Het Ondergrondsche Syndicaat
No. 20302.
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 21 Mof
Derde Blad
Anno 1926.
BINNENLAND.
EERSTE KAMER.
TWEEDE KAMER.
FEUILLETON.
Het Institunt van de intellsctaeele
samenwerking.
De Nederlandsche regeering heeft ihr.
f.oudon, .onzen gezant te Parijs, tot gedele
geerde bij het Instituut voor intellectueele
samenwerking aangewezen.
Staatscommissie Luchtvaart.
Bij Kon. besluit is op verzoek eervol ont
slagen als lid en voorzitter der Staatscom
missie in zake Luchtvaart, mr. J. B. Kan,
Min. van Binnenl. Zaken en Landbouw, en
is tot voorzitter benoemd mr. J. P. A. Lajnan
de Vries, secretaris-generaal van het Dep.
van Financiën, lid dier commissie;
en zijn op verzoek eervol ontslagen als
leden dier commissie: S. P. van Eeghen, te
Amsterdam; E. P. de Monchy, te Rotterdam;
H Nieuwenhuis, thans stationschef der Kon.
Luchtvaart-Mij. voor Nederland en Koloniën
op Schiphol bij Amsterdam, cn benoemd tot
leden E. Heldring, voorzitter der Kamer
van Koophandel te Amsterdam, A. G. Ver
beek, idem le 's-GravenhageJ. C. Veder,
idem te Rotterdam en B. Stephan. adj.-direc
teur der N.V. Ned. Vliegtuigenfabrick te Am
sterdam.
De nieuwe verdragsregeling met Dnitschland
Ingediend is thans een Wetsontwerp tot
aanvulling van het Nederlandsch-Duitsclie
verdrag van Handel en Scheepvaart van
31 Dec. 1851, met daarbij behoorend pro
tocol, en van het Nederlandsck-Duitsche
douane- en credietverdrag met bijlagen en
daarbij behoorend protocol, 'beide op 26
Nov. 1925.te Berlijn tusschen Nederland en
Dnitschland gesloten.
Naar in de M. van T. wordt opgemerkt,
..is de aandacht van de regeering langen
tijd gevestigd geweest op de omstandig
heid, dat de handelsbetrekkingen met
Dnitschland niet op bevredigende wijze bij
.verdrag geregeld waren. Krachtens art. 20
Ivan het bovengenoemd verdrag van 1851,
geniet de Duitsche invoer van goederen
in Nederland de behandeling op voet van
'jneestbegunstiging. Dit verdrag verzekert
(evenwel aan den Ncderlandselien invoer
van goederen in Duitschland de meestbe-
Sgunstiging niet in vollen omvang. Boven
dien kwam het de regeering raadzaam
voor, me-t de Duitsche regeering in over
leg te treden, ten einde van haar te ver-
nijgen een bevredigende regeling van het
vraagstuk der specialisatie in de douameta-
lieven of/en t.z.t. verlaging der" invoer
rechten op Nedgrhnd speciaal interessce-
rende artikelen, of bijzondere soorten van
'lie artikelen.
Harerzijds Had de Duitsche regeering
reeds gcruimen tijd geleden aan de Nedcr-
landsche regeering x wenschen kenbaar ge-
ïïir.akt, met betrekking tot het door Ne
derland aan Duitscmand verleende ere diet,
van f 140.000.000 voor den aankoop van
grondstoffen.
Deze wenschen over en weer hebben
aanleiding gegeven tot de Nederlandsch-
DiiUsche economische onderhandelingen,
welke tot resultaat gehad hebben de op
26 November j.l. geteekende twee herdra
gen. De Duitsche regeering bleek niet on
geneigd, aan de Nederlandsche wenschen
tegemoet te komen, maar verlangde harer
zijds verlenging van het grondstoffencre-
diet.
Het bezoldigingsbesluit.
Door den heer Suring zijn aan den Mi
nister van Financiën, voorzitter van den
Baad van Ministers de volgende schrifte
lijke vragen gesteld:
T. Is ook de Minister niet van oordeel,
dat voor ambtenaren, die op lnm jaarwedde
geen garantie-bijslag gemeten, noch aan
artikel 27 (oud), noch aan nvt. 27 (nieuw),
eenigc grond kan worden ontleend om hun
een verhooging hunner jaarwedden, inge
volge verhooging van de klasse hunner
Itandplaats, te onthouden
II. Is de Minister bereid te bevorderen,
dat aan deze ambtenaren èn over 1925 èn
Over 1926 de bedragen worden uitgekeerd,
die hun door de verhooging van de klasse
Hunner standplaats toekomen 1
Buitenlandsche musicL
Mevrouw Bakker-Nort, lid van de Tweede
Kamer, heeft aan de ministers van buiten-
landschc zaken en van arbeid, handel en
nijverheid de volgende vragen gesteld:
1. Is het den minister bekend, dat in
Duilschland, speciaal in Pruisen aan Ne
derlandsche musici dienstbetrekkingen zijn
opgezegd, terwijl aan anderen de vestiging
werd ontzegd, opdat aan Duitsche musici
de arbeidsgelegenheid ten nutte zou komen,
respectievelijk blijven, en dat in vele landen
bepalingen gelden, die de te-werk-stelling
van vreemde arbeidskrachten, ook van Ne
derlandsche musici, belemmeren?
2. Is het den minister voorts bekend, dat
desniettegenstaande in Nederland buiten-
landsche musici, ook uit landen, waarin ten
opzichte van Nederlanders beperkende be
palingen gelden, onbelemmerd arbeid vin
den?
3. Zijn de ministers bereid maatregelen te
treffen en te bevorderen om aan dezen on-
gewenschten toestand een einde te maken
en middelen te beramen, opdat ook op dit
gebied de regel toepassing vinde, door de re-
geering gevolgd, dat geen vreemdelingen
worden toegelaten voor de uitoefening van
beroepen, waarin in Nederland werkloos
heid heerscht?
Maatregelen van het loodswezen.
Door den heer Brauligam zijn aan den
Minister van Marine a.i. de volgende schrif
telijke vragen gesteld:
lo. Is het den Minister bekend, dat door
den directeur van het loodswezen le Rotter
dam, bij order van 3 Mei 1926, voor het ge
val ,,de dreigende - mijnwerkersstaking in
Engeland werkelijkheid wordt", een opdracht
is gegeven, waarin o.a. het volgende voor
komt:
Zijn al (deze) plaatsen vol. dan kunnen
tijdelijk schepen ten anker gebracht worden
aan de noordzijde van het vaarwater, tus
schen Boerenöbnd en Slomp 6 en op de
reede van Maassluis. In afwijking van de
bestaande orders daaromtrent moet in dit
bijzondere geval zooveel mogelijk vermeden
worden, dat schepen teruggaan naar bui
len, om te wachten tot er plaats is, of door
moeten stoomen naar Rotterdam. Aan het
inzicht en initiatief van de loodsen, wordt
overgelaten, in verband met de omstandig
heden en de orders, die het schip heeft, hun
schip zoo goed mogelijk tijdelijk op te bren
gen, zoodat de vaart er het minste nadeel
van ondervindt?"
'2q. Dat deze order in sterke tegenspraak
is tot de order van 8 Mei 1925 van genoem
den directeur, waarin o.a. slaat:.
„Zijn alle plaatsen ingenomen, dan moet
het schip óf doorsloomen rlaar Rotterdam
óf tcrugkeeren naar zee; onder geen voor
waarde mag in de rivier geankerd worden
om op het vrijkomen van een ligplaats te
wachten.
Dit geldt niel alleen voor de Steenkool
Handels Yereeniging, doch voor alle sche
pen, die voor een of andere maatschappij
komen bunkeren.
Is geen officieele ligplaats vrij. dan is hel
doorstoomen iiaar Rotterdam of terugkeer en.
Met nadruk wijs ik er opv dat ik aan deze
order streng de hand*wcnsch le houden, in
het belang van een vrije en veilige vaarl op
de rivier?"
3o. Acht de Minister het juist, dat, nog
wel met verwaarloozirtg van het belang
van een vrije en veilige vaart op'de riVier,
door Ik-1 loodswezen op een wijze, als uit de
order van 3 Mei 1926 blijkt, partij wordt
gekozen in eer conflict tusschen twee dee-
lcn van een naburig volk?
Groep voedings- en genotmiddelen
ter Nederlandsche Jaarbeurs te Utrecht.
De Raad van Beheer der Nederlandsche
Jaarbeurs te Utrecht heeft een afzonderlijke
groep Yocdings- en Genotmiddelen ter Jaar
beurs ingesteld; de commissie van advies
voor deze groep beslaat uit de heeren: G J.
Droste (N.V. Droslc's Cacao- en Chocolade-
fabriekbn) te Haarlem, N. Iïoogwout (Ver-
kadees Fabrieken) te Zaandam, J. F. X. San
ders (N V. Stoom Zeep-, Eau-de-Cologne- en
Parfumerieën fabriek v/h. Sanders Co) te
Leiden, A. v. d Berkhof (C. J. v. d. Berkhof
Zonen) te Utrecht, D. van Oenen (N V.
van Oenen Manssen's Sigarenfabrieken)
to Hilversum. II. Leemhuis (Nederlandsche
Grossiersbond) te Amsterdam'; S. Mulder
(Nieuwe Nederlandsche Grossiersbond) te
Arnhem en P. J. S. van Beek te Utrecht en
H. Sloenhek te Den Haag (Ned. R.-K. Bond
van Kruidcniersvereenigingen).
Watersnood-hulpverleening.
Aan het bestuur van den Kon. Nationalen
Bond voor Reddingwezen en Eerste Hulp bij
Ongelukken „Het Groene Kruis" heeft het
Smeroefonds te Batavia een negende gift
van f20.000 overgemaakt ten behoeve van
de slachtoffers van dén watersnood.
De Nederl. Sigarenmakers- en Tabaks-
bewerkersbond telde volgens het pas ver
schenen verslag einde December jl. 67 af-
dcelingen en 16 correspondentschappen met
totaal 4661 leden, tegen 69 afdeelin'gen en
18 correspondentschappen met 5193 leden
op 1 Januari 1924. In 1924 is aan contri
butie ontvangen f 109.763 en in 1925 f 99.359
De balans wees op 31 December 1925 een
bezit aan van f66,713. Aan werklooze leden
is in 1924 uitgekeerd f 217,311 en in 1925
f 97,365.
(Vervolg van gisléren.)
Nadat de heer HEERKENS THIJSSEN
(R.-K.) rapport over enkele verzoekschriften
heeft uitgebracht, verkrijgt de heer VAN
EMBDEN (V.-D.) het woord. Hij brengt
ter sprake de geschiedenis van art. 40 van
het Bezoldigingsbesluit en herinnert aan
uitlatingen van Minister De Geer van vroe
ger, waarin hij erkende, dat de door art. 40
toegekende rechten onaantastbaar zouden
zijn, zoodat daaraan niet zou kunnen wor
den getornd.
Hoe zal de minister thans handolen om
de erkenning van de door dat artikel toe
gekende rechten te herstellen? Dat dit
onvermijdelijk is, zet spr. uitvoerig uiteen.
De beslissing des rechters in dezen, waarbij
het recht van den Staat tot schrapping
wordt erkend, kan bij den minister toch
den doorslag niet geven tot wijziging van
zijn inzichten. Van een economisch stand
punt is dit ook niet goed le praten.
Spr. concludeert, dat de regeering in
dezen de zedejijke normen, waaraan ook een
regeering is gebonden, met voeten treedt,
en moet trachten tot overeenstemming le
geraken met de ambtenaren dan kan er nog
veel in orde gebracht worden.
Hij dient ten slotte een motie in, waarin
de Eerste Kamer, erkennende de moreele
aansprakelijkheid van den Slaat, voort
vloeiend uit art. 40 van het Bezoldigings
besluit, de regeerin^uitnoodigt met de amb-
lenaarsorganisaties contact te zoeken, ten
einde zooveel mogelijk de schending dier
aansprakelijkheid goed te makon.
Het beste ware een modus vivendi le
vinden, vóórdat de Hooge Raad bij eind-
arrest beslist heeft in de daaromtrent door
de amblcnaren ingestelde procedure.
De VOORZITTER stelt voor deze motie
ie doen drukken en ronddeclen en hij deze
gelegenheid ie behandelen.
Aldus wordt besloten.
De heer VAN LANSCHOT (R.-K.) bestrijdt
den lieer Wibaut; waar deze beweerde, dat
hier le lande voldoende kapitaalvorming
plaats hecR. Onze 'bevolking neemt boven
dien met ruim 100.000 zielen toe; voor eik
gezin is aan nieuw kapilaal f 12.000 noo-
diz, zoodat" ons kapitaal per jaar met
1300 millioen kapitaal moet vermeerderen.
Maar bovendien heeft de heer Wibaut als
goed sociaal-democraat een anderen kijk op
de strekking van belastingen, waarvan de
eindbedoeling is particulier kapitaal over te
brengen naar staatsbezit. Getuige zijn op-
vaüing van de successiebelasting.
Spr. waarschuwt ook tegen al te ruime
toepassing van het stelsel voor productieve
werken tegen leeningsgelden te onder
nemen. Wc moeten ii> dezen evenals op
ander gebied uiterst voorzichtig te werk
gaan.
Tegenover den heer Wibaut zet spr. uit
een, dat de winsten van overheidsbedrijven
enkel als indirecte heffingen werken even
goed als suikeraccijns.
De heer DE VEER (A.-R.) betoogt, dat de
economische noch de financieele toestand
van ons land gunstig is te noemen, terwijl
er in de naaste toekomst voor f 50 f 60
millioen is te zorgen. Hoe zal de Minister
die gelden vinden? En als de Minister nu
nog belasting wil verlagen, zal men op pl.m.
f85 millioen meer moeien rekenen. Waar
wil de Minister die vandaan halen? Toch
niet uit versobering, terwijl de jaarlijksche
uitgaven stijgen?
Spr. meent, dat de Minister goed zou
doen het accres der middelen voor een groot
deel vast te houden voor belastingverlaging
gelijk oud-Minisler Van Gijn heeft voor
gesteld.
De te wachten belastingvermindering is
niet meer -dan een belsstingverschuiving en
daar gevoelt spr. weinig voor. Intusschen
is spr. voorstander van verlaging der suc
cessiebelasting in de zijlinie. Maar hoe zal
hèt dan gaan met de opcenten van gemeen
ten en provinciën?
Voor de nieuwe belastingen, met name de
weelde-vorterings-belasting koestert spr.
vooralsnog weinig sympathie.
Spr. protesteert wijders legen de scherpe
wijze van heffen van belasting door den
fiscus. Spr. geeft daarvan een paar voor
beelden.
Spr. dringt aan op rentevergoeding bij
spoedige betaling van de inkomstenbelas
ting.
De heer JANSEN (R.-K.) vraagt spoedig
met een nadere en betere regeling van de
financieele verbinding tusschen rijk en ge
meenten te komen. De wet van 1897 werkt
onregelmatig en onbillijk, zooals spr. met'
cijfers aantoont.
Met den heer Wibaul vraagt spr. naar de
voornemens van den Minister op dit ge
bied.
De heer DE VOS VAN STEENWIJK (C.-
H.) bespreekt de vlucht van vermogenden
naar den vreemde. Reeds vroeger in 1924-
heeft' hij dit onderwerp besproken. Wie naar
den vreemde trekt omdat hem daar het
leven gemakkelijker is, heelt daarin gelijk.
Maar wie aan belasting ontvlucht moet z.i.
voor de keuze gesteld worden: üf belasting
blijven betalen óf hun nationaliteit ver
liezen.
Blijkens liet antwoord door den Minister
en de Tweede Kamer aan den lieer Van
Gijn gegeven, gevoelt hij veel voor maat
regelen, al-begrijpt hij, dat er zich groote
moeilijkheden zullen voordoen. Op een mo
gelijke internationale regeling durft spr.
niet te hopen.
Een andere kwestie is de heffing van
successierecht van erfenissen van uitge
wekenen. Spr. acht dit zeer gcwenschl".
voor dubbele belasting "is spr. daarbij niet
bevreesd en dat de fiscus niet volkomen op
de hoogte kan zijn, acht spr. geen overwe
gend bezwaar.
De VOORZITTER verdaagt hierop do
vergadering lol' morgen 11 uur.
(Zitting van gisteren.)
Waterstaatsbegrooting.
Voortgegaan wordt met de besprekingen
nopens de Waterstaatsbegrooting voor 1926.
De Minister van Waterstaat, de heer v. d.
VEGTE, zet zijn rede voort. Het onderzoek
naar de oorzaken van den watersnood is nog
in vollen gang en spr. hoopt, dat vóór den
winter nog allerlei maatregelen, indien die
rioodig zijn, getroffen zullen worden. liet
ligt voor de hand, dat de normalisatie van
de Maas oolc daarbij in behandeling is. Het
plan-Jol les komt daarbij natuurlijk ook aan
de orde. Spr. hoopt dit jaar nog met een
voorstel bij de Kamer te komen. Inzake de
steunverleening aan de slachtoffers van den
watersnood is de Regeering nog niet van in
zicht veranderd.
Nopens de verhouding van civiele en. mi
litaire autoriteiten zegt spr., dat natuurlijk
de deskundigen de leiding moeten behouden
en dat dus de civiele autoriteiten aan het
hoofd blijven. Spr. heeft het in Overijsel
bijgewoond en hem bleejr de samenwerking
zeer goed. Het lijkt hem niet mogelijk bij
voorbaat booten te houden, want men weet
nooit waar het ongeluk zal gebeuren. Het
departement van Oorlog heeft ook ditmaal
onmiddellijk booten ter beschikking gesteld.
De zorg voor het vee is goed geweest. Spr.
zal in elk geval lalen nagaan of er even-
RECLAME.
MIJNHARDT's
Hoofdpijn-Tabletten 60 ct
Laxeer-Tabletten 60 ct
Zenuw-Tabletten 75 ct
Siaal-Tabletten 90 et
Maag-Tabletten 75 a
By Apothekers en Drogisien
5604
tuecle maatregelen reeds thans zijn le nemen
voor zorg voor vluchtelingen en vee.
Het Twenle-Rijnkanaal is door de heeren
Van Rappard en Van Gijn besproken, maar
hoe dicht die heeren bij elkaar slaan, op dit
punt waren ze het heelemaal niet eens.
Voor den heer Van Rappard staat dit ka-*
naai als een paal boven water (Gelach).
Voor den heer Van Gijn is nog een onder-*
zoek naar de rentabiliteit noodig.
Dat onderzoek is vroeger geschied cn spr.
staat voor de uitvoering en nu is daarvoor
dus geen aanleiding meer. Er is een wet
en spr. moet die uitvoeren, tenzij de Kamer?
zich anders mocht willen uiispreken.
Het doet spr. genoegen, dat over de wa
ter wegoif in Overijsel is gesproken. Naluur-i
lijk liggen die spr. zeer na aan het hart,
maar als hij er het eerst over gesproken had,
zou het den schijn hebben alsof hij naar
Den Haag_was gegaan om Overijsel ter wille
te zijn. (Gelach).
Wat de kanaalrechten in Drente betreft,
spr. zegt, dat men met praten een eind ver
der kan komen en als spr. er met een praatje
ook iels aan kan doen, wil hij gaarne daar
aan meehelpen (Gelach).
Het onlwerp-wegbelasling is in het laatste
stadium van voorbêreiding en zal binnen
buitengewoon korten tijd bij de Kamer in*
komen.
Spr. zou wel willen dat do weg Amster-»
dam-Haarlem sneller was klaargekomen Na
poleon was aan geen begrootingsposten ge*
bonden en kon dus sneller opschieten (Hï-c
loritcit). Hij hoopt, dat spoedig de weg ge
reed zal zijn.
De secundaire wegen verliest spr. niet
uit liet oog, omdat hij het belang er van
inziet. Afschaffing van de tollen is niet
altijd mogelijk, omdat het lo veel geld kost.
Spoorwegen.
Do heer OUD (V.-D.) bespreekt de dienst
en rusttijden bij hel spoorwegpersoneel. Spr.
laakt de opvalling der directie, dat alleen
het personeel, dat voortdurend ingespannen
arbeid verricht, een 8-urendag krijgt, terwijl
het de bedoeling was, dat het personeel, dat
inspannenden arbeid verricht, dien dag zou
krijgen.
Spr. behandelt nog andere détails ten
einde den Minister in de gelegenheid te stel
len zijn meening over een en ander le zeg*
gen.
De heer VAN BRAAMBEEK (S.-D.) zal de
dienst- en rusttijden thans niet bespreken,
omdat de organisaties een uitvoerig onder-?
zoek daarnaar hebben ingesteld cn een rap-*
port aan den Minister hebben ingediend. Spr.
wil afwachten wat de Minister daarvan zai
zeggen. Hij bespreekt den toestand van het
trampersoneel, die wel iets verbeterd is,
maar nog niet gelijk is aan dien van het
spoorwegpersoneel, met name niet wat het
pensioen betreft. Met verschillende voor«<
beelden van ontslagvereening illustreert spr.
hoe slecht de rechtspositie van het tramper-*
soneel nog steeds is. De Regeering kan
daaraan wel wat doen, want zij geeft jaar-i
lijks groote subsidies adn de maatschap-j
pijen, maar het personeel -ondervindt dc?
aangename gevolgen daarvan niet. Do Mh
nister heeft in de subsidie een prachtig midi
del om de maatschappijen tot rede te bren-i
gen.
De heer VAN VOORST TOT VOORST
(R.-K.) bespreekt de onbewaakte overwegen
en de veiligheidssignalen, waarin do Mh
nister niet veel vertrouwen schijnt te hebt
ben. Voor iederen onbewaakten overweg
moet een duidelijke waarschuwing worden
geplaatst op grooten afstand, zoodat tijdig
de aandacht wordt gevestigd op het naderen
van de kruising
De heer HERMANS (R.-K.) betoogt, dat
hij de verlaging der spoortarieven een onbil*
Door Mrs. C. N. WILLIAMSON.
Nederlandsche vertaling van Ada van Arkel.
4;
..Ja," zei Sheila, zich vlug omdraaiende.
Zij zag geen bediende, maar een blcekert
jongen man met zwarte oogeri, keurig ge
kleed in een donkerblauw serge pak.
„Ik ben Munro, de assistent van mijn
heer Mc. Kinnon," stelde hij zich met tien
hoed in de hand voor. „Mijnheer Mc. Kin-
non wilde; dat ik u zou afhalen en terug rij
den, zoodat ik u onderweg vast het een en
ander kan vertellen van uw plichlcn en
«neleen lijd besparen."
..Dat is heel vriendelijk van u," zei het
"neisje.
Jk zal u graag met alles helpen, als ik
kan." antwoordde hij, en opziende, zag
Slic-ila een flikkering in de donkere, dieplig
gende oogen, die in tegenspraak was met dc
wille koelheid van het gezicht.
..Ik ben benieuwd ot ik mijnheer Munro
7a! mogen lijden of niel," dacht zij. De blik
zijn oogen zei haar, dat de bleeke man
wel bewust was, dat zij een mooi
ir sje was.
De ril naar Glentorlv was een woeste en
."Cne tocht, maar de loftuitingen van juf-
trouw Brown hadden haar niet half voorbe-
r<-M op de pracht van de plaats zelve.
Het is net een groot kasteel en hel ziel
e,r ^el honderden en honderden jaren
&l|d is," riep zij met Innige bewondering,
de dogcar, die Munro bestuurde, door
en park reed en hen "in het gezicht KrarW
van een reusachtig grijs gebouw, op een met
gras begroeide helling. Maar vóór haar met
gezel kon antwoorden, herinnerde zij zich,
dat mijnheer Carringlon had gesproken van
„het kasteel in een hotel veranderen."
„Wat verrukkelijk!" ging het meisje voort.
..Dit is nog mooier dan ik verwacht had.
Het is altijd een illusie van me geweest, om
in zoo'n huis te wonen. Hel spookt er toch
hoop ik?"
Mijnheer Munro lachte een leelijken
glimlach.
„Er'worden meer griezelige verhalen ge
daan over Glenlorly, zooals het vroeger was,
dan over bijna alle andere feudale huizen,
'en dat zegt wat, vooral in Schotland. Is u
bang voor sproken?"
„Heelemaal niet. Ik geloof er niét in.
maar ik ben dol op spookverhalen," zei ze.
„Uitstekend. Dan zal ik u vertellen, wat
ik u anders niet zou hebben gezegd. Het zat
u ongetwijfeld pleizier doen. dat.uw kamer
is in wat vroeger de spooktoren genoemd
wercL Het hotel is stampvol gedurende het
seizoen en als u deze kamer niet gekregen
hadt, hadden ze u ergens op zolder moeten
onderbrengen. U zult de kamer heel mooi
vinden, zóó mooi, dat mijnheer Mc. Kinnon
hem voor de gaslcn zou hebben gehouden,
als niet al die leelijke histories er over wer
den verteld," die als zij uitlekken en
dat gebeurt natuurlijk op de een of andere
manier onaangenaamheden met de direc
tie zouden geven. U ziet dus, dat u er bij
profiteert, vooral als u zoo dol op spook
histories is."
..Wat zeggen ze van den toren?" Yroeg
Slieila.
„We zijn er," zei Munro en zij kon uil zijn
loon niet opmaken of het ontwijken van
hi ar vraag opzettelijk was «f niet.
Een eigenaardige rilling ging door haar
leden zooals zij nog nooit gevoed had. Iels
scheen haar in het oor le fluisteren, dat zij
veel zou beleven in Glenlorly, spookachtig
of niet; dingen, die vreemd genoeg zoudien
zijn om de dapperste op de proef te stellen.
Toch was het een modern hotel, vol vroo-
lijke, genotzuchtige menschen, en zij was
maar een onbeduidende typiste, die hiesr
kwam werken voor haar brood op een heel
prozaïsche manier voor twee pond in de
week. Haar versland zei haar, dat haar ver
beelding er met haar nuchter denken van
door ging; m#aar toch bleven de huivering
en. het voorgevoel haar bij,
HOOFDSTUK II.
De torenkamer.
Slieila had maar juist even tijd gehad óm
onder den indruk te komen van de pracht
van de groote hall met marmeren pilaren,
met zijrt reusachligen haard, zijn wand-
lapijlen en oude wapenrustingen, toen zij
door eën aangrenzende gang in een klein
vertrek werd gebracht, waar zij alleen bleef
in gezelschap van mijnheer Mc. Kinnon.
Hij was een verstandig uitziend man van
middelbaron leeftijd,' klaarblijkelijk ëen
gentleman, die er overwerkt en vermoeid
ui'.zag, en met zulke vriendelijke oogen, dat
Sheila best begreep, dal de millionnair hem
graag mocht en had willen helpen in zijn
gewaagde onderneming.
„Maar u is een kind," was- zijn eerste uil-
roep, toen hij zijn nieuwe stenografe zag.
Toch scheen hij niet heelemaal teleurgesteld
in haar uiterlijk, naar Sheila meende le be
merken, en toen zij als proef eenige snel ge-,
dicteerde zinnen zonder aarzelen opnam,
toonde hij zich voldaan.
Het zal best gaan, juffrouw. Douglas/'
zei hij vriendelijk. Morgenochtend begint uw
werk. Wal er van vandaag overblijft is voor
uzelf; maar vanavond, als u wat uitgerust
is van de reis, zou ik wel graag willen, dat
u nog eens hier kwam om te hooren wat uw
werk is."
„Ik ben niet moé," zei Sheila luchtig. „Ik
zou heel graag nu ailes willen hooren, tenzij
u liever,L
^,Dat is nog beier, als u dat wilt. Van
negen uur tot halfelf zou ik u graag tot mijn
beschikking hebben om brieven te beant
woorden, want mijnheer Munro heeft dan
ander werk en kan me alleen 's avonds hel
pen. Van halfelf tot halféén heb ik uw dien-
slen beloofd aan mijnheer Carringlon, die
vandaag is aangekomen; dat wil'zeggen, ik
telegrafeerde hem, dat ik een bekwaam ste
nografe had, om met hem te weTken, en dat
wa3 de voornaamste reden, waarom ik u
zoo gauw wilde hebben."
„Pardon, mag ik binnen komen?" vroeg
een stem bij desdeur, die op een kier stond.
Het was een mannestem mei een sterk Ame-
rikaansch accent.
„Komt u binnen, mijnheer Franklin,"
antwoordde de directeur, en iemand met een
opvallend uiterlijk kwam binnen. Een man
van een jaar of twee en dertig misschien,
tang, glad geschoren met dik, blond haar,
dat^n het midden gescheiden was, donkere
wenkbrauwen en oogharen, en kleine, maar
toch scherpe, grijze oogen. Hij was knap,
buitengewoon goed gekleed, met een air
van weelde en welvaart, dat bijna uitdagend
was. Zijn blik bleef eenige ©ogenblikken
raet vleiende bewondering op de eenvoudige,
kleine Slieila ruslen; toch was het meisje
ondankbaar genoeg om den vreemdeling niet
sympathiek te vinden.
„Het spijt me zoo, dat ik u moet storen.
maar ik heb dringend uw hulp noodig, mijn-*
heer Mc. Kinnon," zei hij, op een vriend-*
schappelijke manier lachend. „Ik ben een
werkzaam man en ik kan niet alles laten
loopen, zelfs niet hier. nu ik vacantie neem,
Mijn correspondentie is verschrikkelijk ach
ter. Kun', u me iemand aanbevelen, hier in
de buurt, die van dictaat kan opnemen?"
„Deze jongedame zal u wel kunnen hel
pen, denk ik. Zij is juist aangekomen, om
als mijn secretaresse op te treden; maar ik
kan haar wel een paar uur per dag missen
voor d? gaslcn van het hotel, die van haar
diensten gebruik willen maken."
„Wat een eigenaardig toeval, en hoe ge
lukkig voor mij. Wilt u me even voorstel
len?" zei mijnheer Franklin; en de steno
grafe zou meer dan ooft gevleid moeien zijn
geweest, nu ze zoo opzettelijk (het was zon
der-twijfel opzettelijk) werd opgeheven tot
een maatschappelijk gelijken stand als
dezen jongen knappen man, klaarblijkelijk
een man van gewicht in dc wereld.
Mijnheer Mc. Kinnoii gehoorzaamde en
Franklin, zette zijn beste beentje voor oij
juffrouw Douglas, en keek haar aan met een
uitdrukking, die scheen to zeggen: ..Wat een
verrassing hier zoo'n aardig meisje in uw
positie le vinden! Ik bewonder u buitenge
woon en wil, dat u mé ook aardig vindt."
Toch mocht Sheila hem niet. ..Er is iels
in hem, dat niet, „echt" aandoet" zei ze in
zich zei Eo zij geloofde niet. dat het lou-,
ter toeval was. dal mijnheer Franklin juist
om ec-n secretaresse kwam vragen op het
moment, da', zij aankwam. Zij jiad zoo'n
idee. dat hij naar d? kamer van mijnheer
Mei Kinnon was gekomen, om iets heel an
ders te vragen; dat hij een paar woorden
gehoord had en daar zijn gevolgtrekkingen
uit had gemaakt. (Wordt vervolgd)c