De Markies v. Bardelys
No. 20268.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 10 April
Derde Blad. Anno 1926.
EERSTE KAMER.
Prov. Staten v. Zuid-Holland.
Buitenl. Weekoverzicht.
BERUJNSCHE BRIEVEN.
FEUILLETON.
(Vervolg van gisteren).
De heer BLOMJOUS (R.-K.) betreurt het
heengaan van het Kabinet-Colijn en kan
slechts hopen, dat het financieel werk van
Colijn niet ongedaan wordt gemaakt. Spr.
betreurt ook, dat aan het parlementaire
stelsel zooveel nadeel is gedaan. Overigens
gaat spr. verschillende phasen van de cri
sis na. Verder verheugt hij zich over het
mislukken der samenwerking van Katho
lieken en socialisten Spr. houdt zijn stand
punt van het vorig jaar vast dat een andere
samenwerking dab die der coalitie onge-
wenscht is.
De Minister van Financiën, de heer. DE
GEER, dank't voor de welwillendheid en de
vriendelijke critiek. Het debat ging groo-
tendcels over de Regeering been en spr.
kan dus kort zijn
Over de formatie-Limburg kan spr. niets
meer meedcelen Op de punten van het re-
geeringsprogTam zal hij ook niet ingaan;
over het huwelijksgoederenTecht is in hoofd
stuk IV iets gezegd, men maakt het rap
port der commissie Limburg af.
Wat de vraag van den heer Mendels be
treffende de slotpassage van de regeerings-
verklaring betreft, sluit hij zich aan «Ij
de interruptie van den heer De Gijselaar.
Het andere puntje van de .waarschu
wing" die de Eerste Kamer aan het Kabi
net zou moeten geven, is niet diepzinnig.
Feitelijk was het een beleefdheidje n.l. dat
de Eerste Kamer heeft te toetsen of het
Kabinet wel overeenkomstig de politieke
constellatie is. Meer niek
De heer Anema vreest dat politieke fi*
guren in dit Kabinet in moeilijkheden kun
nen geraken. Die kritiek speciaal tegen de
heeren v. d. Vegte en Donner acht spr. on
gerechtvaardigd. Bij allerlei formaties zijn
antirevolutionairen uitgenoodigd zitting te
nemen, maar zij bedankten om persoon
lijke redenen. Niemand bedankte om prin-
cipieele redenen, en het is dus niet billijk
de tegenwoordige titularissen iets te ver
wijten, die ook over vele bezwaren hadden
heen te stappen. Deze ministers moeten
principieel blijven, zegt de heer Anema,
als zij een keuze moeten doen. Dat zal
toch moeten zijn om 's lands belang te die
nen, en de heer Anema mag daarover du3
zeer verheugd zijn, dat er geen anderen
zijn geroepen voor deze functies.
Het verwijt tot spr. dat geen politieke
figuren in dit Kabinet zitting moesten heb
ben, aanvaardt spr., omdat het uit zuive
ren bron komt. Hij begrijpt het maar hij
heeft uiteengezet dat hij ten slotte over
tal van bezwaren is heengestapt.
Spr. erkent niet dat d-e Bioscoopwet een
part'nkenraerkendo wet is. Maar bovendien
is ze vóór de crisis aangenomen. Intrekking
is niet overeenkomstig de bepaling dat
<?e zaken blijven in den toestand waar zij
in waren. Het ontwerp bij de Eerste Ka
mer laten liggen, is ook niet onpartijdig,
omdat het feitelijk de politieke Kamer is
gepasseerd. Als de wet hier was afgedaan
maar niet afgekondigd, zou men dan ook
,"ultstél willen Spr. denkt van niet. Bo«
vendien kan de wet niet blijven liggen om.
dat zij termijnen bevat die verloopen zou
den. Dit alles toont aan dat niet-behande-
len achteruitstelling beteekent. Als de
rood-Roomsche combinatie tot stand was
gekomen zou deze wet stellig zijn behan
deld. liet is dus overeenkomstig de Tegee-
ïingsverklaring dab deze wet de Eerste
Kamer passeert.
De Bioscoopcommissie was algemeen van
oordeel, dat de keuring voor de volwasse
nen moest worden opgenomen Het is 'bo
vendien geen strijd van levensbeschouwin
gen en spr. licht nog eens uitvoerig toe, dat
het overdreven is van politieke tegenstel
lingen te spreken bij deze wet. De eind-
temming betrof een ontwerp dat vrijwel
onveranderd was. Een antithetisch punt zit
cr niet in.
De gemeentelijke nakeuring is niet vol
gens het rapport der commissie, maar spr.
komt er tegen op, dat dit oen antithetisch
punt is.
Ten slotte schetst spr. nog eens den aard
Van het Kabinet, dat blijft staan op het-
standpunt van de verklaring van 11 Maart.
Dat het langzamerhand een coalitie-Kabi
net zou willen worden, ontkent spr. ten
stelligsteevenmin als het de bedoeling is
de coalitie voor goed het leven onmogelijk
to maken.
De heer RINK (V.-B.) betoogt dat de
verdediging van den Minister niet weg
neemt dat de stemming over de Bioscoop
wet een partijstemming was De Minister
heeft de onderdeelen afzonderlijk beimn-
deld, waar het juist de cumulatie van die
onderdeelen is geweest, die tot de stem
ming leidde.
De MINISTER zegt, dat hij dit punt
rijp heeft overwogen en dat hij dus geen
aanleiding vindt weer te gaan overwegen.
Een toezegging zonder zin doet hij niet»
De vergadering wordt gesloten.
(Vervolg van gisteren).
In plaats van den heer Schaper werd
tot lid der vvegencornmissie benoemd de
heer W. Drees (S.-D.)
Nadat de heer VAN VOORST TOT
VOORST (R.-K.) namens de commissie
had geadviseerd tot aanneming van het
voorstel betreffende de weder droogma
king van den polder Broekvelden en Vet-
tenbroek en de heer v SAND1CK (V.-B.)
had opgemerkt, dat dit voorstel niet prae-
judicieert op het verdere groote plan, sprak
de voorzitter woorden van dank voor de
toezegging van 1/3 der kosten door den
vroegeren min. van Financiën, jhr. De
Geer, aan Rijnland voor de spoedige hulp,
eu aan de ambtenaren der- provincie, in
het bijzondor aan den hoofdingenieur van
den Prov. Waterstaat en den heer Bloem
bergen-
Het voorstel werd z.h.s. aangenomen.
Bij het voorstel betreffende subsidiee-
ring van de Vereeniging Dc Hollandsche
Molen, merkte de heer DE JONG SAA-
KES op, dat hij dit voorstel in strijd acht
met de productie. Alleen door mechanische
kracht kan het water op voldoende peil
worden gehouden. De windmolen is daar
toe niet in staat.
De heer VAANDRAGER merkte op, hoe
dezo vereeniging vroeger ontactisch en on-
practisch is te werk gegaan. Spr. meende
dat de Staten niet goed zouden doen, om
in dezen vorm als voorgesteld de zijde der
vereeniging te kiezen, hoewel tepr. niet
een tegenstander is van het stroven der
vereeniging.
Ook is spr. er tegeD, dat de provincie
zich dc zaak der vereeniging wil gaan aan
trekken, omdat het hier meer een locaal
dan een provinciaal belang betreft, waar
volgens spr. het behoud der molens hoofd
zakelijk is een bekoring van de Amerikaan,
echo toeristen.
Spr. is voorts van meenrng, dat de Sta
ten door aanneming van het voorstel een
open deur zullen intrappen.
Het subsidie beschouwt spr. als wegge
worpen geld, want Haarlem heeft reeds
volledige gegevens en spr. is er van over
tuigd, dat men van deze gegevens gebruik
zal mogen maken. Spr. zal tegen het voor
stel stemmen.
De heer njr. HOVY (A.-R.) merkte op,
dat, wanneer men de vereeniging steunt
bij haar onderzoek, men dan iemand
steunt, die zelf partij is bij de zaak.
Ook apr acht het voorgestelde Bubsidie
weggegooid geld, wanneer de Staten het
verleonen.
De heer CRENA DE IONGH (V.-B.)
achtte de tegen het voorstel ingebrachte
bezwaren illusoir.
Het betreft hier slechts een geldelijke
bijdrage voor een onderzoek, of het moge
lijk is de windmolens te behouden met be
hulp van mechanische bemaling. We moe
ten voorkomen, dat onnoodig dc moleos
verdwijnen.
De heer ir. VAN SANDICK (V.-B.)
merkte op, dat omtrent het rendement van
windmolens niets met zekerheid is te zeg
gen. Dit is belachelijk, waar we reeds zoo
lang windmolens hebben. Een onderzoek
is dan ook zeker gewenscht. Door het
voorstel wordt niets gezegd omtrent het
al dan niet behouden der windmolens.
De heer VON FISENNE (R.-K.), lid van
Ged. Staten achtte de opmerkingen van
den heer De Jong Saakes, dat alleen de
mechanische bemaling in staat is, den wa
terstand te beteugelen, niet juist.
Wat de in Noord-Holland aanwezige ge
gevens betreft, ook de hoofdingenieur acht
deze zeer belangrijk, maar toch is het on
derzoek, waarover het thans gaat, noodig,
om de reeds beschikbare gegevens te com-
pleteeren. Met deze zaak wordt een twee
ledig doel beoogd - le de polders te helpen
aan een goede bemaling, en 2e de schoon
heid van het land zooveel mogelijk intact
te houden.
Het voorstal van Ged. Staten werd aan
genomen met 44 tegen 23 stemmen.
Z.h.s. werd daarna aangenomen het voor-
stel betreffende pens onneenng van mr.
Limburg.
Aangenomen werden eveneens het voor
stel betreffende subsidie aan de gemeente
Noordwiikerhout, het voorstel tot aankoop
van een perceel nabi.i de Gouwsluis onder
Alphen aan den Rijn en het voorstel tot
verkoop van provincialen grond te Leiden
Nadat nog kort. was gediscussieerd over
het veer Puttershoek—Groote Lindt, werd
de zitting gesleten.
Uit de lauden der dictatuur
Behalve in Italië weinig
voorspoed De Engclsche
mijncrisis.
Nog altijd schijnt er rusl le heerschen in
de algemeene politiek. Met opzet zeggen we
schijnt, want wie zegt, wat er achter ge
sloten deuren in alle stille wordl afgedaan?
Waar evenwel daarover ligl gespreid de
sluier der geheimzinnigheid, zullen we ook
ditmaal liever nog eens den blik richten
naar diverse „landelijke" aangelegenheden;
zij het zeer ruim opgevat.
Allereerst willen wij dan zien naar Italië,
waar voor de derde maal een moordaanslag
is gepleegd op „el duce". Officieel is het
tenminste de derde maal, doch daarbij is
dan gerekend de nog altijd vrij duistere
affaire met dat machine-geweer en wat
daarmee annex is. Onnoodig is overigens te
zeggen, dat de aanslag slechts felle afkeu
ring verdient. Met een revolver wordt nooit
iets ten goede beslecht geweld heeft ma
ling aan recht en gerechtigheid.
De afkeuring over deze daad kan in dit
geval echter getemperd, daar niet politiek
of iets dergelijks de drijfveer was. 't Was
een geesteskranke vrouw, die het wapen
hanteerde, die opgeborgen dient te worden,
zij het dan niet in een gevangenis of ver
beterhuis, wat synoniem behoorde te zijn,
doch het nu eenmaal allesbehalve is.
BENITO MUSSOLINL
Gelukkig heeft deze Engelsche verdwaasde
geen doel getroffen. De kogel raakte slechts
Mussolini's neusvleugels; een treffer dus
zonder gevolg. De orkaan van sympathie
die zich uit de fascistische kringen baan
brak, was niettemin meer dan geweldig en
met grooten VTeeze raag men zich afvragen,
gezwegen van de gevolgen voor Italië's in
wendige politiek, wat er wel gebeurd zou
zijn, zoo de kogel eens een paar centimeiers
anders ware gericht geweest Dan zou
een moordpartij op groote schaal niet te
vermijden zijn geweest, een vernieling als
sinds de Fransche revolutie niet meer ge
zien. hoewel de communistische ifiacbls-
greep in Rusland niel vergeten worden
mag! Nu Mussolini alleen maar bij den
neus is genomen, kon men de hartstochten
al niet geheel beteugelen.
„El duce" heeft zich moedig gedragen en
is zijn reis naar Tripolis aangevangen. Een
reis, die sterk de aandacht trekt in het bui
tenland; vooral daar. waar gevreesd wordt
voor llaliaansche expansie-zucht en oud-
Romcinsche imperialistische neigingen. De
officieele geruststelling in dezen zal te min
der baat geven, waar Mussolini zelf bij zijn
vertrek nieuw voedsel gaf aan die vrees
door zijn maritieme ontboezemingen
Gaat het met de dictatuur in llalië in
't algemeen zoo kwaad niet. datzelfde kan
niet worden gezegd, waar men Mussolini
heeft nagevolgd. Op zich zelf niel zoo bij
zonder. 't gaat vaker zoo in de wereld en
op allerlei gebied.
In Spanje b v. lukt het Primo di Rivera
maar heel matig zijn voorganger's lessen
op te volgen. Vooruitgang vermag deze ge
neraal niet le brengen, noch in 't land zelf,
noch in Marokko, waar als het ware een
rebus is op le lossen- is er nu werkelijk
kans op vrede, ja dan neen? Hoewel men
het op allerlei manier tracht weg le doeze
len. lijkt het ons. dat Spanjaarden en Fran-
schen meer naar een vrede verlangen dan
Abde! Krim doet. Marokko is voor Spanje
een kerkhof, voor Frankrijk financieel een
ruïne. Sommen worden er verslonden en
Marianne heeft die niet le missen. Welis
waar heeft Péret met kunst- en vliegwerk
de begrooting sluitend gemaakt, doch iedere
kleine schommeling doet de balans weer
overslaan naar tekorten en bovendien drei
gen nieuwe financieele gevaren Churchill,
do Engclsche schai.kist-bewaarder. heeft een
nieuwe aanmaning naar Parijs gezonden
om nu toch eindelijk eens le betalen en ook
Amerika wordt ongeduldig. Als daarvoor als
eenig redmiddel mooi dienen de instelling
van een beroep op het nationale geweien,
door n.l. gelegenheid te openen voor het
storten van giften in een soort sehulden-
belaJings-kas, dan zal er van belaling nog
wel niet veel komen. Hoewel het oogenblik.
dat dit geschieden moet, al nader komt.
Briand heeft inlusschen een hem zwaar
liggende last uit zijn jongste ministerie zien
heengaan. Malvy„ de zoo hevig beslredene,
is uitgetreden als minister van binncnland-
schc zaken. Vermoedelijk zal hij wel een
campagne openen voor officieel eerherstel,
hegeen de noodige beroering zal brengen.
Wanneer geroerd wordl in den modderpoel
der oorlogsche politiek, nu, dan stijgen wei
nig frissche geuren op.
Maar keeren we nog even terug tot ons
punt van uilgang: de dictatuur. Als Dritte
im Bunde hebben wc den Griekschen poten
taat Pangalos, die zich zelf tot president aan
het bombardeeren is. De oppositie in Oud-
Hellas mist een leider, anders... Of zou
de uit Zuid-Slavië gevluchte generaal
PlasLiras dat kunnen worden? Pangalos
zelf acht het blijkbaar niet onmogelijk, ge
let op de premie, op de ontdekking van
Plastiras' verblijfplaats gesteld
Uit het Oosten. sovjet-Rusland, de legen-
hanger immers de dictatuur van het prole
tariaat, luiden de berichten eveneens on
gunstig. Onderlinge verdeeldheid, verzet zij
het lijdelijk, tegen tal van maatregelen, door
de sovjets getroffen, een niel-kunnen op
bouwen nu de afbraak voltooid heet.
Uitgezonderd in Italië, floreert het ner
gens met de dictatuur!
Niet eindigen willen we, voor nog even
aandacht le hebben gevraagd voor de mijn-
crisis in Engeland. Veel verandering is er
niet. Weliswaar laat het zich aanzien, dat
de eerste voorpostengevechten lusschen
beide parlijen een compromis zullen be
moeilijken. doch al te veel reden tot pessi
misme zien we daarin nog niet. Mocbl toch
verwacht worden, dat zoo gemakkelijk de
groote botsing zou zijn le vermijden? Hoofd
zaak is, dat de parlijen de deur open laten
voor verdere besprekingen en dat zullen zij
o.i. mede gelet op de verantwoordelijkheid,
die zij dragen, wel doen. Alleen: de fatale
RECLAME.
1031
datum 1 Mei nadert meer en meer. Of d*
regeering echter voet bij stuk zal houden
inzake stopzetting van den steun? Gelet op
de veel grootere koslen, zoo het tot staking
of uitsluiting komt. lijkt ons dat nog zoo
zeker niet. Hoewel het hoc men het ook
draait of keert, lapwerk zou blijven
Naklanken van Genève.
De „volkswensch". Dl
„Platz der Repnblik". De
heer de Margerie. Jolly,
de hongerkunstenaar. Arme
millionaires
Berlijn, einde Maart.
Zoo zijn wij dus in den Volkenbond nog
niet opgenomen. Nu, wanneer men de tee-
dere uiteenzettingen in Genève als buiten
staander beluisterde en ontleedde, dan
kwam men wel lot de overtuiging, dat het
nu niel bepaald bovenmatig gemoedelijk en
behagelijk op dit gezellige samenzijn ten
behoeve van den wereldvrede toeging. Niet
temin weet ieder verstandig mensch in
Duilschland, dat het tot ons programma bc-
hooren moet, een aannemelijken weg to
vinden, welke het ons mogelijk maakt, ten
slotte toch nog onze plaats in dit internatio
naal parlement van leidende staatslieden in
le nemen.
Men kan zolfs niet zeggen, dat die Duit-
sche groepen, welke er sedert jaren trotsch
op gaan. zich „tegenstanders van den Vol
kenbond" te noemen, zich over het tumult
en de catastrophe van deze nieuwe wereld-
centrale op Zwitserschen bodem bijzonder
verheugd getoond hebben.
Weliswaar werden er, toen de berichten
uit Genève binnenkwamen, dreunende phra
ses gelanceerd.
„Zie je nu wel", riepen onze nationalis
ten. „wij hebben het immers altijd gezegd:
den Gcneefschen Bond ontbreekt het in zijn
titel aan twee woorden, hij had eigenlijk
..Volkenbond tegen Duilschland" moeten
heeten; zoolang hij in overeenstemming
met dezen meer juisten titel werkzaam was,
functionneerde hij ook zeer goed; maar op
het oogenblik. waarop hij zijn oorspronke
lijke heslemming verloochenen wilde cn mei
Duilschland wou samenwerken, ontstond er
een noodlottige verwarring".
Zoo spraken zij Zoo kon men het in
allerlei variaties in de nationalistische pers
lezen. Doch toen Rijkskanselier Lulher en
de Rijksminister van Builenlandsche Zaken
Slresemann naar Berlijn terugkeerden, werd
voor hen geenszins een brandstapel aange
stoken. maar de overweldigende meerder
heid van den Rijksdag billijkte bun politiek
en verstandige houding, en ook zij. die tegen
het votum van vertrouwen stemden, zijn
nu in den grond van hun hart blij. dat de
lendenz van vreedzame overeenstemming
.Naar het En gelsc.h van
RAFAêL SABATIM.
23)
Van mijn verhoor zou it niet veel vertel
len zoo het niet noodig was in bijzonderhe
den te treden om mijn geschiedenis begrij
pelijk te maken. Nu zelts na verloop van
jaren, kan ik mij nog woedend maken als
ik bedenk wat die heeren, in naam des ko-
niogs nog wel van een rechtzaak maakten.
Het verhoor werd geleid door den groot
zegelbewaarder, een mager, verwelkt indi
vidu met een gelaal even sul en droog al3
'de perkamenten waarmee hij zijn leven had
doorgebracht. Hij werd bijgestaan door zes
rechters; aan zijn rechterzijde zat de zaak
gelastigde des konings, mijnheer de Chatel-
lerauil zijn gekneusd gelaat getuigde nog
van onze ontmoeting die eerst den vorigen
dag had plaats gehad.
Toen mijn naam en woonplaats werden
gevraagd, bracht mijn antwoord eenige op
schudding teweeg.
..II; hen Marcel de St. Pol, markies Bar
delys, Bardelys in Picardio".
De president dat wil zeggen de groot
zegelbewaarder keek Chatellerault vra
gend aan Deze deed niet meer dan glim
lachen, wiizpnde op een papier dal op tafel
•ag en waarop iels geschreven stond. De
President knikte.
"mv'nliec.r de Lespéron", zei hij, „de
rechtbank is misschien niel in staat te on
derscheiden ol deze verklaring een opzette
lijke poging is het gerechlshof op een dwaal
spoor te brengen of een gevolg van uw
smart of als een bezoeking van God voor
uw verraad, waardoor ge het slachtoffer
zijt van een betreurenswaardige hallu
cinatie (waanvoorstelling). Maar de recht
bank wenschl u le overtuigen dat uw iden
titeit voldoende bewezen is. De papieren
welke in uw zakken gevonden werden
tijdens uw arreslalie, benevens andere be
wijzen, nemen allen twijfel daaromtrent
weg. Daarom verzoeken wij u in uw eigen
belang deze valsche getuigenis te laten va
ren indien ge tenminste bij uw versland
zijt. Uw eenige hoop uw leven te redden be
staat in het naar waarheid beantwoorden
van onze vragen en zelfs dan is onze hoop
zeer gering".
Hij zweeg. De andere rechters knikten als
een verstandige beaming van de woorden
van hun president. Ik voor mij zweeg; ik
begreep hoe weinig het baatte tegenwerpin
gen te maken en ik wachtte de tweede
vraag at.
„Ge werd twee nachten geleden gearres
teerd op het kasteel te Lavédan door een
compagnie dragonders onder aanvoering
van kapilein de Castelroux. Is dat zoo?"
„Het is zoo", mijnheer".
„En tijdens uw arre3lalie als René de
Lespéron hebt ge die identiteit niel legen-
gesproken; in tegendeel, toen mijnheer de
Castelroux mijnheer de Lespéron riep, na
derde u en erkende dat gij het waart".
„Pardon, mijnheer. TVal ik erkende was,
dal ik bekend slond onder dien naam".
De president lachte boosaardig; zijn salel-
lielen glimlachlen uit beleefdheid mee.
„Zulk een onderscheiding is eigenaardig
bij menschen wier geestvermogens eenigs-
zins versloord zijn", zei hij. „Ik ben bang,
dat het u niet veel helpen zal. Een mensch
slaal gewoonlijk bekend onder zijn eigen
naam nietwaar?"
Ik gaf geen antwoord.
„Zullen wij mijnheer de Castelroux roe
pen om te bevestigen wat ik gezegd heb?"
„Dal is niet noodig. Daar u toegeeft, dat
ik gezegd kan hebben onder dien naam be
kend le zijn maar weigert te erkennen, dal
er onderscheid is iusschen die woorden en
de beluiging, dat Lespéron mijn naam wer
kelijk is. zou het nergens toe dienen den ka
pilein hier te roepen".
De president knikte, en hiermee was dit
punt afgedaan en hij ging voort, zoo kalm,
alsof er nooit over mijn identiteit gesproken
was.
„U wordt beschuldigd, mijnheer de Les
péron, van hoogverraad in den heftigsten
en kwaadaardigslen vorm. Ge wordt be
schuldigd de wapens te hebben opgenomen
tegen zijne majesteit. Hebt gs hieruit iets te
zeggen?"
„ïk heb te zeggen, dat het een leugen is,
mijnheer, dat zijne majesteit geen getrou
wer, geen liefhebbender onderdaan heeft
dan mij".
De president (rok de schouders op, een
uitdrukking van verveling vertoonde zich
op zijn gezicht.
„Als ge hier zijt gekomen met geen ander
doel dan de feiten, die ik noem tegen te
spreken, vrees ik, dat het niets is dan tijd
vermorsen", riep hij uit op heftigen loon.
„Indien ge het wenscht kan ik mijnheer de
Caslelroux laten ontbieden om onder eede
te geiuigen, dat ge tijdens uw arrestatie geen
bezwaren hebt gemaakt tegen de beschuldi
ging welke tegen u werd uitgebracht".
„Natuurlijk niet, mijnheer", riep ik uit,
versloord over dit opzettelijk verzwijgen
van belangrijke teilen' „oradal ik begreep,
dat mijnheer de Caslelroux was opgedragen
mij le arresleeren en niet mij te vonnissen.
Mijnheer de Castelroux was officier en geen
rechtbank, en dit of da! le hebben ontkend
zou nergens toe dienen".
„Ahal heel mooi bedacht, heel mooi,
mijnheer de Lespéron, maar overtuigend is
hel niet. Wij zullen voortgaan. U wordt be
schuldigd (e hebben deelgenomen aan ver
scheidene schermutselingen tegen de legers
van maarschalk van Schomberg en La
Force en ten Laalsle in de onmiddellijke na
bijheid van monsieur de Montmorency in
den 9lag bij Casleinandary. Wat hebt ge
hierop te zeggen?"
„Dat het alles onwaar is".
„Toch stond uw naam op een lijsl welke
gevonden werd bij de inbeslaggenomen
hagage van mijnheer den hertog de Mont
morency".
„Neen, mijnheer", onlkende ik rondweg,
„dat deed hij niet".
„Zwijg!" riep hij razend uit. „Ik heb ge
noeg van uw tegenspreken. U vergeet uw
positie mijnheer
„Ten minste niet minder dan u de uwe
vergeet", riep ik op ruwen toon.
De grootzegelbewaarder hijgde naar adem
bij die woorden en zijn mede-rechters zaten
verstoord onder elkaar te mompelen. Cha-
lellerault zat nog steeds sarcastisch te glim
lachen, maar sprak geen woord.
„Heeren", riep ik uit, het woord lot hen
allen richtende, „ik wou dat zijne majesteit
hier was en zag hoe u een verhoor afneemt
en zijn rechtbank onteerl. En gij, mijnheer
de president, gij schendt de heiligheid van
uw ambt door u tot woede te laten verlei
den; dat is onvergetelijk in een rechter.
Ik heb u met ronde woorden gezegd, dat ik
niet hen René de Lespéron, van wiens mis-
daden ge mij beschuldigt. En toch, niette
genstaande mijn ontkennen waaraan geen
waarde wordt gehecht ot dal wordt toege
schreven aan een zwakke poging om mij te
verdedigen of aan hallucinaties, gaat ge
voort mij die misdaden toe te rekenen en
wanneer ik uw beschuldigingen ontken,
spreekt ge van bewijzen die alleen op een
ander kunnen worden toegepast.
Hoe kan de naam van Lespéron, die ge
vonden werd onder de papieren van den
hertog de Montmorency, mij doen beschul
digen van verraad, terwijl ik u zeg dal ik
René de Lespéron niet ben? Indien gij het
geringste begrip hadt van uw plicht, heeren,
dan zoudt ge mij eerder vragen le verkla
ren hoe ik gehouden kon worden voor Les
péron en gearresteerd in zijn piaals Dan
zoudt ge kunnen onderzoeken ot mijn bewe
ring juist kon wezenmaar procedcerer
zooals gij doel dat is geen gerechtelijk on
derzoek doen, maar vermoorden. Jusiilis
wordt voorgesteld als een vrouw met ge
blinddoekte oogen met een gelijke weeg
schaal'in de hand; in uw handen, heeren,
is zij geworden een slechte vrouw met een
sluier in de hand".
Chatelleraull3 cynische glimlach werd
steeds breeder naarmate ik voortsprak c-n
hitste den haat aan in de harten van die
doorluchtige heeren. Do grootzegelbewaar
der werd beurtelings wit en rood, en toen ik
zweeg ontstond er een indrukwekker.da
stille, die eenige oogenblikken duurde.
i (Wordt vervolgd).