Humor uit het Buitenland.
Krabbels uit Zwitserland.
Man: „Wel verdraaid, ie dat ochtendblad nu nog niet
gekomen t"
Vrouw„Ik ben bang dat de nieuwe keukenmeid bel
-feil, lieve. Ze ziet uit naar een andere betrekking.1*
(London Opinion.J
Afgebeulde film-regiseeur„Allee wal n ie doen Kebt
to hem opnj te duwen ale bij u wil kussen. Hebt n nooit
»en kerel van u algebonden, die a een kus wou geven 1"
«Nooit." (Humoriet}
MoederJló daar, kinderen, niet vechten I Wat is er
aan dé hand
Pietje„We spelen schipbreukje en Annio wil niet in
de badkamer om te verdrinken."
(London Opinion.)
Het meisje„O, majoor, we kunnen hei er maar niet
over eens warden, van welk zae Toto'tje i». Kimt n het
.voor one uilmaken
De majoor, beltig tegenstander van schoothondjee
«gSpijt me, jcsecten-kunde ie nooit m'n lort geweest'
YBumorjet)
flij tfSe Koeft niet op je horloge te kijken, 't Is
precies rwaall uur.*1 - (Judge.)
Moeder,,Maar waarom vocht je (Jan ook met dien
jongen Je kende hem niet eens V'
PietjebJa maar ai m n vrienden waren weg. moeder."
(Humorist.)
aijii uitgebleven of geannuleerd en zoo nog
meerdere oauEtajuligheden. In dit opzicht
moesten er moeilijkheden komen, doch we
vertrouwen, dat deze tenslotte wel over
wonnen zullen worden. Een kleine catego
rie werkgevers, die van deze gelegenheid
gebruik zou willen make nvoor een totaal
nekken van de vakvereenigingen, zal tegen,
over de aJgcmtf*ine antipathie, die dit stre
ven tegenove* *ich ziet, wel haar pogen
opgeven. En ze* zal de oorlog met zijn
oorlogsconrmuniq^.'s etc. wel spoedig ten
einde zijn
■Geheel ongestraft zullen de leiders van
het vakveveenigmgscongres evenwel niet
van deze affaire afkomen. Onder do ar
beiders 19 zoo'n strooming merkbaar van
we zijn verraden. Op zie hzelf geen verwon-
dering-wekkend ietszoo'n plotseling be
velen van 't einde na publicatie van de
diverse mcdcdeelingen, dat alles goed ging.
Hun verlies aan prestige bctoekent tevens
verlies aan prestige voor de vakvereeni
gingen
Toch is in Engeland alle gevaar nog
niet geweken, ook al nemen we aan, dat
het hervatten van het werk tenslotte gere
geld zal worden. Dit, omdat de mijnwer
kersstaking, die buiten de algemeene sla
king om gaat) voortduurt. Een voordeel
voor de mijnwerkers is die algemeene sta
king allesbehalve geweest. Wanneer de
regeering hen thans niet steunt in hun
grootendeels gerechtvaardigde wcnschen,
lijkt o.i. hun positie hopeloos geworden.
Om die regeevingssteun te erlangen en te
behouden, zal echter wel water in den
wijn gedaan moeten worden. Of de stem
ming daartoe gereed is?
Volgt de regeringscrisis in België. Het
kabinet Poullet-Vanderveldc is demissio
nair, daar Pon liet er niet in slaagde, zijn
ministerie weer aan te vullen. Aan den
algemeen gewaardeerden Kamervoorzitter
Biimet i9 toen opdracht gegeven, een mi
nisterie te vormen. Deze heeft dit gepro
beerd, zich stellend op het voor België
thans alleen juiste standpunt: de komende
regeering moet voor niets oog en oor heb
ben dan voor het weer gezond maken van
de franc, maa-v zijn pogen heeft schipbreuk
geleden op de houding der Belgische libe
ralen, die zelfs in dit moment nog poli
tieke winst wilden nastreven en alleen
practisch wilden meewerken, zoo er. een
extra-parlementair kabinet tot stand kwam
om zoo de R.-R.-socialistische Kamermeer
derheid te breken. Dit met de val der franc
voor den boeg en dus met een bankroet in
zicht. Waarvoor de wetenschap, kapitaal
krachtig to zijn. geen excuus mag hecten.
In Duitschlnnd dreigde een crisis, daar
een kleinigheid als een grootigheid werd
opgevat, schreven we vorig maal. Een klei
nigheid is op zich zelf dc gapschc vlag-
genkwesHo, gevezen naar aanleiding van
een door de regeering op eigen risico uit
gevaardigde vei ordening, waarbij de oude
Duitaehe kleuren builen Europa en aan
consulaten enz. als handclsvlag werden
toegelaten, hetgeen weinig meer was dan
een zich aanpassen bij dc werkelijkheid.
Vergeten was evenwel de indruk, die deze
verordening in }t binnenland moest maken
koren op den molen der monarchistendc
roodc lap van een stier voor de republi
keinen. Instinctmatig voelden de laalsten
zich in gevaar gebvacht en het regende
moties van afkeuring tegen den rijkskan
selier, die bij zijn verdediging al. zeer
zwak was en weinig overtuigend. Luther
was niet te redden en de democraten, nog
wel regeringspartij, voltrokken zijn dood
svonnis.'
Een zeer troebele toestand is op dit von-
LUTHER.
nis gevolgd. De partijen, waarop een meer
derheid gevormd was, willen wel de regee
ring voortzetten, maar zijn zij in staat een
geschikt leider te vinden 1 Gessier lijkt als
zoodanig niet de aangewezen figuur, per
sona non grata als hij i» bij sociaal-demo
craten cn1 uiterst links en rechts, zoodat
hij alle oppositie wel eens tesamen zou
kunnen voeren. Veel hangt af van het Cen
trum, dat als altijd op dc wip zit. Dat het
gevoel van gevaar der republikeinen niet
misplaatst was, blijkt uit dc ontdekte
Putsch-plannen der Volkisehen, waarom
trent nog niet volledige openbaarheid is
gegeven. Een uitgebreid complot was ech
ter op touw gezet van ongetwijfeld vev-
strokkenden eind-invloed.
Tot slot de revolutie in Polen, het pas
herstelde rijk, dat zicli zelf gelijk blijft.
Daar is tegen een zich gevormd hebbende
rcgeormg-Witos, een kabinet van rechhsche
structuur, een militaire staatsgreep ge
richt, geleid door maarschalk Pilsudski,
die suoces schijnt to hebben, alhoewel liet
nog moeilijk is een juist oordeel te vor
men. Slaagt de vroegere president, dan
zal Polen wel aan dictatuur worden onder
worpen
Naar boven met den spoor van den
Mont-BIanc.
Wanneer je 's morgen9 om vier uur
slap gaat en reeds om acht concludeert, dat
Je tocht waarschijnlijk in 't water moet
vallen, dank zg de P. L. M.„ als gebruikelijk
weer eens een uurtje te laat. dan kun je
de pret wel op. In die genoeglijke stemming
stonden we op het perron van Le-Fayet,
toen <le „erémaillère" (landradspoor) van
den Ment Blanc al vertrokken, hierdoor
vrjjwel de kans verkeken was de excursie
naar den Koning der bergen te kunnen
ondernemen.
Toch maar even informeeren bij het
station van de bergspoor. Dit keer diendo
ons het geluk. Wij liepen regelrecht in de
armen van den gedelegeerde van de Sp.
Mi.'., die ons binnensmokkelde in een exta-
tvcin, gereserveerd voor eer. feestvierende
muziek: vree ui ging.
Zoo zitten we dan, als haringen 'gepakt
in een ton, tussehen e;n luidruchtige maar
gemoedelijke troep Savooiaards. Ze prutte
len wel even over die onverwachte ver
meerdering van het gezelschap, waar hun
ongenoode gasten op 't dak werden ge
schoven, maai' dit protest was meer gericht
tegen de directie van de spoor dan tegen
ons. Hoffelijk als echte Franschen dwongen
zo ons een zitplaats op, hoewel zeker do
helft van de troep zich met een staan
plaats moest vergenoegen. „Elen dame staan,
jamais do la vie" en mijn grijze haren
blijken ditmaal een voordeel, waardoor ook
mij een zitplaats ten deel valt. Al spoedig
do gewone vraag: waar vandaan? Dit Genève.
Ah, „Jhoenevra". Maar jullie bent tocb geen
Zwitsers? Neen, Hollanders. Zoo, due
„Angleef. Neen, des Tlolknidais. Nu ja, dat
is toch hetzelfde! .Wanneer men geen
Franschman. Italiaan of Zwitser is, noch
Boehev Macaque (Zuid-Amerikaan), wat blijft
er dan over behalve een Engelschman? 't Is
voor hen een uitgemaakte zaak, we zijn
„Anglee".
Langzaam gaat. het tegen de beboschte
helling van den Prarion op, terwijl het kleine
kojfiemolentje, nijdig puffend, telkens met
een schok van achteren den wagen opduwt.
In do diepte verzinkt het stadje J.e-Fayet,
terwijl staag met ons oprijst het gebergte
aan den overkant van het Arvedal. Opont
houd te St. Gei'vais, waar het mogelijk
blijkt nog een paar feestgangers in te
laden. Aardig, dat in "t groen verscholen
badplaatsje. Je komt in do verleiding uit
te stappen, om er te blijven, 't Ideaal Luft-
kuiort op ruim 700 Meter. In het dal be
neden was het ondraaglijk warm, hier wordt
't reeds iets frisscher. Opnieuw bet bosch
in, forsche dennen meestj minder loofhout.
In geheele lengte te overzien duikt op de
vallec- de Montjoie. Passender naam niet
denkbaar. Waarlijk een vreugde voor 't
gemoed, dit Arcadisch landschap met flu-
weelige weiden, donkere wouden, vriende
lijke dorpjes en onstuimige beken en water
vallen. Als afsluiting de stoere kegel van
den Mont Joli, de glacier van 'Pré-la Této
en de Bonhomme aan de Haliaansclie grens.
Ruwer wordt de omgeving, de bodem meer
bedekt met steenen en rotsblokken, de oude
dennen hooger, statiger de lorken. .Van het
voetpad naast da lijn weinig meer over,
dat aanspraak kan maken op de benaming
„weg'-. Midden 'ia het bosch een baltc,
Motivon, een kampement, lijkt wel een neger-
dorp. 't Krioelt van maakte bruine kereltjes
in volledig paradijscostuum en van oudere
jongens, gekleed a la. mode du Congo, in
Zwembroekjes van uiterst bescheiden af
meting. Juichend holt de bende een eindje
mee met het omhoog sukkelend treintje,
onderwijl ruilhandel met ons drijvend in
tartiues en bloemen. Het kamp der pad
vinders alweer voorbij, 't Bosch wordt
minder dicht en opééne, verblindend in de
felle zon, het ijs, de geweldige glacier van
Bieiime-'-cy. In den wagea één kreet van
bewondering. Col de Yoza," een kwartier
stoppen bij het restaurant Een ware ver
ademing in de frissche hooge lucht, als je
uil do overvulde benauwde wagen stapt.
Het landschap is nu geheel veranderd, de
streek wordt kaler. In de weiden veel grijze
plekken van steenen. niet meer gelig,'rood
en groenig, zooals in do prae-Alpen. Hier
domineert het grijs, glinsterend graniet, het
hart van het óergebergte. Vóór ons in de
diepte ontwaren we het dal van Charaonix,
laag en smal, aan de ééne zijde de donkere
Brévent en de Aiguillea Rouges, aan den
anderen kant ue'scherp getande, sneeuw-
bedekte naalden en do ijsbergen van het
massief van den Mont-Blauc.
En voilure, schreeuwt de conducteur, die
tevens dienst doet als explicateur. Een
groene heuvel dringt zich tussehen ons en
do gletschers, beneemt het uitzicht, maar
dra ligt hij al beneden ons, zijn wij bij
de halte Bellevue, het allermooiste punt
var. het gehecle traject. Hier aanschouwen
wa voor het eerst het hooggebergte in volle
pracht, een gropt gedeelte van de eigenlijke
groep vau den Mout-Blano. Op den voor
grond heerlijke weiden met een ondenkbare
massa in rood, in blauw, in geel. Merkwaar
dig contrast in kleuren, '1 felle blauw van
do lucht, 't schitterend wit van sneeuw en
ija tegen het sappig groen van de bonte
weiden. Ondanks dio tegenstellingen toch
een schilderij van volkomen harmonie, zon
der de minste wanklank.
Nu begint het steilst?, gedeelte van den
weg, krijgt de locomotief het zwaar te
verantwoorden. Hortend, stc.otend worstelt
ze tegen den Mont Lachat op. Knarsend,
da landen stevig in den middenrail bijtend,
voetje voor voetje, gaat het langs den rots
muur, vlak naast den afgrond. De hitte wordt
weer ondraaglijk, van alle kanten weerkaat
sen de rotsen en het ijs do zonnestralen.
Da laatste dwergachtig© larixen zijn ver
dwenen, hier alleen nog myriilles (bosch
bessen) en hardgroene rhododendrons met
leerachtige bladexen en roode bloemen. Nog
een draai en een zwarte spelonk slokt on1-
op. Een minuut van absolute duisternis, een
weldadige koelte en dan plota een poort,
stalend van licht. Zoo uit de tunnel etaan
wo pal voor den glacier, een reusachtige
bevroren waterval. We zijn in een gloeiende
kloof, geheel ingesloten door rots en
ijs, seracs, scherpgetande dreigende naalden
in oneindige rijen als liet gebit van een voor-
v eveldlijk monster.
Ruim 2600 Meter. Ditmaal zegen ik de
tandradbaan, (waarover ik anders slecht te
spreken ben), die het mogelijk maakt, dat
ook met-getrainde en oudere menschen eens
een flink eind op den lioogsten berg van
Europa kunnen komen. Ter opluistering heb
je zoo'n leelrjk, met zijn rook de atmosfeer
verpestend produet van het menschel ijk ver
nuft hier anders niet noodig.
Ka begint het tweede, liet meest inte
ressante, maai' tevens het zwaarste nummer
van het programma. Rugzakken, kijker, veld-
flesschen, stokken worden opgevisclit uit
'"t bagagenet. „Gran Lhui," een onzer gast-
heeren tegen wil en dank, helpt optuigen.
„Pii-o" tracht ons een fleschje druivensap,
waarvan het gezelschap rijkelijk voorzien
is, op te dringen. Ei- op uit te gaan alleen
met koude thee vindt nrj bedenkelijk. Een
aluminium fleechje, gevuld met cognac, op
gediept uit een zijtasch van den rugzak,
stelt hem gerust. 'Tc-gen de bergziekte zijn
ave dus niet heelemaal weerloos. Nog een
stevige hand van „la Djanna/', van „Lnodo"
(Claudius) en van enkele andere nieuwe
intimi, een hartelijk „bon voyage" en „au
revoir" en dan op marsch. Nu geen ge
makkelijk treintje met forsche tanden, onze
eigen onderdanen, en de spijkers moeten
tJians den arbeid overnemen. Een smal,
steenig wegje, ten z.g. muildierpad naast
den gktscher. Steeds zig-zag gaat 't om
boog. Een lange weg, eindeloos, na de
eene buiging stcsds weer een andere, en
als jo denkt op vlakker terrein t? komen,
begint weer een nieuwe helling. Maar ten
slotte toch op een terras, waar de weg
vlakker schijnt. We zijn thans in de abso
lute eenzaamheid, in volkomen stilt?, slechts
een enkelen keer even onderbroken door
oen dof gerommel van de lawines verderop,
smelt, het sein: weest op uw hoede. Hier,
b(j het rijk der eeuwige sneeuw, nog alleen
enkele bloemen. Witte kleine ranuncels,
blauwe Alpenviooltjes, roode saxifraga's en
soldanellen, reeds uitgebloeide crocussen en
zilverachtige moeren. Het edelweiss behoef
je hier niet te zoeken. Daarvoor moet je
steiler, moeilijker te genaken plaatsen z'pn.
Esa zeldzame vlinder en een paar bijen
is al wat het dierenrijk vertegenwoordigt
We schieten op, hebben de HOOG Meter
gehaald, 't la verrukkelijk koel op- deze
hoogte, liet loopen wordt minder inspannend.
Het schijnt of alle vermoeidheid afgeschud
is. In de verte iets. dat wel ons einddoel,
het hcitel-réfuge van de Téte-Rousse kan
zijn, een kwartier, hoogstens een twintig
minuten nog. Maar bet wandelt met om
mee, blijft steeds op gelijken atstand, wijkt
achteruit. Dat werkt ontmoedigend, en met
de snocuw, die meer en meer den weg be-
dekt, koert ook do vermoeidheid terug
„Hoever zal 't nog wel zijn?" Maar geen
mijlpaal, geen sterveling onr die vraag Ie
beantwoorden. Gelukkig, in de verte een
pa ai1 zwart stippen, die naderen, toeristen.
Die zullen we hier opwachten, een voor
wendsel om te kunnen uitblazen. Daar
tegen die rots, dat is toch 't reluge? Neen,
dat kunt ri van hieruit niet zien. Ligt achter
de rots, nog een 150 M. hooger. Als u stevig
doorstapt', kunt u er in drie kwartier zijn.
't Laatste stuk, over den glacier, valt niet
mee. Weinig sneeuw meer, erg glad.
Niet bemoedigend evenmin als de verdere
mededeeling, dat we niet op logies mogen
rekenen, waar alles gereserveerd is voor
een karavaan met een paar gidsen, die van
daar uit 's nachts naar den top willen.
In het gezicht van het beloofde land,
maar, evenals indertijd de groote proteel
van Israel, zal het ons niet vergund zijn
het te betreden. Geen tijd meer voor het
resleerend stuk van den weg, heen en terug
voor het middagmaal en voor voldoend»
rust in 't hotel, daar wij nu ons plan de
campagne moeten wijzigen, zorgen in elk
era] den laalsten trein onder aan
den gletachei' te pakken. Als 't niet
lukt, wordt het logeeren onder dt
groene deken, die hier wel eens wit koï
zijn. Dus terug. Wat hadden we ons een
illusie gemaakt den geheelcn dag daar
boven te blijven, een nacht in die geheim?
zinnige wereld, met de stille hoop den vol
genden morgen, goed uitgerust, nog een
kléin beetje hooger te komen. Den top te
hereiken, 1600 M. hooger nog dan liet hotel,
wqs in alle geval een onmogelijkheid. Om
je voet pp den top van den Mont-BIanc te
kunnen zetten, moet je jong, krachtig en
geoefend zijn.
Toch beschouwen wc onzen tocht niet ais
mislukt, vinden onze inspanning ruim be
loond door alles, wat we reeds gezien heb
ben, door het immens panorama, dat wjj
genieten van af de plaats, waarop ons r?
toegeroepen: lot hiertoe en niet verder. Al
de hooge toppen van Savooie, nu. slechts
heuvels, de glaciers van Tricot, du Miage,
v*n Tré-la'fcte, heel in de verte hot Lénian
en het land der Helveliirs, liggend in roer
loosheid voor ons.
Het kost moeite, maar het moet, dus ha
len wij den laalsten trein. Nauwclijk? ge
zelen, dommelen we in. Ondanks hard»
banken en een zeer ongemakkelijke hou
ding, slapen we don slaap des reclilvaar-
digen lot aan 't eindstation de conducteur
ons wekt. Het programma blijkt nog. niet
afgewerkt, want van hooger hand is" be
sloten, dat we nog' Kurhaus en badclablis-
sement moeten bezichtigen.
Eerst een glas ijskoud bier, water des
noods. smeek ik. we vergaan van dorst.
Straks, zegt de vriendelijke mentor, i"
hol brongebouw zal men u wel iets otfree-
ren. En dat gebeurde dan ook. Aan hel
buffet, welks installatie op bcdrieglijke
wijze bierkranen imiteerde, werden we ont
haald op bronwater: lauw water, warm wa
ter en beet water, elk inet een zeer apan
apotliekerssmaakje. Vrij wat gezonder d-r®
koud bier, wanneer men zoo verhit is. vcr'
kondigt wijsgeerig de zorgzame geleider.
Over deze badinrichting, over het be
koorlijke SI'. Gen-ais en over hel niet min-'
der bekoorlijk dal van Montjoie een ander,
maal. -
Geneve, Jlpril 1926.
iV Dr. KLAU9-
2_i