VOOR DE JEUGD
No. 2d.
Zaterdag ID* Juli
Anno 1926
Een nieuw Leven.
.1.
S?-?21 «*?h? «<iiiTii;ti»>ii|t>ii|<>i<iii» »>iiiiiiiiii »is^ii%i»
LEIDSCH DAGBLAD
Naar het Engetech van C. J. BLAKE.
Bewerkt door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
4)
Hoofdstuk VII.
De Struisvogels.
Chris was overgelukkig, terwijl hij in den
warmen morgen-zonneschijn jtusschen Paul
en Dick in wandelde. Welke de gevoelens
der anderen ook zijn mochten, Chris wa9 er
nu al van overtuigd, dat het leven op Whar
ton Kop Farm juist iets voor hem was. Zijn
gedachten gingen terug naar him eentonig
bestaan in Lynchester, waar alle dagen het
zelfde waren en waar Anton dikwijls zóó in
zijn boeken verdiept was. dat hij het voet
ballen er zelfs door vergat en waar onder
alle jongens, die hij kende, er niet één was,
die hem zoo aantrok als zijn neef Dick.
Dit leven was een kolfje naar zijn hand
en hij wilde niets liever dan alles leeren,
.wat zijn oom èn Dick deden: schieten, rij
den en werken als zij. I
Paul las deze gedachte in. de stralende,
oogen van Chris en zijn eenzaam hart voél
de zich sterk aangetrokken tot zijn landge
noot. Deze twee schoten dadelijk goed op,
al was het alleen maar, omdat Chris regel
recht uit het moederland kwam, waarheen
"zijn gedachten altijd dwaalden. Paul leidde
een heel eenzaam bestaan op de farm, want
Dick had zijn vrienden en praatte liever
met hen, dan te moeten luisteren naar de
eindelooze vertrouwelijke mededeelingen
over Lucie Day, over wie Paul het, zooals
hij beweerde, altijd had.
Anton was stiller. Hij had natuurlijk in
de reisbeschrijvingen over Zuid-Afrika veel
over struisvogels gelezen en hij vergeleek nu
hetgeen Hij zag met het gelezene. Hij sprak
daardoor niet veel, terwijl Chris allerlei vra
gen deed. daar alles nieuw voor hern was.
„Waarvoor is al dit ijzerdraad?" vroeg
hij. „Waar zijn de kooien met de vogels? Ze
zijn zeker heel "groot?"
Dick lachte. „We hoeven maar door dit
hek te gaan," zei hij, „en we zullen in één
der kampen zijn, waar de vogels huizen.
Maar voorzichtig maak het hek nog niet
oien. Waar zijn de stokken, Paul?"
Als eenig antwoord liep Paul naar de
schuur in de nabijheid, waar hij een oogep-
blik later weer uit te voorschijn kwam rnet
twee lange takken, welke met scherpe door
nen bedekt waren. Eén er van gaf hij aan
Dick, terwijl hij den anderen zelf hield en
legen Chris en Anton zei vlak achter hem le
loopen. Daarop opende hij het hek in de
ijzerdraadomheining.
Een groot, kaal stuk vertoonde zich pan
hun oog; daarachter was nog meer ijzer -
draad en nog meer grond met struiken en
hier en daar een enkelen boom. Nergens was
echter een struisvogel te bekennen, totdat
Anton er één ontdekte vóór Chris. Hij uitte
een luiden kreet, gedeeltelijk uit angst en
gedeeltelijk van verrassing.
Het was heel iets anders over struisvogels
te lezen dan zoo'n groot dier in de werke
lijkheid vlak bij zich te zien. vooral als het
met een verbazende vaart kwam aanrennen.
Hij zag er heel kwaad en strijdlustig uit
en was zóó groot, dat Anton zich. angstig
achter Paul verschool.
„Dit is de oude Witvleugel", zei Paul.
„Pas d'er op! Ik verzeker jullie, dat er
op het oogenblik niet met hem te spotten
valt."
Paul maakte nu behendig, dat hij vlak
vóór het dier kwam te staan en dreef hem
met zijn stok terug, hetgeen hem tot
groote verbazing van Chris dadelijk ge
lukte.
„Dit is de kwaadste van allemaal", ver
telde Dick. „Het scheelde niet veel, of hij
doodde eens één van' onze Kaffers. Arme,
oude Piet! Wat werd hij mishandeld 1 Zoo
lang hij leefde, durfde hij nooit meer bin-
1 nen het kamp te komen."
Anton bewonderde de sierlijk afhangen
de veeren van Witvleugel, die dit dier zijn
naam hadden gegeven, doch dit nam niet
weg, dat hij zich allesbehalve op zijn ge
mak voelde, zoolang de struisvogel 2ich in
zijn nabijheid bevond.
Dick zag niets of deed, alsof hij niets
zag van An tons angst.
„Het kwam natuurliik, doordat Piet een
zwartje was' ging hij voort „De dieren
kunnen hen met uitstaan De Kafferjongen,
die de struisvogels verzorgt, zal wel op
passen niet in de nabijheid van Witvleu
gel te komen, en jullie :moet -hier ook nooit
alleen binnengaan."
„Dat zullen we niet licht doen," mompe.-
de Anton.
„Spreek, alleen voor je zelf, Anton", zei
Chris, ..als ik zoo'n stok had, zou ik niet
bang zijn."
„Je moet toch oppassen," merkte Dick op
„Maar laten we nu eerst eens naar Wit-
vleugeri wijfje gaan kijken. Zij zit te broe
den;
,.Ik dacht, dat sttuisvógels hun eieren
alleen maar legden en het warme zand de
-•est. deed."
„Dat is een sprookje; struisvogels broe
den niet alleen zelf hun eieren uit, maar
het mannetje broedt even goed als "het
wijfje. Gedurende zes weken doen zij het
om beurten, dag en. nacht en als die tijd
voorbij- is,- zijn beiden heel vermoeid. Hier
is het nest en mevrouw Witvleugel zit
er op."
Het schóuwspel van den grooten vogel
op den grónd, in de eigenaardiige houding,
die struisvogels nu eenmaal hebben, als zij
zitten, was te grappig, dan dat Chris ern
stig kon blijven. Hij lachte hartelijk en dit
lachen 6cheen mijnheer Witvleugel te ver
storen, die in - dreigende houding op hen
afkwam* het vreemde, brullende geluid
makende, dat mannetjes-struisvogèls steeds,
eigen is.
„Pas d'er op!" riep Paul opnieuw, ter
wijl hij met zijn stok zwaaide. Toen Anton
zag, hoe hard het dier op het gezicht der
scherpe dorens wegliep, kreeg hij weer
wat meer moed.
Er was voor mjjnheer en mevrouw Wit
vleugel, als aanstaande vader en moeder
van een groote .familie, een flink terrein
gereseryeerd. Toen de bezoekers aan net
einde er van gekomen waren, werden hun
eenige omheiningen gewezen met andere
vogels. Zij zagen ook een gedeelte van het
terrpin, waar de jonge vogels verblijf hiel
den en zij bewonderden de groote. jonge
dieren, die pas twee of drie weken oud
waren. Het zachte, fluweelachtige dons van
deze vogels leek mets op de veeren. waar
om de struisvogels beroemd zijn. Deze krij.
gen ze niet, voordat zij een paar jaar oud
zijn. Doch een volwassen mannetjes-struis
vogel zooals Witvleugel is een prachtig
gezicht. Zijn glanzend, zwart lichaam, zijn
tnooiè veeren en zijn geheele houding
maken hem tot den koning der vogels.
..De verhalen van reizigers zijn voor
driekwart fantasie, i.s het niet?" rroeg
Anton.
„De oude aardigheid bijvoorbeeld, dat
een struisvogel zijn kop in het zand steekt
en denkt, dat niemand hem ziet, omdat hij
niets ziet, is toch zeker een verzinsel?"
„Dat is het," antwoordde Paul, „maar
struisvogels zijn toch wel heele domme die
ren. Verstand hebben ze niet. Sommize
onzer vogels doen niet alleen dingen, die
dom, maar zelfs idioot zijn. Zij schrikken
soms van niets een hond, een geluid, een
denkbeeldig- iets en rennen als be2etenen
over het terrein, totdat 2ij in het ijzerdraad
verward raken en hun poolen breken, zoo
dat0 er een eind aan hun leven komt."
.:Kunnén hun pooten dan niet gezet
ivorden?" -
„Nee. een struisvogel met gebroken poo
len moet altijd worden afgemaakt. Het is
eigenaardig,, dathoewel - hun poolen sterk
genoeg zijn om er een man mee omver te
gooien, zij toch zoo bros als porcelein zijn.
Als ze vechtén, ^breken ze hun pooten en
als zij dansenen dat doen zij maar al te
graag evefteens."
„Hoe komen ze zoo dom?"
Terwijl Chris dit vroeg, keek hij naar den
struisvogel, die het dichtst bij hem stond en
hij vond zelf het antwoord prachtige,
witte veeren en mooje, donkere oogen in
den kleinen kop,' waarin niet veel plaats
voor hersenen scheen (e zijn. Schoonheid
en kracht zonder wijsheid is het deel dezer
reusachtige vogels.
„Wat doen ze met de vogels, als ze afge
maakt zijn?" vroeg hij.
„Eten natuurlijk. Als je eenmaal struis
vogelsoep gegeten hebt, zul je vinden, dat
ze goed smaakt, hoewel sommigen het
vleesch wat sterk vinden. Soms eten we de
eieren ook Elk ei is ongeveer zoo groot
als twee dozijn kippeneieren en niemand
weet beter er omeletten van tp bakken dan
Moeder.
„Van eieren gesproken." ging Dick voort,
„jullie moei de broedmachine nog zien," en
hu gingen zij naar een lang, laag gêbouw.
Een groote waterbak, die onafgebroken door
groote lampen verhit weTd, was boven
eenige laden geplaatst, waarin de eieren
lagen.
Paul opende éép der laden en liet den
jongens zjen, hoe.twee ,of drié kuikens hun
stevige gevangenis verbroken hadden en er
wrel spoedig h'eelémaal uit le voorschijn
-zouden komen.
„Soms moeteen we hen een handje hel
pen, maar meestal is dat niet noodig. Het
zijn aardige, dieren, als ze jong zijn."
„Ik begrijp niet,waarom je ze kunst
matig uitbroedt;" zei. Chris. „Waarom laat
je het de struisvogel niet zelf doen?"
„We maken er op deze manier meer geld
van," legde Dick uit. „Als we de eieren
dadelijk, nadat ze gelegd zijn, uit de nesten
nemen, blijven ze doorleggen, totdat er veel
meer zijn dan ze bij mogelijkheid kunnen
uitbroeden. Al dp extra eieren leggen we
dan in de broedmachine. In de beste dagen