HEBT EU ÉÉN VAU DEZE RIEPEN KQG NIET GEPROEFD? Het Ondergrondsche Syndicaat LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 4 Juni Tweade Blad Anno 1926. BINNENLAND. DOET HET PAN SPOEDIG! GEMENGD NIEUWS. FEUILLETON. No, 20313. Het Koninklijk bezoek aan Amsterdam. Over den dag van gisteren wordt nog na der gemeld: In het gebouw van de Joodsche Invalide vertoefden de Koningin, de Prinses en de Fnns langer dan dit aanvankelijk in de be doeling lag. Zoowel de Koningin als de Prinses onder- belden zich met elk van de 135 invaliden, dit daar verpleegd worden Op de ziekenza len verdeelde Hare Majesteit de bloemen van I bel bouquet, dat haar dooF het oude echt paar Piller was aangeboden, onder de in bed liggende zieke invalide vrouwtjes. De Prinses volgde het voorbeeld van haar moeder De oude verpleegden waren zichtbaar I aangedaan, toen zij uit de handen van onze landsvrouwe een mooie roos en van onze I Prinses een rose anjer kregen. Toen de koninklijke familie na het bezoek I aan de ziekenzalen, weer in de vestibule was teruggekeerd, plaatsten achtereenvol gens de Koningin, de Prinses en de Prins hun handteekeningen onder een oorkonde, welke ter gelegenheid van het bezoek was I vervaardigd. De Koningin, de Prinses en de Prins be- zochten gisteravond den Stadsschouwburg, •waar het Vereenigd Tooneel het looncelspcl „Deftige Straat" met succes opvoerde. De schouwburg was geheel gevuld. Er waren vele autoriteiten, onder wie ook de Zweed- sche gezant en de officieren van de beide te Amsterdam liggende Zweedsche kruisers. De Koningin onderhield zich tijdens de j pauze met déze officieren. Door een talrijk publiek langs den weg, dien de stoet volgde, werd de Koninklijke familie geestdriftig toegejuicht evenals in den Schouwburg. 's Middags had nog een inicident plaats. Toen. na het bezoek aan de School voor I maatschappelijk werk, de koninklijke stoet I de Elandsgracht passeerde, werd plotseling uit het publiek geschreeuwd en gefloten. De op dit punt samengetrokken zeer tal- rijke politie te paard en te voet trok de sabel I en voerde een charge tégen het publiek uit, waaronder even een paniek ontstond. Naar alle zijden, zag men mannen en vrouwen de zijstraten invluchten. Tevoren waren reeds verscheidene perso nen aangehouden, die ophitsende plakkaten wilden opplakken en roode borden droegen. Het verdere gedeelte van den rijtoer had I wgos'^rd "plaats. Het Nedcilandsch-Duitsch verdrag. Het Verbond van Nederlandsche Werk jevers heeft een uitvoerig adres aan de Tweede Kamer gezonden, met betrekking tot het verdrag tot aanvulling van het Ne- derlandsch-Duitsche handelsverdrag van 31 September 1851 en het Ncderlandsch- Duitsche douane- en credielverdrag. la hel adres wordt uitvoerig betoogd, dat f dè opneming van het meestbègunstigings- principe in bovengenoemd verdrag moeilijk sis een bijzonder waardevolle concessie be- I schouwd kan worden. Zij doet in werkelijk heid niets anders, dan een reeds bestaan- den toestand bevestigen. Immers, krachtens de Duitsche verordening van 29 September 19*24, genieten alle landen, die Duitschland op voet van meestbegunstigde natie behan.- delen, eveneens de meeslbegunstiging bij den invoer in Duitschland. De Duitsche handelspolitiek der laatste jaren is er op gericht, zoo mogelijk overal voor de Duitsche producten de meestbegun- stiging te verkrijgen. Onder deze omstandig heden is het niet aan te nemen, dat Duitsch land ons land. dat de Duitsche producten steeds als die der meestbegunstigde natie heeft behandeld, ooit een overeenkomstige behandeling, die bovendien met intrekking van de verordening van 29 September 1924 zou moeten gepaard gaan, zal weigeren. Verder doet de gewijzigde redactie van art 28 van het Nederlandsch-Duitsche han delsverdrag de vraag rijzen of Duitschland zich wellicht het recht voorbehoudt om langs den weg van surtaxe of toeslagen de meeslbegunstiging te omzeilen. Op tal van Wijzen blijft ontduiking der meeslbegunsti ging mogelijk. Het opnemen van een arbi trageclausule zou hier uilkomst hebben kun nen geven. Met verschillende voorbeelden wordt ge ïllustreerd, welke eigenaardige opvattingen de Duitsche regeering omtrent de toepassing van het meestbegunstigingsbeginsel huldigt, terwijl speciaal wordt aangetoond, hoe de zeer ver gaande specificatie der posten in de Duitsche tariefwet het meestbegunsti gingsbeginsel illusoir hebben gemaakt. Ten aanzien van hot Nederlandsch-Duit sche douane- en credietverdrag, wordt be toogd, dat hetgeen voor onze industrie bij dit verdrag bereikt is, slechts gering is. en dat bovendien de door Nederland verkregen reductie voor een deel slechts problemati sche waarde heeft, doordat Italië voor ver schillende artikelen reeds verder gaande concessies van Duitschland heeft bedongen. Uitgezonderd de getroffen regeling voor den beenderenuitvoer en de verleende ta riefreductie voor enkele oliesoorten, gecon denseerde melk en lood en zinkwit is van de geheele lijst van wenschen, welke ten opzichte van het nieuwe Duitsche douane tarief gekoesterd werden, geen enkele in vervulling gegaan, en tegenover deze onvol doende concessies staat een drieledig offer van onzen kant, n m. de verlenging van het grondsloffencrediet van f 140 millioen met vele jaren, de verlaging van den rentevoet van 6 op 5 1/4 pCt., en de geheel op zichzelf slaande renteverlaging voor het loopendc crediet van 1 Januari 1927 af. Het adres eindigt met het uitspreken van de meening, dat de Kamer tot aanvaarding van het betreffende wetsontwerp niet mag besluiten. De gevaarlijke gasverlichting in treinen. De heer Van Embdon heeft aan den Mi nister van Waterstaat de volgende vragen gesteld 1. Is het juist, dat bij het spoorwegon geluk nabij Wouw op 25 Mei j.l. een begin van brand is ontslaan aan het gasreser- voir van het gekantelde rijtuig, welke brand thans nog tijdig kon worden gebluscht? 2. Acht de Minister het verantwoord, dat op de Nederlandsche spoorwegen elee-. trische verlichting als regel slechts in nieuw materiaal wordt aangebracht, doch dat bij het voorhanden materieel de be slaande gasverlichting gehandhaafd blijft? 3. Acht de Minister, gelet op de vele ge vallen in het buitenland, waarin een spoor-, wegramp door vlamvatten van gasreser- voirs een ontzettende uitbreiding verkreeg, thans den tijd niet gekomen voor een al geheel verbod van gasverlichting in spoor wegrijtuigen, gelijk in Zwitserland, sedert het spoorwegongeluk bij Bellinzona, en in Italië reeds bestaat? De analisten bij de Centrale. In haar algemeene vergadering van 29 Mei jl. heeft de Vereeniging van Analisten in 's-Rijks dienst" besloten zich aan te slui ten bij de Centrale van Vereenigingen van Personeel in 's Rijks dienst. Het bestuur der vereeniging zal voortaan als volgt zijn samengesteld: J. ten Have, voorzitter; G. Horseling, secretaris en A. Dekker, penningmeester. (Secretariaat: van Oldenbarneveldtstraat. 23-1, Amsterdam). Een Ned. doorvoerverbod voor vleesch? Naar wij van zeer betrouwbare zijde ver nemen, zegt de „Tel." overweegt de regee ring zeer sterk een doorvoerverbod voor buitenlandsch vleesoh uit te vaardigen- Wijzigingen in het vestingstelsel. Versohenen is eon Kon. besluit, waarbij verschillende wijzigingen zijn gebracht in de classaficatie der vestingwerken. De voornaamste wijzigingen zijn: Als vestingwerken worden opgeheven: de vesting Naarden met hel Ronduit, de wer ken aan Karnemelksloot, de vijf batterijen ten Zuiden van Naarden, het fort Giesen, verschillende werken van de Grebbe-linie en van de stelling in de Neder-Betuwe, de vesting Willemstad, met eenige omliggende werken, de batterij Wierthoofd en het werk bij de Vischmarkt bij Helder, verschillende werken van do Zuider-Waterlinie en een aantal posten van de oude Stelling van Am sterdam, het fort De Ruyter bij Vlissingen. Onder de vestingwerken van de 2e klasse worden gerangschikt": de forten en verdedi gingswerken van het N.-front en van het Westfront van de Stelling van Amsterdam. Onder de vestingwerken van de 3e klasse worden gerangschikt: de Stelling om den Helder, de forten van het Z.-front van de Stelling van Amsterdam, het verdedigings werk te Vreeswijk, de vesting Woudrichem. Voorts zijn nog gedeelten van de vestin gen Muiden, Gorkum, Brielle en Hellevoet- sluis als vestingwerk opgeheven. Vereeniging Christelijk Hulpbetoon. Gistermiddag heeft de vereeniging Chris telijk Hulpbetoon te Haarlem haar alge meene jaarlijksche vergadering gehouden, onder leiding van ds. A. J. A. Vermeer, te 's-Gravenhage, die een welkom sprak. Hierna was het woord aan ds. J. P. van Molle, van Kralingen, die een rede hield over: Het ethisch karakter van de waar heid. Dc secretaris, dr. W. Meindertsma, te 's-Hertogenbosch, bracht liet jaarverslag uit De financieele toestand der vereeniging geeft alle reden lot tevredenheid. De vereeniging werkt thans met een kapi taal van ruim f 90.000. In totaal werd een winst behaald van f 2845.22. Verschillende giften ten bate van de verpleging van kin deren voor steun aan weduwen en voor zie kenverpleging zijn gegeven; ook zijn ver schillende schoolsubsidies toegekend. Als lid van het hoofdbestuur, in plaats van ds. P. R. A. van Meurs, te Beemster, die periodiek moest aftreden en niet her kiesbaar was, werd gekozen dr. W. A. J. Engelberts, te Amsterdam, die de benoeming aanvaardde. Dc volgende jaarlijksche vergadering zal te Nijmegen worden gehouden. Onderscheiding Mr. Zimmerman. Tsjecho-Slowakije's President" Masaryk heeft mr. A. R. Zimmerman benoemd tot ridder le kl. der orde van de Witte Roos van Tsjec.ho-Slowakije voor burgerlijke verdien ste. De gezant te Weenen heeft mr. Zimmer man het ordeteeken overhandigd. De dnbbele moord te Cnlemborg. Mr. Bourlier te Den Haag, die zich belast heeft met de behartiging der belangen van den commissaris van politie te Culemborg, den heer J. Blok, heelt onder dagteekening van gisteren, tot den Minister van Justitie het volgende nadere schrijven gericht: Excellentie. In aansluiting aan mijn schrijven aan Uwe Excellentie d.d. 8 Mei 1926 inzake de klacht van den heer Joël Blok, commissaris van politie le Culemborg, tegen nw. W. J. Hofdijk, rcchter-commis- saris. belast met de behandeling van dc 6lrafzaiken le Tiel meld ik u het navolgende: De heer Joël Blok, bovengemeld, werd 31 Mei j.l. ontboden bij den Procureur-Gene raal bij het Gerechtshof te Arnhem, die hem mededeelde, dat de officier van Justitie bij de Arrondissementsrechtbank te Tiel geen termen vond om, op grond van de feiten in de klacht van den heer Joël Blok, destijds tegen mr. Hofdijk ingediend, tegen laalst- gemelde een vervolging in te stellen. Het wil mij voorkomen, dat nog steeds in deze niet is gehandeld door den Officier van Justitie te Tiel, gelijk hij krachtens art. 510 van het Wetboek van Strafrecht (nieuw) dat vervolgingen legen rechterlijke ambte naren wordt onttrokken aan de jurisdictie van het college, waartoe voormelde rechter lijke ambtenaren behooren en dat 't niet (er beoordeeling van het Openbaar Ministerie bij dat college zou 6taan of er al dan niet ter men zijn om bedoelde rechterlijke ambte naren te vervolgen. Dit blijkt al terstond uit art. 510, 2e lid, Wetboek van Strafvordering (nieuw), dat bepaalt, dat alleen spoedeischende maat- regelingcn van de vervolgingen, die aan het rechtsgeding vooraf gaan, door dat rechts college worden genomen. Daartuit vloeit voort, dat hel Openbaar Ministerie bij dc Ammdissements-Recht- banken te Tiel, zonder zich cenig oordeel te mogen vormen over de al of niet gefun deerdheid van de klacht, over de al of niet waarschijnlijkheid, dat de feiten in die klacht vermeld, zullen worden bewezen, enz. enz., niets anders had te doen en nog beeft te doen, dan zich bij verzoekschrift te wenden tot den Iloogen Raad der Neder landen, opdat deze Raad een andere recht bank dan de rechtbank te Tiel aanwijze, voor dewélke de vervolging en het rechts geding der zaak zal plaats hebben en dan zal de Officier van Justitie bij dat, doot den RECLAME. 6212 Hoogen Raad aan le wijzen college, conform art. 9 van het Wetboek van Strafvordering (nieuw) te vervullen hebben de taak, die tot op hoden hel Openbaar Ministerie bij de Arrondissements-Rechlbank le Tiel zich heeft aangematigd. Op boven gemelde gronden heb ik nog maals de eer mij te wenden tot Uwe Excel lentie met beleefd verzoek van den heer Officier van Justitie bij de Arrondissemenls- Rechtbank te Tiel te gelasten zich met ver zoekschrift te wenden tot den Hoogen Raad der Nederlanden, opdat dit laatstge- melde college in staat worde gesteld le handelen, zooals artikel 510 Wetboek van Strafvordering (nieuw) het gebiedt. Ernstige klachten overde militaire politie. Mor. schrijft aan de „Msbde": Er gist sinds maanden iets in het land van Vlodrop. Gc hoort maren over „grijze terreur" en in de provinciale pers zien we in den laatsten tijd een „vaste rubriek" ge opend: „Russische toestanden" betiteld De burgemeester van Vlodrop cn twee aangren zende gemeenten heeft een verklaring ge publiceerd, waarin hij zegt: „Het wordt waarlijk hoog tijd, dat aan dien toestand een eind wordt gemaakt." Naar ons ter oore kwam, hebben eenige burgemeesters der erbij betrokken Duitsche grensgemeen ten eveneens klachten ingediend. Wat valt er nu in den laatsten lijd voor in het vreedzame heideland tusschen Roer mond en de Duitsche grenzen? Er gaan ernstige klachten op over het optreden der z.g. grijze militaire politie, een corps in oorlogstijd opgericht tot het verrichten van politiediensten onder militairen, doch dat na de mobilisatie toch bleef voortbestaan en zijn noodzakelijkheid poogde te bewij zen. al word ook in de Kamer op ontheffing van dit alleen voor mobilisatie bedoelde wapen aangedrongen. Het roekeloos neer schieten van een oppassend huisvader, waardoor deze sindsdien in zorgwekkenden toestand in het Louisehospitaal te Roermond moet worden verpleegd, heeft de maat doen overloopen. Ziehier de lezing van hel feit volgons ver klaring van getuigen: Vier menschen rijden met de auto van den heer J. C. uit Herkenbosch in de rich ting van de grens naar Rothenbach. Deze, die zelf chauffeerde, ziet plotseling vóór de auto een rood licht zwaaien, om te sloppen. Hij zet onmiddellijk de rem aan en de auto vermindert zijn vaart. Schijnbaar niet ge noeg naar 't oordeel van „den grijze", want 'n oogenblik later knalt hot schot uit zijn karabijn en de kogel doorboort den achter wand van den auto en gaat dwars door het lichaam van. gelukkig, maar één der in zittenden. Op de vraag van den heer C. aan den heetgebakerden wachter, waarom hij zoo ondoordacht handelde, gaf deze het ant woord: „Die auto kon wel gestolen zijn geweest!" Bij nader onderzoek is nog gebleken, dat het 9chot vielT nadat de auto, waarvan de remmen al in werking waren, 4 meter ver der was, terwijl de wagen op 20 M. werd stil gezet. Nadien werd van de zijde der „grijzen" nog gepoogd den bestuurder als dronken voor te stellen, ofschoon een der getuigen, de gemeente-ontvanger, onder eede het tegendeel verklaarde, welke verklaring door den Duitschen dokter, die den zwaar gewonde behandelde, werd bevestigd. De man had overigens om dien arts te halen Vb uur per rijwiel moeten trappen en had den dokter, die per auto arriveerde, per fiets bijgehouden! Naar aanleiding van de vele. publieke klachten, door autoriteiten zelf geuit, zijn we eens door het land van Vlodrop bin nen ettelijke jaren wellicht een mijnge- bied gaan dwalen om eens te ervaren, wat daar gistte. Bovengenoemd ernstig feit heeft natuurlijk de maat doen overloopen, doch de verbittering èn op Ncderlandsch èn op Duitsch gebied gaat over een toestand. Heel dit grensland, dun bevolkt cn met wei nig industrie, wordt bewoond door een vreedzame bevolking. Groote overtredingen vallen dus niet voor. doch aangezien er naast gemeentepolitie, douane en ma- rechaussée ook nog militaire politie is ge- stationneerd van laatstgenoemd corps hangt al sinds lang de opheffing in de lucht is er niet voldoende werk en moet vooral laatstgenoemde, nogal sterke groep ervoor zorgen, dal staten van dienst kunnen wor den overgelegd. Er ontslaat dus vanzelf de neiging om overtredingen te zoeken en do gebeurtenissen in ongunstigen zin te inter preteeren. Opbrengen van over de grens komende Duitschers is dan ook aan de orde van den dag. Een conducteur van een Duitschen trein, die even op Nedcrlandsch gebied aan een halte van zijn trein afstapte om een pakje tabak (e koopen, werd opgebracht cn vastgehouden tot zijn trein was vertrokken. Een Duitsche dokter, jaren in de streek be kend en huisdokter van een der op Ncder landsch gebied gelegen kloosters, die in den nacht op weg was naar een zwaar ziek kind. wordt opgebracht, zonder motief vast gehouden en eerst losgelaten nadat hij de politie aansprakelijk had gesteld voor de ge volgen. Bij zijn terugkomst werd hij op nieuw opgebracht. Een tweetal manschap pen der „grijzen" gaan dronken op Duitsch gebied, krijgen er ruzie en pogen met begrijpelijke bedoeling hun tegenstanders Door Mrs. C. N. WILLIAMSON. Nederlandsche verlating van Ada van Arkel. 15) „Het klinkt al heel vreemd," zei Sheila. „Ik geloof niet, dat er werkelijk zoo'n Syn dicaat bestaat, en u?" „Neen, ik ook niet," antwoordde kapitein Derby. Zooals u zegt, het is al te fantas tisch. De menschen gelooven elke theorie, óm misdaden, die onopgelost blijven, te ver klaren, en ik geloof, dat een sensatie-blad eer aansprakelijk moet worden geste'd voor de meening, dat er een Syndicaat is. Na een Woord, die de heele politie in de war bracht Verleden jaar, publiceerde de uitgever een ?erie sensationeele anonieme brieven, die Jn ieder geval er toe bijdroegen, dat de num bers, waarin zij verschenen, weg vlogen. O'P dit oogenblik kwam de dokter, die bij tiet holel behoorde, eens zien hoe het met patiënt ging, en Sheila werd de kamer uitgebannen. Het was nu haar vrije uur en zij was daar blij om, want zij had veel om over te denken. Zij ging naar haar kamer, Waar haar thee werd gebracht, en ging mi up de ouderwetsche sofa liggen. Wat was ti-t een wonderlijke dag geweest, vond zij. Jk was meer gebeurd dan in weken jjaaT vroegere Londensche leven, waar elk* op den anderen geleek en zij vergal of Maandag of Zaterdag was. Zij scheen te midden van allerlei leven3 te aan rn op ieder, groot of klein, eenigen ie hgfrPen. Het was bijna, of ^ij, een onbeduidend jong meisje, een betaalde employé© van het hotel, de opvoering van een tooneelstuk bijwoonde in een theater, waarin zij alleen toegang had verkregen. Zij deed haai* best al de losse draden te verbinden, want zij Itad een vaag gevoel, dat die ergens aan elkaar moesten passen, maar zij wist niet hoe; en eindelijk gingen die pogingen over in een vreeselijke warboel die een droom was. Het slaapje deed haar goed, al was het kort, en zij ontwaakte met een schok, vree- zende, dat zij een volgende afspraak had verslapen; maar hel was pas halfzes en tien minuten later stond zij, met glad ge borsteld haar en heldere oogen, in dc kamer van mr. Mc. Kinnon. Hij was daar en zei iets vriendelijks over de verslagen, die hij over haar werk van dien dag had ont vangen. Dit was aanmoedigend en hel meisje voelde zich heel gelukkig, toen zij naar mr. Franklin ging om met hem een uur te werken. Zij mocht hem niet graag; maar ze geloofde wel, dat hij amusant kon zijn, en was er zeker van, dat haar tijd bi; hem in ieder geval niet vervelend zou wezen. Toen zij de groole hall doorging op weg naar mr. Franklins zitkamer, zag zij hem daar zitten, diep in gesprek met ladv Viola Hij leunde ver voorover op zijn stoel, zijn knieën, alleen oog en oor voor het mooie meisje, dat naar hem luisterde met een on verschilligheid, die zij niet trachtte te ver bergen. Hij hield zijn rug naar Sheila toe gekeerd, maar lady Viola zag haar en met een woord tegen Franklin, dat Sheila niet kon hooren. sprong zij op en wierp de jonge stenografe een bLik toe, die zelde: .Kom bij me." De beide meisjes ontmoetten elkaar half- weg de hall en lady Viola overhandigde Sheila een boek. „Een voorwendsel," zei zc haastig. „Sla het ergens open en doe of we er over pralen. Ileeft u hem gezien? Mr. Carrington zei, dat u vanmiddag voor hem brieven zou schrijven." Zij behoefde geen naam te noemen Sheila wist best wie met „hem" bedoeld werd en zij betwijfelde het sterk of rar. Carrington zich „toevallig" had „uitge laten. „Ja," antwoordde zij, toen haar hoofd en dat van Viola over het boek gebogen wa ren. „Hij wilde alleen maar, dat ik kwam, omdat hij gehoord had, dat ik in denzelfden coupé met u gereisd had, en hoopte, dat ik er toe zou komen over u te spreken. Hij be kende dat, toen ik er een poosje was. O lady Viola, hij aanbidt u. Ik wou, dat ik de vrij heid mocht nemen iels le zeggen. „Zeg het gauw. Het is geen vrijheid". „Het is alleen maar, dat'ik zoo hoop. dat niemand u zat overhalen hem op te geven, omdat zulk een liefde maar eenmaal in het leven kan komen, zoo komt het mij ten minste voor en „St.! Mr. Franklin komt aan," fluisterde lady Viola. „O, hij is zoo opdringerig. Ik wou, dal lady Elhington hem niet aan moe der had voorgesteld. Ik vrees, dat ik last met hem zal krijgen." Haar stem veranderde plotseling, toen Franklin in hun buurt kwam en hun gesprek kon hooren. „Het zal heel vriendelijk van u zijn, juffrouw Douglas, als u het gedicht voor me over wilt tikken. Het is een boek uit de biblo- theek van het holel en ik zij hield op, want het doel was bereikt. Franklin was dicht hij hen blijven staan en moest alles gehoord hebben,, wat zij hem wilde laten hooren. „Lk zal hel vanavond doen," zei Sheila. „Dit volgende uur is voor mr. Franklin. „Lady Viola en ik hebben juist een leven dig debat gevoerd," zei hij. „Lk was op het punt haar te overtuigen, dat ik gelijk had en zij ongelijk. Ik zal dus de helft van u voor vandaag aan haar afstaan. Copieer u bet gedicht, juffrouw Douglas, en kom u als u daarmee klaar is, als 't u blieft naar mijn zitkamer. Ik ben daar ook." Sheila ging gehoorzaam weg. Het boek was werkelijk een deel gedichten van een onbekenden poëet en hoewel lady Viola waarschijnlijk niaar een gedicht op goed geluk had uitgekozen, tikte het meisje het toch in haar eigen kamer met haar eigen machine over. Binnen een halfuur ging zij weer naar beneden en ditmaal waren Viola cn Franklin beiden uit de hall verdwenen. Sheila had het getypte gedicht en het boek meegebracht voor het geval zij lady Viola zou ontmoeten, maar toen zij haar niet zag, nam ze beide mee naar de zitkamer van mr. Franklin. Hij stond even buiten de halfopen deur te praten met de knappe vrouw, die Sheila de gravin van Karovski had hooren noemen; maar toen het meisje dichteib'j kwam, ging de gravin met een licht schou derophalen weg. „Wees vooral voorzichtig," meende Sheila haar le hooren zeggen, en de uitdrukking van Franklins gezicht »vas lang zoo beminnelijk niet als anders, ofschoon hij gedwongen glimlachte tegen de stenograf?. „Een mooie vrouw, hè?" zei hij, toen hij Sheila binnen liet gaan. „Ik bedoel gravin Karovski. Zij en ik hebben elkaar pas kort geleden hier ieeren kennen: maar zij is oo vriendelijk me goeden raad le geven cn vertelde me juist, dat ik voorzichtig moet zijn en me niet overwerken. U zoudt niet zeggen, dal ik niet sterk ben, 'vel?" Maar ik ben hier voor de versterkende lucht om op te knappen na een dreigende uit putting. Wij, Amerikanen, zijn altijd ge neigd de kaars aan beide kanten le gelijk te laten branden, weet u." Sheila antwoordde, dat zij nooit zou ver moed hebben, dat hij niet gezond was, maar zij dacht: ik geloof nooit, dat de gravin over zijn werk praatte. Als het zoo iets onbe langrijks was geweest, zou het hem niets hebben kunnen schelen of ik het gehoord had of niet. Maar hij gaf er wèl om, waar om weet ik niet, en trachtte haar woorden te verklaren. Misschien is hij bang, dat ik aan lady Viola zal vertellen, dat er iets is tusschen hem en de gravin." ,,U moest haar juweelen eens zien," ging Franklin verder, terwijl Sheila haar schrijf machine en papier op de tafel legde. „Zij is, geloof ik, verbazend rijk; een mooie vangst voor de een of andere arme jonge man Zij verleide me toevallig, dat mr. Carringion een diamant gekocht heeft, dien, geloof ik, eens in haar familie is geweest. Ikzelf geef niet veel om zulke dingen. Als ik diamanten koop, is het om ze weg te geven aan de een of andere vriendin. Maar zij zou verschrik kelijk grhag willen welen of hij hem hier heeft, want het schijnt, dat de steen hoe wel hij gedurende generaties in de familie van haar man is geweest, al vóór haar huwelijk in andere handpn was overgegaan, en zij heeft hem dus nooit gezien. Als u er hem over hoort praten, wilt u het me mis schien wel eens vertellen, want zij ziet er tegen op het zelve le vragen en zij heeft ook nog geen kennis met hem gemaakt, maar nu aan hel werk! Wij moeten zooveel mogelijk zien af te doen in wat er nog van mijn uur over is." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5