Het Ondergrondscfie Syndicaat
No. 20344.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 10 Juli
Derde Blad Anno 1926.
BUltENL WEEKOVERZICHT
BERLIJNSCHE BRIEVEN.
Wij gaan eten bij de Chineezen.
FEUILLETON.
De koersdaling van den franc
Een naderende catastrophe?
Zal Caillanz Frankrijk red
den? Geen oplossing in de
Engelsche mijnwerkers-staking
De koersdaling van den franc begint meer
*n meer onrustbarende afmetingen aan te
nemen, zonder dat er op dit oogenblik veel
hoop kan worden gekoesterd T»p een spoe
dige stabilisatie. De Belgische franc kreeg
gisteren een grooleren klap dsfn in weken het
geval is geweest en viel tot beneden de zes,
waardoor de onrust bij onze Zuidelijke na
buren meer dan ooit is toegenomen, temeer
omdat de regeering in bijkans geen enkel
opzicht blijk geeft van plan te zijn met al
haar krachten de naderende catastrophe te
zullen keeren. Reeds leeft heel het Belgen-
land in een valuta-slemming, die de nood-
lottigste gevolgen "kan hebben; reeds slroo-
men de valuta-vacanlie-reizigers uit het
buitenland toe om zich gedurende eenigen
tijd in weelde te baden zonder veel geld te
moeten besteden reeds ook is de situatie
zoodanig dat men zooveel mogelijk tracht
zijn geld in goederen om te zetten, omdat dc
dalende koers de geldelijke bezittingen met
het uur als het ware in waarde doet ver
minderenen inlusschen zit de regee
ring stil! Het eenigsle wat zij in dezen tijd
heeft gedaan is het laten uitspreken van
een rede door Houtart, den minister van
financiën, die wel op den ernst van den
toestand wees en den wensch naar voren
bracht om den franc op 8 te stabiliseeren,
maar daarbij schijnt het te zullen blijven,
middelerwijl dc bevolking zich met angstige
verbazing afvraagt wanneer eindelijk aan
het gevaar hel hoofd zal worden geboden.
Ook in Frankrijk blijft de situatie drei
gend al is de activiteit der regeering daar
zonder twijfel heel wat grooter dan in België.
Partijbelang, persoonlijke veele's, en Fran-
sche luchthartigheid zijn oorzaak, dat de
zaak al veel te lang is getraineerd, en men
zal nog moeten afwachten'of minister Cail
laux hierin tijdig verbetering zal kunnen
brengen. De rede, waarin hij zijn plannen
heeft ontvouwd, heeft inlusschen een goeden
indruk nagelaten, al laat zij dan ook ruimte
voor vele wenschen. Vooral heeft het tot
tevredenheid gestemd, dat Caillaux, ,,de
veel gesmade", die volkomen door de regce-
ring wordt gesteund, den ernst van den toe
stand heeft durven bloot loggen, in het
vertrouwen, dat de Kamer zich eindelijk
eens haar verantwoordelijkheid bewust zou
worden. Zijn rede was in twee deelcn ge
splist. Het eerste gaf een uiteenzetting van
de situatie; het tweede verkondigde het
program van de regeering. Met oratorisch
talent, met woorden, sprankelend van be
geestering, heeft de minister, die den indruk
maakt te meenen alsof hij alleen ,,la belle
France" kan redden, een schets gegeven
van de wording van den huidigen toestand.
Zijn cijfers waren aldus; In 1914 een tekort
van 5 milliard, in 1915 van 16 milliard,
in 1916 van 22 milliard, in 1917 van 38
milliard, in 1918 van 41 milliard, in 1919
van 42 milliard. Daarna namen de deficiten
af. In 1920 was er een begroot in gstekort van
38 milliard, in 1921 van 24 milliard, in 1923
van 11 milliard, in .1924 van 7 milliard, in
v1925 van 3 milliard, terwijl dt begrooting
van 1926 in evenwicht is. Evenwel, zoo
zeide Caillaux, zijn er nog geen gelden uit
getrokken voor de amortisatie van de vlot
tende schuld, en evenmin voor de noodza
kelijke verhooging van de ambtenaars-sala
rissen, zoodat er nog drie milliard nieuwe
inkomsten zullen moeten worden gevondenl
De minister deed het daarbij voor 2 mil
liard minder dan door de desbetreffende
commissie van deskundigen noodig was ge
oordeeld en verzekerde zich tevens de
sympathie van het amblenaren-corps door
Ihun een vergrooling der inkomsten in uit
licht te stellen. Voortgaande wees hij er
op, dat de schuldenlast, als gevolg van de
begrotingstekorten, zeer zwaar is en in
totaal ongeveer 300 millard zal bedragen,
"terwijl de Staat slechts over een voorschol
van 500 millioen bij de Banque de Franco
beschikt.
Hoe hierin nu verbetering te brengen,
«chelsle Caillaux in hel tweede deel zijner
rede, waarin hij de onmiddellijke noodzaak
van de stabilisatie betoogde en van de rege
ling der schuld-betaling aan hel buitenland.
Dit laatste omdat er credieten noodig zullen
zijn, welke zonder die regeling niet zullen
kunnen worden verkregen. Dat Caillaux
niet van alle zijden instemming zou krijgen
met z'n plannen, was te voorzien en het
bleek al dadelijk bij het debat toen Franklin
Bouillon en Blum op felle wijze criliek uit
oefenden, waardoor aan den franc, die een
oogenblik was gestegen, opnieuw een klap
werd toegebracht. Zonder te dralen heeft
Caillaux zich echter opnieuw in den strijd
begeven, en de wijze, waarop de kapitaal-
heffing-ineens, zooals die door Blum na
mens de "socialisten, werd voorgestaan, door
hem werd aangetast, was van oen zoodani-
gen aard, dat de Kamer tot ontroering werd
gebracht en den minister geestdriftig toe
juichte. Aldus zijn de kansen dezer regee
ring, die meent, dat de parlementaire ma
chine niet vlug genoeg gaat, weshalve zij
een machtiging wensch pm de ontworpen
financieele regeling bij decreet in te voeren,
weer een weinig gestegen, cn zij zullen nog
beter worden, wanneer inderdaad het be
richt mocht blijken waar te zijn, dat hot
Fransch-Britsche accoord over de schuld
regeling reeds geheel gereed ist
Wellicht dat er nog heden tijding komt
over de beslissing in zake de machtiging. De
toestand is thans zóó dat Caillaux wel een
meerderheid zal vinden! Doch de stemming
9chijnt met alle winden mee te draaien!
Duilschland hoeft in den afgeloopen week
een conflict gehad tusschen Pruisen en het
rijkskabinet omdat dooy het kabinet dr. Lu
ther was benoemd in den raad van beheer
der spoorwegen, zonder, gelijk indertijd was
overeengekomen, Prüisendaarin te ken
nen. Het resultaat is een heftige .scheldpartij
geweest in den Pruisischen Landdag, welke
echter wel op niets zal uitloopen. Het rijks
kabinet zal de eerste twee maanden niet
vergaderen en zooals gewoonlijk zal ook nu
de tijd de wonde wel weer heelent
Ook in Engeland een conflict, juister ge
zegd: een incident, omdat het tenslotte van
weinig vergaande beteekenis kan worden
genoemd. De regeering toch kondigde, na de
tweede lezing in het Hoogerhuis ovet* het
wetsontwerp tot regeling van den achluien-
dag voor de mijnen, onverwachts aan de
aanneming te zullen opschorten, omdat zij
van oordeel was dat door de mijneigenaren
in Yorkshire, dat één der welvarendste dis
tricten is, geheel 'ten onrechte aan de arbei-
dersaanbiedingen werden gedaan, die
slechter waren dan in de andere, minder
rijke, districten. De mijnwerkers zouden een
uur langer moeten arbeiden tegen een loon
dat 13 1/2 pet. lager werd terwijl hun winst
uitkering zou dalen van 87 op 85 pet. Hier
tegen kwam de Tegeering in verzet, aldus
nieuw vertrouwen wekkende bij de arbei
ders in haar 9lreven, en zooals te voorzien
was hebben de eigenaren bakzeil gehaald.
Of de regeering er echter veel mee zal be
reiken moot nog betwijfeld worden. Immers
de organisaties blijven weigerachtig het
werk te hervallen ,al kan vrijwel het oude
loon weer worden verdiend, en hebben ook
de nieuwe aanbiedingen verworpen, terwijl
dictator Cook zich oorlogzuchtiger toont dan
ooit. Op een vredelievende regeling bestaat
inderdaad -nog maar zeer weinig uitzichtl
Fan'Enropeesche profeten
Hollandsclie kunst in Dresden.
De wereldbond der tooneel-
spelers. „Platz der Repu
blik" in Berlijn. Stresemann
als cnltuurprediker. De
,»J azz-koning".
Berlijn, begin Juli.
•De internationale samenwerking maakt
vorderingen. ^Veliswaar zijn wij van het
groobe einddoel ,een Pan-Europa", van
een tolverbond der staten van ons wereld
deel, waarvan de jonge Oostenrijkscne
graaf Coudenhovc-Calorghi droomt, nog
zeer ver verwijderd. Dat het oude continent
met zijn ontelbare grenzen, vroeger of later
economisch t>e gronde moet gaan, wanneer
het niet in staat is, eenmaal metterdaad
te besluiten tot een vernieitging van het
geheele stelsel der bol-afsluitingen, hebben
wij juist weer van 'n Amerikaanschen des
kundige kunnen leerende heer Fileene
uit Chicago, die een bezoek aan Berlijn
braoht om hier dezen vandaag nog zoo fan
tastisch klinkenden eisch te prediken. Mis
ter Fileene, bezitter van één der grootste
specialiteiten-zaken in de Vereenigde Sta
ten en één der rijkste mannen der Nieuwe
Wereld, daarbij een geestdriftig philan-
troop, heeft met zijn stellingen een sterken
indruk gemaakt op de Berlijnsche koop
manswereld. Hij zal ongetwijfeld ook in
Parijs en Londen dien sterken indruk ma
ken. Maar hij zal de vervulling van zijn
droom wel evenmin beleven als wij alle.
Zoo 6nel zullen wij ternauwernood tot de
„VercS&igde Stikten van Europe" komen.
Wij willen ons verheugen, dat wij na de
ontzettende vervreemding sedert 1914 ten
minste op geestelijk gebied weer een wei
nig voorwaarts gaan. Voor den eersten
weer sedert den oorlog worden in dezen
zomer in Duitschland weder internationale
kunsttentoonstellingen gehouden; in Mira-
chen en in Dresden, en wij volgen, met
name in de uitstekende verzameling in
Dresden, met evenveel genoegen als winst
eindelijk weer eens den gang de-r moderne
ontwikkeling uit de wereld om ons heen.
Ook Holland is hier in een zaal vertegen
woordigd, welke de algemeene aandacht
trekt. Zeer zorgvuldig gekozen van Gogh's
belichten opnieuw het Nederlandsche genie
dat aan het begin der geheele n^impres
sionistische* schilderkunst staat. Ook Jan
Toorop, die immers eveneens reeds in dc
negentiger jaren boven het program van
het toentertijd almachtige naturalisme uit
stak, is tenminste door een beeld vertegen
woordigd. Daarnaast wekken de schilde
rijen van Kees van Dongen, Jan Sluyters,
Leo Gestel, Adriaan Lubbers, Matthieu
Wiegman en van Piet Mondrian wiens
werken die der Duitsdhe ,,abstracten" zoo'
zeer benaderen een bijzoadere belang
stelling.
Een gebeurtenis in grooten stijl werd
vervolgens de eerste internationale too-
neelspelersconferentie", welke in Berlijn
vergaderde. Men zag liet uitschrijven van
deze bijeenkomst met aJgemeenen twijfoJ
tegemoet Tooneelspelers, zoo zeiden de
twijfelaars, zullen een paar dreunende re
devoeringen houden; daarna zal men weder
uiteengaan en alles zal vergeten zijn.
Maar de zaak verliep geheel anders. Er
kwamen werkelijk tooneelspelers van naam
uit alle cultuurlanden naar Berlijn met
uitzondering alleen van ItaliÖ, waar Cae
sar Mussolini blijkbaar zijn machtige hand
verbiedend had opgeheven. En men kwam
tob een positief resultaat van niet geringe
beteekenis: tpt de stichting van de Inter
nationale Tooneel^elers-Ume" in betruit,
voerend comité waarvan ookde Hollander
dr. Keyser gekozen werd. Duitschers, Fran-
schen, Engelschen, Polen, Oostenrijkers en
Tsjechen, die elkander vóór tien jaren
bloedig bevochten, zullen zich hier, met
de vertegenwoordigos der overige landen,
in gem een sch a^ip e 1 ij ken arbeid vinden en
leeren kennen. Het waren in het bijzonder
de aanwezige Franschen, als Firmin Gé-
mier, Henri Baur, Allard en Touloud, die
niet moede werden, aan hun vreugde uit-
drukücing te gevon, dat een dergelijke in
ternationale organisatie werkelijk tot stand
gekomen was. Aan. het groote banket,j dat
de gedelegeerden de Berlijnsche kunst
vrienden en tooneelmenschen, de verte
genwoordigers der Duitsdie regeeringscol-
Leges en de gezanten der verschillende lan.
den iii feestefijke en vriendschappelijke
stemming vereenigde, huldigde Gémier in
de meest beminnelijke bewoordingen liet
,,neue Berlin", dat, zooals hij het met fijn-
verscholen beteekenis uitdrukte, zoo juist
Parijs genaderd was, omdat heb evenzeer
eqn Platz der Republik" bezat als de
Fransche hoofdstad. Dat wilde zeggen; het
keizerlijk militarisme staat nu niet meer
tusschen de beide volkeren
Dezen Platz der Republik" bezitten wij
Berlijners trouwens eerst sedert een paar
dagen vóór de tooneelspelers-conferentie.
Het is de vroegere „Könjgsplatz" in den
Tiergarten, het uitgestrekte complex vóór
het Bijksdaggebouw, in welks midden zich
6edert 1873 dc „Siegessaule" verheft. De
strijd om deze verdooping heeft jaren ge
duurd. Maar tenslotte heeft hij evenzeer
succes gehad als die om de ,,Friedrich
Ebcrt-strasse", welke benaming eindelijk
ingevoerd werd en waaraan de Berlijners
Binds lang gewoon zijn geraakt.
Zoo zal het ook met den Platz dei
Republik" gaan. In het begin kon men zich
ermee vermaken, op straat aan iemand to
viagen, waar dit plein toch eigenlijk was
men zag dan slechts verwonderde ge
zichten. Er waren ook nog geen straatbord
jes, die den nieuwen naam aangaven. Zelfs
bet tnveede Staatsoperagebouw in het voor
malige Kro 11-theater, dat ,,Opernhaus aiu
Königsplatz" heette, kon ér niet zoo snel
too besluiten, zijn naam te veranderen.
Maar dat alios is langzamerhand in orde
gekomen en na een paar maanden zal de
naam „Platz der Republik", welke zeer
zeker een niet oninteressant symbool voor
dc versteviging van den nieuwen staats
vorm in Duitschland is, bij de bevolking
volkomen ingeburgerd zijn.
De oprichting van de teoneelspelers-in-
ternationale had overigens niet plaats zon.
der een zeer de aandacht verdienende uit
eenzetting. De Russische gedelegeerden
namelijk verlangden, dat de nieuwe unie
uitdrukkelijk zou verklaren dat zij „stovrd
op den bodem van den klassenstrijd". In
de practijk moest dat beteekenen, dat di
recteuren niet tot de unie konden toetre
den dus ook geen tooneelspelers, die
N zelf, voor korteren of langeren tijd, als di
recteuren werken. Dit laatste standpunt
werd overigens ook door' de Hollandsclie,
Oostenrijkselie en Tsjechische gedelegeer
den ingenomen. Maar het uitdrukkelijk
doen uitkomen van het „klassenstrijd"-
karakter werd door de meerderheid niet
aanvaard. Misschien is den Russen daar
mee wel een steen van hét hart gevallen.
Zij konden toch niet goed naar Moskou ca
Petersburg berugkeeren en daar kalmweg
vertellen, dat zij toegetreden waren tot
een internationale unie met vertegenwoor
digers van de nietswaardige kapitalistische
landen. Men zou hen in de kringen der
bolsjewistische machthebbers vermoedelijk
ietwat schuin hebben aangekeken. Zoo
werd deze uitweg g*evonden, dat weliswaar
de tooneelspeler Slavinski zijn plaats in 't
presidium, welke hij tot nu toe had ingeno
men, verliet, dat de unie zonder de Russen
geboren werd, maar dat de Russische too
neelspelers verder als „gasten van het con
gres" in Berlijn en bij dc besprekingen hie
ven en de gelegenheid benutten, om, met
liet. oog op dc bovengenoemde ondersteu
ning van de zijde der Hollanders, Oosten
rijkers en Tsjechen, de hoop uit te spreken,
dat de nieuwe organisatie zich later nog
eens met hun standpunt zou kunnen ver
zoenen. Waarmee dan een ieder tevreden
was
Aan de vergaderingen van het congres
ging een ontvangstavond in de Berlijnsche
„Deutsoher Buhne»nclub" vooraf, waarbij
de rijksminister van buitenlandsche zaken
Stresemann die sedert lange jaren een
ijverig en gewaardeerd lid dezer club is
een ongewoon geestige begroetingsrede
hield. Met het volste recht wees Strese
mann, die op dezen avond van de politiek
naar de cultuurkwesties van dezen tijd was
verhuisd, er op, dat wij, tenminste de Bex-
iijnens, op den goeden weg zijn om de
waarde van den, geest naar beneden te ha
len. Hij bracht de bedenkelijke sympto
men, welke in den zegetocht der films, der
bokswedstrijden en der radio voor den dag
komen, naar voren, om des te meer den
nadruk te leggen op het culturecle zen
dingswerk van den tooneelspeler, die steeds
wéér met inzet van zijn persoonlijkheid als
tolk ddent voor de werken van dc beste en
diepste geesten van een land. Het was ver
makelijk na te gaan, hoe deze ernstige en
wel te overdenken cultuurpredikatie van
Stresemann in de Berlijnsche pers werd
ontvangen. Men was ontzet .Men aarzelde
niet, Stresemann ten aanzien van deze pro
blemen van het openbare leven in het al
gemeen voor „reactionair" te verklaren
omdat men blijkbaar in Berlijn, in den roes
van al deze verschijningen van het techn'-
sche en sportieve leven, welke ons in han
den van slavernij kluisteren, niet kan of
niet wil inzien, welk een diepe waarheid or
in de verstandige vermaningen van den mi
nister lag.
Tot de onbeduidendheden, welke zich in
spannen om Berlijn zoo snel mogelijk to
amerikanisecren, behoort ook de snobisti
sche overdrijving van do appreciatie der...-
jazz-muzick met haar nieuwe en wilde
rhythmen. Men versta mij goed; de over
drijving! De oorspronkelijke en vroolijke
eigenschappen van de jazz zelf, de wonder
lijke bekoring van dc saxofoon, stoptrom-
petten en de overige lawaaiende instrumca
ten zal zeker niemand loochenen, die nicfc
direct een kniezerige philistér is. Maar
niettemin is het toch een volkomen misver
staan van den zin van dit voor dans cn
uitgelatenheid geschapen orkest, wanneer
men daarmee een „nieuwe acra der mu
ziek" wil dateeren. Het zal zeer zeker
mogelijk »zijn, dat ook van deze Ameri-
kaansch-negerachtige uitbundigheid enkel©
momenten bij gelegenheid door een ernsti-
gen componist gebruikt zouden kunnen wor
den. Doch het is een belachelijke over
schatting, om de jazz zelf als „groote mu
ziek" omhoog te willen halen Zelfs den
Berlijners weid het te machtig, toen do
heer Paul Whiteman, de Amerikaansclie
„jazz-koning" naar hier kwam en in den
grooten schouwburg, in de reusachtige ruim:
te van dezen grootsche arena, lange avon
den aaneen met zijn kolossaal orkest een
groot programma afspoelde. Niet als dans-
begelciding, of als accompagnement voor
genoegelijke tafelvreugden, welke men aan
de zijde van een sqhoonc vrouw geniet,
maar als eëTi eoht „concert." Natuurlijk
kan ^litemau alls registers dezer zenuw-
versoheurende muziek opentrekken. Hij
kent alle trucjes, verrassingen, verbluffin
gen en cFfecten. En zijn musici zijn in hun
eoort brillant. Maar de wanverhouding van
dit muziek genre lot 't zwaargewicht van
een ernstig concert was niettemin van pijn
lijke duidelijkheid. Bovendien is White
man, die van de kinderlijke Amerikanen
komt niet zuinig met belichtingsgrapjes,
die zijn effecten moeten onderstrepen.:
Wordt de zaak min of meer angstig, dan
flitsen hei-gele lichten over zijn bende.-
Wordt 't 8entimenteel-zoet, dan wordt het
orkest met rose overstroomd. Wordt ver
liefdheid vertolkt, dan lokken er verlei
delijke violette belLchtingscffccten. En zoo-
gaat het door. Deze kittelingen waren toch
te veel voor de Berlijners. Zij vermaakten
zich wel met de kleine kunstjes der Whifce-
man-menschen, maar het werd hun toch'
plotseling duidelijk, dat het voor den Euro
peaan, die dezen urotschen titel met be
wustzijn voert, volstrekt niet alijd en in
alle omstandigheden, een ideaal is, Ameri
kaan te worden.
Dr MAX OSBORN.
Tiisschen het slalion Montparnasse en de
Place St. Michel wonen duizenden en duit
zenden vreemdelingen, niet-Franschen, cu
bij tientallen vindt men dus ook buitenland
sche restaurants in dat gedeelte .van Parijs.
Ge leunt daar gaan eten op z'n Russisch,
Chinoesch, Tsjecho-Slowaaksch, GriekscJi,
Turksch, Zweedsch, Amerikaansch pre
cies zooals de gril van het oogenblik u daf
in rnochl geven.
Ik stel u voor, vandaag eens 1e gaan eten,
bij de Chineezen. We kiezen daarvoor uit
een van de twee groote Chineesche restau
rants, die zich bevinden in de rue dc
l'Ecoie-de-Médicine.
Ilooge roode lak-zuilen heelen ons bij
aankomst welkom met gouden, voor ons
onleesbare lelterleekens.
We treden binnen in een ruime zaal,
versierd met paneolen van Coromandel,
waarop wilde rozenstruiken te bloeien slaan
en waar boven heilige lolosbloemen, fin
mingo's in breede vlucht hun vlerken sprei*
den. Op een muur hel geschilderde por-*
tret van den grooten Lao-Tsen, die in kleu
rige zijde gekleed, twee vingers omhoog
'houdt en wijsheid leert
Lantarens met bonle beelden versierd,
cn papieren lampions, versierd met op
schriften, die gelukwenschen zijn, of wijze
levens-lessen, verspreiden een zacht,
bescheiden, rustig licht door de zaa!.
Borden en schalen in blauw-en-wil Chï-
neesc-h porselein. Bij ieder bord een paar
ivoren eet-stokjes, een dikbuikigen theepot,
gn een ronde porseleinen kom voor de rijst*
Ook lepéls van porselein liggen naast do
borden.
Door Mrs. C. N. WILLIAMSON.
Nederlandsche vertaling van Ada van Arkel.
-46)
„Nu niet," zei hij. „Eersl Viola dan de
dokter. Maar waarom? Ik weet. dat ik stert.
En ik wil niet leven ook. Ik heb alles
verloren, waar ik voor leefde. Om 's He
melswil, meisje, breng Viola liier. Als u hst
doet zal ik haar dingen vertellen,
waar jullie allemaal wat voor zouden geven
lom ze te welen."
„Ik ga al," zei Sheila. ,,Er is nu niets om
lang voor te zijn."
„Maar de andere man wie het dan ook
zijn mag," opperde Derby.
„Die zal genoeg tc doen hebben met te
zorgen, dat hij den detective ontloopt," zei
Carrington. „En zelfs als hij ontsnapt
„Wat dan?"
„Dat zal hem niets helpen. Ik heb zijn
gezicht gezien," eindigde Carrington.
„Dit waren de laalste woorden, die zij in
de geheime gang sprak, want Franklins
hogen, schitterend van koorts in hel halve
licht van de lantaren, die hem bij een
tmdere misdaad had moeien bijlichten,
Bra eekten haar niet langer te treuzelen.
'iPe gravin dood," zei zij steeds weer in
zichzelve als werktuiglijk, toen zij naar de
trap liep, die haar naar Viola Raynes
kamer zou brengen.
„Dus het was haar gezicht, dat ik aan-
Wj- k°U(le, koude gezicht, daar
Hl die geheime kamer; haar haar. dat zoo
golvend en zacht was. En en als ik hem
niet gesmeekt had lady Viola tot eiken prijs
te redden, zou zij nog leven. Hoe vreesehjk
wal is hij slecht, en toch, wal houdt hij
van Viafal Het was voor haar, hij zei,
dat hot voor haar was."
Sheila kwam bij de gesloten deur, die zij
kende, en klopte zachtjes aan. Vóór zij lijd
had nog eens te kloppen, wend de deur ge
opend en Viola stond voor haar, als een
silhouet uitkomend legen liet gedempte licht
in de kamer achter haar; haar mooi, lang
haar los over een wiUe ochtendjapon.
„Jij, riep zij, (oen zij hel bleeke gezichtje
van Sheila zag,
„Ja ik," zei deze. „Heeft u niet gesla
pen?"
„Neen, ik ben te ongelukkig om te sla
pen. O, Sheila, ik ben zoo blij, dat ik je zie.
Ben je gekomen, omdat je voelde, dat ik je
noodig had? Je was een scliat om mijn
brief aan hem femg te zenden, maar wat
geeft hel? Ik zal toch met hem moeten
trouwen."
„Liefste, hij ligt op sterven," zei Sheila.
„De dood en zijn eigen slechtheid hebben
je vrij gemaakt. Maar hij verlangt je nu
te spreken en je kunt niet weigeren."
„Op sterven?" herhaalde het meisje.
„Ja. Ik zal het je onderweg wel vertellen,
als je nu maar meegaat. Kom toch, niet
"alleen voor hem, maar ook voor den man,
dien je liefhebt. Ik geloof, dal hij weef, wit
kapitein Derby eigenlijk is, en dat hij je
dat wil ver!ellen en nog veel meer. als je
het hem vraagt, omdat hij zooveel van je
houdt, en hij wil het niemand anders zeg
gen."
Zonder een woord meer le zeggen kwam
-Viola de kamer uit en ging met Sheila mee.
Wat Sheila onderweg in der haast kon
vertellen deed zij. maar toen de beide meis
jes den toren bereikt hadden,^begreep Viola
nog maar heel weinig van wat er gebeurd
was.
„Hoe gaat het?" vroeg Sheila, aan de
deur van den geheimen doorgang, want
Carringlon was, loen hij haar stem hoorde,
haar te gemoet gesneld. „Zeg niet, dat hij
dood is, zonder gesproken te hebben."
„Neen, hij i3 niel dood," zei Carrington,
„maar lang kan het niet meer duren. Ik
geloof, dat het schot door de longen is ge
gaan en dal het geval hopeloos is. Ieder
woord, dat hij spreekt, geeft hem ondraag
lijke pijn; maar hij wil toch spreken, lady
Viola. IJij heeft zich opgehouden tot u
kwam. Ga binnen, en zend Derby, die bij
hem is, hier."
Een oogenblik laler kwam de jonge man.
Het morgenlicht begon zijn weg te vinden
door de vensters van de torenkamer en deed
dc sterren verbleeken. Het drietal stond
dicht bij elkaar, zachtjes fluisterend, hun
gezichten bleek en vermoeid in de grijze
schemering.
„Je zult den dokter moeten halen,
Derby," zei Carrington. „We kunnen hem
niet zoo maar laten sterven, hoewel ik over
tuigd ben, dat een dokter niets meer doen
kan, en ook niet had kunnen doen, al waren
wij hem direct gaan roepen. Dan is er nog
de doode vrouw boven, zooals hij zelf be
kend heeft, door hem vermoord. Dat geheim
moeten we vertellen. Mc. Kinnon moet dat
weten. Wil je hem wekkenen zeggen, dat
hij goed zal doen hier te komen? Zeg, dat
de geheimen, die ons al vier en twintig uur
bezig houden, achter deze muren kunnen
worden uitgelegd, dank zij zijn secretaresse, I
juffrouw Douglas."
„Ik zal mijn besl doen," zei Derby. „Maar
hoor eens, Carringlon, geloof je werkelijk
dat hel die arme stakker daarbinnen is, die
me vannach! van kant wilde maken?"
„Ik denk, dat hij handelde op aanstoken
van iemand anders."
„Van wien? Je slem klinkt zoo vreemd."
„Van den man, dien onze deleclive ach
terna zit."
„Ia, maar wie i3 die man?"
„Ik zal het geheim houden, tol ladv
Viola hier komt. Dan zullen we zien, of
ze denzelfden naam noemt, dien ik bedoel.
Maar ga nu den dokter halen. Hol is hoog
tijd."
HOOFDSTUK XX.
Het dapperste meisje van de wereld.
Sheila Douglas en Carrington waren
samen alleen, voor het eerst, nadat hij het
meisje had gezegd, dat hij haar lielhad.
Slechts een paar meter verder, aan den
anderen kant van de geheime deur, die nu
wijd open slond, konden zij het gemurmel
van den stervenden- man hooren, terwijl hij
gebroken en pijnlijk tegen lady Viola Raync-
sprak.
„Je bent het dapperste meisje van de
wereld," zei Carrington. „Geen ander meisje
zou hebben kunnen of willen doen wal jij
vannacht gedaan hebt. Je hebt Derby's
leven gered len koste van je eigen leven."
„Maar het was aan jou, dat ik aldoor
dacht, meer dan aan hem," bekende Sheila,
„Misschien zou ik niet zoo moedig zijn ge
weest, als ik geweten had, dat jij, wat er
ook gebeurde, veilig was en builen hel be
reik van het vuur."
„ik geloof, daf je precies ffven moedig I
zoudt zijn geweest," zei Carrington, „omdat I
je nu eenmaal zoo bent. Ik kende je nog
niet lan», vóór ik je slerklc van karakler,
loyaliteit leerde kennen, die alleen al vol
doende zijn om je op een voetstuk te plaat
sen ver boven elke andere vrouw, die ik
ooit gekend heb. En dan je goedheid
„Ach, ji bent voet le goed voor me/'
viel hel meisje hem in de rede. „Hel l»e-
teekenl heusch niets, ik hen je niet waard.
Ik had nooit kunnen droomen, dat je zelfs
maar aan me zoudt denken, behalve vrien
delijk en als uit de verte."
„Ik heb al een heelen tijd aan weinig
ander3 gedacht," zei Carringlon. „Maar ik
was bang, dat ik te oud voor je was
dat je niet om me zoudt kunnen geven, zoo
als een vrouw moei houden van een man,
als zij
„Er bestaat geen andere man in de
wereld,riep Sheila.
Hij nam haar in zijn armen en toen zij
met haar hoofd op zijn borst stond en het
kloppen van zijn hart hoonde, was zij
dubbel cn dwars beloond voor al het lijden
van de laatsle dagen en zou er voor willen
belalen mei jaren van nog wreeder lijden
dan zij in deze donkere dagen had door
gemaakt.
„Ik dacht, dal je verliefd was op
begon zij eindelijk, maar hield loen op,
voelende, dal zij geen rechl had te zeggen
wal haar op de lippen had gelegen,
Maar hij antwoordde oprecht;
„Op lady Marsden?" Noen liefste, ik hel»
nooit van haar gehouden. Ik heb nooil een
vrouw liefgehad vóór jij in mijn leven
kwam.
(Wordt vervolgd).