De Markies v. Bardelys No. 20268. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 10 April Derde Blad. Anno 1926. EERSTE KAMER. Prov. Staten v. Zuid-Holland. Buitenl. Weekoverzicht. BERUJNSCHE BRIEVEN. FEUILLETON. (Vervolg van gisteren). De heer BLOMJOUS (R.-K.) betreurt het heengaan van het Kabinet-Colijn en kan slechts hopen, dat het financieel werk van Colijn niet ongedaan wordt gemaakt. Spr. betreurt ook, dat aan het parlementaire stelsel zooveel nadeel is gedaan. Overigens gaat spr. verschillende phasen van de cri sis na. Verder verheugt hij zich over het mislukken der samenwerking van Katho lieken en socialisten Spr. houdt zijn stand punt van het vorig jaar vast dat een andere samenwerking dab die der coalitie onge- wenscht is. De Minister van Financiën, de heer. DE GEER, dank't voor de welwillendheid en de vriendelijke critiek. Het debat ging groo- tendcels over de Regeering been en spr. kan dus kort zijn Over de formatie-Limburg kan spr. niets meer meedcelen Op de punten van het re- geeringsprogTam zal hij ook niet ingaan; over het huwelijksgoederenTecht is in hoofd stuk IV iets gezegd, men maakt het rap port der commissie Limburg af. Wat de vraag van den heer Mendels be treffende de slotpassage van de regeerings- verklaring betreft, sluit hij zich aan «Ij de interruptie van den heer De Gijselaar. Het andere puntje van de .waarschu wing" die de Eerste Kamer aan het Kabi net zou moeten geven, is niet diepzinnig. Feitelijk was het een beleefdheidje n.l. dat de Eerste Kamer heeft te toetsen of het Kabinet wel overeenkomstig de politieke constellatie is. Meer niek De heer Anema vreest dat politieke fi* guren in dit Kabinet in moeilijkheden kun nen geraken. Die kritiek speciaal tegen de heeren v. d. Vegte en Donner acht spr. on gerechtvaardigd. Bij allerlei formaties zijn antirevolutionairen uitgenoodigd zitting te nemen, maar zij bedankten om persoon lijke redenen. Niemand bedankte om prin- cipieele redenen, en het is dus niet billijk de tegenwoordige titularissen iets te ver wijten, die ook over vele bezwaren hadden heen te stappen. Deze ministers moeten principieel blijven, zegt de heer Anema, als zij een keuze moeten doen. Dat zal toch moeten zijn om 's lands belang te die nen, en de heer Anema mag daarover du3 zeer verheugd zijn, dat er geen anderen zijn geroepen voor deze functies. Het verwijt tot spr. dat geen politieke figuren in dit Kabinet zitting moesten heb ben, aanvaardt spr., omdat het uit zuive ren bron komt. Hij begrijpt het maar hij heeft uiteengezet dat hij ten slotte over tal van bezwaren is heengestapt. Spr. erkent niet dat d-e Bioscoopwet een part'nkenraerkendo wet is. Maar bovendien is ze vóór de crisis aangenomen. Intrekking is niet overeenkomstig de bepaling dat <?e zaken blijven in den toestand waar zij in waren. Het ontwerp bij de Eerste Ka mer laten liggen, is ook niet onpartijdig, omdat het feitelijk de politieke Kamer is gepasseerd. Als de wet hier was afgedaan maar niet afgekondigd, zou men dan ook ,"ultstél willen Spr. denkt van niet. Bo« vendien kan de wet niet blijven liggen om. dat zij termijnen bevat die verloopen zou den. Dit alles toont aan dat niet-behande- len achteruitstelling beteekent. Als de rood-Roomsche combinatie tot stand was gekomen zou deze wet stellig zijn behan deld. liet is dus overeenkomstig de Tegee- ïingsverklaring dab deze wet de Eerste Kamer passeert. De Bioscoopcommissie was algemeen van oordeel, dat de keuring voor de volwasse nen moest worden opgenomen Het is 'bo vendien geen strijd van levensbeschouwin gen en spr. licht nog eens uitvoerig toe, dat het overdreven is van politieke tegenstel lingen te spreken bij deze wet. De eind- temming betrof een ontwerp dat vrijwel onveranderd was. Een antithetisch punt zit cr niet in. De gemeentelijke nakeuring is niet vol gens het rapport der commissie, maar spr. komt er tegen op, dat dit oen antithetisch punt is. Ten slotte schetst spr. nog eens den aard Van het Kabinet, dat blijft staan op het- standpunt van de verklaring van 11 Maart. Dat het langzamerhand een coalitie-Kabi net zou willen worden, ontkent spr. ten stelligsteevenmin als het de bedoeling is de coalitie voor goed het leven onmogelijk to maken. De heer RINK (V.-B.) betoogt dat de verdediging van den Minister niet weg neemt dat de stemming over de Bioscoop wet een partijstemming was De Minister heeft de onderdeelen afzonderlijk beimn- deld, waar het juist de cumulatie van die onderdeelen is geweest, die tot de stem ming leidde. De MINISTER zegt, dat hij dit punt rijp heeft overwogen en dat hij dus geen aanleiding vindt weer te gaan overwegen. Een toezegging zonder zin doet hij niet» De vergadering wordt gesloten. (Vervolg van gisteren). In plaats van den heer Schaper werd tot lid der vvegencornmissie benoemd de heer W. Drees (S.-D.) Nadat de heer VAN VOORST TOT VOORST (R.-K.) namens de commissie had geadviseerd tot aanneming van het voorstel betreffende de weder droogma king van den polder Broekvelden en Vet- tenbroek en de heer v SAND1CK (V.-B.) had opgemerkt, dat dit voorstel niet prae- judicieert op het verdere groote plan, sprak de voorzitter woorden van dank voor de toezegging van 1/3 der kosten door den vroegeren min. van Financiën, jhr. De Geer, aan Rijnland voor de spoedige hulp, eu aan de ambtenaren der- provincie, in het bijzondor aan den hoofdingenieur van den Prov. Waterstaat en den heer Bloem bergen- Het voorstel werd z.h.s. aangenomen. Bij het voorstel betreffende subsidiee- ring van de Vereeniging Dc Hollandsche Molen, merkte de heer DE JONG SAA- KES op, dat hij dit voorstel in strijd acht met de productie. Alleen door mechanische kracht kan het water op voldoende peil worden gehouden. De windmolen is daar toe niet in staat. De heer VAANDRAGER merkte op, hoe dezo vereeniging vroeger ontactisch en on- practisch is te werk gegaan. Spr. meende dat de Staten niet goed zouden doen, om in dezen vorm als voorgesteld de zijde der vereeniging te kiezen, hoewel tepr. niet een tegenstander is van het stroven der vereeniging. Ook is spr. er tegeD, dat de provincie zich dc zaak der vereeniging wil gaan aan trekken, omdat het hier meer een locaal dan een provinciaal belang betreft, waar volgens spr. het behoud der molens hoofd zakelijk is een bekoring van de Amerikaan, echo toeristen. Spr. is voorts van meenrng, dat de Sta ten door aanneming van het voorstel een open deur zullen intrappen. Het subsidie beschouwt spr. als wegge worpen geld, want Haarlem heeft reeds volledige gegevens en spr. is er van over tuigd, dat men van deze gegevens gebruik zal mogen maken. Spr. zal tegen het voor stel stemmen. De heer njr. HOVY (A.-R.) merkte op, dat, wanneer men de vereeniging steunt bij haar onderzoek, men dan iemand steunt, die zelf partij is bij de zaak. Ook apr acht het voorgestelde Bubsidie weggegooid geld, wanneer de Staten het verleonen. De heer CRENA DE IONGH (V.-B.) achtte de tegen het voorstel ingebrachte bezwaren illusoir. Het betreft hier slechts een geldelijke bijdrage voor een onderzoek, of het moge lijk is de windmolens te behouden met be hulp van mechanische bemaling. We moe ten voorkomen, dat onnoodig dc moleos verdwijnen. De heer ir. VAN SANDICK (V.-B.) merkte op, dat omtrent het rendement van windmolens niets met zekerheid is te zeg gen. Dit is belachelijk, waar we reeds zoo lang windmolens hebben. Een onderzoek is dan ook zeker gewenscht. Door het voorstel wordt niets gezegd omtrent het al dan niet behouden der windmolens. De heer VON FISENNE (R.-K.), lid van Ged. Staten achtte de opmerkingen van den heer De Jong Saakes, dat alleen de mechanische bemaling in staat is, den wa terstand te beteugelen, niet juist. Wat de in Noord-Holland aanwezige ge gevens betreft, ook de hoofdingenieur acht deze zeer belangrijk, maar toch is het on derzoek, waarover het thans gaat, noodig, om de reeds beschikbare gegevens te com- pleteeren. Met deze zaak wordt een twee ledig doel beoogd - le de polders te helpen aan een goede bemaling, en 2e de schoon heid van het land zooveel mogelijk intact te houden. Het voorstal van Ged. Staten werd aan genomen met 44 tegen 23 stemmen. Z.h.s. werd daarna aangenomen het voor- stel betreffende pens onneenng van mr. Limburg. Aangenomen werden eveneens het voor stel betreffende subsidie aan de gemeente Noordwiikerhout, het voorstel tot aankoop van een perceel nabi.i de Gouwsluis onder Alphen aan den Rijn en het voorstel tot verkoop van provincialen grond te Leiden Nadat nog kort. was gediscussieerd over het veer Puttershoek—Groote Lindt, werd de zitting gesleten. Uit de lauden der dictatuur Behalve in Italië weinig voorspoed De Engclsche mijncrisis. Nog altijd schijnt er rusl le heerschen in de algemeene politiek. Met opzet zeggen we schijnt, want wie zegt, wat er achter ge sloten deuren in alle stille wordl afgedaan? Waar evenwel daarover ligl gespreid de sluier der geheimzinnigheid, zullen we ook ditmaal liever nog eens den blik richten naar diverse „landelijke" aangelegenheden; zij het zeer ruim opgevat. Allereerst willen wij dan zien naar Italië, waar voor de derde maal een moordaanslag is gepleegd op „el duce". Officieel is het tenminste de derde maal, doch daarbij is dan gerekend de nog altijd vrij duistere affaire met dat machine-geweer en wat daarmee annex is. Onnoodig is overigens te zeggen, dat de aanslag slechts felle afkeu ring verdient. Met een revolver wordt nooit iets ten goede beslecht geweld heeft ma ling aan recht en gerechtigheid. De afkeuring over deze daad kan in dit geval echter getemperd, daar niet politiek of iets dergelijks de drijfveer was. 't Was een geesteskranke vrouw, die het wapen hanteerde, die opgeborgen dient te worden, zij het dan niet in een gevangenis of ver beterhuis, wat synoniem behoorde te zijn, doch het nu eenmaal allesbehalve is. BENITO MUSSOLINL Gelukkig heeft deze Engelsche verdwaasde geen doel getroffen. De kogel raakte slechts Mussolini's neusvleugels; een treffer dus zonder gevolg. De orkaan van sympathie die zich uit de fascistische kringen baan brak, was niettemin meer dan geweldig en met grooten VTeeze raag men zich afvragen, gezwegen van de gevolgen voor Italië's in wendige politiek, wat er wel gebeurd zou zijn, zoo de kogel eens een paar centimeiers anders ware gericht geweest Dan zou een moordpartij op groote schaal niet te vermijden zijn geweest, een vernieling als sinds de Fransche revolutie niet meer ge zien. hoewel de communistische ifiacbls- greep in Rusland niel vergeten worden mag! Nu Mussolini alleen maar bij den neus is genomen, kon men de hartstochten al niet geheel beteugelen. „El duce" heeft zich moedig gedragen en is zijn reis naar Tripolis aangevangen. Een reis, die sterk de aandacht trekt in het bui tenland; vooral daar. waar gevreesd wordt voor llaliaansche expansie-zucht en oud- Romcinsche imperialistische neigingen. De officieele geruststelling in dezen zal te min der baat geven, waar Mussolini zelf bij zijn vertrek nieuw voedsel gaf aan die vrees door zijn maritieme ontboezemingen Gaat het met de dictatuur in llalië in 't algemeen zoo kwaad niet. datzelfde kan niet worden gezegd, waar men Mussolini heeft nagevolgd. Op zich zelf niel zoo bij zonder. 't gaat vaker zoo in de wereld en op allerlei gebied. In Spanje b v. lukt het Primo di Rivera maar heel matig zijn voorganger's lessen op te volgen. Vooruitgang vermag deze ge neraal niet le brengen, noch in 't land zelf, noch in Marokko, waar als het ware een rebus is op le lossen- is er nu werkelijk kans op vrede, ja dan neen? Hoewel men het op allerlei manier tracht weg le doeze len. lijkt het ons. dat Spanjaarden en Fran- schen meer naar een vrede verlangen dan Abde! Krim doet. Marokko is voor Spanje een kerkhof, voor Frankrijk financieel een ruïne. Sommen worden er verslonden en Marianne heeft die niet le missen. Welis waar heeft Péret met kunst- en vliegwerk de begrooting sluitend gemaakt, doch iedere kleine schommeling doet de balans weer overslaan naar tekorten en bovendien drei gen nieuwe financieele gevaren Churchill, do Engclsche schai.kist-bewaarder. heeft een nieuwe aanmaning naar Parijs gezonden om nu toch eindelijk eens le betalen en ook Amerika wordt ongeduldig. Als daarvoor als eenig redmiddel mooi dienen de instelling van een beroep op het nationale geweien, door n.l. gelegenheid te openen voor het storten van giften in een soort sehulden- belaJings-kas, dan zal er van belaling nog wel niet veel komen. Hoewel het oogenblik. dat dit geschieden moet, al nader komt. Briand heeft inlusschen een hem zwaar liggende last uit zijn jongste ministerie zien heengaan. Malvy„ de zoo hevig beslredene, is uitgetreden als minister van binncnland- schc zaken. Vermoedelijk zal hij wel een campagne openen voor officieel eerherstel, hegeen de noodige beroering zal brengen. Wanneer geroerd wordl in den modderpoel der oorlogsche politiek, nu, dan stijgen wei nig frissche geuren op. Maar keeren we nog even terug tot ons punt van uilgang: de dictatuur. Als Dritte im Bunde hebben wc den Griekschen poten taat Pangalos, die zich zelf tot president aan het bombardeeren is. De oppositie in Oud- Hellas mist een leider, anders... Of zou de uit Zuid-Slavië gevluchte generaal PlasLiras dat kunnen worden? Pangalos zelf acht het blijkbaar niet onmogelijk, ge let op de premie, op de ontdekking van Plastiras' verblijfplaats gesteld Uit het Oosten. sovjet-Rusland, de legen- hanger immers de dictatuur van het prole tariaat, luiden de berichten eveneens on gunstig. Onderlinge verdeeldheid, verzet zij het lijdelijk, tegen tal van maatregelen, door de sovjets getroffen, een niel-kunnen op bouwen nu de afbraak voltooid heet. Uitgezonderd in Italië, floreert het ner gens met de dictatuur! Niet eindigen willen we, voor nog even aandacht le hebben gevraagd voor de mijn- crisis in Engeland. Veel verandering is er niet. Weliswaar laat het zich aanzien, dat de eerste voorpostengevechten lusschen beide parlijen een compromis zullen be moeilijken. doch al te veel reden tot pessi misme zien we daarin nog niet. Mocbl toch verwacht worden, dat zoo gemakkelijk de groote botsing zou zijn le vermijden? Hoofd zaak is, dat de parlijen de deur open laten voor verdere besprekingen en dat zullen zij o.i. mede gelet op de verantwoordelijkheid, die zij dragen, wel doen. Alleen: de fatale RECLAME. 1031 datum 1 Mei nadert meer en meer. Of d* regeering echter voet bij stuk zal houden inzake stopzetting van den steun? Gelet op de veel grootere koslen, zoo het tot staking of uitsluiting komt. lijkt ons dat nog zoo zeker niet. Hoewel het hoc men het ook draait of keert, lapwerk zou blijven Naklanken van Genève. De „volkswensch". Dl „Platz der Repnblik". De heer de Margerie. Jolly, de hongerkunstenaar. Arme millionaires Berlijn, einde Maart. Zoo zijn wij dus in den Volkenbond nog niet opgenomen. Nu, wanneer men de tee- dere uiteenzettingen in Genève als buiten staander beluisterde en ontleedde, dan kwam men wel lot de overtuiging, dat het nu niel bepaald bovenmatig gemoedelijk en behagelijk op dit gezellige samenzijn ten behoeve van den wereldvrede toeging. Niet temin weet ieder verstandig mensch in Duilschland, dat het tot ons programma bc- hooren moet, een aannemelijken weg to vinden, welke het ons mogelijk maakt, ten slotte toch nog onze plaats in dit internatio naal parlement van leidende staatslieden in le nemen. Men kan zolfs niet zeggen, dat die Duit- sche groepen, welke er sedert jaren trotsch op gaan. zich „tegenstanders van den Vol kenbond" te noemen, zich over het tumult en de catastrophe van deze nieuwe wereld- centrale op Zwitserschen bodem bijzonder verheugd getoond hebben. Weliswaar werden er, toen de berichten uit Genève binnenkwamen, dreunende phra ses gelanceerd. „Zie je nu wel", riepen onze nationalis ten. „wij hebben het immers altijd gezegd: den Gcneefschen Bond ontbreekt het in zijn titel aan twee woorden, hij had eigenlijk ..Volkenbond tegen Duilschland" moeten heeten; zoolang hij in overeenstemming met dezen meer juisten titel werkzaam was, functionneerde hij ook zeer goed; maar op het oogenblik. waarop hij zijn oorspronke lijke heslemming verloochenen wilde cn mei Duilschland wou samenwerken, ontstond er een noodlottige verwarring". Zoo spraken zij Zoo kon men het in allerlei variaties in de nationalistische pers lezen. Doch toen Rijkskanselier Lulher en de Rijksminister van Builenlandsche Zaken Slresemann naar Berlijn terugkeerden, werd voor hen geenszins een brandstapel aange stoken. maar de overweldigende meerder heid van den Rijksdag billijkte bun politiek en verstandige houding, en ook zij. die tegen het votum van vertrouwen stemden, zijn nu in den grond van hun hart blij. dat de lendenz van vreedzame overeenstemming .Naar het En gelsc.h van RAFAêL SABATIM. 23) Van mijn verhoor zou it niet veel vertel len zoo het niet noodig was in bijzonderhe den te treden om mijn geschiedenis begrij pelijk te maken. Nu zelts na verloop van jaren, kan ik mij nog woedend maken als ik bedenk wat die heeren, in naam des ko- niogs nog wel van een rechtzaak maakten. Het verhoor werd geleid door den groot zegelbewaarder, een mager, verwelkt indi vidu met een gelaal even sul en droog al3 'de perkamenten waarmee hij zijn leven had doorgebracht. Hij werd bijgestaan door zes rechters; aan zijn rechterzijde zat de zaak gelastigde des konings, mijnheer de Chatel- lerauil zijn gekneusd gelaat getuigde nog van onze ontmoeting die eerst den vorigen dag had plaats gehad. Toen mijn naam en woonplaats werden gevraagd, bracht mijn antwoord eenige op schudding teweeg. ..II; hen Marcel de St. Pol, markies Bar delys, Bardelys in Picardio". De president dat wil zeggen de groot zegelbewaarder keek Chatellerault vra gend aan Deze deed niet meer dan glim lachen, wiizpnde op een papier dal op tafel •ag en waarop iels geschreven stond. De President knikte. "mv'nliec.r de Lespéron", zei hij, „de rechtbank is misschien niel in staat te on derscheiden ol deze verklaring een opzette lijke poging is het gerechlshof op een dwaal spoor te brengen of een gevolg van uw smart of als een bezoeking van God voor uw verraad, waardoor ge het slachtoffer zijt van een betreurenswaardige hallu cinatie (waanvoorstelling). Maar de recht bank wenschl u le overtuigen dat uw iden titeit voldoende bewezen is. De papieren welke in uw zakken gevonden werden tijdens uw arreslalie, benevens andere be wijzen, nemen allen twijfel daaromtrent weg. Daarom verzoeken wij u in uw eigen belang deze valsche getuigenis te laten va ren indien ge tenminste bij uw versland zijt. Uw eenige hoop uw leven te redden be staat in het naar waarheid beantwoorden van onze vragen en zelfs dan is onze hoop zeer gering". Hij zweeg. De andere rechters knikten als een verstandige beaming van de woorden van hun president. Ik voor mij zweeg; ik begreep hoe weinig het baatte tegenwerpin gen te maken en ik wachtte de tweede vraag at. „Ge werd twee nachten geleden gearres teerd op het kasteel te Lavédan door een compagnie dragonders onder aanvoering van kapilein de Castelroux. Is dat zoo?" „Het is zoo", mijnheer". „En tijdens uw arre3lalie als René de Lespéron hebt ge die identiteit niel legen- gesproken; in tegendeel, toen mijnheer de Castelroux mijnheer de Lespéron riep, na derde u en erkende dat gij het waart". „Pardon, mijnheer. TVal ik erkende was, dal ik bekend slond onder dien naam". De president lachte boosaardig; zijn salel- lielen glimlachlen uit beleefdheid mee. „Zulk een onderscheiding is eigenaardig bij menschen wier geestvermogens eenigs- zins versloord zijn", zei hij. „Ik ben bang, dat het u niet veel helpen zal. Een mensch slaal gewoonlijk bekend onder zijn eigen naam nietwaar?" Ik gaf geen antwoord. „Zullen wij mijnheer de Castelroux roe pen om te bevestigen wat ik gezegd heb?" „Dal is niet noodig. Daar u toegeeft, dat ik gezegd kan hebben onder dien naam be kend le zijn maar weigert te erkennen, dal er onderscheid is iusschen die woorden en de beluiging, dat Lespéron mijn naam wer kelijk is. zou het nergens toe dienen den ka pilein hier te roepen". De president knikte, en hiermee was dit punt afgedaan en hij ging voort, zoo kalm, alsof er nooit over mijn identiteit gesproken was. „U wordt beschuldigd, mijnheer de Les péron, van hoogverraad in den heftigsten en kwaadaardigslen vorm. Ge wordt be schuldigd de wapens te hebben opgenomen tegen zijne majesteit. Hebt gs hieruit iets te zeggen?" „ïk heb te zeggen, dat het een leugen is, mijnheer, dat zijne majesteit geen getrou wer, geen liefhebbender onderdaan heeft dan mij". De president (rok de schouders op, een uitdrukking van verveling vertoonde zich op zijn gezicht. „Als ge hier zijt gekomen met geen ander doel dan de feiten, die ik noem tegen te spreken, vrees ik, dat het niets is dan tijd vermorsen", riep hij uit op heftigen loon. „Indien ge het wenscht kan ik mijnheer de Caslelroux laten ontbieden om onder eede te geiuigen, dat ge tijdens uw arrestatie geen bezwaren hebt gemaakt tegen de beschuldi ging welke tegen u werd uitgebracht". „Natuurlijk niet, mijnheer", riep ik uit, versloord over dit opzettelijk verzwijgen van belangrijke teilen' „oradal ik begreep, dat mijnheer de Caslelroux was opgedragen mij le arresleeren en niet mij te vonnissen. Mijnheer de Castelroux was officier en geen rechtbank, en dit of da! le hebben ontkend zou nergens toe dienen". „Ahal heel mooi bedacht, heel mooi, mijnheer de Lespéron, maar overtuigend is hel niet. Wij zullen voortgaan. U wordt be schuldigd (e hebben deelgenomen aan ver scheidene schermutselingen tegen de legers van maarschalk van Schomberg en La Force en ten Laalsle in de onmiddellijke na bijheid van monsieur de Montmorency in den 9lag bij Casleinandary. Wat hebt ge hierop te zeggen?" „Dat het alles onwaar is". „Toch stond uw naam op een lijsl welke gevonden werd bij de inbeslaggenomen hagage van mijnheer den hertog de Mont morency". „Neen, mijnheer", onlkende ik rondweg, „dat deed hij niet". „Zwijg!" riep hij razend uit. „Ik heb ge noeg van uw tegenspreken. U vergeet uw positie mijnheer „Ten minste niet minder dan u de uwe vergeet", riep ik op ruwen toon. De grootzegelbewaarder hijgde naar adem bij die woorden en zijn mede-rechters zaten verstoord onder elkaar te mompelen. Cha- lellerault zat nog steeds sarcastisch te glim lachen, maar sprak geen woord. „Heeren", riep ik uit, het woord lot hen allen richtende, „ik wou dat zijne majesteit hier was en zag hoe u een verhoor afneemt en zijn rechtbank onteerl. En gij, mijnheer de president, gij schendt de heiligheid van uw ambt door u tot woede te laten verlei den; dat is onvergetelijk in een rechter. Ik heb u met ronde woorden gezegd, dat ik niet hen René de Lespéron, van wiens mis- daden ge mij beschuldigt. En toch, niette genstaande mijn ontkennen waaraan geen waarde wordt gehecht ot dal wordt toege schreven aan een zwakke poging om mij te verdedigen of aan hallucinaties, gaat ge voort mij die misdaden toe te rekenen en wanneer ik uw beschuldigingen ontken, spreekt ge van bewijzen die alleen op een ander kunnen worden toegepast. Hoe kan de naam van Lespéron, die ge vonden werd onder de papieren van den hertog de Montmorency, mij doen beschul digen van verraad, terwijl ik u zeg dal ik René de Lespéron niet ben? Indien gij het geringste begrip hadt van uw plicht, heeren, dan zoudt ge mij eerder vragen le verkla ren hoe ik gehouden kon worden voor Les péron en gearresteerd in zijn piaals Dan zoudt ge kunnen onderzoeken ot mijn bewe ring juist kon wezenmaar procedcerer zooals gij doel dat is geen gerechtelijk on derzoek doen, maar vermoorden. Jusiilis wordt voorgesteld als een vrouw met ge blinddoekte oogen met een gelijke weeg schaal'in de hand; in uw handen, heeren, is zij geworden een slechte vrouw met een sluier in de hand". Chatelleraull3 cynische glimlach werd steeds breeder naarmate ik voortsprak c-n hitste den haat aan in de harten van die doorluchtige heeren. Do grootzegelbewaar der werd beurtelings wit en rood, en toen ik zweeg ontstond er een indrukwekker.da stille, die eenige oogenblikken duurde. i (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 9