KWATTAS5
«MRAREEP
De Markies v. Bardelys
No. 20267.
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 9 April
Derde Blad.
Anno 1926.
BINNENLAND.
Beter dan Goed: DE BESTE
FEUILLETON.
Oüicieele berichten.
Bij K. B. is benoemd lot rechter in de
,vechlbank te Haarlem mr. H. Haga, idem te
Rotterdam.
Christ.-Hist. Unie.
Gisteren is te Utrecht de jaarvergadering
gehouden van de Christ.-Hist Unie, onder
.voorzitterschap van den heer J. Ter Haar,
uit Amsterdam, 2de vice-voorzitter.
In zijn openingswoord wees de voorzitter
er op, dat door het bedanken van dr. J.
Schokking en prof. Slotemaker de Bruine,
als leden van het hoofdbestuur, de Unie
thans zonder voorzitter en 1ste vice-voor-
^itter is. Spr. bracht hun hulde voor het
geen zij in genoemde functies hebben ver
richt. Spreker achtte zich bewust, dat het
leiden dezer vergadering een zware laak is.
De politieke toestand in ons land. zei de hij,
levert op het oogenblik een beeld van ver
warring en onzekerheid. Mede van ons, van
deze vergadering zal het afhangen of de ver
warring voor klaarheid, de onzekerheid
voor zekerheid zal plaats maken. Zoolang
deze er niet zijn, zal het niet mogelijk blij
ken vruchtdragend werk te verrichten. Wel
nu, ging spr. voort, de Christelijk-Histori-
schen hebben steeds het hunne gedaan en
zullen het hunne er toe bijdragen om deze
idealen te helpen verwezenlijken. Zij kun
nen het ook doen, omdat zij nooit of te
nimmer geschuwd hebben hun beginselen
uit te dragen en pal te staan voor hun
ideaal: het bewaren van het historisch ge-
worden karakter van den Nederlandschen
Slaat Waar andere partijen haar kiezerstal
zagen slinken, haar invloed zagen afbrok
kelen. zijn wij, zcide spr., onverzwakt uit
'den strijd te voorschijn gekomen.
Helaas, de voor de partij gunstige uitslag
der verkiezingen heeft niet mogen leiden
vastheid in het staatsbeleid te brengen. Wij
zagen het Kabinet-Colijn optreden, waarin
twee onzer mannen, mr. Schokking en jïir.
De Geer, zitting namen. Het moeizame werk
om evenwicht in de financiën le brengen
en te behouden, liet inperken van de staats
uitgaven, met zooveel succes door het in
het vorige jaar afgetreden Kabinet begon
nen, scheen met kracht te kunnen worden
voortgezet. Het kabinet moest een ontijdigen
dood sterven nog voordat met het werk
eigenlijk een goed begin was gemaakt. Daar
door waren ook mr. Schokking en De Geer
'gedwongen heen te gaan. zei de spr.
Wel stemt het tot vreugde, ging spr. voort,
dat in het nieuwe ministerie wederom twee
Clir.-IIist. een plaats hebben mogen inne
men. Mogen zij en wij verwachten ook
■niet anders, zcide spr. de voetstappen
drukken van onzen groolen voorganger, jlir.
De Savornin Lohman, van wïen vriend en
vijand getuigden: een geestes-arislocraat,
'een door zijn karakter politiek nobele figuur,
een staatsman van groole kwaliteiten. Met
dit richtsnoer voor oogen zullen zij zeker
er lief hunne toe kunnen bijdragen het aan
zien van de Christ.-Hist. Partij le verhoo-
gen. Dat mr. Schokking zulks als minister
niet meer kan doen, valt zeer zeker te be
treuren, maar spr.. wenscht, dat het hem
nog lang gegeven moge zijn het ChrisL-Hist
beginsel hoog te houden en uit te dragen.
Spreker hoopte, dat de besprekingen dezer
s^ergadering mogen getuigen van een nieuw
krachtig ontwakend besef voor de beginse
len van de Christ.-Hist. Partij (Applaus).
Daarna hield oud-minister dr. J. Th. de
Visser een rede over de jongste kabinets
crisis en haar oplossing.
Na een uitvoerige samenvatting van de
geschiedenis van het Gezantschap, waarbij
spr. het beleid van de C.-H. fractie le dien
aanzien verdedigde, kwam dr. De Visser tot
de bespreking van zijn eigen houding gedu
rende de crisis, nij zeide daarbij onder
meer:
Ik weet dal er in de Unie worden gevon
den, die raij halfslachtigheid en transigee-
iren met beginselen hebben verweten, toen
5k, geroepen door If. M., tot formatie van
een kabinet poogde het zittend kabinet te
behouden en de coalitie te redden door mijn
voorslel van de terugroeping van den ge
zant te Rome en de accredileering van den
gezant ie Bern bij het Vaticaan. Wanneer
ik daarover spreek, is het mij niet te doen
om de verantwoording tegenover deze ver
gadering. Verantwoordelijk was ik toen al
leen tegenover de Kroon en indien ik ge
slaagd was tegenover de Slaten-Generaal.
Maar wèl acht ik het goed met het oog op
de broederlijke gezindheid onder ons nog
eens duidelijk te zeggen wat mij dreef.
's Lands belang eïschte m.i. dat in chrisle-
lijken zin zou blijven geregeerd. Dit groote
doel kon alleen worden bereikt door samen
werking van de proepen der rechterzijde.
Hoe deze nu bij elkander ie houden na het
gevallen votum op 11 Nov. j.L? Het gezant
schap kon niet meer tijdelijk worden ge
maakt; een blijvend gezantschap te Rome
vond bij de onzen overwegend bezwaar.
Toen heb ik overwogen of ni-et wellicht de
R. K. bereid zouden zijn den gezant te
Rome en nog wel een hoogstaand man
als mr. Van Nispen lol Sevenaer op tc
offeren aan het belang der rechlsche sa
menwerking, terwijl dan onzerzijds genoe
gen zou worden genomen met het bezoek te
Rome enkele malen- 's jaars van onzen pro-
teslantschen gezant ie Bern. Ik meende met
deze oplossing tevens veilig le stellen art.
123 van het Indisch reglement;, ik meende
en meen nog, dat ik mijn land daarmede
wat de handhaving onzer christelijke staat
kunde betreft, het besle diende. Wij zouden
haar gebracht hebben in een veilig en zeker
spoor.
Natuurlijk werpt men mij legen: „Maar
het beginsel verbood zulks.''
Zij men voorzichtig met deze uilspTaak!
Stelt men dat beginsel absoluut, dan zul
len zij. die reeds in 1915 tegenstemden, de
Chr. Historischen die toen allen vóór slem
den, toeroepen: Toen gij goed vondt dat onze
regeering den Paus in den arm nam om mo
gelijk den vrede ie bespoedigen, erkendet
gij hem daarmede als een volkenrechterlijk
subject, gelijk Engeland en Frankrijk doen,
als zij naar het Vaticaan een protestant als
gezant zenden. Men heeft dit in 1915 in en
buiten de Kamer aan de Chr. Historischen
verwclcn en tegenover wie het hier een ge
wetenszaak. eeri absoluut beginsel geldt,
deed men dit terecht.
Lohman, hoewel gekant tegen de weder
invoering van het gezantschap, was dan ook
een verziend en voorzichtig staatsman om
een dergelijk, absoluut beginsel te huldi
gen. Anders zou hij niet gezegd hebben, dat
de argumenten in 1920 hem niet gewichtig
genoeg voorkwamen om daarvoor uit den
weg te gaan.
Daarmede was de mogelijkheid gesteld,
dat .te eeniger tijd die bezwaren, voor argu
menten van staatsbelang konden wijken. Ik
geloof zelfs, dat in de zitting van 11 Nov.
j.l. na de verklaring van mr. MaTchant zich
voor Lohman dat oogenblik zou hebben
voorgedaan.
Spr. besloot met c-en woord van vermaan
om de broederlijke gezindheid en het onder
ling vertrouwen niet tc doen schaden door
verschil van meaning op oen enkel punt.
De afgevaardigde van dc aid. Sclievenin-
gen lichtte de a*o1 pende door zijn afdeeling
ingediende mloie toe:
„De Christelijk-Hislorische Unie, op 3
April te Utrecht vergaderd, gelet op de
politieke gebeurtenissen der laatste vijf
maanden, spreekt zich bij vernieuwing
uit geheel in overeenstemming met
de houding der Ghrist-Hist. Tweede-Ka
merfractie legen instandhouding or
herstel van het gezantschap hij hel Va
ticaan."
Spr. legde er den nadruk op, dat de motie
de strekking heeft le verklaren, dat de Unie
achter de Tweede-Kamerfractie staat.
Vervolgens voerde de heer Snoeek Ilenke-
mans het woord, die de houding der Twee
de-Kamerfractie verdedigde.
ïn 1915, aldus spr. heeft jhr. De Savor
nin Lohman hel lijdelijk gezantschap aan
vaard, omdat er groote belangen aan ver
bonden waren, doch in 1925 waren die be
langen er niet meer. (Applaus).
Indien wij tegen het anrendement-Ker-
steu hadden gestemd, was dc samenwerking
voor een oogenblik gered, doch dan zou het
een samenwerking geworden zijn onder
Roomsche overlieersclnng. De buitenwe
reld denkt, dat wij verdeeld zijn, zelfs baron
Van Wijnbergen zinspeelde er op. Indien
wij ons vergist zouden hebben in deze be
langrijke zaak, dan zouden we moeten
heengaan. (Geroep: blijven!) Als hulde aan
de Kamerfractie werd hem een bloemen
mand aangeboden.
De heer Sybranda, uit Eibergen, diende
vervolgens een motie in, waarin de Unie
zich homogeen verklaart met de houding
der Kamerfractie tijdens en na de regee-
ringscrisis en zicht onthoudt v. critick op 't
geweien van leden der Unie en zich ten
slotte met vernieuwde eenheid opstelt ach
ter het C.-H. beginselprogram.
Jhr. De Gijselaar, uit Leiden, is het met
de motie-Sybranda eens en ook met de rede
van dr. De Visser. Hij meent, dat er nog
wel wat anders zal komen kijken als de
„uiterste noodzaak" -vyerkelijkheid zal zijn
geworden.
De heer Van Gybland Oosterlioff meent,
dat weer aangestuurd moet worden op sa
menwerking en begrijpt de houding niet
van de hoeren De Geer en Slotemaker dc
Bruine bij het jongste voorslel in zake den
pauselijken gezant.
Dr. De Visser is legen de molie-Scheve-
ningen omdat men er veel in kan lezen wat
er niet in slaat De fractie deed. na het
woord van dr. Nolens dat alles bedierf, wat
zij doen moest. Maar spreker en ook prof.
Slotemaker de Bruine hebben volgens hun
geweten gehandeld en dat dient ook in de
motie neergelegd te worden.
Mr. Schokking, met luid applaus ontvan
gen (hem werd toegezongen: Dat 's Ileeren
zegen op u daal) meent, dat geen motie
aangenomen moet worden als zij niet alle
stemmen kan verkrijgen.
Onze fractie aldus spr. zit niei in
de Kamer als vertegenwoordigers van de
Unie, doch als afgevaardigden van het volk.
Een motie zou alleen maar tot resultaat
hebhen dat anderen een wig in de Unie
zouden kunnen drijven, daarom moet geen
motie aangenomen worden. (Luid applaus).
De vergadering besluit daartoe met groo
te meerderheid.
Tot leden van het hoofdbestuur werden
vervolgens gekozen de heeren Mr. J. Schok
king; dr. J. Th, de Visser; Mr. R. van Veen
en ds. I. Voorsteeg. Bij herstemmihg werd
voorts gekozen ds. H. van Eijck van Iles-
linga. uit Berlikum.
Besloten werd een telegram van hulde
aan de Koningin te zenden.
Van de Ministers De Geer en Slotemaker
de Bruine die door de Eerste Kamerzitting
verhinderd waren de vergadering bij le wo
nen, was een telegram ingekomen met de
beste wensclien voor een vruchtbaar samen
zijn.
Vervolgens werd met algemeene slemmen
een bestuursvoorstel lot wijziging der sla-
tuten inzake de samenstelling van het
Hoofdbestuur der Unie aanvaard.
Nadat nog een aantal andere wijzigingen
behandeld was waarover uitvoerige bespre
kingen gevoerd werden, werd de vergade
ring met de gebruikelijke plichtplegingen
gesloten.
Nijveiheidsraad.
De laatste vergadering van den Nijver-
heidsraad is gedeeltelijk bijgewoond door
den minister van arbeid, handel en nijver
heid. De voorzitter heeft den minister, na de
leden van den Raad aan dezen te hebben
voorgesteld, begroet met een rede, waarin hij
er o.a. op heeft gewezen, dat de Raad voor
de richtige uitvoering van zijn laak in
groote male de medewerking van de regee
ring. speciaal die van den minister van
arbeid, handel en nijverheid, behoeft. In
zijn antwoord lieefl de minister van zijn be
langstelling voor het werk van den Raad
doen blijken; voorts heeft hij toegezegd, dat
hij den Raad over ïnduslrieele aangelegen
heden van commercieel-economisch of tcch-
nischen aard zooveel mogelijk zal raadple
gen en tevens den Raad verzocht, zich lot
hem te wenden, telkens wanneer zulks noo-
dig wordt geoordeeld.
Bij monde van den voorzitter heeft de
Baad afscheid genomen van mr. II. II. Ste-
neker, die in verband met een andere
samenstelling van het bestuur der vereeni-
ging, die hij in den Raad vertegenwoordigt,
voor het laatst een vergadering bijwoonde,
en dezen bedankt voor alles, wat hij in het
belang van den Raad heeft gedaan.
Verder heeft de Raad besloten, afscheids
brieven te richten lot de heeren H. Smidt
van Gelder, mr. P. W. J. H. Cort van der
Linden cn mr. B. C. Slotemaker, die door de
gewijzigde samenstelling van den Raad in-
tusschen als leden waren afgetreden.
De Raad heeft het hoofdbestuur der pos
terijen en telegrafie op diens verzoek van
advic-s gediend over voorgenomen wijzigin
gen in het internationaal lelegraaf-reglement
van Parijs. In dat advies is uiteengezet, dat
tegen bedoelde wijzigingen, welke loslating
van den eisch van uitspreekbaarheid van
ccdewoorden cn een beperking van die
voorden lot vijf letters beoogen, bij ver
schillende takken van nijverheid wel be
zwaren bestaan, doch dat deze bezwaren
riet zoo overwegend zijn, dat daarmede re
kening behoeft te worden gehouden, wan
neer de postadministraties in verschillende
landen van oordeel zijn, dat een en ander
een nauwkeuriger en sneller overbrengen
van internationale telegrammen zal bevor
deren.
•Voorts heeft de Raad aan de hand van
voorbeelden onder de aandacht van den
minister van buitenl. zaken gebracht de
moeilijkheden, die Nederlandschc indus-
trieele ondernemingen ondervinden bij het
vestigen van filialen, agentschappen, bij
kantoren, enz. in verschillende landen, cn
er op gewezen, dat omgekeerd buitenlan
ders, die hier te lande hun bedrijf gedeelte-
klij uitoefenen dergelijke moeilijkheden niet
in den weg worden gelegd. Den minister is
gevraagd, of deze op grond van ziïn erva
ring geen middelen weet aan te geven, om
de moeilijkheden, die de Nederlandsche in
dustrie in deze ondervindt, weg te nemen
of te verminderen en of bepaalde gevallen
niet ter behandeling kunnen worden aange
bracht bij het comité van deskundigen uit
den Volkenbond voor dubbele belasting.
.Aan den minister van financiën heeft de
Raad een uitvoerig rapport uitgebracht over
een voorgenomen bezuiniging op den dienst
van den waarborg en de belasting op gou
den en zilveren werken. Iloewel den Raad
uit een door hem ingesteld onderzoek ge
bleken is, dat de industrie over het alge
meen zeer levreden is met de tegenwoordige
regeling van dien dienst, heeft hij met het
oog op den locs.tand van 's lands geldmid
delen toch gemeend zich niet le moeten ver-
zeiler*: tegen een onderzoek, hetwelk zou
kunnen worden ingesteld naar de mogelijk
heid, om o.a. door inkrimping van het aan
tal kantoren ot bezuiniging van genoemden
dienst te komen. Niet het oog or> de groote
belangen der bij deze aangelegenheid be
trokken induslriclakkcó, welke belangen
grootendeels van nlaatselijken aard zijn,
beeft de RaYid er op aangedrongen, dat geen
beslissing zal worden genomen dan na raad
pleging van de betreffende organisaties. Ook
beeft de Raad erop gewezen, dat de-bezui-
r.iging in geen geval mag leiden tot een
minder scherpe controle op industrie cn
handel van gouden en zilveren werken, orn
aat anders de fraude zal toenemen en dus
de bezuiniging wel eens zou kunnen blijken
een averechlschc uitwerking te hebben. De
Baad heeft gemeend zich te moeten verzet
ten tegen een evenlueel voornemen van de
rogeering hetwelk hij bij geruchte heeft
vernomen om de looncn voor liet keuren
ven gouden en zilveren werken niet meer
ten kantore van den waarborg, doch bij die
der directe belastingen le laten ontvangen.
Daartegen beslaan bij de belanghebbenden
verschillende bezwaren, die de Raad in zijn
advies heeft uiteengezet.
Nederlandsche Jaarbeurs.
Tot lid van hel Algemeen Bestuur dor
Nederlandschc Jaarbeurs is benoemd prof.
mr. P. J. M. Aalberse. oud-minister van
Arbeid, Handel en Nijverheid.
De bakkers en de Arbeidswet.
Te Utrecht heeft een conferentie plaats
gehad van arbeidersverlegenwoordigers en
bestuurders van de patroonsorganisaties in
het bakkersbedrijf. Er namen aan de confe
rentie drie patroonsorganisaties deel, ter
wijl van arbeiderszijde de moderne, chris
telijke, katholieke en neutral? bond aanwe
zig waren. De vergadering was belegd naar
aanleiding van de uitlating in het voorloo-
pig verslag, waaruit bleeks dat de minister
de kleine bakkerijen wilde „tegemoet ko
men".
De patroons meenden, volgens hel Volk,
dat men daarover eens met elkaar moest
pralen en zij wilden aan don minister ver-
RECLAME.
3485
zoeken in ieder geval het beginuur in de
groote steden van G op 5 uur te brengen. Dê
arbeidersorganisaties wilden echter vod
zoo'n verzoek niets weten. Na langdurig®
besprekingen besloot men den minister te
verzoeken een commissie in het leven te
roepen bestaande uit arbeiders- en patroons-
vertegenwoordigers, liefst onder leiding van
'n hoofdambtenaar. Deze commissie zal het
recht moeten hebben, om de geheele para
graaf IV van de Arbeidswet onder de oogen
te zien en evenlueel wijzigingsvoorstellen
hij den minister in te dienen; mits de minis
ter bereid is met zijn wijzigingen te wach
ten, tol de commissie met haar werk ge
reed is.
Hollandsche Mij. van Landbonw.
Het dagelijksch bestuur van de Hollands
sche Maatschappij van Landbouw heeft al?
datum voor de algemeene vergadering be
paald 20 April. De voorjaarsvergadering zal
worden gehouden le Amsterdam. De heer
J. Smid, oud-referendaris van de Directie
van den Landbouw, zal daarin een inleiding
houden over de verbindend verklaring van
het collectieve arbeidscontract in verband
met den landbouw.
Nederlandsche Chemische Vereeniging.
Gisteren is te Utrecht de jaarlijksche alge
meene vergadering gehouden van de Neder-»
landsche Chemische Vereeniging.
De voorzitter, prof. dr. ir. C. J. v. Nieuwen--»
burg uit Delft, sprak een kort woord ter ope^
ning, waarin hij de leden welkom heette.
De verslagen van den secretaris en den
penningmeester werden goedgekeurd.
Tot leden van het algemeen bestuur wer
den in de plaats van de periodiek altreden-,
den, die niet herkiesbaar waren, gekozen
prof. dr. P. E. Verkade te Rotterdam, dr. J<
W. Terwen le Delft, en dr. J. Olie Jr. tc
Utrecht; tot voorzitter werd gekozen prof. dr.
S. C. II. Olivier te Wageningen.
Vervolgens hadden de benoemingen plaats»
in verschillende commissies. Gekozen wer-s
den als lid dor historische commissie prof.
dr. II. J. Backer tc Groningen; als leden in
dc commfssie voor de conferentie voedings-
iniddelenkunde dr. J. D. Jansen te Rotter-»
dam, dr. B. R. de Bruyn te Wageningen, dr.
II. C. Bijl te Amsterdam, ir. F. Liebert te
Helder en dr. L. Seedles te Utrecht; als lid
der octrooi-commissie dr. ir. W. Wessel te
's Gravenliage en prof. dr. J. P. Wibaut te
Amsterdam en lot leden der redactie-com
missie van het „RccueiV' dr. E. II. Buchner
le Amsterdam cn prof. i'r. II. I. Waterman te
Delft.
Na een korte bespi king vereenigde de
vergadering zich mei Lel voorstel der finan-
cïccie commissie tot vrijwillige bijdrage van
een jaar contributie over drie jaar tc verdee-
len voor stichting van een fonds lot viering
van het 25-jarig beslflm in 1928 en even-
tueele ontvangst van d.; Union de la Chemie
[.ure et appliquéc
Daarna kwam aan orde het praeadvies
van de commissie, inf^sleld hij besluit van
-de algemeene vergadering van December.
1925 tot bestudeer mg van het rapport-
„Went", naar aanleiding .waarvan aan dó
vergadering een motie wera voorgesteld.
Deze motie werd zonder bespreking met 53
tegen 8 stemmen aangenomen.
Ten slotte betuigde de vergadering haar
instemming met een voorstel-Amsterdanv
betreffende de wetgevende macht der veree
niging, hierop neerkomende dat de tegen-»
woordige afdeel ingsroad wordt uitgebreid
waardoor een lichaato in het leven wprdt
geroepen waarin de opinie der leden der ver*
eeniging het meest juist tot uiting komt.
Daarop ontvangst ton sladhuize enz.
Ook dit jaar z*l op Hemelvaartsdag
vanwege de Prov. Ver. van Vrijz. Hervorm-»
den in Zuid-Holland een openluchlsamen-.
Naar hel Engelsch van
RAFAëL SABATINI.
28)
En nu had het noodlot hem een wapen in
de hand gegeven van veel meer waarde dan
mijn armoede. Ik was veroordeeld. Bardelys
de Luisterrijke, markies Marcel St. Pol de
Bardelys, wiens luisler en prachl spreek
woordelijk waren in Frankrijk hij zou
'Uitgaan als een nachtkaars.
Deze gedachte maakte mij krankzinnig,
een stemming, die zoo dikwijls met on-
macht gepaard gaat Ik vergal op dat oogen
blik, dat een gentleman zich in geen enkel
geval door loom moet laten meeslepen. In
een blinden aanval van woede zwaaide ik
mij zelf over de tafel en greep den gemee-
nen bedrieger hij de keel voordat iemand
ieen hand had kunnen uitsteken om mij te
[weerhouden.
Hij was een zware man. als was hij niet
lang, en buitengewoon sterk. Toch gaf mijn
Woede mij op dat oogenblik zulk een kracht,
-alsof hij een zwak ventje was. Ik trok hem
tegen de tafel aan en beukte op zijn gezicht
uit alle macht die in mij was.
j.Jou leugenaar, jou bedrieger, jou dief!"
Schreeuwde ik. „De koning zal er alles van
Ihooren! Dat zweer ik je!"
v». éindelijk trokken ze mij van hem weg,
uie schoothondjes, die hem omringden en
;«ooiden mij tegen den vloer. Het is meer dan
waarschijnlijk dat ze korte metten met mij
gemaakt hadden als Caslelroux niet tus-
schenbeide was gekomen.
Met vele vloeken ijlde li ij mij te hulp en
eischle in den naam des Konings, dat zij
zich zouden terugtrekken.
Met vuurrood .gezwollen gezicht en bloe
denden neus was Chatcllerault in een stoel
neergezonken Nu stond hij op, zijn eerste
woorden waren onsamenhangend.
„Hoe is uw naam, mijnheer?" schreeuwde
hij eindelijk zich tot den kapitein wen
dende.
„Amedée de Mironsac de Caslelroux, van
Chateau Rouge in Gascogne", antwoordde
mijn bewaker met zwier en praal. „Uw
dienaar", voegde hij er bij.
„Wie geeft u permissie uw gevangenen
zulk een mate van vrijheid toe te staan?"
„Daarvoor heb ik geen permissie noodig,
mijnheer".
„O neen?" siste de graaf. „Dal zullen we
zien. Wacht maar tot ik in Toulouse ben,
onbeschaamde vriend".
Caslelroux nam een trotsche houding aan;
hij bloosde en keck boos, loch had hij de
tegenwoordigheid van geest zich in le hou
den, ten minste eenigszins.
„Ik heb van den Grootzegelbewaarder
bevel ontvangen monsieur de Lespéron ge
vangen te nemen en hem levend of dood
naar Toulouse le brengen. Dat doe ik; de
wijze waarop is mijn eigen zaak en wie
beweert aanmerking te maken op mijn
wijze van doen tast mijn eergevoel aan en
beleedigt mij. En wie mij belecdigt, wie dat
ook zijn moge, zat mij voldoening geven. Ik
verzoek u, dit niet te vergeten".
Het was of de haren van zijn knevel le
hergen rezen, hij keek woest en toornig.
Een oogenblik beefde ik voor hem. Maar de
graaf vond het verstandiger geen verderen
twist uit le lokken, te meer daar hij be
paald ongelijk had, al was hij de vertegen
woordiger van den koning. De zaak werd
bijgelegd en Caslelroux ging met mij naar
een andere kamer, waar wij samen den
maaltijd gebruikfen, een sombere, stilzwij
gende maaltijd.
Pas een uur later, toen wij weder te paard
zaten om het laatste gedeelte van de reis af
te leggen, gaf ik Caslelroux verklaring van
mijn schijnbaar dwazen aanval op Chalel-
lerault.
,.U heeft zeer overhaast en onverstandig
gehandeld, mijnheer", had hij op somberen
toon opgemerkt; als antwoord daarop ver
telde ik hem alles. Want Caslelroux was
nu mijn eenige hoop en terwijl wij voortre
den onder den prachligen sterrenhemel van
dien Scplemberavond maakte ik hem be
kend wie ik was.
Ik vertelde dat Chalelleraull mij kende en
dat wij oen weddenschap hadden aangegaan
(zonder in nadere bijzonderheden daarom
trent ie treden) dat die wc-ddenschap mij
naar Langucdoc had gevoerd en in den toe
stand waarin hij mij gevonden en gearres
teerd had. Eerst aarzelde hij mij te geloo-
ven, maar toen ik hem eindelijk door de hef
tigheid van mijn verzekering overtuigd had,
drukte hij zijn meening uit over hel karak
ter van den graaf de Chalellerault. een oor
deel dal mijn hart ten volle naar hem deed
uilgaan.
„Ge ziel. mijn waarde Caslelroux. dat op
u mijn laatste hoop gevestigd is'., zei hij.
„IJdele hoop", zei hij zuchtend.
„Neen, dal behoeft niet zoo te wezen.
Mijn intendant Rodenard eh twintig bedien
den van mij moeten hier ergens zijn. tus-
schen Toulouse en Parijs. Laat hen opspo
ren mijnheer en laten wij God om hulp
smeeken! als ze nog maar in Languedoc
zijn en bijtijds gevonden worden".
„liet zal geschieden, mijnheer, dal beloof
ik u", antwoordde hij plechtig, „maar ik
smeek u, reken er niet te vast op. Chatclle
rault heeft liet in zijn macht snel le hande
len en u kunt er op Tekenen dat hij geen
tijd zal verspillen na alles wal er ge
beurd is".
„Toch zullen we nog wel 1wee of drie da
gen hebben en in dien lijd moet ge doen
wat ge kunt, mijn vriend".
„Daar kunt ge op rekenen".
„En ge zult er in dien lusschenlijd geen
enkel woord van vertellen, niet waar?"
Deze verzekering gaf hij mij en weldra
zagen wij de lichten van de plaats onzer
beslemming gloren.
Dien nacht lag ik in een donkere, som
bere gevangeniscel, zonder dat eenige hoop
mij gezelschap hield gedurende die donkere
slopelooze uren.
Mijn eenige troost was misschien de ge
dachte aan Roxalanne. Ik slelde me het
lieve, jonge meisjesgezichtje voor, vol mede
lijden. vol oneindige smart over mijn lol en
over de hand die zij er in had gehad.
Dat zij mij liefhad daar was ik zeker van
en indien ik in leven bfeef zou ik haar een
maal de mijne noemen, niettegenstaande
alle hinderpalen, die ik mij zelf -op den hals
had gehaald.
HOOFDSTUK XII.
De rechtbank van Tonlonse.
Ik had gehoopt eenige dagen in de gevan
genis le blijven voordat ik voor de recht
bank moest verschijnen. Ook hoopte ik dat
Caslelroux in dien tijd de mannen had kun
nen opsporen die mijn idenlileit konden ge
tuigen. Ge kunt u dus mijn teleurstelling
voorstellen (oen ik reels den volgenden dag
vóór twaalven voor do rechtbank werd ge
roepen.
Gèkelend als een <£ef werd ik naar het
paleis van justitie gebracht deze schande
schrééf de wel voor gedragen te worden
door iemand die van êc misdaden werd be
schuldigd welke mij ten laste werden ge
legd. Het was een korte afstand, maar toch
te Jang in mijn ooger», want de menschen
slonden stil toen ik voorbijging en huiverden
van verachting, want Toulouse was een zeer
trouwe koningsgeziuu«5 stad. Op een paar
honderd meter van Óen ingang van het
palcis ontwaarde ik plotseling een gezicht
dal mij deed stilstaan van verbazing. Dit
verschafte mij een stoot in den rug met het
achtereind van de pick van een van mijn
bewakers.
„Wat mankeert je nu?" riep de man vol
ergernis. „Vooruil, mijnheer de verrader!"
Ik liep voort en merkte de ruwheid van
den soldaat haast niet op; mijn oogen wa
ren nog gevestigd op dal gelaat liet witte,
droevige gelaat van Roxalanne. Ik glim
lachte geruststellend cn bemoedigend, maar
zelfs toen ik glimlachte scheen tiaar af
schuw en schrik nog toe le nemen. En toen
moest ik voort en ik zag haar niet meer en
ik giste tc vergeefs naar de reden waarom
zij naar Toulouse was teruggekeerd. Zou de
boodschap die ik Marsac had opgedragen
haar over te brengen, de oorzaak zijn? Zou
zij zijn teruggekeerd om bij mij te zijn in
mijn ellende of was er een gewichtiger re
den voor? Hoopte zij misschien iels le kun
nen goedmaken van het kwaad dal zij had
gedaan? Helaas, arm kind! Als ze dat hoop
te, dan was ik bang dat zij te vergeefs was
terug gekomen I
(Wordt vervolgd).