Het Ondergrondscfie Syndicaat No. 20344. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 10 Juli Derde Blad Anno 1926. BUltENL WEEKOVERZICHT BERLIJNSCHE BRIEVEN. Wij gaan eten bij de Chineezen. FEUILLETON. De koersdaling van den franc Een naderende catastrophe? Zal Caillanz Frankrijk red den? Geen oplossing in de Engelsche mijnwerkers-staking De koersdaling van den franc begint meer *n meer onrustbarende afmetingen aan te nemen, zonder dat er op dit oogenblik veel hoop kan worden gekoesterd T»p een spoe dige stabilisatie. De Belgische franc kreeg gisteren een grooleren klap dsfn in weken het geval is geweest en viel tot beneden de zes, waardoor de onrust bij onze Zuidelijke na buren meer dan ooit is toegenomen, temeer omdat de regeering in bijkans geen enkel opzicht blijk geeft van plan te zijn met al haar krachten de naderende catastrophe te zullen keeren. Reeds leeft heel het Belgen- land in een valuta-slemming, die de nood- lottigste gevolgen "kan hebben; reeds slroo- men de valuta-vacanlie-reizigers uit het buitenland toe om zich gedurende eenigen tijd in weelde te baden zonder veel geld te moeten besteden reeds ook is de situatie zoodanig dat men zooveel mogelijk tracht zijn geld in goederen om te zetten, omdat dc dalende koers de geldelijke bezittingen met het uur als het ware in waarde doet ver minderenen inlusschen zit de regee ring stil! Het eenigsle wat zij in dezen tijd heeft gedaan is het laten uitspreken van een rede door Houtart, den minister van financiën, die wel op den ernst van den toestand wees en den wensch naar voren bracht om den franc op 8 te stabiliseeren, maar daarbij schijnt het te zullen blijven, middelerwijl dc bevolking zich met angstige verbazing afvraagt wanneer eindelijk aan het gevaar hel hoofd zal worden geboden. Ook in Frankrijk blijft de situatie drei gend al is de activiteit der regeering daar zonder twijfel heel wat grooter dan in België. Partijbelang, persoonlijke veele's, en Fran- sche luchthartigheid zijn oorzaak, dat de zaak al veel te lang is getraineerd, en men zal nog moeten afwachten'of minister Cail laux hierin tijdig verbetering zal kunnen brengen. De rede, waarin hij zijn plannen heeft ontvouwd, heeft inlusschen een goeden indruk nagelaten, al laat zij dan ook ruimte voor vele wenschen. Vooral heeft het tot tevredenheid gestemd, dat Caillaux, ,,de veel gesmade", die volkomen door de regce- ring wordt gesteund, den ernst van den toe stand heeft durven bloot loggen, in het vertrouwen, dat de Kamer zich eindelijk eens haar verantwoordelijkheid bewust zou worden. Zijn rede was in twee deelcn ge splist. Het eerste gaf een uiteenzetting van de situatie; het tweede verkondigde het program van de regeering. Met oratorisch talent, met woorden, sprankelend van be geestering, heeft de minister, die den indruk maakt te meenen alsof hij alleen ,,la belle France" kan redden, een schets gegeven van de wording van den huidigen toestand. Zijn cijfers waren aldus; In 1914 een tekort van 5 milliard, in 1915 van 16 milliard, in 1916 van 22 milliard, in 1917 van 38 milliard, in 1918 van 41 milliard, in 1919 van 42 milliard. Daarna namen de deficiten af. In 1920 was er een begroot in gstekort van 38 milliard, in 1921 van 24 milliard, in 1923 van 11 milliard, in .1924 van 7 milliard, in v1925 van 3 milliard, terwijl dt begrooting van 1926 in evenwicht is. Evenwel, zoo zeide Caillaux, zijn er nog geen gelden uit getrokken voor de amortisatie van de vlot tende schuld, en evenmin voor de noodza kelijke verhooging van de ambtenaars-sala rissen, zoodat er nog drie milliard nieuwe inkomsten zullen moeten worden gevondenl De minister deed het daarbij voor 2 mil liard minder dan door de desbetreffende commissie van deskundigen noodig was ge oordeeld en verzekerde zich tevens de sympathie van het amblenaren-corps door Ihun een vergrooling der inkomsten in uit licht te stellen. Voortgaande wees hij er op, dat de schuldenlast, als gevolg van de begrotingstekorten, zeer zwaar is en in totaal ongeveer 300 millard zal bedragen, "terwijl de Staat slechts over een voorschol van 500 millioen bij de Banque de Franco beschikt. Hoe hierin nu verbetering te brengen, «chelsle Caillaux in hel tweede deel zijner rede, waarin hij de onmiddellijke noodzaak van de stabilisatie betoogde en van de rege ling der schuld-betaling aan hel buitenland. Dit laatste omdat er credieten noodig zullen zijn, welke zonder die regeling niet zullen kunnen worden verkregen. Dat Caillaux niet van alle zijden instemming zou krijgen met z'n plannen, was te voorzien en het bleek al dadelijk bij het debat toen Franklin Bouillon en Blum op felle wijze criliek uit oefenden, waardoor aan den franc, die een oogenblik was gestegen, opnieuw een klap werd toegebracht. Zonder te dralen heeft Caillaux zich echter opnieuw in den strijd begeven, en de wijze, waarop de kapitaal- heffing-ineens, zooals die door Blum na mens de "socialisten, werd voorgestaan, door hem werd aangetast, was van oen zoodani- gen aard, dat de Kamer tot ontroering werd gebracht en den minister geestdriftig toe juichte. Aldus zijn de kansen dezer regee ring, die meent, dat de parlementaire ma chine niet vlug genoeg gaat, weshalve zij een machtiging wensch pm de ontworpen financieele regeling bij decreet in te voeren, weer een weinig gestegen, cn zij zullen nog beter worden, wanneer inderdaad het be richt mocht blijken waar te zijn, dat hot Fransch-Britsche accoord over de schuld regeling reeds geheel gereed ist Wellicht dat er nog heden tijding komt over de beslissing in zake de machtiging. De toestand is thans zóó dat Caillaux wel een meerderheid zal vinden! Doch de stemming 9chijnt met alle winden mee te draaien! Duilschland hoeft in den afgeloopen week een conflict gehad tusschen Pruisen en het rijkskabinet omdat dooy het kabinet dr. Lu ther was benoemd in den raad van beheer der spoorwegen, zonder, gelijk indertijd was overeengekomen, Prüisendaarin te ken nen. Het resultaat is een heftige .scheldpartij geweest in den Pruisischen Landdag, welke echter wel op niets zal uitloopen. Het rijks kabinet zal de eerste twee maanden niet vergaderen en zooals gewoonlijk zal ook nu de tijd de wonde wel weer heelent Ook in Engeland een conflict, juister ge zegd: een incident, omdat het tenslotte van weinig vergaande beteekenis kan worden genoemd. De regeering toch kondigde, na de tweede lezing in het Hoogerhuis ovet* het wetsontwerp tot regeling van den achluien- dag voor de mijnen, onverwachts aan de aanneming te zullen opschorten, omdat zij van oordeel was dat door de mijneigenaren in Yorkshire, dat één der welvarendste dis tricten is, geheel 'ten onrechte aan de arbei- dersaanbiedingen werden gedaan, die slechter waren dan in de andere, minder rijke, districten. De mijnwerkers zouden een uur langer moeten arbeiden tegen een loon dat 13 1/2 pet. lager werd terwijl hun winst uitkering zou dalen van 87 op 85 pet. Hier tegen kwam de Tegeering in verzet, aldus nieuw vertrouwen wekkende bij de arbei ders in haar 9lreven, en zooals te voorzien was hebben de eigenaren bakzeil gehaald. Of de regeering er echter veel mee zal be reiken moot nog betwijfeld worden. Immers de organisaties blijven weigerachtig het werk te hervallen ,al kan vrijwel het oude loon weer worden verdiend, en hebben ook de nieuwe aanbiedingen verworpen, terwijl dictator Cook zich oorlogzuchtiger toont dan ooit. Op een vredelievende regeling bestaat inderdaad -nog maar zeer weinig uitzichtl Fan'Enropeesche profeten Hollandsclie kunst in Dresden. De wereldbond der tooneel- spelers. „Platz der Repu blik" in Berlijn. Stresemann als cnltuurprediker. De ,»J azz-koning". Berlijn, begin Juli. •De internationale samenwerking maakt vorderingen. ^Veliswaar zijn wij van het groobe einddoel ,een Pan-Europa", van een tolverbond der staten van ons wereld deel, waarvan de jonge Oostenrijkscne graaf Coudenhovc-Calorghi droomt, nog zeer ver verwijderd. Dat het oude continent met zijn ontelbare grenzen, vroeger of later economisch t>e gronde moet gaan, wanneer het niet in staat is, eenmaal metterdaad te besluiten tot een vernieitging van het geheele stelsel der bol-afsluitingen, hebben wij juist weer van 'n Amerikaanschen des kundige kunnen leerende heer Fileene uit Chicago, die een bezoek aan Berlijn braoht om hier dezen vandaag nog zoo fan tastisch klinkenden eisch te prediken. Mis ter Fileene, bezitter van één der grootste specialiteiten-zaken in de Vereenigde Sta ten en één der rijkste mannen der Nieuwe Wereld, daarbij een geestdriftig philan- troop, heeft met zijn stellingen een sterken indruk gemaakt op de Berlijnsche koop manswereld. Hij zal ongetwijfeld ook in Parijs en Londen dien sterken indruk ma ken. Maar hij zal de vervulling van zijn droom wel evenmin beleven als wij alle. Zoo 6nel zullen wij ternauwernood tot de „VercS&igde Stikten van Europe" komen. Wij willen ons verheugen, dat wij na de ontzettende vervreemding sedert 1914 ten minste op geestelijk gebied weer een wei nig voorwaarts gaan. Voor den eersten weer sedert den oorlog worden in dezen zomer in Duitschland weder internationale kunsttentoonstellingen gehouden; in Mira- chen en in Dresden, en wij volgen, met name in de uitstekende verzameling in Dresden, met evenveel genoegen als winst eindelijk weer eens den gang de-r moderne ontwikkeling uit de wereld om ons heen. Ook Holland is hier in een zaal vertegen woordigd, welke de algemeene aandacht trekt. Zeer zorgvuldig gekozen van Gogh's belichten opnieuw het Nederlandsche genie dat aan het begin der geheele n^impres sionistische* schilderkunst staat. Ook Jan Toorop, die immers eveneens reeds in dc negentiger jaren boven het program van het toentertijd almachtige naturalisme uit stak, is tenminste door een beeld vertegen woordigd. Daarnaast wekken de schilde rijen van Kees van Dongen, Jan Sluyters, Leo Gestel, Adriaan Lubbers, Matthieu Wiegman en van Piet Mondrian wiens werken die der Duitsdhe ,,abstracten" zoo' zeer benaderen een bijzoadere belang stelling. Een gebeurtenis in grooten stijl werd vervolgens de eerste internationale too- neelspelersconferentie", welke in Berlijn vergaderde. Men zag liet uitschrijven van deze bijeenkomst met aJgemeenen twijfoJ tegemoet Tooneelspelers, zoo zeiden de twijfelaars, zullen een paar dreunende re devoeringen houden; daarna zal men weder uiteengaan en alles zal vergeten zijn. Maar de zaak verliep geheel anders. Er kwamen werkelijk tooneelspelers van naam uit alle cultuurlanden naar Berlijn met uitzondering alleen van ItaliÖ, waar Cae sar Mussolini blijkbaar zijn machtige hand verbiedend had opgeheven. En men kwam tob een positief resultaat van niet geringe beteekenis: tpt de stichting van de Inter nationale Tooneel^elers-Ume" in betruit, voerend comité waarvan ookde Hollander dr. Keyser gekozen werd. Duitschers, Fran- schen, Engelschen, Polen, Oostenrijkers en Tsjechen, die elkander vóór tien jaren bloedig bevochten, zullen zich hier, met de vertegenwoordigos der overige landen, in gem een sch a^ip e 1 ij ken arbeid vinden en leeren kennen. Het waren in het bijzonder de aanwezige Franschen, als Firmin Gé- mier, Henri Baur, Allard en Touloud, die niet moede werden, aan hun vreugde uit- drukücing te gevon, dat een dergelijke in ternationale organisatie werkelijk tot stand gekomen was. Aan. het groote banket,j dat de gedelegeerden de Berlijnsche kunst vrienden en tooneelmenschen, de verte genwoordigers der Duitsdie regeeringscol- Leges en de gezanten der verschillende lan. den iii feestefijke en vriendschappelijke stemming vereenigde, huldigde Gémier in de meest beminnelijke bewoordingen liet ,,neue Berlin", dat, zooals hij het met fijn- verscholen beteekenis uitdrukte, zoo juist Parijs genaderd was, omdat heb evenzeer eqn Platz der Republik" bezat als de Fransche hoofdstad. Dat wilde zeggen; het keizerlijk militarisme staat nu niet meer tusschen de beide volkeren Dezen Platz der Republik" bezitten wij Berlijners trouwens eerst sedert een paar dagen vóór de tooneelspelers-conferentie. Het is de vroegere „Könjgsplatz" in den Tiergarten, het uitgestrekte complex vóór het Bijksdaggebouw, in welks midden zich 6edert 1873 dc „Siegessaule" verheft. De strijd om deze verdooping heeft jaren ge duurd. Maar tenslotte heeft hij evenzeer succes gehad als die om de ,,Friedrich Ebcrt-strasse", welke benaming eindelijk ingevoerd werd en waaraan de Berlijners Binds lang gewoon zijn geraakt. Zoo zal het ook met den Platz dei Republik" gaan. In het begin kon men zich ermee vermaken, op straat aan iemand to viagen, waar dit plein toch eigenlijk was men zag dan slechts verwonderde ge zichten. Er waren ook nog geen straatbord jes, die den nieuwen naam aangaven. Zelfs bet tnveede Staatsoperagebouw in het voor malige Kro 11-theater, dat ,,Opernhaus aiu Königsplatz" heette, kon ér niet zoo snel too besluiten, zijn naam te veranderen. Maar dat alios is langzamerhand in orde gekomen en na een paar maanden zal de naam „Platz der Republik", welke zeer zeker een niet oninteressant symbool voor dc versteviging van den nieuwen staats vorm in Duitschland is, bij de bevolking volkomen ingeburgerd zijn. De oprichting van de teoneelspelers-in- ternationale had overigens niet plaats zon. der een zeer de aandacht verdienende uit eenzetting. De Russische gedelegeerden namelijk verlangden, dat de nieuwe unie uitdrukkelijk zou verklaren dat zij „stovrd op den bodem van den klassenstrijd". In de practijk moest dat beteekenen, dat di recteuren niet tot de unie konden toetre den dus ook geen tooneelspelers, die N zelf, voor korteren of langeren tijd, als di recteuren werken. Dit laatste standpunt werd overigens ook door' de Hollandsclie, Oostenrijkselie en Tsjechische gedelegeer den ingenomen. Maar het uitdrukkelijk doen uitkomen van het „klassenstrijd"- karakter werd door de meerderheid niet aanvaard. Misschien is den Russen daar mee wel een steen van hét hart gevallen. Zij konden toch niet goed naar Moskou ca Petersburg berugkeeren en daar kalmweg vertellen, dat zij toegetreden waren tot een internationale unie met vertegenwoor digers van de nietswaardige kapitalistische landen. Men zou hen in de kringen der bolsjewistische machthebbers vermoedelijk ietwat schuin hebben aangekeken. Zoo werd deze uitweg g*evonden, dat weliswaar de tooneelspeler Slavinski zijn plaats in 't presidium, welke hij tot nu toe had ingeno men, verliet, dat de unie zonder de Russen geboren werd, maar dat de Russische too neelspelers verder als „gasten van het con gres" in Berlijn en bij dc besprekingen hie ven en de gelegenheid benutten, om, met liet. oog op dc bovengenoemde ondersteu ning van de zijde der Hollanders, Oosten rijkers en Tsjechen, de hoop uit te spreken, dat de nieuwe organisatie zich later nog eens met hun standpunt zou kunnen ver zoenen. Waarmee dan een ieder tevreden was Aan de vergaderingen van het congres ging een ontvangstavond in de Berlijnsche „Deutsoher Buhne»nclub" vooraf, waarbij de rijksminister van buitenlandsche zaken Stresemann die sedert lange jaren een ijverig en gewaardeerd lid dezer club is een ongewoon geestige begroetingsrede hield. Met het volste recht wees Strese mann, die op dezen avond van de politiek naar de cultuurkwesties van dezen tijd was verhuisd, er op, dat wij, tenminste de Bex- iijnens, op den goeden weg zijn om de waarde van den, geest naar beneden te ha len. Hij bracht de bedenkelijke sympto men, welke in den zegetocht der films, der bokswedstrijden en der radio voor den dag komen, naar voren, om des te meer den nadruk te leggen op het culturecle zen dingswerk van den tooneelspeler, die steeds wéér met inzet van zijn persoonlijkheid als tolk ddent voor de werken van dc beste en diepste geesten van een land. Het was ver makelijk na te gaan, hoe deze ernstige en wel te overdenken cultuurpredikatie van Stresemann in de Berlijnsche pers werd ontvangen. Men was ontzet .Men aarzelde niet, Stresemann ten aanzien van deze pro blemen van het openbare leven in het al gemeen voor „reactionair" te verklaren omdat men blijkbaar in Berlijn, in den roes van al deze verschijningen van het techn'- sche en sportieve leven, welke ons in han den van slavernij kluisteren, niet kan of niet wil inzien, welk een diepe waarheid or in de verstandige vermaningen van den mi nister lag. Tot de onbeduidendheden, welke zich in spannen om Berlijn zoo snel mogelijk to amerikanisecren, behoort ook de snobisti sche overdrijving van do appreciatie der...- jazz-muzick met haar nieuwe en wilde rhythmen. Men versta mij goed; de over drijving! De oorspronkelijke en vroolijke eigenschappen van de jazz zelf, de wonder lijke bekoring van dc saxofoon, stoptrom- petten en de overige lawaaiende instrumca ten zal zeker niemand loochenen, die nicfc direct een kniezerige philistér is. Maar niettemin is het toch een volkomen misver staan van den zin van dit voor dans cn uitgelatenheid geschapen orkest, wanneer men daarmee een „nieuwe acra der mu ziek" wil dateeren. Het zal zeer zeker mogelijk »zijn, dat ook van deze Ameri- kaansch-negerachtige uitbundigheid enkel© momenten bij gelegenheid door een ernsti- gen componist gebruikt zouden kunnen wor den. Doch het is een belachelijke over schatting, om de jazz zelf als „groote mu ziek" omhoog te willen halen Zelfs den Berlijners weid het te machtig, toen do heer Paul Whiteman, de Amerikaansclie „jazz-koning" naar hier kwam en in den grooten schouwburg, in de reusachtige ruim: te van dezen grootsche arena, lange avon den aaneen met zijn kolossaal orkest een groot programma afspoelde. Niet als dans- begelciding, of als accompagnement voor genoegelijke tafelvreugden, welke men aan de zijde van een sqhoonc vrouw geniet, maar als eëTi eoht „concert." Natuurlijk kan ^litemau alls registers dezer zenuw- versoheurende muziek opentrekken. Hij kent alle trucjes, verrassingen, verbluffin gen en cFfecten. En zijn musici zijn in hun eoort brillant. Maar de wanverhouding van dit muziek genre lot 't zwaargewicht van een ernstig concert was niettemin van pijn lijke duidelijkheid. Bovendien is White man, die van de kinderlijke Amerikanen komt niet zuinig met belichtingsgrapjes, die zijn effecten moeten onderstrepen.: Wordt de zaak min of meer angstig, dan flitsen hei-gele lichten over zijn bende.- Wordt 't 8entimenteel-zoet, dan wordt het orkest met rose overstroomd. Wordt ver liefdheid vertolkt, dan lokken er verlei delijke violette belLchtingscffccten. En zoo- gaat het door. Deze kittelingen waren toch te veel voor de Berlijners. Zij vermaakten zich wel met de kleine kunstjes der Whifce- man-menschen, maar het werd hun toch' plotseling duidelijk, dat het voor den Euro peaan, die dezen urotschen titel met be wustzijn voert, volstrekt niet alijd en in alle omstandigheden, een ideaal is, Ameri kaan te worden. Dr MAX OSBORN. Tiisschen het slalion Montparnasse en de Place St. Michel wonen duizenden en duit zenden vreemdelingen, niet-Franschen, cu bij tientallen vindt men dus ook buitenland sche restaurants in dat gedeelte .van Parijs. Ge leunt daar gaan eten op z'n Russisch, Chinoesch, Tsjecho-Slowaaksch, GriekscJi, Turksch, Zweedsch, Amerikaansch pre cies zooals de gril van het oogenblik u daf in rnochl geven. Ik stel u voor, vandaag eens 1e gaan eten, bij de Chineezen. We kiezen daarvoor uit een van de twee groote Chineesche restau rants, die zich bevinden in de rue dc l'Ecoie-de-Médicine. Ilooge roode lak-zuilen heelen ons bij aankomst welkom met gouden, voor ons onleesbare lelterleekens. We treden binnen in een ruime zaal, versierd met paneolen van Coromandel, waarop wilde rozenstruiken te bloeien slaan en waar boven heilige lolosbloemen, fin mingo's in breede vlucht hun vlerken sprei* den. Op een muur hel geschilderde por-* tret van den grooten Lao-Tsen, die in kleu rige zijde gekleed, twee vingers omhoog 'houdt en wijsheid leert Lantarens met bonle beelden versierd, cn papieren lampions, versierd met op schriften, die gelukwenschen zijn, of wijze levens-lessen, verspreiden een zacht, bescheiden, rustig licht door de zaa!. Borden en schalen in blauw-en-wil Chï- neesc-h porselein. Bij ieder bord een paar ivoren eet-stokjes, een dikbuikigen theepot, gn een ronde porseleinen kom voor de rijst* Ook lepéls van porselein liggen naast do borden. Door Mrs. C. N. WILLIAMSON. Nederlandsche vertaling van Ada van Arkel. -46) „Nu niet," zei hij. „Eersl Viola dan de dokter. Maar waarom? Ik weet. dat ik stert. En ik wil niet leven ook. Ik heb alles verloren, waar ik voor leefde. Om 's He melswil, meisje, breng Viola liier. Als u hst doet zal ik haar dingen vertellen, waar jullie allemaal wat voor zouden geven lom ze te welen." „Ik ga al," zei Sheila. ,,Er is nu niets om lang voor te zijn." „Maar de andere man wie het dan ook zijn mag," opperde Derby. „Die zal genoeg tc doen hebben met te zorgen, dat hij den detective ontloopt," zei Carrington. „En zelfs als hij ontsnapt „Wat dan?" „Dat zal hem niets helpen. Ik heb zijn gezicht gezien," eindigde Carrington. „Dit waren de laalste woorden, die zij in de geheime gang sprak, want Franklins hogen, schitterend van koorts in hel halve licht van de lantaren, die hem bij een tmdere misdaad had moeien bijlichten, Bra eekten haar niet langer te treuzelen. 'iPe gravin dood," zei zij steeds weer in zichzelve als werktuiglijk, toen zij naar de trap liep, die haar naar Viola Raynes kamer zou brengen. „Dus het was haar gezicht, dat ik aan- Wj- k°U(le, koude gezicht, daar Hl die geheime kamer; haar haar. dat zoo golvend en zacht was. En en als ik hem niet gesmeekt had lady Viola tot eiken prijs te redden, zou zij nog leven. Hoe vreesehjk wal is hij slecht, en toch, wal houdt hij van Viafal Het was voor haar, hij zei, dat hot voor haar was." Sheila kwam bij de gesloten deur, die zij kende, en klopte zachtjes aan. Vóór zij lijd had nog eens te kloppen, wend de deur ge opend en Viola stond voor haar, als een silhouet uitkomend legen liet gedempte licht in de kamer achter haar; haar mooi, lang haar los over een wiUe ochtendjapon. „Jij, riep zij, (oen zij hel bleeke gezichtje van Sheila zag, „Ja ik," zei deze. „Heeft u niet gesla pen?" „Neen, ik ben te ongelukkig om te sla pen. O, Sheila, ik ben zoo blij, dat ik je zie. Ben je gekomen, omdat je voelde, dat ik je noodig had? Je was een scliat om mijn brief aan hem femg te zenden, maar wat geeft hel? Ik zal toch met hem moeten trouwen." „Liefste, hij ligt op sterven," zei Sheila. „De dood en zijn eigen slechtheid hebben je vrij gemaakt. Maar hij verlangt je nu te spreken en je kunt niet weigeren." „Op sterven?" herhaalde het meisje. „Ja. Ik zal het je onderweg wel vertellen, als je nu maar meegaat. Kom toch, niet "alleen voor hem, maar ook voor den man, dien je liefhebt. Ik geloof, dal hij weef, wit kapitein Derby eigenlijk is, en dat hij je dat wil ver!ellen en nog veel meer. als je het hem vraagt, omdat hij zooveel van je houdt, en hij wil het niemand anders zeg gen." Zonder een woord meer le zeggen kwam -Viola de kamer uit en ging met Sheila mee. Wat Sheila onderweg in der haast kon vertellen deed zij. maar toen de beide meis jes den toren bereikt hadden,^begreep Viola nog maar heel weinig van wat er gebeurd was. „Hoe gaat het?" vroeg Sheila, aan de deur van den geheimen doorgang, want Carringlon was, loen hij haar stem hoorde, haar te gemoet gesneld. „Zeg niet, dat hij dood is, zonder gesproken te hebben." „Neen, hij i3 niel dood," zei Carrington, „maar lang kan het niet meer duren. Ik geloof, dat het schot door de longen is ge gaan en dal het geval hopeloos is. Ieder woord, dat hij spreekt, geeft hem ondraag lijke pijn; maar hij wil toch spreken, lady Viola. IJij heeft zich opgehouden tot u kwam. Ga binnen, en zend Derby, die bij hem is, hier." Een oogenblik laler kwam de jonge man. Het morgenlicht begon zijn weg te vinden door de vensters van de torenkamer en deed dc sterren verbleeken. Het drietal stond dicht bij elkaar, zachtjes fluisterend, hun gezichten bleek en vermoeid in de grijze schemering. „Je zult den dokter moeten halen, Derby," zei Carrington. „We kunnen hem niet zoo maar laten sterven, hoewel ik over tuigd ben, dat een dokter niets meer doen kan, en ook niet had kunnen doen, al waren wij hem direct gaan roepen. Dan is er nog de doode vrouw boven, zooals hij zelf be kend heeft, door hem vermoord. Dat geheim moeten we vertellen. Mc. Kinnon moet dat weten. Wil je hem wekkenen zeggen, dat hij goed zal doen hier te komen? Zeg, dat de geheimen, die ons al vier en twintig uur bezig houden, achter deze muren kunnen worden uitgelegd, dank zij zijn secretaresse, I juffrouw Douglas." „Ik zal mijn besl doen," zei Derby. „Maar hoor eens, Carringlon, geloof je werkelijk dat hel die arme stakker daarbinnen is, die me vannach! van kant wilde maken?" „Ik denk, dat hij handelde op aanstoken van iemand anders." „Van wien? Je slem klinkt zoo vreemd." „Van den man, dien onze deleclive ach terna zit." „Ia, maar wie i3 die man?" „Ik zal het geheim houden, tol ladv Viola hier komt. Dan zullen we zien, of ze denzelfden naam noemt, dien ik bedoel. Maar ga nu den dokter halen. Hol is hoog tijd." HOOFDSTUK XX. Het dapperste meisje van de wereld. Sheila Douglas en Carrington waren samen alleen, voor het eerst, nadat hij het meisje had gezegd, dat hij haar lielhad. Slechts een paar meter verder, aan den anderen kant van de geheime deur, die nu wijd open slond, konden zij het gemurmel van den stervenden- man hooren, terwijl hij gebroken en pijnlijk tegen lady Viola Raync- sprak. „Je bent het dapperste meisje van de wereld," zei Carrington. „Geen ander meisje zou hebben kunnen of willen doen wal jij vannacht gedaan hebt. Je hebt Derby's leven gered len koste van je eigen leven." „Maar het was aan jou, dat ik aldoor dacht, meer dan aan hem," bekende Sheila, „Misschien zou ik niet zoo moedig zijn ge weest, als ik geweten had, dat jij, wat er ook gebeurde, veilig was en builen hel be reik van het vuur." „ik geloof, daf je precies ffven moedig I zoudt zijn geweest," zei Carrington, „omdat I je nu eenmaal zoo bent. Ik kende je nog niet lan», vóór ik je slerklc van karakler, loyaliteit leerde kennen, die alleen al vol doende zijn om je op een voetstuk te plaat sen ver boven elke andere vrouw, die ik ooit gekend heb. En dan je goedheid „Ach, ji bent voet le goed voor me/' viel hel meisje hem in de rede. „Hel l»e- teekenl heusch niets, ik hen je niet waard. Ik had nooit kunnen droomen, dat je zelfs maar aan me zoudt denken, behalve vrien delijk en als uit de verte." „Ik heb al een heelen tijd aan weinig ander3 gedacht," zei Carringlon. „Maar ik was bang, dat ik te oud voor je was dat je niet om me zoudt kunnen geven, zoo als een vrouw moei houden van een man, als zij „Er bestaat geen andere man in de wereld,riep Sheila. Hij nam haar in zijn armen en toen zij met haar hoofd op zijn borst stond en het kloppen van zijn hart hoonde, was zij dubbel cn dwars beloond voor al het lijden van de laatsle dagen en zou er voor willen belalen mei jaren van nog wreeder lijden dan zij in deze donkere dagen had door gemaakt. „Ik dacht, dal je verliefd was op begon zij eindelijk, maar hield loen op, voelende, dal zij geen rechl had te zeggen wal haar op de lippen had gelegen, Maar hij antwoordde oprecht; „Op lady Marsden?" Noen liefste, ik hel» nooit van haar gehouden. Ik heb nooil een vrouw liefgehad vóór jij in mijn leven kwam. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 9