Groeten. te klui/ten aarfie van den kant afgebrok keld en in de diepte gestort. Mina liet het licht dea* lantaarn naar beneden vallen. Lag daar, op een vooruitstekende punt van den steilen bergwand, een mensch Als het vrduw Werner eons'was, die naar bene den gogtorfc wasl Rudi stond vlak naast Mina en keek met ingehouden adem naar omlaag. Dezelf de gedacihhe had zioh ook van hem meester gemaakt. „Moeder! Moeder'! Bent u het?" gilde hij en de kinderen meenden te zien, dat de gestalte beneden zaoh bewoog. Er kwam fedhter geen antwoord* „Het is een vrouw! Maar zij antwoordt faietIs zij bewusteloos V' Hier was oogen* blikkelijke hulp noodig. Mina deed den groot en doek af, nam een punt er van en Eocud die aan een boomstam vast. „Hou den knoop goed vast, Rudi", zei feij, „anders val ik in het water. Gelukkig dat de doek zoo groot is. Hij reikt bijna tot de plaats, waar de vrouw ligt." j,Maar wat wfiü Je dan doen, Mina'?"- [vroeg RudL' „Naar beneden gaan. Geef Se 3e Stok. De lantaarn moet Star 0j5 den rand blij ven staan." j,Mina, o Mina! Pag" tóch opI"j „Stevig vasthouden, Rudi, jezelf en den knoop! Ik ben niet bang. De stok geeft Éne een flinken steun." Moedig en zonder duizelig te w&r'deti,- Set een punt van den doek stijf in haar rechter- en den stok in haar linkerhand,- daalde zij den feteilen bergwand af. Het zwakke schijnsel der lantaarn, boven aan deto rand van den 'afgrond, verlichtte den weg, 'dien zij volgen woest en de mensche- Ujke gestalte*: Het was maar goed, dat de duieternii haar belette, 'de gaheele diepte te peilen. Haar hart klopte bijna hoorbaar. Met den stok onderzocht zij den grond, vóór zij haar voeten verzefbte. Ze had al haar krachten noodig, om op de glibberige, steile helling niet uit te glijden. Van tijd tot tijd riep zij Rudi vermanend tote, j,De knoop ig toch toog stevig Hou Kerfl goed vastl"- Eindelijk had Mina 'de Vooruitstekende punt bereikt. Zij Het den doék los en na derde de ongelukkige. Deze lag tusschen den steilen bergwand en dicht struikgewas, dat haar Voor verdeer omilaag vallen behoed had. Ook Mina werd er door beschermd. Zij boog feich over de vrouw heen en... het was werkelijk vrouw Werner!... Zij legde haar Eatod op het voorhoofd der ongeluk- Hgo eö riep: Vrouw WertoerVrouw Werner'! Ik ben Eet, Mina!" De vrouw sloeg de oogen op. y,Mina.l" fluisterde zij met zwakke ste®.- r,Ja, ik ben het! Geeft u mij een hand. •Eou tt kunnen opstaan'1" Vrouw (Worn er probeerde tevergeefs tover eind te komen. „Ik kan niet", mom pelde zij Wat. „Ik Heb wijn voet verstuikt! Pijn!" En vermoeid zonk ze weer Op den grond. Hudi luisterde in gespannen verwach ting. Daar hoorde hij eindelijk zijn moeder Eet Mina SpTeken. O, als moeder tou maar boven was! Maar Mina en hij zouden haar ónmogelijk naar boven kunnen dragen. „We hebban hulp noodig", nep Mina wet bevende stettf. „Ik zal bij Je moeder blijven, Rudi, maar ga jij naar den dam, wa-air je vader ia. Neem de lantaarn en Fik Snee. Wees vooral voorzichtig en loop niet ,te 'dicht langs den afgrond. Neem den Igrooten weg èn haal zoo vlug Hogelijk hulp." Rudi wa3 reeds Op Weg, toadat mj den doek op Min a's verzoek had losgemaakt. Het meisje trok dezen naar beneden eto prikkelde vrouw Weitoer er in.^ Na braken er ernstige, moeilijke oogeü- blikken aan, 'die Mina een eeuwigheid schenen.- Gevoelens van angst en hoop wisselden zich elk 0ogenblik in haar af, !Zou Rudi toiet verdwalen'? Zou bij zijn vader vinden Hoor de zij daar voetstappen?... 'Ach neen, zij had zich vergist! Hoe ondragelijk lang fcEeeö het wachten haar! s 8 Toen Werner midden in den nacht Rudi met een lantaarn in de hand plotseling vóór zich zag staan, schrikte hij hevig. De jongen had den weg gevonden. Bui ten adem bijna verbelde hij, wat er ge beurd was. Werner verbleekte. Hij wilde wegsnellen, doch zich plotseling bezinnend, riep hij handen wringend uit: „Ik kan mijn arme vrouw niet te hulp snellen. Onder geen voorwaarde mag ik .van nacht wijn post verlaten. Bij het ge ringste verzuim loopt het leven van hon derden mensche-n gevaar... en ginds mijn arme vrouw... o, het is ontzettendl Wie redt haar? Wie brengt haar vei lig naar huis?" [Verscheiden mannen traden na-ar voren. „(Wij zulletn gaan" zeiden zij. Vertrouw op ons, Wferoer." „En ik, ik moet hier blijven", jammerde de anders zoo sterke man in vertwijfeling. Juist op dit oogenblik kwam een opzich ter het werk inspeoteeren. Hij zag Wer-i toer's ontroering en liet zich op de hoog te brengen. „Ga maar, Werner", zei hij, toen hij ge hoord had, wat er gaande was. „Ik ontsla je voor een "nacht van je post en zal zelf je plaarffl innemen." [Wemer stamelde eenige woorden rari dank en snelde de anderen achterna. Rudi diende als gids. Wat den kinderen niet mogelijk geweest Was, mocht den mannen gelukken. De mee genomen touwen em de matras uit de loods bewezen onschatbare diensten. Het duur de dhu ook niet lang, of vrouw Werner fen Mina warem uit hun gevaarlijken toestand bevrijd en hadden weer vasten grond on der zich. Werner Sloot zijn geredde vrouw dankbaar in zijn armen. „Wij hebbem hfet aan onze Mina te dan ken, dat het zoo goed is afgeloopen", zei vrouw Werner. „Als zij niet was gaan zoe ken en roet gevaar voor eigen leven tot mij was afgedaald, zou ik jammerlijk zijn om- gekomen. Koude en angst zouden mij stel lig om het leven hebben gebracht!" [Werner omarmde Mina. „Lieve kind, hoe kunnen wij je dit ooit veTgeldien zei hij ontroerd. „Eto ook jij, Rudi, hebt aandeel aan Moeders redding. Je hebt je dapper gehouden!" „En Fik heeft Moeder ontdekt", zei Rudi nu. Allen waren dit met hem eens. Vrouw (Wemer moest naar huis worden gedragen, al was haar voet minder ernstig gekwetst dan men aanvankelijk meende. Na een paar weken kon zij weer haar huishouden waarnemen en was zij geheel van de gevolgen van dien afschuwelijken nacht hersteld Ook vrouw Sitter knapte weer op. De koorts, welke dien bewusten dag haar hoogtepunt had bereikt, was daarna lang zaam doch regelmatig afgenomen, zoodat Sitter de familie W\=mer weldra gerust stellende berichten kon brengen. Zoo oud als zij werden, Zouden Mina en Rudi dfen angstvollen toacht echter nooit vergeten. Groeten is een eerbetoon van den lagere aan den hoogere, van den jongere aan den oudere. Als je op straat iemand tegenkomt, dien je kent, neem je natuurlijk het eerst je pet af of groet je het eerst. Dat ontblooten van het hoofd schijnt hierdoor ontstaan te zijn, dat de lijfeigenen in vroeger tijden ver plicht waren hun hoofd kaal te scheren. Ten bewijze nu, dat zij dat werkelijk ge daan hadden, waren zij verplicht het hoofd te ontblooten, wanneer zij e«n vrije of hoo- gere ontmoetten. De inboorlingen van de negerkust beloo- nen hun eerbied bij begroeting door zich op de knieën te werpen en eAi kort oogen blik met het voorhoofd den grond aan te raken. De Russische edellieden huldigden in ouden tijd den Czaar bij de kroning daar mede, dat zij het hoofd nederbogen en voor zijn voeten op de aarde drukten. De bewo ners van Dahomé (Afrika) begroeten den koning, door op handen en voeten te gaan staan, P§ Japanneezen betuig» 'hun eerbied door eenvoudig de knie te buigen: willi zij buitengewonen eerbied bewijzen, di rusten zi) op de knie en buigen het hoo ter zijde. De belangrijkste groet bij de Ch neezen. welke alleen den Hemel en d< Keizer toekomt, bestaat daarin, dat de gro tende zich op de knieën werpt en neg' maal met het hoofd de aarde aanraak Sommige groeten bestaan bij dit volk eei voudig in 't neerknielen, nog anderen i het buigen der knie. Iets dergelijks vim men zelis bij de beschaafde Westersch volken. Bij enkele volken ontstond de gewoon! dat de aarde gekust werd. wijl men de aai zienlijken niet dicht genoeg durfde nadere om hen zeiven met dit teeken van toegf negenheid te vereeren, ja zelfs den zooi van hun» kleeren niet durfde aanraken. D handkus is nog een verlichte vorm van d oude gewoonte om de voeten der hoogei staanden te kussen, een gebruik, dat no in den pantoffelkus der Pausen bewaar bleef. Wanneer in Yemen (Arabië) twee gelij in rang slaande lieden elkaar ontmoetei doet men wederzijds pogingen om eer.' elkanders hand te kussen, terwijl een iede daarbij natuurlijk zijn eigen hand. die reed gevat is, terugtrekt. Uit bescheidenheid laa ieder aan den ander de eer, de hand gekus te zien. Deze wedijver eindigt gewoónlijl daarmee, dat één van beiden toegeeft ei zich deze eerbetuiging laat welgevallen Dergelijk heen en weer bewegen der han den zou de oorzaak van het handschuddei zijn. Dit handschudden is in den loop de: tijden in een eenvoudiger handdruk ver anderd. De gebruiken bij het groeten zijn bij ell volk verschillend. Zoo vraagt de Nederlan der, als hij een vriend of bekende ontmoet „Hoe maakt u het?" of „Hoe gaat het u?' Do Engelschman vraagt: „Hoe doet gij?' De Duitscher: „Hoe gaat het?" De Franscli man: „Hoe gedraagt gij u.?" De Rus wensch zijn.vriend onderwerping toe en zegt bij d< begroeting: „Wees tevreden". De Spanjaard voegt hem, dien hij groet, toer „Moge gi; lang leven!" De Chinees vraagt: „Hebt gij goede rijs! gegeten en is uw maag in orde?" De Pers wenscht iemand bij het groeten toe: „Moge uw schaduw nooit inkrimpen!' De oude Hebreeuwen wenschen elkaar: „Vrede" toe en groeten bij het afscheid met de woorden: „de Heere zegene u" of „God zij met u". De Pers zegt, als hij iemands woning binnentreedt: „Vrede zij met u". waarop het antwoord luidt: „Ook met u zij de vrede en Allah's barmhartigheid". De Franschen zeggen tot den vertrekkende! „adieu" aan God God zij met u. De Japannees trekt één zijner pantoffel uit, wanneer hij iemand op straat groei Hij trekt ze beide uit, wanneer hij bij iemand in huis komt. De bewoners der eilanden in de Chinee- sche Zee vatten de hand of den voet van hem, dien zij willen groeten en wrijven zich daarmee langs het gelaat. De inboorlingen der Philippijnsche eilan den gaan bij 't groeten plat op den grond liggen en maken dan met hun beenen een sierlijke buiging. Op Nieuw-Guinea be strooit men elkanders hoofd met het eerste stof het beste, dat voor de hand ligt. Op Tahiti (één der Gezelschapseilanden in Australië) grijpen bekenden eikaars handen en wrijven de neuzen legen elkaar. In Gelukkig-Arabië is een streek, waar men den weemdeling de hoogste eer be wijst, door zichzelven een ader te openen en hem het bloed aan te bieden, dat er uit vloeit. De bewoners van Sikkim (Bengalen. Voor-Indië) nemen den hoed af. hoe verder hoe beter, krabben zich tegelijkertijd ach ter het rechteroor en steken de tong uit ter begroeting. Men vindt den neusgroet in Achter-Indië en verder Oostwaarts. Hierbij is niet het wrijven, de aanraking, de hoofdzaak, maar het ruiken. In Bengalen groeten de vrouwen van gelijken rang elkander, doordien zij de gevouwen handen op het hoofd loggen. Bij vrouwen van verschillenden rang buigt zich de laagst staande en wrijft met het voor hoofd het stof van de voeten der andere. De hooger staande beantwoordt dien groet niet Zoo is in elk land de wijze van groeten bijna verschillend,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 18