Het Nederlandsch-Beigisch Verdrag
No. 20346.
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 13 Juli
Tweede Blad Anno 1926.
FEUILLETON.
Het Ondergrondsche Syndicaat
het voorloopig verslag der
TWEEDE KAMER.
Aan het voorloopig verslag, omtrent de
nieuwe overweging in de afdeelingen, om
trent het verdrag tusschen Nederland en
België is het volgende ontleend:
Vrij algemeen werd hulde gebracht voor
de talentvolle wijze, waarop de Minister de
bezwaren, tegen het verdrag ingebracht,
beeft beantwoord. Slechts weinigen zullen
niet onder de bekoring zijn gekomen van de
met zooveel warmte gestelde Memorie van
Antwoord.
Sommige leden hadden er aansloot aan
genomen, dat in §3 van de Memorie van
Antwoord wordt gesproken van het verdrag.
waarlegen zooveel stemming is gemaakt".
Zij waren van oordeel, dat de actie, welke
tegen liet tractant is en wordt gevoerd,, zich
in het algemeen heeft gekenmerkt door za
kelijke argumenten, ontleend aan'het lands
belang.
Andere leden wilden dit gaarne ontken
nen, maar waren desniettemin van meening
dat bij deze actie een aantal bezwaren te
breed is uitgemeten en de goede eigenschap
pen van het verdrag zijn. miskend.
Ondanks de u. iniskenbare verdiensten
van de Memorie van Antwoord had de in
houd van dit stuk» toen men zich eenmaal
aan den suggestieven invloed van het be
toog had onttrokken, op vele leden een on-
bevreaigenden indruk gemaakt.
Noch het protocol van 16 Mei 1926, noch
's Ministers beloog, hadden de bedenkingen
kunnen wegnemen, die bij hen tegen goed
keuring van liet verdrag bestonden.
De Memorie van Antwoord wekt den in
druk, alsof een wantrouwen moet worden
weggenomen, dat sfechfa aan één zijde zou
bestaan en waartoe dec hts van één zijde
aanleiding zou zijn gegeven, zoodht slechts
van één zijde een dit zou dan Nederland
2ijn tegemoetkoming zou moeten worden
beloond.
Nederlands houding heeft evenwel geen
aanleiding lot wantrouwen* gegeven De le
den, die liet verdrag bestreden, konden zich
met de ideëele opvattingen, door Jen Mi
nister ontwikkeld, alleszins vereenigen zij
zouden wenschen, dat deze- opvattingen in
allo landen overhecrschend waren. Ook zij
stelden grooten prijs op een goede verstand
houding met België; zij zouden dezen na
buur gaarne in eeh zoo gunstig mogelijk
econom ischen toestand zien. Maar deze
idealen, zoo betoogden zij, worden niet ge
diend, wanneer, zooals in het onderhavige
verdrag, geheel onverplicht wordt tegemoet
gekomen aan wenschen van anderen tot
schade van het eigen land, zonder dat daar
eenige compensatie van de andere zijde
tegénover staat.
Wanneer de tegemoetkoming onzerzijds
te groot is, zal de onderlinge goede verstand
houding schade Lijden en zullen, in geval-
van nieuwe internationale botsingen, nieuwe
»evaren kunnen rijzen.
Men moet niet vergeten, dat de afgewezen
feischen tot afstand van territoir en van sou-
vereiniteitsreclilen onrechtmatig waren en
niet hadden mogen worden gesteld. Dat zij
ten slotte zijn teruggenomen, kan geen aan
leiding zijn tot het doen van concessies op
economisch gebied, die verder gaan dan met
de belangen van Nederland strookt.
De hier aan het woord zijnde leden oor
deelden het tractaat, ook na dé tot-stand-
koming van het protocol van 18 Mei 1926,
onaannemelijk.
Andere Teden merkten ap> dat dit tractaat
moet worden beoordeeld Ln"het licht van de
omstandigheden van 1919
Het was natuurlijk, dat de Regeering. op
politiek gebied overwinnaar gebléven, ten
aanzien der economische desiderata van
België toeschietelijk is geweest. Indien het
tractaat toentertijd tut stand was gekomen,
zou het zeker zijn goedgekeurdr De Regee
ring heeft in die dagen openlijk gezegd,
welke verplichtingen wij op ons hadden ge
nomen, zonder dat iemand in of buiten het
parlement daartegen opgekomen is. of bree-
dere voorlichting heeft gevraagd. De Regee
ring mocht dus aannemen, dat zij het volk
achter zich had en hef buitenland heeft het
zelfde moeten denken. De hier aan hel
woord zijnde leden achtten de Regeering
dan ook niet vrij om thans de concessies,
in moeilijke omstandigheden gedaan, terug
te nemen. Nederland zou daardoor zijn vel-
verkregen reputatie van betrouwbaarheid op
internationaal gebied schade doen. Sterker
geworden, concessies terugnemen, die men
bij de onderhandelingen eenmaal heeft ge
daan, is een gedraging, die in het verkeer
.tusschca Stalen evenmin past als in hgt
verkeer tusschen individuen. f
Tegen dit betoog kwamen verscheidene
leden op.
De Kamer is vrij om het tractaat los van
de politieke constellatie van 1919 te beoor-
deelen.
Men zal nie* kunnen ontkennen, dat de
Volksvertegenwoordiging >en de organen der
publieke opinie door den loop van zaken
een deel der verantwoordelijkheid voor het
tractaat heëben te dragen gekregen en dat
de Kamer zich hiervan vóór haar beslissing
rekenschap zal hebben te geven.
De opmerking, dat België niet zou hebben
afgezien» voor de toekomst, van het stellen
van territoriale 'eischen ten nadeele van Ne-
drland, noemden eenige leden onjuist. Zij
vestigden er de aandacht op, da£ ar
tikel VI van het verdrag van 1839
bevestigd wordt Dit artikel houdt houdt o-a.
de verklaring van België in» dat het „voor
altijd afctand doet van alle aanspraak op
liet grondgebied, alle de steden, plaatsen en
oorden gelegen binnen de grenzen der bezit
tingen van de andore partij*.'.
Waren vele leden van oordeel, dat het
tractaat. ook na de bij het .protocol van 16
Mei 1926 tot stand gekomen aanvullingen on
aannemelijk is met hef oog op de overdre
ven economische concessies» die daarbij aan
België worden gedaan, er waren eveneens
vele leden, die meer het' zwaartepunt in de
politiek verhoudingen zagen en die een ver
werping van het onderhavige wetsontwerp*
zouden betreuren, omdat zij voorzagen, dat
daardoor in België een atmosfeer zou wor
den geschapen, waarin het meoilijk zou zijn
tot een nieuwe, voor beide landen bevredi
gende overeenkomst te- geraken. Daar beide
landen het groote belang van een goe
de onderlinge verhouding inzien, moet van
beide zijden al het mogelijke worden gedaan
om een verwerping te voorkomen. België
kan niet verlangen, dat Nederland alleen
daarvoor offers brengt Nederland mag ho
pen, dat ook België daarvoor belangrijke
tegemoetkomingen over heeft. Daarom
weid algemeen de hoop uitgesproken,
dat de Regeering om het verdrag
voor de Stalen-Generaai aannemelijk te
maken, met de Belgische Regeering opnieuw
in onderhandelingen zal treden om te stre
ven naar wegneming van de nog groote en
voor talrijke leden der Kamer onoverkome
lijke bezwaren, welke in het voorloopig ver
slag nader worden toegelicht.
Dit zou kunnen geschieden door ecu
nader protocol, maar beter nog door een ge
wijzigd tractaat, omdat mén dan niet meer
de bewoordingen ran het eene stuk met
het andere zal behoeven te vergelijken.
Als voorname bezwaren worden dan op
gesomd- de oanoodigheid van een nieuw
Sehelde-regtem en van de instelling van do
voorgestelde commissie van beheer, die een
ernstige aanranding vormt van onze sou-
vereinifeit.
De vraag werd gesleM, of de commissie
van beheer ook uitvoerende macht zal heb
ben en welke de verhouding zal zijn tus
schen de besluiten der commissie en die
van het nationale militaire gezag in tijden
van oorlog en oorlogsgevaar. Hoe zal hetj
dan met de doorvaart van vreemde handels
schepen zijn gesteld? Wanneer deze behoc-
ren tot het land, waarmede Nederland in
oorlog is, moet de doorvaart toch in ieder
geval door Nederland kunnen worden ver
boden.
Het denkbeeld om de benoeming van den
voorzitter der arbitrage-commissie, in geval
van geschil op te dragen aan den president
van he! Permanente Hof van Internationale
Justitie, ontmoette van verschillende zijden
bijval.
Voor is werd de vrees uitgesproken» dat dc
algemeene eischen betreffende de bevaar
baarheid van de Schelde, zooals deze in het
tractaat zijn gesteld, 'ver strekkende gevol
gen kunnen hebben. Men achtte het ge
vaarlijk dal Nederlind zonder beperking bij
tractaat dergelijke ver gaande verplichtin
gen op zich neemt, zoolang niet door over
legging van rapporten en adviezen ^an be
voegde deskundigen aan de Kamer aan
nemelijk is gemaakt dat nakoming daarvan
gedurende afzien baren tijd mogelijk wordt
geacht. Aangedrongen werd op overlegging
van de ter zake uitgebrachte adviezen van
den Rijkswaterstaat en van den Provin
cialen Waterstaat van Zeeland. Daarnevens
op instelling van een commissie van des
kundigen. welke over omvang en iitvoe
ringsmogelijkheid van het bovenbedoelde
hoofdbeginse. Regeering en Volksvertegen
woordiging van advies zdl dienen.
Algemeen waardeerde men het, dat door
het protocol de verplichting betreffende het
onderhoucisbaggerwerk is beperkt tot 15
millioen M3. over een tijdperk van 20 jf.ar.
Sommige leden waren echter van oordeel,
dat dit maximum té hoog iis.
Voorts werd exitiek uitgeoefend op de
regeling van de rechtspositie van de op de
Schelde varende handelsschepen» waar-
waarmede Nederland de uitoefening van net
politierecht op de Schelde tegenover de
doorvarende schepen, prijs geeft, en op de
regc-Ling van de loodsgelden, welke onrede
lijke bepalingen hé vat, terwijl door geen
der leden de totstandkoming van het ka
naai AntwerpenMoerdijk wenschelijk werd
geacht, al verschilden zij in de waardee
ring van de bezwaren, die zij daartegen
koesterden. Rotterdam en Amsterdam zul
len hierdoor onmetelijke schade lijden.
Andere leden, die tegenover de nadeelcn
ook de voordeelen van dif. kanaalnaar vo
ren brachten, wezen op de wenschelijkheid
om, i>ij ratificatie van het verdrag de
groots}; mogelijke spoed te maken met de
verbetering van dc verbinding van Amster
dam naar den Rijn, zoodat deze voor lan
gen tijd afdoende zal zijn. Zij vroegen
dienaangaande om duidelijke toezeggingen
van de Regeenng en voegden daaraan toe,
dat ook met de verbetering van de scheep
vaartwegen naar Rotterdam zij dachten
daarbij aan Maaskanalisatie de meest
mogelijke spoed moet worden betracht.
Nog werd er op gewezen, dot de meening
alsof de Nede^iandsche binnenscheepvaart
door liet- nieuwe kanaal zal worden ge
baat, door belanghebbenden niet wordt
gedeeld
Tegenover de groote concessie, die door
de toezegging van hot kanaal' Antwcipen
Moerdijk door Nederland wordt gedaan,
staan, zoo werd betoogd, nagenoeg geen
concessies van Belgische zijde. Vele leden
whren van oordeel, dat België den koste-
looaen sleepdienst tusschen Antwerpen en
Dordrecht zou behooren te staken onmid
dellijk na de rati Pm tie van het onderna-
vrge tractaat.
De vraag werd gesteld om het kanaal
uit dit tractaat te liohfcen en tot een on
derwerp van studie te maken.
Ook na de kennisneming van de Memorie
van Antwoord blieven sommige leden be
zwaren koesteren tegen deii aanleg van het
RijnMaasSchcldekaüaal.
Vrij algemeen was men van meeding, dat
alsnog toestemming moet worden verkregen
tot verruiming van de Zuid-Willemsvaart
van Bocholt naar de Nederlandsche grens
bij Loozen ten behoeve van de scheepvaart.
7. Algemeen betrèurde men het, dat
noch in het tractaat, noch in het protocol
een voorziening is getroffen betreffende de
spoorwegtarieven naar en van Ternetrzen.
Aan de desbetreffende Belgische verklaring
kan slechts betrekkelijke waarde worden
gehecht.
Er moet een afdoende regeiing voor deze
aangelegenheid worden getroffen, die in een
protocol dieni te worden neergelegd.
Ook werd betreurd, dat de Wielingen-
kwestie niet is geregeld'.
G-cvraagd werd. bij welk land de beton
ning van de Wielingen zal zijn en wie b.v.
na het zinken van een schip in dat vaar
water het wrak zal moeten opruimen. Móet
de commissie van beheer de Wielingen be
schouwen als deel van de Schelde? Hoe zal
het politietoezicht op de Wielingen worden
geregeld; moeten beide Staten dit uitoefëhen
of een van beide en. zoo ja. welke?
Dat art. XIV van het tractaat van 1839
zal vervallen en daarmede het verbod om
Antwerpen tot oorlogshaven te maken, zal
verdwijnen, was voor vele leden reden tot
ernstige bezoredheïd.
Intusschen werd er op gewezen, dat het
weinig waarschijnlijk ts. dat Antwerpen in
derdaad tot oorlogshaven zal worden ge
maakt en dat in de maarwj Juni van dit jaar
België heeft besloten fat opheffing van zijn
oorlogsvloot.
Omtrent de kwestie van de verpachting
der mosselbanken op de Oost er-Se helde
werd gevraagd, of nog niet zou kunnen wor
den bereikt, dat aan de Nederlandsche vis-
schers wordt toegestaan mosselzaad te haten
op de Belgische kust.
Voorts werden nog vragen van staats-
rechterlijken aard gesteld ten aanzien van
dé opheffing van de garantie der groote mo
gendheden,
Is toetreding van de centrale mogendhe
den en van Rusland noodigj?
DE VERGADERING DER NEDERL.
MAATIJ. V. NIJVERH. EN HANDEL.
Te Utrecht werd gisteren de vergadering
gehouden, belegd door de Nederlandsche
Maatschappij van Nijverheid en Handel ter
bespreking van het verdrag van Nederland
met Belgte.
De vergadering ste&d onder leiding van
dr. F. E. PosUmma, voorzitter der Maat
schappij
Rede van oud-minister Bongaerts»
Allereerst sprak de oud-minister van Wa
terstaat, tr. M. C. E. Bongaerts, speciaal
over de- waterstaatkundige aangelegenheden.
Spr. begint met de opmerking, dat vragen
van staatrechleLijken aard, van souvereini-
toit. van militaire aangelegenheden enz.
niet binnen het kader van spr.'s rede vallen,
en merkt voorts op, dat de minister van Bub
tenlandsche Zaken, het tractaat verdedigt op
grond van het landsbelang en van onze in
ternationale verhoudingen. Deze gronden
zijn inderdaad de eenige en de noodzakelijke
waardoor Nederland zich kan en moet laten
leiden.
Spr. begeeft zich in een historische inlei
ding o-.m. omtrent de 'tractate® van 1839,
waarbij ook andere mogendheden partij wa
ren en xvaar van het verdrag in kwestie een
herziening vormt.
De erikek op het verdrag heeft zich groo-
tondeels geconcentreerd op deaangelegen
heden 'van de Schelde, de Maas en de ver
bindingen van Antwerpen niet den Rijn
(RuhrortMoerdijkZeeuwsche kana I en)
en zij meent nu daarin te zien eene ontzet
tende verzwaring van lasten en verantwoor
delijkheden van Nederland', terwijl in wer
kelijkheid de nieuwe regeling, vergeleken bij
die van 1839, volgens spr in alle opzichten
eene aanmerkelijke verrichting voor Neder
land beteekent.
Ten tweede ZLel de criüek eene aantasting
van lioogheidsrechten van Nederland met
betrekking tot de rivieren en kanalenzij is
er tegen, dat Nederland in velé gevallen een
gedeelte van de kosten zal dragen, terwijl
dit juist de eisch van Nederland is geweest.
België volledig voor de kosten te Ialen op
komen, zoo het gevaar hebben gebracht, dat
onze souvereiniteit in het gedrang zou kun
nen geraken.
Ten derde vreest men een verscherpte
concurrentie van Antwerpen mei Rotterdam
en Amsterdam. En het middel tol redres
woTdt gezocht in belemmeringen legen de
eischen van Antwerpen, in plaats van in
verbeteringen ook voor Rotterdam en Am
sterdam. Spr wijst op de beteekenis van een
gezamenlijke krachtige positie en van on-
derlingen steun van de drie Ned. en Belgi
sche Noordzee-wereldhavens en het belang
Jaarbij voor onze binnenvaart.
De Schelde staat thans onder het regime
van o.m. het aanwijzen van voor de scheep
vaart bruikbare geuten door Nederland, on
der toezicht van een gemeenschappelijke
Ned.-Belgische commissie. In overeenstem
ming met moderne begrippen en toestanden
komt^ hiervoor in de plaats het onderhouden
en het verbeteren van bestaande en het vor
men van nieuwe scheepvaartgeulen onder
gemeenschappelijk beheer en op gezamen
lijke kosten.
Tot de scheepvaartwerken behoort levens
het voorkomen van schade aan oeverwerken
of uitwateringen. Landaanwinningen blij
ven uiteraard ten voordeele van Nederland
alleen.
De waterverbindingen van de Schelde met
den Rijn stonden tot nu toe onder het régime
van een verplichting van Nederland, eenzij
dig en geheel op eigen kosten. Nederland
komt van die verplichting af.
Daarentegen is de weg vrij gemaakt voor
een scheepvaartkanaal Antwerpen-Moelxlijk
Dit kanaal kan voordeelen hebben voor de
Antwerpsclie Rijnvaart, maar zal levens
groote voordeelen bieden voor de Ned. bin
nenvaart en voor de ontwikkeling van
Zceuwscli-Vlaanderen» bovendien voor een
onderdeel van Zeeland en voor Westelijk
Noord-Brabant, ook met betrekking tol de
afwatering en het vervoer ran tuinbouw
producten.
Wat betreft Antwerpen,Ruhrort» in 1839
mocht België kiezen tusschen een weg en
een kanaal. Het koos ten slotte een spoor
weg vaat Antwerpen via Weert en Roer
mond naar M. Gladbacli. Volgens de criliek
uit <£e -tijden zou Limburg voortaan econo
misch. aJs Ned. provincie verloren zijn: loch
hoeft het zich echter steeds meer op de Ned.
zeehavens georiënteerd en het hoeft niet na
gelaten,- zonder ophouden te roepen om de
bevaarbaarmaking van de Maas. Thans is
Antwerpen op dat kanaal teruggekomen en
Nederland heeft opnieuw te dien aanzien de
houding van 1839 aangenomen, ecbler met
eene beperking van tijd (20 jaar) voor de
beslissing. Men moet in financieel opzicht
niet te zwaartillend zijn. Een kanaal, een
maal lot stand gebracht» vordert slechts
zeer weinig aan onderhoud en bedienings-
kosten.
Ten aanzien van de Maas en dc verbin
ding AntwerpenLuik, merkt spr. o.m. op,
dat voor bet Maas tractaat van 1865 een re
geling in de plaats zal komen, waarbij Bel
gië, op zijn gebied de Zuid-Willemsvaart zal
verbetren, ev. op verzoek v Neder!.) met toe
voeging van een verbinding Neenoeteren
Maasbracht; daarbij is het Ned. laterale ka
naal MaastrichtMaasbracht reeds in uit
voering, en beide laterale kanalen zullen
door het te verruimen kanaal Maastricht
Lmk verbinding geven met het industrieele
Walonrë en met Frankrijk. Dit, mi geheel
Belgische kanaal, zal een gemeenschappe
lijk kanaal worden. De verruiming er van
is van groot belang voor de Noordzeehavens
Voor ons land is tegenwoordig eveneens
onvoldoende de waterweg Dordtsclie Kil
Flollandscli Diep enz., kanaal door Zuid-
BcvetandSchelde in het Westen. In de
plaats daarvan zal komen een ruime water
weg van den benedenmond der Dordlsche
Kil, het Hotlandsch Diep diyars oversteken
de tot den Moerdijk de bestaande vaarweg,
en vervolgens een scheepvaartkanaal Moer
dijkWester9cheldeAntwerpen, waarop
dadelijk Westelijk Noord-Brabant, Tholen,
Zuid-Beveland en Zeeuwsch-Vlaanderen
zich veilig kunnen ortenteeren en waarlangs
verder via Zeeuwsch-Vlaanderen eenerzijds
en vm de bestaande midden-Belgische ka
nalen anderzijds het Belgische achterland in
Vlaanderen en Brabant en ook verderop
Noord-West-Frankrijk voor onze krachtige
binnenvaart komen open te liggen.
Weliswaar zal fusschön dat alles in Ant
werpen zijn gelegen, dat het achterland be
ter beheerscht. Dok ook nu is dit het geval.
En toch heeft onze binnenvaart die hooge
Door Mrs. C. N. WILLIAMSON.
Nederlandsche vertaling van Ada van ArkeL
48)
Toen dc eerste 'aanslag op kapitein
Derby's leven mislukt was, werd er een
ander plan uitgebroed Daar Derby iedere®
dag in Carringtons auto uitging, werd de
chauffeur omgekocht om ziekte voor te wen
den en werd één van de wielen van dm
wagen onklaar gemaakt. Ook dit was ver
keerd ui'lg-eloopenhet eenige goede er van
was, dat zij de juweelen. van Carnngton.
hadden kunnen bemachtigen, terwijl hij
bewusteloos was.
Ondertusschen was John Munro, de secre
taris van rnr. Mc. Kinnen, omgekocht. Daar
nien wis: dat hij verliefd was op SheJa
Douglas en Sheila Douglas in vertrouwen
werd genomen door lady Elhinglon en Mark
GarrLngton. bad men gehoopt, dat zij door
Munro als werktuig zou kunnen worden ge
bruikt. Maar Munro wist niets van het
Syndicaat af. Hij dacht dat Franklin d:
nian, die hem een buitengewoon verleide
lijke omkoopsom had aangeboden alleen
3en verlangden „coup" wilde uitvoeren.
Zon werd het Ondergrondsche Syndicaat
altijd geheim gehouden en goed gediend
De eenige goede dienst, dien Sheila Dou
glas hem ooit bewezen had, zei Franklin,
was, dat zij hem in staaf had gesteld lady
Viola te beschermen tegen de kwaadwillig
heid van de vrouw, die haar als dievegge
had willen laten arresleeren^ Als Sheila
naar hem toe was komen snellen, om
hein te zeggen wat er op het punt slond te
gebeuren zou hij het niet intijds geweten
hebben om het meisje, dat hij liefhad, te
redden. Nu had bij eenvoudig Camille
Vainka bevolen hem in de geheime kamer
zonder dralen te ontmoeten. Zij had hst
bevel niet in den wind durven slaan en
was naar het rendez-vous gekomen, haar
wraakneming tot later uitstellend.
Franklin was haar spoedig gevolgd en
wetende,.dat overreding, of dreigement» waar
het Viola betrof, zonder succes zouden zijn,
was hij zacht naar de vrouw toegesloten
en had haar in den rug gestoken. Zij was
dood voorover gevallen zonder één kreet.
Franklin was er zeker van geweest, dat
•de doode vrouw daar veilig den geheeien
dog kon blijven liggen, daar niemand» be
halve hijzelf en dc cliënt van het Syndicaat,
voor wien hij werkte, wist. dat de geheime
kamer niet vernield was door het instorten
van het lorendak.
Daar er voor dien nacht besloten was
brand Te stichten, een brand, waarin bet
onvermijdelijk scheen, dat kapitein Derby
moest omkomen Zou het gemakkelijk
zóó te regelen zijn. dat de vlammen zich
verder uitbreidden en ook den toren met de
geheimen die er in verborgen waren, zou
den vernielen
Als hij niet Sheila had willen sparen,
zou zij »!s« gewoonlijk in de torenkamer
hebben geslapen. Dan zou aij niets hebben
géhoord of vermoed; er zou geen alarm
zijn gemaakt en het plan zou gelukt zijn.
Dit alles vertelde Franklin in weinig
woorden en pa9 aan het einde daarvan
kwam hij aan dal deel van de geschiedenis,
hetwelk voor Viola Rayne's toekomst van
het grootste belang was.
„Ons Syndicaat speurt de geheimen *an
rijke menschen na," zei hij, „of van men-
schen, die rijk zouden zijn of een titel heb
ben, als iemand anders er niet was Dan
biedt het zijn hulp aan om een verlangd
doel te bereiken, en daar het nooit een
cliënt lastig valt, die niet al iets te .verber
gen heeft, waagt het Syndicaat er niets mee.
Het i9 nog nooit door een cliënt verraden
en heeft ook nog nooit een cliënt verraden.
Ik verraad nu ook niemand, omdat de man,
voor wien ik in opdracht van het Syndicaat
handelde, al verraden is. CaTrington zag
zij a gezicht, dat weet ik, en moet hem heb
ben herkend, daar de man nog pas een
paar uur te voren hem had laten roepen
om hem uit den weg te hebben, terwijl
ik den brand stichtte. Niet dat die man of
ik er veel om gaven of Camngton leefde of
dood was, maar hij zit altijd Iaat te lezen
in zijn kamer en wij vonden het veiliger
voor onze plannen, dat hij er niet zou zijn.
Gar rington zag hem, toen hij trachtte
Derby dood te schieten en mij raakte, en hij
werd bovendien nagezeten door een man,
die jonger is dan hij. Ik spreek over lord
Glentorly."
„Wij het Ss ndicaat hadden ontdekt,
dat er een geheim bestond in de Glentorly -
familie. De zoon van den ouden Lord, de
voorganger van dezen, was verdwenen en,
naar men veronderstelde, dood. Als hij niet
gestorven was, zou de tegenwoordige Ior4
Glentorly niet de erfgenaam zijn geworden.
Maar dat was het geheim nigL Het geheim
was dit;
„De zoon van den ouden lord* Glentorly
had altijd de torenkamer, waar juffrouw
Douglas geslapen heeft. Hij was verliefd op
een meisje beneden zijn stand, zijn vader
ontdekte dat en verbood den jongen hef
meisje te zien, Niet lang na een twist, dien
vader en zoon over dit onderwerp hadden,
werd er een aanslag geploegd op het leven
van den ouden man Iemand sloop des
nachts in zijn kamer en trachtte hem te
vermoorden, maar de oude man nep om
hulp en die hulp kwam. De moordenaar
ontsnapte en liet alleen een mes achter, dat
behoorde aan den eenigen zoon van lord
Glentorly. Na dien nacht werd de jonge
man nooit weergezien en zijn vader bleef
leven en hield hem voor schuldig. De jongen
was klaarblijkelijk gevlucht langs den ge
heimen weg van zijn kamer in den toren en
den volgenden morgen vond men de bloe
dige vingerafdrukken op hel kussen.
„Na dit voorval werd de tegenwoordige
lord Glentorly die onthoud dit
ten tijde van den moordaanslag op het
kasteel logeerde door zijn oom geadop
teerd. Later, toen bewezen was, dat zijn
zoon in Australië gestorven was. werd hij
erfgenaam van den titel en de goederen,
die niet zooveel zouden beleekenen, r.ls er
niet pas steenkool ontdekt was in het land
„Wij van hot Syndicaal kregen de lucht
van dit geheim. Wij kwamen er achter, dat
de jonge man het meisje, dat hij 'iefhad,
getrouwd had; maar dat men haar had
wijsgemaakl, dat haar huwelijk ongeldig
was. en zij had toen haar echtgenoot ver
laten. Later was er een zoon geboren, ter
wijl zij ia groote armoede verkeerde, en kort
na zijn geboorte was zij "gestorven
Wij volgden elk spoor, en onldcklen met
veel moeite, dat het kind uit een provin
ciaal-vondelingenhuis was gehaald en door
een liefdadige oude dame was aangenomen.
Dat kind is nu een man en staat bekend
als kapitein Derby.
Al hadden wij niet de overtuigende be
wijzen, dat de tegenwoordige lord Glentorly
zelf den moordaanslag op zijn oom had ge
pleegd en zijn neef had overgehaald om er
dienzelfden nacht vandoor te gaan naar zijn
rneisje, zonder dal hij wist, wat er gebeuren
zou, slaagden wij er loch in hem bang te
maken door te doen of wij ze wel hadden.
Ook waren wij er zeker van, dat hij hel was
geweest, die het meisje had wijsgemaakt,
dat haar huwelijk onwettig was, en haar
overreed van haar echtgenoot wog le loe
pen. Een van on'ze agenten liet zooveel los,
dat lord Glentorly zich volkomen in onze
macht waande en de som van honderd dui
zend pond aanbood aan hel SyMicaal ais
het hem bevrijdde van kapitein Derby, den
werkelijker» erfgenaam, die, als bij alles
wist, op alles zijn aanspraken kon doen
gelden.
„Lord Glentorly had kapitein Derby nog
nooit gezien en wi'lde dat toch graag. Hij
logeerde bij een vriend op eenige mijlen
a [stands van het kasteel om mij van lijd
lot tijd te ontmoeten en den gang van zaken
te bespreken. Maar om zijn neef te kunnen
zien, besloot hij als gewoon gast in hel
hotel le komen.
„Toen hij kapitein Derby voor het eerst
zag. schrok hij. want de familiegelijkenis is
opvallend. Hij vond hel achteraf verstan
diger zich niet in het publiek te vertooneo,
waar de gelijkenis ook anderen zou op
vallen, juist in een lijd, dat Derbv moest
worden uil den weg geruimd. Hij hield
daarom zijn kamer*en w%9 van plan morgen
te vertrekken Zoover ik weel. beefl nie
mand in het hotel hem gezien, behalvs
Carringlon en misschien Sheila Douglas op
een nacht, toen hij door den geheimen
ingang in de torenkamer kwam, niet welen*
dc, dat die bewoond was.
(Slot vrigt-I