Het Ondergrondsche Syndicaat No. 20302. LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 21 Mof Derde Blad Anno 1926. BINNENLAND. EERSTE KAMER. TWEEDE KAMER. FEUILLETON. Het Institunt van de intellsctaeele samenwerking. De Nederlandsche regeering heeft ihr. f.oudon, .onzen gezant te Parijs, tot gedele geerde bij het Instituut voor intellectueele samenwerking aangewezen. Staatscommissie Luchtvaart. Bij Kon. besluit is op verzoek eervol ont slagen als lid en voorzitter der Staatscom missie in zake Luchtvaart, mr. J. B. Kan, Min. van Binnenl. Zaken en Landbouw, en is tot voorzitter benoemd mr. J. P. A. Lajnan de Vries, secretaris-generaal van het Dep. van Financiën, lid dier commissie; en zijn op verzoek eervol ontslagen als leden dier commissie: S. P. van Eeghen, te Amsterdam; E. P. de Monchy, te Rotterdam; H Nieuwenhuis, thans stationschef der Kon. Luchtvaart-Mij. voor Nederland en Koloniën op Schiphol bij Amsterdam, cn benoemd tot leden E. Heldring, voorzitter der Kamer van Koophandel te Amsterdam, A. G. Ver beek, idem le 's-GravenhageJ. C. Veder, idem te Rotterdam en B. Stephan. adj.-direc teur der N.V. Ned. Vliegtuigenfabrick te Am sterdam. De nieuwe verdragsregeling met Dnitschland Ingediend is thans een Wetsontwerp tot aanvulling van het Nederlandsch-Duitsclie verdrag van Handel en Scheepvaart van 31 Dec. 1851, met daarbij behoorend pro tocol, en van het Nederlandsck-Duitsche douane- en credietverdrag met bijlagen en daarbij behoorend protocol, 'beide op 26 Nov. 1925.te Berlijn tusschen Nederland en Dnitschland gesloten. Naar in de M. van T. wordt opgemerkt, ..is de aandacht van de regeering langen tijd gevestigd geweest op de omstandig heid, dat de handelsbetrekkingen met Dnitschland niet op bevredigende wijze bij .verdrag geregeld waren. Krachtens art. 20 Ivan het bovengenoemd verdrag van 1851, geniet de Duitsche invoer van goederen in Nederland de behandeling op voet van 'jneestbegunstiging. Dit verdrag verzekert (evenwel aan den Ncderlandselien invoer van goederen in Duitschland de meestbe- Sgunstiging niet in vollen omvang. Boven dien kwam het de regeering raadzaam voor, me-t de Duitsche regeering in over leg te treden, ten einde van haar te ver- nijgen een bevredigende regeling van het vraagstuk der specialisatie in de douameta- lieven of/en t.z.t. verlaging der" invoer rechten op Nedgrhnd speciaal interessce- rende artikelen, of bijzondere soorten van 'lie artikelen. Harerzijds Had de Duitsche regeering reeds gcruimen tijd geleden aan de Nedcr- landsche regeering x wenschen kenbaar ge- ïïir.akt, met betrekking tot het door Ne derland aan Duitscmand verleende ere diet, van f 140.000.000 voor den aankoop van grondstoffen. Deze wenschen over en weer hebben aanleiding gegeven tot de Nederlandsch- DiiUsche economische onderhandelingen, welke tot resultaat gehad hebben de op 26 November j.l. geteekende twee herdra gen. De Duitsche regeering bleek niet on geneigd, aan de Nederlandsche wenschen tegemoet te komen, maar verlangde harer zijds verlenging van het grondstoffencre- diet. Het bezoldigingsbesluit. Door den heer Suring zijn aan den Mi nister van Financiën, voorzitter van den Baad van Ministers de volgende schrifte lijke vragen gesteld: T. Is ook de Minister niet van oordeel, dat voor ambtenaren, die op lnm jaarwedde geen garantie-bijslag gemeten, noch aan artikel 27 (oud), noch aan nvt. 27 (nieuw), eenigc grond kan worden ontleend om hun een verhooging hunner jaarwedden, inge volge verhooging van de klasse hunner Itandplaats, te onthouden II. Is de Minister bereid te bevorderen, dat aan deze ambtenaren èn over 1925 èn Over 1926 de bedragen worden uitgekeerd, die hun door de verhooging van de klasse Hunner standplaats toekomen 1 Buitenlandsche musicL Mevrouw Bakker-Nort, lid van de Tweede Kamer, heeft aan de ministers van buiten- landschc zaken en van arbeid, handel en nijverheid de volgende vragen gesteld: 1. Is het den minister bekend, dat in Duilschland, speciaal in Pruisen aan Ne derlandsche musici dienstbetrekkingen zijn opgezegd, terwijl aan anderen de vestiging werd ontzegd, opdat aan Duitsche musici de arbeidsgelegenheid ten nutte zou komen, respectievelijk blijven, en dat in vele landen bepalingen gelden, die de te-werk-stelling van vreemde arbeidskrachten, ook van Ne derlandsche musici, belemmeren? 2. Is het den minister voorts bekend, dat desniettegenstaande in Nederland buiten- landsche musici, ook uit landen, waarin ten opzichte van Nederlanders beperkende be palingen gelden, onbelemmerd arbeid vin den? 3. Zijn de ministers bereid maatregelen te treffen en te bevorderen om aan dezen on- gewenschten toestand een einde te maken en middelen te beramen, opdat ook op dit gebied de regel toepassing vinde, door de re- geering gevolgd, dat geen vreemdelingen worden toegelaten voor de uitoefening van beroepen, waarin in Nederland werkloos heid heerscht? Maatregelen van het loodswezen. Door den heer Brauligam zijn aan den Minister van Marine a.i. de volgende schrif telijke vragen gesteld: lo. Is het den Minister bekend, dat door den directeur van het loodswezen le Rotter dam, bij order van 3 Mei 1926, voor het ge val ,,de dreigende - mijnwerkersstaking in Engeland werkelijkheid wordt", een opdracht is gegeven, waarin o.a. het volgende voor komt: Zijn al (deze) plaatsen vol. dan kunnen tijdelijk schepen ten anker gebracht worden aan de noordzijde van het vaarwater, tus schen Boerenöbnd en Slomp 6 en op de reede van Maassluis. In afwijking van de bestaande orders daaromtrent moet in dit bijzondere geval zooveel mogelijk vermeden worden, dat schepen teruggaan naar bui len, om te wachten tot er plaats is, of door moeten stoomen naar Rotterdam. Aan het inzicht en initiatief van de loodsen, wordt overgelaten, in verband met de omstandig heden en de orders, die het schip heeft, hun schip zoo goed mogelijk tijdelijk op te bren gen, zoodat de vaart er het minste nadeel van ondervindt?" '2q. Dat deze order in sterke tegenspraak is tot de order van 8 Mei 1925 van genoem den directeur, waarin o.a. slaat:. „Zijn alle plaatsen ingenomen, dan moet het schip óf doorsloomen rlaar Rotterdam óf tcrugkeeren naar zee; onder geen voor waarde mag in de rivier geankerd worden om op het vrijkomen van een ligplaats te wachten. Dit geldt niel alleen voor de Steenkool Handels Yereeniging, doch voor alle sche pen, die voor een of andere maatschappij komen bunkeren. Is geen officieele ligplaats vrij. dan is hel doorstoomen iiaar Rotterdam of terugkeer en. Met nadruk wijs ik er opv dat ik aan deze order streng de hand*wcnsch le houden, in het belang van een vrije en veilige vaarl op de rivier?" 3o. Acht de Minister het juist, dat, nog wel met verwaarloozirtg van het belang van een vrije en veilige vaart op'de riVier, door Ik-1 loodswezen op een wijze, als uit de order van 3 Mei 1926 blijkt, partij wordt gekozen in eer conflict tusschen twee dee- lcn van een naburig volk? Groep voedings- en genotmiddelen ter Nederlandsche Jaarbeurs te Utrecht. De Raad van Beheer der Nederlandsche Jaarbeurs te Utrecht heeft een afzonderlijke groep Yocdings- en Genotmiddelen ter Jaar beurs ingesteld; de commissie van advies voor deze groep beslaat uit de heeren: G J. Droste (N.V. Droslc's Cacao- en Chocolade- fabriekbn) te Haarlem, N. Iïoogwout (Ver- kadees Fabrieken) te Zaandam, J. F. X. San ders (N V. Stoom Zeep-, Eau-de-Cologne- en Parfumerieën fabriek v/h. Sanders Co) te Leiden, A. v. d Berkhof (C. J. v. d. Berkhof Zonen) te Utrecht, D. van Oenen (N V. van Oenen Manssen's Sigarenfabrieken) to Hilversum. II. Leemhuis (Nederlandsche Grossiersbond) te Amsterdam'; S. Mulder (Nieuwe Nederlandsche Grossiersbond) te Arnhem en P. J. S. van Beek te Utrecht en H. Sloenhek te Den Haag (Ned. R.-K. Bond van Kruidcniersvereenigingen). Watersnood-hulpverleening. Aan het bestuur van den Kon. Nationalen Bond voor Reddingwezen en Eerste Hulp bij Ongelukken „Het Groene Kruis" heeft het Smeroefonds te Batavia een negende gift van f20.000 overgemaakt ten behoeve van de slachtoffers van dén watersnood. De Nederl. Sigarenmakers- en Tabaks- bewerkersbond telde volgens het pas ver schenen verslag einde December jl. 67 af- dcelingen en 16 correspondentschappen met totaal 4661 leden, tegen 69 afdeelin'gen en 18 correspondentschappen met 5193 leden op 1 Januari 1924. In 1924 is aan contri butie ontvangen f 109.763 en in 1925 f 99.359 De balans wees op 31 December 1925 een bezit aan van f66,713. Aan werklooze leden is in 1924 uitgekeerd f 217,311 en in 1925 f 97,365. (Vervolg van gisléren.) Nadat de heer HEERKENS THIJSSEN (R.-K.) rapport over enkele verzoekschriften heeft uitgebracht, verkrijgt de heer VAN EMBDEN (V.-D.) het woord. Hij brengt ter sprake de geschiedenis van art. 40 van het Bezoldigingsbesluit en herinnert aan uitlatingen van Minister De Geer van vroe ger, waarin hij erkende, dat de door art. 40 toegekende rechten onaantastbaar zouden zijn, zoodat daaraan niet zou kunnen wor den getornd. Hoe zal de minister thans handolen om de erkenning van de door dat artikel toe gekende rechten te herstellen? Dat dit onvermijdelijk is, zet spr. uitvoerig uiteen. De beslissing des rechters in dezen, waarbij het recht van den Staat tot schrapping wordt erkend, kan bij den minister toch den doorslag niet geven tot wijziging van zijn inzichten. Van een economisch stand punt is dit ook niet goed le praten. Spr. concludeert, dat de regeering in dezen de zedejijke normen, waaraan ook een regeering is gebonden, met voeten treedt, en moet trachten tot overeenstemming le geraken met de ambtenaren dan kan er nog veel in orde gebracht worden. Hij dient ten slotte een motie in, waarin de Eerste Kamer, erkennende de moreele aansprakelijkheid van den Slaat, voort vloeiend uit art. 40 van het Bezoldigings besluit, de regeerin^uitnoodigt met de amb- lenaarsorganisaties contact te zoeken, ten einde zooveel mogelijk de schending dier aansprakelijkheid goed te makon. Het beste ware een modus vivendi le vinden, vóórdat de Hooge Raad bij eind- arrest beslist heeft in de daaromtrent door de amblcnaren ingestelde procedure. De VOORZITTER stelt voor deze motie ie doen drukken en ronddeclen en hij deze gelegenheid ie behandelen. Aldus wordt besloten. De heer VAN LANSCHOT (R.-K.) bestrijdt den lieer Wibaut; waar deze beweerde, dat hier le lande voldoende kapitaalvorming plaats hecR. Onze 'bevolking neemt boven dien met ruim 100.000 zielen toe; voor eik gezin is aan nieuw kapilaal f 12.000 noo- diz, zoodat" ons kapitaal per jaar met 1300 millioen kapitaal moet vermeerderen. Maar bovendien heeft de heer Wibaut als goed sociaal-democraat een anderen kijk op de strekking van belastingen, waarvan de eindbedoeling is particulier kapitaal over te brengen naar staatsbezit. Getuige zijn op- vaüing van de successiebelasting. Spr. waarschuwt ook tegen al te ruime toepassing van het stelsel voor productieve werken tegen leeningsgelden te onder nemen. Wc moeten ii> dezen evenals op ander gebied uiterst voorzichtig te werk gaan. Tegenover den heer Wibaut zet spr. uit een, dat de winsten van overheidsbedrijven enkel als indirecte heffingen werken even goed als suikeraccijns. De heer DE VEER (A.-R.) betoogt, dat de economische noch de financieele toestand van ons land gunstig is te noemen, terwijl er in de naaste toekomst voor f 50 f 60 millioen is te zorgen. Hoe zal de Minister die gelden vinden? En als de Minister nu nog belasting wil verlagen, zal men op pl.m. f85 millioen meer moeien rekenen. Waar wil de Minister die vandaan halen? Toch niet uit versobering, terwijl de jaarlijksche uitgaven stijgen? Spr. meent, dat de Minister goed zou doen het accres der middelen voor een groot deel vast te houden voor belastingverlaging gelijk oud-Minisler Van Gijn heeft voor gesteld. De te wachten belastingvermindering is niet meer -dan een belsstingverschuiving en daar gevoelt spr. weinig voor. Intusschen is spr. voorstander van verlaging der suc cessiebelasting in de zijlinie. Maar hoe zal hèt dan gaan met de opcenten van gemeen ten en provinciën? Voor de nieuwe belastingen, met name de weelde-vorterings-belasting koestert spr. vooralsnog weinig sympathie. Spr. protesteert wijders legen de scherpe wijze van heffen van belasting door den fiscus. Spr. geeft daarvan een paar voor beelden. Spr. dringt aan op rentevergoeding bij spoedige betaling van de inkomstenbelas ting. De heer JANSEN (R.-K.) vraagt spoedig met een nadere en betere regeling van de financieele verbinding tusschen rijk en ge meenten te komen. De wet van 1897 werkt onregelmatig en onbillijk, zooals spr. met' cijfers aantoont. Met den heer Wibaul vraagt spr. naar de voornemens van den Minister op dit ge bied. De heer DE VOS VAN STEENWIJK (C.- H.) bespreekt de vlucht van vermogenden naar den vreemde. Reeds vroeger in 1924- heeft' hij dit onderwerp besproken. Wie naar den vreemde trekt omdat hem daar het leven gemakkelijker is, heelt daarin gelijk. Maar wie aan belasting ontvlucht moet z.i. voor de keuze gesteld worden: üf belasting blijven betalen óf hun nationaliteit ver liezen. Blijkens liet antwoord door den Minister en de Tweede Kamer aan den lieer Van Gijn gegeven, gevoelt hij veel voor maat regelen, al-begrijpt hij, dat er zich groote moeilijkheden zullen voordoen. Op een mo gelijke internationale regeling durft spr. niet te hopen. Een andere kwestie is de heffing van successierecht van erfenissen van uitge wekenen. Spr. acht dit zeer gcwenschl". voor dubbele belasting "is spr. daarbij niet bevreesd en dat de fiscus niet volkomen op de hoogte kan zijn, acht spr. geen overwe gend bezwaar. De VOORZITTER verdaagt hierop do vergadering lol' morgen 11 uur. (Zitting van gisteren.) Waterstaatsbegrooting. Voortgegaan wordt met de besprekingen nopens de Waterstaatsbegrooting voor 1926. De Minister van Waterstaat, de heer v. d. VEGTE, zet zijn rede voort. Het onderzoek naar de oorzaken van den watersnood is nog in vollen gang en spr. hoopt, dat vóór den winter nog allerlei maatregelen, indien die rioodig zijn, getroffen zullen worden. liet ligt voor de hand, dat de normalisatie van de Maas oolc daarbij in behandeling is. Het plan-Jol les komt daarbij natuurlijk ook aan de orde. Spr. hoopt dit jaar nog met een voorstel bij de Kamer te komen. Inzake de steunverleening aan de slachtoffers van den watersnood is de Regeering nog niet van in zicht veranderd. Nopens de verhouding van civiele en. mi litaire autoriteiten zegt spr., dat natuurlijk de deskundigen de leiding moeten behouden en dat dus de civiele autoriteiten aan het hoofd blijven. Spr. heeft het in Overijsel bijgewoond en hem bleejr de samenwerking zeer goed. Het lijkt hem niet mogelijk bij voorbaat booten te houden, want men weet nooit waar het ongeluk zal gebeuren. Het departement van Oorlog heeft ook ditmaal onmiddellijk booten ter beschikking gesteld. De zorg voor het vee is goed geweest. Spr. zal in elk geval lalen nagaan of er even- RECLAME. MIJNHARDT's Hoofdpijn-Tabletten 60 ct Laxeer-Tabletten 60 ct Zenuw-Tabletten 75 ct Siaal-Tabletten 90 et Maag-Tabletten 75 a By Apothekers en Drogisien 5604 tuecle maatregelen reeds thans zijn le nemen voor zorg voor vluchtelingen en vee. Het Twenle-Rijnkanaal is door de heeren Van Rappard en Van Gijn besproken, maar hoe dicht die heeren bij elkaar slaan, op dit punt waren ze het heelemaal niet eens. Voor den heer Van Rappard staat dit ka-* naai als een paal boven water (Gelach). Voor den heer Van Gijn is nog een onder-* zoek naar de rentabiliteit noodig. Dat onderzoek is vroeger geschied cn spr. staat voor de uitvoering en nu is daarvoor dus geen aanleiding meer. Er is een wet en spr. moet die uitvoeren, tenzij de Kamer? zich anders mocht willen uiispreken. Het doet spr. genoegen, dat over de wa ter wegoif in Overijsel is gesproken. Naluur-i lijk liggen die spr. zeer na aan het hart, maar als hij er het eerst over gesproken had, zou het den schijn hebben alsof hij naar Den Haag_was gegaan om Overijsel ter wille te zijn. (Gelach). Wat de kanaalrechten in Drente betreft, spr. zegt, dat men met praten een eind ver der kan komen en als spr. er met een praatje ook iels aan kan doen, wil hij gaarne daar aan meehelpen (Gelach). Het onlwerp-wegbelasling is in het laatste stadium van voorbêreiding en zal binnen buitengewoon korten tijd bij de Kamer in* komen. Spr. zou wel willen dat do weg Amster-» dam-Haarlem sneller was klaargekomen Na poleon was aan geen begrootingsposten ge* bonden en kon dus sneller opschieten (Hï-c loritcit). Hij hoopt, dat spoedig de weg ge reed zal zijn. De secundaire wegen verliest spr. niet uit liet oog, omdat hij het belang er van inziet. Afschaffing van de tollen is niet altijd mogelijk, omdat het lo veel geld kost. Spoorwegen. Do heer OUD (V.-D.) bespreekt de dienst en rusttijden bij hel spoorwegpersoneel. Spr. laakt de opvalling der directie, dat alleen het personeel, dat voortdurend ingespannen arbeid verricht, een 8-urendag krijgt, terwijl het de bedoeling was, dat het personeel, dat inspannenden arbeid verricht, dien dag zou krijgen. Spr. behandelt nog andere détails ten einde den Minister in de gelegenheid te stel len zijn meening over een en ander le zeg* gen. De heer VAN BRAAMBEEK (S.-D.) zal de dienst- en rusttijden thans niet bespreken, omdat de organisaties een uitvoerig onder-? zoek daarnaar hebben ingesteld cn een rap-* port aan den Minister hebben ingediend. Spr. wil afwachten wat de Minister daarvan zai zeggen. Hij bespreekt den toestand van het trampersoneel, die wel iets verbeterd is, maar nog niet gelijk is aan dien van het spoorwegpersoneel, met name niet wat het pensioen betreft. Met verschillende voor«< beelden van ontslagvereening illustreert spr. hoe slecht de rechtspositie van het tramper-* soneel nog steeds is. De Regeering kan daaraan wel wat doen, want zij geeft jaar-i lijks groote subsidies adn de maatschap-j pijen, maar het personeel -ondervindt dc? aangename gevolgen daarvan niet. Do Mh nister heeft in de subsidie een prachtig midi del om de maatschappijen tot rede te bren-i gen. De heer VAN VOORST TOT VOORST (R.-K.) bespreekt de onbewaakte overwegen en de veiligheidssignalen, waarin do Mh nister niet veel vertrouwen schijnt te hebt ben. Voor iederen onbewaakten overweg moet een duidelijke waarschuwing worden geplaatst op grooten afstand, zoodat tijdig de aandacht wordt gevestigd op het naderen van de kruising De heer HERMANS (R.-K.) betoogt, dat hij de verlaging der spoortarieven een onbil* Door Mrs. C. N. WILLIAMSON. Nederlandsche vertaling van Ada van Arkel. 4; ..Ja," zei Sheila, zich vlug omdraaiende. Zij zag geen bediende, maar een blcekert jongen man met zwarte oogeri, keurig ge kleed in een donkerblauw serge pak. „Ik ben Munro, de assistent van mijn heer Mc. Kinnon," stelde hij zich met tien hoed in de hand voor. „Mijnheer Mc. Kin- non wilde; dat ik u zou afhalen en terug rij den, zoodat ik u onderweg vast het een en ander kan vertellen van uw plichlcn en «neleen lijd besparen." ..Dat is heel vriendelijk van u," zei het "neisje. Jk zal u graag met alles helpen, als ik kan." antwoordde hij, en opziende, zag Slic-ila een flikkering in de donkere, dieplig gende oogen, die in tegenspraak was met dc wille koelheid van het gezicht. ..Ik ben benieuwd ot ik mijnheer Munro 7a! mogen lijden of niel," dacht zij. De blik zijn oogen zei haar, dat de bleeke man wel bewust was, dat zij een mooi ir sje was. De ril naar Glentorlv was een woeste en ."Cne tocht, maar de loftuitingen van juf- trouw Brown hadden haar niet half voorbe- r<-M op de pracht van de plaats zelve. Het is net een groot kasteel en hel ziel e,r ^el honderden en honderden jaren &l|d is," riep zij met Innige bewondering, de dogcar, die Munro bestuurde, door en park reed en hen "in het gezicht KrarW van een reusachtig grijs gebouw, op een met gras begroeide helling. Maar vóór haar met gezel kon antwoorden, herinnerde zij zich, dat mijnheer Carringlon had gesproken van „het kasteel in een hotel veranderen." „Wat verrukkelijk!" ging het meisje voort. ..Dit is nog mooier dan ik verwacht had. Het is altijd een illusie van me geweest, om in zoo'n huis te wonen. Hel spookt er toch hoop ik?" Mijnheer Munro lachte een leelijken glimlach. „Er'worden meer griezelige verhalen ge daan over Glenlorly, zooals het vroeger was, dan over bijna alle andere feudale huizen, 'en dat zegt wat, vooral in Schotland. Is u bang voor sproken?" „Heelemaal niet. Ik geloof er niét in. maar ik ben dol op spookverhalen," zei ze. „Uitstekend. Dan zal ik u vertellen, wat ik u anders niet zou hebben gezegd. Het zat u ongetwijfeld pleizier doen. dat.uw kamer is in wat vroeger de spooktoren genoemd wercL Het hotel is stampvol gedurende het seizoen en als u deze kamer niet gekregen hadt, hadden ze u ergens op zolder moeten onderbrengen. U zult de kamer heel mooi vinden, zóó mooi, dat mijnheer Mc. Kinnon hem voor de gaslcn zou hebben gehouden, als niet al die leelijke histories er over wer den verteld," die als zij uitlekken en dat gebeurt natuurlijk op de een of andere manier onaangenaamheden met de direc tie zouden geven. U ziet dus, dat u er bij profiteert, vooral als u zoo dol op spook histories is." ..Wat zeggen ze van den toren?" Yroeg Slieila. „We zijn er," zei Munro en zij kon uil zijn loon niet opmaken of het ontwijken van hi ar vraag opzettelijk was «f niet. Een eigenaardige rilling ging door haar leden zooals zij nog nooit gevoed had. Iels scheen haar in het oor le fluisteren, dat zij veel zou beleven in Glenlorly, spookachtig of niet; dingen, die vreemd genoeg zoudien zijn om de dapperste op de proef te stellen. Toch was het een modern hotel, vol vroo- lijke, genotzuchtige menschen, en zij was maar een onbeduidende typiste, die hiesr kwam werken voor haar brood op een heel prozaïsche manier voor twee pond in de week. Haar versland zei haar, dat haar ver beelding er met haar nuchter denken van door ging; m#aar toch bleven de huivering en. het voorgevoel haar bij, HOOFDSTUK II. De torenkamer. Slieila had maar juist even tijd gehad óm onder den indruk te komen van de pracht van de groote hall met marmeren pilaren, met zijrt reusachligen haard, zijn wand- lapijlen en oude wapenrustingen, toen zij door eën aangrenzende gang in een klein vertrek werd gebracht, waar zij alleen bleef in gezelschap van mijnheer Mc. Kinnon. Hij was een verstandig uitziend man van middelbaron leeftijd,' klaarblijkelijk ëen gentleman, die er overwerkt en vermoeid ui'.zag, en met zulke vriendelijke oogen, dat Sheila best begreep, dal de millionnair hem graag mocht en had willen helpen in zijn gewaagde onderneming. „Maar u is een kind," was- zijn eerste uil- roep, toen hij zijn nieuwe stenografe zag. Toch scheen hij niet heelemaal teleurgesteld in haar uiterlijk, naar Sheila meende le be merken, en toen zij als proef eenige snel ge-, dicteerde zinnen zonder aarzelen opnam, toonde hij zich voldaan. Het zal best gaan, juffrouw. Douglas/' zei hij vriendelijk. Morgenochtend begint uw werk. Wal er van vandaag overblijft is voor uzelf; maar vanavond, als u wat uitgerust is van de reis, zou ik wel graag willen, dat u nog eens hier kwam om te hooren wat uw werk is." „Ik ben niet moé," zei Sheila luchtig. „Ik zou heel graag nu ailes willen hooren, tenzij u liever,L ^,Dat is nog beier, als u dat wilt. Van negen uur tot halfelf zou ik u graag tot mijn beschikking hebben om brieven te beant woorden, want mijnheer Munro heeft dan ander werk en kan me alleen 's avonds hel pen. Van halfelf tot halféén heb ik uw dien- slen beloofd aan mijnheer Carringlon, die vandaag is aangekomen; dat wil'zeggen, ik telegrafeerde hem, dat ik een bekwaam ste nografe had, om met hem te weTken, en dat wa3 de voornaamste reden, waarom ik u zoo gauw wilde hebben." „Pardon, mag ik binnen komen?" vroeg een stem bij desdeur, die op een kier stond. Het was een mannestem mei een sterk Ame- rikaansch accent. „Komt u binnen, mijnheer Franklin," antwoordde de directeur, en iemand met een opvallend uiterlijk kwam binnen. Een man van een jaar of twee en dertig misschien, tang, glad geschoren met dik, blond haar, dat^n het midden gescheiden was, donkere wenkbrauwen en oogharen, en kleine, maar toch scherpe, grijze oogen. Hij was knap, buitengewoon goed gekleed, met een air van weelde en welvaart, dat bijna uitdagend was. Zijn blik bleef eenige ©ogenblikken raet vleiende bewondering op de eenvoudige, kleine Slieila ruslen; toch was het meisje ondankbaar genoeg om den vreemdeling niet sympathiek te vinden. „Het spijt me zoo, dat ik u moet storen. maar ik heb dringend uw hulp noodig, mijn-* heer Mc. Kinnon," zei hij, op een vriend-* schappelijke manier lachend. „Ik ben een werkzaam man en ik kan niet alles laten loopen, zelfs niet hier. nu ik vacantie neem, Mijn correspondentie is verschrikkelijk ach ter. Kun', u me iemand aanbevelen, hier in de buurt, die van dictaat kan opnemen?" „Deze jongedame zal u wel kunnen hel pen, denk ik. Zij is juist aangekomen, om als mijn secretaresse op te treden; maar ik kan haar wel een paar uur per dag missen voor d? gaslcn van het hotel, die van haar diensten gebruik willen maken." „Wat een eigenaardig toeval, en hoe ge lukkig voor mij. Wilt u me even voorstel len?" zei mijnheer Franklin; en de steno grafe zou meer dan ooft gevleid moeien zijn geweest, nu ze zoo opzettelijk (het was zon der-twijfel opzettelijk) werd opgeheven tot een maatschappelijk gelijken stand als dezen jongen knappen man, klaarblijkelijk een man van gewicht in dc wereld. Mijnheer Mc. Kinnoii gehoorzaamde en Franklin, zette zijn beste beentje voor oij juffrouw Douglas, en keek haar aan met een uitdrukking, die scheen to zeggen: ..Wat een verrassing hier zoo'n aardig meisje in uw positie le vinden! Ik bewonder u buitenge woon en wil, dat u mé ook aardig vindt." Toch mocht Sheila hem niet. ..Er is iels in hem, dat niet, „echt" aandoet" zei ze in zich zei Eo zij geloofde niet. dat het lou-, ter toeval was. dal mijnheer Franklin juist om ec-n secretaresse kwam vragen op het moment, da', zij aankwam. Zij jiad zoo'n idee. dat hij naar d? kamer van mijnheer Mei Kinnon was gekomen, om iets heel an ders te vragen; dat hij een paar woorden gehoord had en daar zijn gevolgtrekkingen uit had gemaakt. (Wordt vervolgd)c

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 9