VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
o« t9i
Zaterdag 22 Mei
Anno 1926
^k.
J&L
uS5I?21 iIa••?l»7I|iililii«111tliiitiilïhifSHiJjgp f
Dorpsganzen.
s,
"•;i I i>m9JL9jfj.*jL9JJLk?jL?jfj»9jfjjiJSJLAL?*±?*±f*i:'<\\ 11;«#*
Naar het Duitsch van F. Flinzer.
Bewerkt door
E. DE LILLE HOGERWAARD.
en boer in een dorp in het Elbedal, dat
lij een groote stad gelegen was, had
veel moeite en zorg een tiental gan-
groot gebracht, die hem in den aan
raden winter zeker goed geld zouden
irengen. Vlak bij zijn boerderij had hij
grooten boomgaard met een vijvertje,
dat de ganzen niet to klagen hadden
r hun woonplaats. Zij stelden dit ook
op prijs en waggelden alle dagen, zoo-
de poort geopend werd, naar den boom
ird, genoten er van het frissche water,
toonden allerlei kunsten, als duiken en
iere, en smulden van het gras langs de
iten,waarbij zij een toevallig hun weg
isenden meikever of slak niet ver-
iadden. Zoo leefden zij gelukkig en te-
den hun onbezorgd, ganzenbestaan, want
s wat van hun gading was, hadden zij in
me mate.
)p een morgen echter, juist toen zij liet
wilden afwaggelen, kwam er een vreein-
bocrin aan met een mand, waarin een
lote witte gans gebonden zat cn die zij
de poort neerzette om met den boer
men te gaan praten. Do vreemde gans
oogenblikkelijk door ons tiental om-
gd, die met scheef gehouden koppen,
ir de vreemdelinge keken. Hoewei zij cr
rkelijk heel voorna am uitzag, was zij
trekt niet tiotsch of uit de hoogte. In-
indeel: zij scheen zeer geneigd een ge
ek met hen'aan te knoopen. Nadat zij
verlegen groet der dorpsganzen heel
ndelijk had beantwoord, verontschul-
dc zij zioh, dat zij bleef zitten door te
gen, dat zij zich niet te veel moest in-
rnncn, omdat zij nog een grooto veis
zich had en niet mager moest worden,
haai- meesteres alleen vette ganzen
;ht lijden. Dit was dan ook de reden,
irom men haar een rijtuig (zij bedoelde
mand) tegemoet had gezonden en haa*
onderweg nog proviand en een flesch
renwijn had meegegeven, opdat hon-
noch dorst haar kweilcn zou. De dorps-
izen keken elkaar verbaasd aan, want
ganzenwijn hadden zij nog nooit gs-
>rd. Zij dachten, dat dit iets bijzonder
moest zijn. De stadsgans versterkte
die meening en vertelde van de lek-
oijen en heerlijkheden van hot stads-
Het gesprek begon zeer luidruchtig
worden, de tien ganzen vroegen al
elkaar snaterende cn 3e vreemde-
antwoordde en vertelde op luiden
orrt zich verstaanbaar to maken,
laar kwam de boerin weer buiten, nam
mand op en vervolgde haar weg. De
izen keken boerin en stadsgans in (Je
sle ©ogenblikken verbluft na. Daarop
jgelden zij de poort uit, in gedachten
lonken, maar toch ip de bekende volg-
de één achter de ander met dea
izerik voorop.
lij den vijver werden gewichtige bevaad-
irfngen gehouden.
'e verhalen der vreemde gans, vooral
afscheidswoorden: „jullie moet zelf
ar eens gaan kijken, hoe het er in de
d uitziethadden het tiental in beroe-
2 gebracht e& daaii <Jo gan^e.iik zied» nu
plotseling herinnerde, dat hij in zijn jeugd
toen hij eens verdwaald was de stad
in de verte had zien liggen, besloten zij
aan dc roepstem gehoor te geven en den
volgenden dag zonder uitstel de reis.tc
aanvaarden.
Toen bij het krieken van den dag do
boer de poort open maakte en aan den ar
beid ging, waggelden de ganzen naar bui
ten, Zij gingen niet zooals andere da
gen naar den boomgaard, maar sloegen
haastig den weg in, welke, zooals de gan
zerik verzekerde, naar de stad vocrcie.
Niemand scheen er iets van te merken. De
ganzerik liep als naar gewoonte vooraan,
de anderen volgden in een lange rij, dc
één achter de ander. Vroolijh marcheerden
zij zoo in de frissche mor|fenlucht. Een
oude boerin, die hen onderweg tegenkwam,
schudde bedenkelijk het hoofd en keek
hen geruim^n tijd na. Zij letten daar ech
ter niet op en dachten maar aan één ding:
de ganzerik had hun gezegd, dat zij bij het
hazelaarsbosohje de stad zouden zien. Vol
verwachting cn gedempt snaterend fluis
terden zij over alles wat zij zagen; bij het
hazelaarsboschje echter werd hun gesnater
êcn jubelen, zij klapten overmoedig niet
de vleugels, want zij zagen de stad \óór
zich liggen.
Toen zij wat tot kalmte gekomen *:r.ren,
liepen zij verder, plukten een hier en daar
langs den weg groeiend blaadje en keken
naar alles wat hun belangstelling wekte,
zoodat het vrij lang duurde, vóór zij aan.
den overweg der spoor kwamen, welke
even vóór de stad hun weg kruiste. Ver
wonderd keken zij bij dit punt om zich
heen, zagen noch hoorden, dab de baan
wachter hen haastig wegjoeg en hun nog
eenige woorden toeriep, keken achterdoch
tig naar de lange ijzeren baan. waarop zij
stonden, en vóór zij nog het flauwste be
grip hadden van hetgeen cr gebeurde, deed
de locomotief van den naderenden trein
hen uit elkaar stuiven.
De meesten kwamen met den schrik vrij,
doch toen dc ganzerik met luide stem zijn
getrouwen bij elkander riep, kwam hij tot
de ontdekking, dat één gans den vleugel
gebroken had cn één zelfs heelemaal ver
dwenen was. Nadab men langen tijd te
vergeefs op haar gewacht had, trokken zij
nog geheel uit het veld geslagen ver
der. Weldra bereikten zij den straatweg.
De school ging juist uit en de kinderen,
die met hun boekentasschen vTOolijk langs
den weg huppelden, hadden nauwelijks de
ganzen gezien, of zij vingen een dolle jacht
op hen aan. Met- stokken, stcenen. ja zelfs
met boeken werden de verschrikte dieren
het veld, in gedreven. Hierdoor verloren
zij hun vleugellamme kameraad en ver
dwaalden bovendien een heel eind. Zij wa
ren echter aangenaam verrast-,. t.oen zij
merkten, dat zij in een mooi schaduwrijk
park waren terecht gekomen.
Dadelijk werd met algemeene stemmen
besloten hier eens flink uit. te rusten. Be-
hagclijk lieten zij zich op het hooge gras
tusschen de struiken neer. ordenden en
poetsten met veel zorg hun gehavende voe
ren en snaterden luidruchtig over de avon
turen, die zij beleefd hadden.
Zij zaten daar nog niet lang, toen er
beweging in de struiken kwam. Een klein
meisje met eeD mandje aan haar arm trad
te voorschijn en keek vol verbazing naar
ons gezelschap. Plotseling riep zij uit:
„Moeder, kijk toch eens, hier is een nest
vol jonge zwanen, maar zij zijn nog niet
heelemaal rijp, want ze hebben nog maar
heel korte halzen." Terwijl zij dit zei, haal
de zij een stuk brood uit haar mandje te
voorschijn; zij brak het in kleine stukken
en strooide die voor de vermeende zwanen
op den grond. Deze hadden nog niet veel
gegeten en vielen gretig op het brood aan.
Het meisje had er plezier in en haalde haar
heclen broodvoorraad uit het mandje. Juist
toen zij de laatste stukjes gestrooid had en
in de handjes klapte om ook de kleinste
kruimeltjes aan de hongerige dieren te
geven, kwam haar moeder er aan. De gan
zen dachten niet anders, of zij zoudeq nog
meer krijgen, maar zij hadden zich ver
gist, want de dame zei: „Kom Marie, laat
die domme dieren toch; we zullen nog te
laat op het concert komen!" Bij deze woor
den nam zij het meisje bij de hand cn nam
baar mee. Dc reizigers staken trotsch de
borst vooruit, toen zij bemerkten dat heb
stadskind hen voor zwanen aanzag. Alleen
de ganzerik was boos om de uitdrukking
„domme- dieren." Hij waggelde sissend en
met uitgespreide vleugels achter de dame
aan en probeerde haar bij een tip van haar
zijden mantel vast te houden. Maar een
toevallig er aan komende heer sloeg hém
met-zijn stok, zoodat hij ijlings naar zijn
ganzen vluchtte. In zeer opgewonden toe
stand kwam hij bij hen aan. Hij had onder
de boomen in de verte menschen aan ta
feltjes zien zitten; cr kwamen er steeds
meer bij. In den tuin werd het concert ge
geven, waarvan dc /dame gesproken had.
Daar^ kwamen veel stadsmenschen bijeen
cn zou zeker het geluk te vinden zijn,
waarvan de vreemde gans verteld Had. Hij
besloot er met zijn ganzen heen te gaan.'
Stil en voorzichtig waggelend naderden zij:
den tuin en kwamen, achter struiken en
bloemen verscholen, zóó dicht bij het ge
zelschap, dat zij alles goed konden waar
nemen.-Zij zagen kippen en duiven tus-'
achen de menschen loopen, ja zelfs vo
gels, vooral veel musschen, die brutaal op
de tafeltjes vlogen en de lekkerste hapjes
weghaalden. f
„Daar is het!" snaterden 'dc ganzen, ,,"de
stadsgans heeft gelijk; in dc stad is men
iets, men wordt er zwaan genoemd; hier
zijn allerlei lekkernijen en zal de ganzen-
wijn stellig niet ontbreken. Zonder zich
langer tc bedenken, liepen zij met hun be.
vallïgsten waggelpas regelrecht op dc gas
ten in den tuin toe, en toen men niet da
dclijk mat volle banden voeder voor hen
strooide, vlogen zij met een luid „gigak!"
op de'tgfelfcjes, tusschen de glazen en kop
jes, cn richtten daarbij een ontzettende
verwoesting aan. Menschen, gaüzen, alles
schreeuwde en snaterdo door elkaar, de
heeren grepen hun stokken, de dames hun
parasols, de kellners hun servetten en
iedereen sloeg onbarmhartig op de gan
zen los, ja nadat deze den terugtocht reeds
ondernomen hadden, werden ze nog met
steenen achterna gegooid. Hevig ontsteld
en diep geschokt in hun vertrouwen in de
stadsbewoners, waren de dorpsganzen naar
alle. kanten uitéén gestoven en heb duurde
epn heele tijd, vóór zij elkaar heelemaal
buiten eindelijk teruggevonden hadden.