onder dezen zullen er toch vermoede
lijk gevonden worden, die zich groote uit
gaven hebben getroost, ten einde zich Ier
uitoefening van de volledige fandprolhese le
vesligcn en le installeeren. Zouden er on
der hen zijn. die de bevoegdheid verwier
ven door fraude hunnerzijds, dan bphoeft
natuurlijk met zulke schade geen rekening
te worden gehouden. Doch voer zoover zij
zich aan gcenerlei fraude hebben schuldig
gemaakt, kunnen zij in dit opzicht de dupe
zijn geworden van onjuiste handelingen der
Regeering. De vraag werd gesteld, of de
Minisler niet van meening is. dat aan deze
laatstbedoelde personen op gronden van bil
lijkheid schadevergoeding moet worden ge
geven.
Wel voegden deze leden hieraan toe dat
van een dergelijke schadevergoeding ook uit
gesloten zouden moeten zijn diegenen, van
wie vasfkomt te staan, dat zij vóór 10 Juni
1913 de volledig fandprolhese niel kunnen
hebben uilgeoefend.
Eenige andere leden zagen niet in, dat
de billijkheid zou medebrengen schade te
vergoeden, welke door de intrekking van
een krachtens de wet van 29 Juni' 1925 ver
leend visum mocht worden geleden. De des
betreffende personen hadden kunnen be
grijpen, dal hun de bevoegdheid letterlijk
niet toekwam.
Eenige leden merkten op, dat zoo op bil-
lijkhoidsgronden schadevergoeding zou
moeien worden toegekend, de vraag rijst,
of het niet veeleer op den weg van de be
trokken Ministers en adviseerende ambte
naren - voor zoover althans de genomen
beslissingen aan hun onjuiste adviezen ge
weten moeien worden'dan op den weg
van den Slaat ligt die schadevergoeding te
dragen.
In dit verband werd door sommige leden
met nadruk de wensch uitgesproken, dat do
Minister alsnog aan de Kamer zal mededee-
len, of de Ministerieele beslissingen, waar
van thans reeds is komen vast te slaag, dat
zij onjuist zijn geweest, waren conform of
legen de adviezen van den directeur-gene
raal van de volksgezondheid.
itEcnige leden wezen er op, dat voor het
verkrijgen van het visum, bedoeld bij de
wet van 29 Juni 1925, verschillende perso
nen er niet tegen hebben opgezien op zeer
lichtvaardige gronden hun toelating te
vragen en daarin ook geslaagd zijn, terwijl
meer nauwgezette beroep9genoolen dit niet
gewaagd hebben en daardoor tegenover de
anderen in ongunstige conditie zijn gekomen.
Gevraagd werd of voor hen niet alsnog
eenige revisie mogelijk is. Vele andere leden
konden daartoe geenerlei grond vinden.
Voorts werden met betrekking tot de re
dactie van het eenig artikel van het wets
ontwerp verschillende opmerkingen ge
maakt en wijzigingen In overweging ge
geven.
Werkzaamheden aan spoorlijnen.
De heer Bulten heelt tot den Minisler van
Waterstaat de volgende schriftelijke VTagen
gericht:
1. Ia de Minister bereid mede le deelen, óf
het juist is, dat bij de Nederlandsche spoor
wegen langs de lijnen ongeschoolde en op de
veiligheid niet geïnstrueerde losse arbeider»
ie werk mogen worden gesteld, indien daar
bij slechts minstens één geschoolde vasle
spoorwegarbeider tegenwoordig is, die ver
antwoordelijk is voor de veiligheid, maar
bovendien voor den te verrichten arbeid en
hieraan moet mede-arbeiden, terwij! daar
entegen aan oen aannemer van werken
lang3 de lijn van de Nederlandsche spoor
wegen de eisch gesteld wordt dal hij die
te willen nemen, hoe overijld uw besluit
was en hoe rampen niet den mcnsch moe
ten nederbuigen, maar hem sterken tot nieu
wen strijd. Ik wilde u leeren, dat het leven
oen Godsgeschenk is, dat de mensch niet
ongevraagd mag teruggeven; maar dat hij
de talenten en gaven, die hem zijn geschon
ken, gebruiken moet, ook in do momenten,
dat hij denkt, dat alles verloren is. En ik
geloof wel, dat de les de les van Geoffrey
en mij geholpen heeft I Ten minste de re
sultaten bewijzen het. Maar ik geef toe. dal
onze methode een beetje hardhandig was
Maar u kunt gerust gelooveo, dat, als de
wanhoop zich van u meester had gemaakt,
u mij aan uw zijde hadt gevonden om u te
beschermen tegen u zelf. Ik heb over u ge-
waatk zonder dat u het een oogenblik ver
moed hebt. Al had ik mijn spoor uilge-
wischt.... ik weet heel goed, dat u mij
hebt gezocht en in het Palace-Hotel en op
het hoofdbureau van politie wisten zij ook
wel waar ik te vinden wasIk ben
voortdurend in uw nabijheid geweesL Ik zou
mijn speurdersreputatie al heel weinig ver
dienen, als ik de kunst om mij onzichtbaar
en onkenbaar te maken niet verstond. Ik
was evenmin ver van u al, als Geoffrey
Spencer in Indiê is! Maar de les mocht niet
te vroeg eindigenl Geolfrey zit heel genoeg
lijk op Wight, waar ik ook denk heen te
gaan. En als u er toe kunt besluiten wat
vacantie te nemen en naar zee te gaan, wat
£k u nogmaals sterk aanraad, dan voert uw
weg u en mevrouw misschien ook wel naar
dat heerlijke eiland! Het zal Spencer en mij
een genoegen zijn om daar met u beiden
een paar rustige weken door te brengen. En
nu moet ik heengaan. Nogmaals: ik wensch'
u beiden hartelijk geluk. U zult nu elkaar
heel wat te zeggen hebben, waarbij gas
deTde storen zou....''