De Markies v. Bardelys *0. 20256. LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 25 Maart Tweede Blad. Anno 1926. TWEEDE KAMER. FEUILLETON. (Zitting van gistei :n). Walerstaatsbegiootincj. Dc heer HIEMSTEA (S.-D.) juicht toe jat een vaste steiger op Schiermonnikoog iat worden aangelegd, maar hij betreurt iet- dat pas in 1927 daarvoor gelden «uilen «orden uitgetrokken. Hij dringt aan op lesckikbaars tel ling- van geld voor 192G. De heer BARKER (G'-H.) vraagt oog jooed met dc afdoening van deze zaak. Dc MINISTER antwoordt, dat dit punt in ernstig beraad bij het departement is Bij art. 89 bespveokt dc heer HIEMSTRA (S.-D.) dc verbetering van de haven Ic Hav- liugcn. Hij vraagt meer rijkssteun voor die verbetering en minder lasten voor de ge meente. Dc heer LEENSTRA (A.-R.) betreurt het, dat nog geen overeenstemming is ver kregen ten aanzien van de verbetering van de haven van Uarlingcn. Dc MINISTER antwoordt dat het moei lijk is tot overeenstemming te komen om trent dc kosten-verdceling. Do Regeering kan niet verder gaan met haar steunver lening. 13ij art. 9S dringt de heer BEUMER (A.-R aan op spoed bij de uitvoering van het Tw mtsche kanalcnplan. Hij wijst op adressen van de vcreeniging. Het- Over- Bticht en die tot bescherming van natuur monumenten waarin aaugedrongen wordt on beveiliging der natuurschoonheid bij den aanleg van de kanalen. De heer v. d. SLUYS (S.-D.) vraagt spop, l voor den aanleg van deze kanalen in Tweede met het oog op de bestrijding der .werkeloosheid ï>e MINISTER zal met den wensch van Üeu heer Beumer gaarne rekening houden. Hij vreest echter dat in 192G van het gra den n°g niet veel zal komen. Bij art. 102 klaagt de heer K. TER LAAN '{S.-D over den toestand bij het Rijks- pontveer aan de Hembrug. Het overzetten "hiurfc veel te lang en geeft daardoor feclradc. Dc MINISTER acht dat een belangrijke zaak, die hij gaarne ernstig zal bevorde ren. Het nut eener goede verbinding i3 algemeen bekend en spr. zal niet nalaten te doen wat mogelijk is Bij art. 134 wijst dc heor VAN VOORST TOT VOORST (R.-K.) op den slechten weg Goor—Delden, waardoor het autoverkeer belemmerd wordt. Wil de Minister zijn aandacht aan dien frreg wijden 'i Dc MINISTER: Gaarne. Afd. Spoorwegen- Dc heer RUTGERS VAN ROZENBURG JC.-H.) vraagt of do onderhandelingen met do Ned. Westfaalschc Spoorwegen worden voortgezet. De heer BOON (V.-B.) vraagt voorzie ning in dc kwestie van de onbewaakte overwegen. De heer L. DE VISSER (R.-K.) steunt 'deze verzoeken in zake de overwegen. De heer VAN RIJZEWIJK (R.-K.) steunt deze verzoeken in zake de overwegen. Do heer WEITKAMP fC.-H.) bespreekt do dienstregeling bij de Noord-öosfcerlo- kaal, die z.i. ongimstig is. De MINISTER zegt dat dc onderhande lingen met de Ned.-Westfaalschc Spoorwe gen voortgang hebben. Het aantal ongeluk ken bij de overwegen betreurt spr. zeer. Goede maatregelen zullen noodig zijn en spr. zegt toe het vraagstuk ernstig te over wegen. De heer VAN BRAAMBEEK (S.-D.) ver dedigt concentratie van tramwegen, waar aan ds MINISTER zegt veel waarde te hechten. Vervolgens dringt de heer VAN BRAAM BEEK (S.-D.) aan op een pensioenrege ling voor het trampersoneel. Do MINIS TER wil die zaak nog eeps onderzoeken. Bij art. 197 bespreekt de heer L. DE VISSER (C. P.) het tekort op do exploita tie der spoorwegen Hij wil door tariefver- laging liet vervoer trachten te bevorderen <>m het tekort kleiner te maken. De MINISTER "zegt dat het een moeilijk Naar het Engelsdi van RAFAüL SABATINI. 17) Ik kon kreunen van woede over zulk een verkeerde rncenmg. Ik had veel lust dieij St. Eustache mee te nomen naar den ande ren kant achter het kasteel en hem te doo- den, dat zou een groote. opluchting voor mij geweest zijn. Maar ik bedwong mij en be rustte er in verkeerd begrepen te 'worden. Ik had geen keus. „Monsieur dc St. Eustache", zei ik op kooien toon en ik koek hem strak aan. „ik hebt u verschillende vrijheden gepermit teerd, maar er is er ocne.dïe ik niemand permitteeren kan en hoezeer ik u mag achten, ik kan voor u geen uitzondering maken. Dat is. u te bemoeien met mijn za ken en te vermoeden dal ge mij kunt voor schrijven hoe ik mij moet gedragen. Wees zoo goed daaraan te denken''. Oogcnblikkclijk was hij een cn al onder danigheid. De spotlach verdween van zijn gezicht, de aanmatiging uit zijn oogen. Hij Was een en al glimlach en voorkomendheid als de laagharligste vleier. ..Vergeef het mij. mijnheer!" zei hij met cen nederig glimlachje.. „Ik begrijp dat ik een groote vrijheid genomen heb, toch heeft 11 .gijn bedoeling verkeerd begrepen. Ik wilde onderzoeken of ik verstandig geweest cn met een slap dien ik gewaagd heb". vraagstuk i-s, dat der verlaging en dat dit in studie is. Afd. M ij n w eze n. De lieer VLIEGEN (.S.-D.) acht het noo dig dat het aantal arbc.dscor.trolcurs uit gebreid moet worden omdat dc arbeid Is uitgebreid. Dc lieer L. DE VISSER (C. Er.) slip' al leen even aan het groot aantal -.mijn-onge lukken, waardoor liet arbeidersvolk onge rust wordt. De "Minister zeg!, du' all s dient gedaan Ie worden om den toestand in do mijnen zoo goed mogelijk te maken.' De Directie is daarvan ook overtuigd en toch acht zij geen qrbei derscontroleurs meer aan le stel len. Inmiddels zegt spr. loc dal uitbreiding in ernstige overweging is. Hoofdstuk IX wordt goedgekeurd. Goedgekeurd worden de begroot in g voor het Staalsvisschershavenbcdrijf en van de Posterijen, Telegrafie cn Telefonie. HOOFDSTUK Va (ONDERWIJS). Aan de orde is Hoofdstuk Va (Onderwijs). De heer TIL ANUS (C. II.) acht uitbrei ding van het deparlemenlspcrson.cl met een-raadadviseur niet noodig. Dc hoeren VA-N ZADELHOEE (S. D.) en mej. WESTERMAN V. 13.)' spreken in ge lijken geest. Do Minister van Onderwijs, de heer WASZINK, heeft nog geen gelegenheid ge had dit punt onder liet oog le zien. Ook spr. is niet voor uitbreiding van personeel. Mej. GROENEWEG (S. D.) bespreekt den diensttijd van hot personeel van de Tijks klinieken te Utrecht. Ze dringt aan op in voering van de 55-urcnwcek: De MINISTER zegt voor het oogenblik niet verder te kunnen gaan dan de fiO-urcn- woek. Inmiddels zal spr. laten onderzoeken of het mogelijk is nog verder te gaan. Art. 41. Mej. WESTERMAN (V. B.) vraagt aan dacht voor hel personeel van de rijkslcer- scholen, welks toestand te wenschen over laat. De heer TILAXUS (C. II.) wijst op de ver deeling der posten voor de rijkskweekscho len en meent dat die niet altijd -even ge lukkig is. De subsidieering van sommige internaten blijft helaas achterwege en en kele bijzondere internaten zijn daardoor ge dupeerd. De MINISTER zegt onderzoek toe. De heer v ZADELHOF F (S. D.) vraagt dc toegezegde Bczuinigingscommissic niet te benoemen vóór de kwestie in de Kamer is besproken. De MINISTER zegt. dal de vitale belan gen van het onderwijs niet geschaad mo gen worden. Dat zal het uitgangspunt zijn voor de commissie. De samenstelling zal nog wol niet gereed zijn vóór dc bespreking in de Kamer. De heer BRAAT (PI. P.) acht do korting van T pCt. en 8 pCt. op de salarissen der onderwijzers len plattelande onbillijk. Dc lieer BULTEN (R.-K.) acht dc classi ficatie ook onbillijk cn vraagt den Minister opheffing te helpen bevorderen. De MINISTER zegt. dat dit punt der re gcering" in haar geheel'aangaat cn dat hij dus geen toezegging kan floen. Het artikel komt in slcmming-<op verzoek van den lieer Braai). liet wordt goedgekeurd met 55 tegen 1 slem De liecren TILAXUS (C.-IL), SURING (R.-K.) en mej. WESTERMAN (V.-B.) geven herziening van de wachtgeldregeling voor do onderwijzers in overweging. De MINISTER zegt overweging toe. Art. 237. De heer KLEEREKOPER (S.-D.) be spreekt de subsidies aan kunstenaars, volks universiteiten en openbare leeszalen. Ilij be treurt,'dat dc vroegere posten nog niet zijn hersteld. Spr. vraagt geen „verhooging",.,maar her stel van dc vroegere Ledragen, o.a. voor de. •subsidies aan beeldende kunstenaars. De heer VLIEGEN (S.-D.) vraagt 'inlich tingen over de uitwisseling van leerkrachten met België. Do Minister van Builcnlandsehe Zaken heeft spr.'naar dezen Minister ver wezen. Dc MINISTER kan voor 1926 niet vol doen aan de wenschen van den heer ICleere- kopcr, maar hoopt voor '27 het een en an der te doen lot herstel. „Ei? wat was dat dan, mijnheer?4' Ik zag een gevaar naderen en zellc een hoogc borst. „Ik heb verteld dat ge In leven zijl aan iemand, die, dacht ik, recht had het le we ten en die morgen hier komt". „Dat was een onbeschaamdheid waamver ge berouw zult hebben. Aan wien heelt u dat verteld?" „Aan uw vriend, mijnheer de Marsac", antwoordde hij en door zijn masker van nederigheid heen weid dc spot weer zicht baar. „Hij zal morgen hier wezen", lier- haalde -hij. Marsac was de vriend van Lespóron, aan wiens warme recommandatie van den rebel uit Gascognc ik de beleefdheid en vriende lijkheid van den burggraaf de Lavêdan (e danken had. ïs het te verwonderen dat ik daar stond a!s door den bliksem getroffen? Mijn ver stand weigerde le werken, ik keek wezen loos voor mij uit. Er kwam iemand op La vêdan die Lospéron kende iemand die mij zou ontmaskeren en zeggen dal ik een bedrieger was. En wal zou er dan gebeu ren? Ze .zouden mij stellig als een spion be schouwen en ik twijfelde niet of zo zouden korte metten met mij maken. Maar dit kon mij minder schelen dan de opinie die madc- moisetib rich omtrent mij moest vormen, lloo zou zij verklaren wat ik dien dag lot haar gezegd had? Hoe zou zij mij beoordee- lcn? Zulke vragen bestormden mij cn ik was woedend op mij zelf dal ik haar dien middag niet alles verteld had. Nu was het te laat. De bekentenis was niet langer vrij willig. zooals ze een uur geleden geweest zou zijn, maar zou mij zijn opgedrongen door omstandigheden. Het zou dus nergens meer toe dienen. Wat de vraag van den hoer Vliegen be treft, zegl hij too. dj hij met grooten spoed deze zaak zal afdoen. Hel beginsel is spr. zeer sympathiek. Het wetsontwerp wordt voed-' keurd. Hoofdstuk NT (Koloniën Goedgekeurd. HOOFDSTUK VII B (FINANCIëN). v Art. 37. Dc heer LANG MAN (Cr-II.) vraagt dc tweede prc(|ikanisplaats te Dokkum niet don steun lo onthouden en voorts bepleit hij gelden uil te trekken voor prcdikanlsplaat- son, o.a. in Drente. Voorts bespreekt hij dc pensioenen voor predikanten;, dio in oen anderen staal des levens, overgaan. Ilii vindt het onbillijk, dat die pensioenen in dat ge val komen le vervallen* Dc heer SCIlEURElf {A.-1U meent, dat de regcering zich niet moet bemoeien met - de predikanlsplaalscn le Dokkum of elders. De heer v. d. HEIDE (S.-D.) meent ook, dat Dokkum's kerkeraad hier de beslissing geeft. Die Dokkumschc kwestie is bovendien ccn richtingskwestie. Voorts waarschuwt hij or legen, dat de Staat predikanlsplaalscn gaat veslicon. want dit brengt ons in lal van moeilijkheden. De lieer DE VISSER (C.-IL) meent, dat het standpunt van dr. Scheurer bier niet wordt ingenomen. Met vele gevallen liclit spr. dit toe. Het zou volkomen in dc histo rische lijn liggen als dc Slaat in Drente pre dikanlsplaalscn stichtte. De heer HEEMSKERK A.-R.) achl dc door dr. Dc ATsser genoemde gevallen histo rische uitspruitsels, die spr.daarom nog niet goedkeurt. Volledige scheiding van Kerk on Slaat acht spr. liet allerbeste. 'Do Minister van Financiën, de heer DE GEER, zegt dal de Dokkumschc kwestie nog in behandeling rs. Spr. onthoudt liet geld aan de tweede plaats niet. maar officieel is ze nog niet opgeheven. Spr. heeft niet over do opheffing te beslissen. In ^bijzondere gevallen is steun gegeven voor nieuwe predikanlsplaatscA cn spr. zal de Drcnlseho plaatsen overwegen. Do pensioenen voor predikanten zouden ccn heel ander karakter dragen dan die der ambtenaren. Spr. kan daaraan thans niets doen. De heer DUYS (S.-D.) vraagt een inlich ting ovc? de verbouwing van het Paviljoen te Haarlem lol Gouvernementsgebouw. Hij vindt het een stumperige oplossing en vraagt of de regcering nu niet wat toeschie telijker kan zijn mot steun aan Haarlem. De MINISTER zal nog eens overleg plc- gr-n mol Haarlem cn de provincie Noord- Holland. Hol hoofdstuk wordt goedgekeurd. Avondzitlï n g. Zniderzeeweiken. Aan dc orde zijn de wetsontwerpen tol wijziging van dc wet van li Juni 1918 tol 'afsluiting en droogmaking vAn de Zuider zee; wijziging van do wei van 20 December 1918 tot instelling van ccn fonds ten be hoeve van dc afsluiting en droogmaking der Zuiderzee. Dc heer VAN DEN HEUVEL (A.-R.) kan zich met de strekking van do voorstellen voroenigen. Alleen wcnscht hij eenige op merkingen le maken over de motivceringein en eenige vragen lo stellen. Wat de financicrin^.dcr vervroegde droog making van don Noordweslpolder betreft, vraagt spr. of liet. ook de bedoeling van de zen minister is, de helft der kosten le doen geschieden uit de gewone middelen en de andere helft uit de buitengewone middelen. Het rendement van de gronden, waarover hot hier gaal ,zal volgens spr. veel grooter zijn bij verpachting dan bij verkoop. Voorts vraagt spr. of hel in de bedoeling vap de rcgecring ligt, om in de toekomst de gemalen zonder kosten oyer te doen aan do waterschappen. Ook wcnscht do heer Van den Heuvel te vernemen, welke de voorne mens zijn ten aanzien van de indceling der bevolking bij verschillende gemeenten. Dc lieer EBELS (V.-D.) is van óórdeel, dat de afsluitdijk bij de nieuw voorgestelde richting een beleren ondergrond heeft dan bij aansluiting op- Pigam. Spr. wijst op het groolcrc voordeel dat verkregen wordt bii geleidelijke,- boven dat bij ccn uitbreiding ineens. „Dit bericht schijnt u niet zeer welkom te zijn, mijnheer de Lespéron", zei Roxa- lanne. op een ondoorgronde! ijken Toon. Mis schien was cr nog iets dat mij zou kunnen helpen'en intussohen dreigde ik alles te be derven door toe te -geven aan dien angst voor morgen. Met groote inspanning be- heerschtc ik mij cn antwoordde kalm: „Hel is mij niet welkom, mademoiselle. Ik heb een goede reden om Diet te wenschen mijn heer de Marsac te ontmoeten". „Ja een uitstekende reden", fluisterde Su Eustaclie met oen Icelijken trek om zijn mond. „Ik twijfel er niet aan of het. zal u moeite kosten een aannemelijke reden op te geven waarom u hem en zijn zuster niet hebt laten weten dat u leeft". „Mijnheer, waarom haalt u er den naam van zijn zuster bij?" vroeg ik op goed ge luk af. „Waarom?" Ilij zag mij mol onmisken- Laar genot aan. Hij stond rechtop, zijn hoofd achterover, zijn rechterarm uitge strekt, zijn hand op den gouden knop van zijn mei linten versierden wandelstok. Hij liet zijn oogen gaan van mij naar Roxa- lanne cn toen weer naar mij. Eindelijk zei hij: „Is het zoo verwonderlijk dat ik den naam noem van uw verloofde? Maar mis schien ontkent ge dat go verloofd zijl mol mademoiselle do Marsac En ik, een oogenblik de rol die ik speelde, en don man voor wien ik gehouden werd, vergetende, antwoordde vol vuur: „Ja, dal ontken ik". „Nu-r dan liegt go", zei hij, zijn schouders ophalende met brutale minachting. In mijn gekeele leven geloof ik mij nog r.ooit door woede te hebben laten meesle pen. Ruwe. onbeschaafde mannen kunnen zich door zulk een hartstocht Ja'cn mee Dc lieer KRIJGER (C.-II.) brengt liuldc voor de wijzo waarop de plannen zijn voor bereid. Wat de tegen do financiering/aan gevoerde bezwaren betreft, is spr. door de Memorie van Toelichting cn die van Ant woord thans volkomen bevredigd, lioew.pl aanvankelijk ook bij liem ernstige bezwaren daartegen waren, gerezen. Spr. zegt or van overtuigd b zijn, dal do, kwestie van dc bepaling dor plaats van aan sluiting oen zeer moeilijke is. waarover slechts deskundigen kunnen nordeelcn. Door de voorlichting van bekwame- des kundigen is echter thans ook de Kamer in slaat zich een oordeel te vormen en spr. sluit zich geheel aan bij de opvatting van den heer VYortman, directeur-generaal van do Zuiderzeewerken. De heer VAN GIJN (V.D.) acht dc afslui ting van de Zuiderzee oen nationale zaak, hoewel deze met nuchtere oogen moet wor den beschouwd. Het komt spr. n.l. twijfel achtig voor, of men er wel aan doet, thans over te gaan lot de droogmaking van den Noordwestpolder. Spr. is van meening, dat men voor het zelfde geld ook elders gronden productief kan maken' b.v. door ontginning van woeste gronden. Dc heer Van Gijn is or derhalve nog niet van overtuigd, dat bij de versnelde droog making der Zuiderzee begonnen moet wor den met vervroegde droogmaking van den Noordwestpoïdcr. Dit lijkt spr. lioogrl oncco- nomiscli. Wat betreft de financiering, is spr. van meaning, dat liet nieuwe systeem een ver brokkeling is van hot geheel. Door dit systeem wordt renteverlies geleden en bij is van meening, dat liet nageslacht deze wijzo van financiering niet zal prijzen. De bijdragen der omliggende provincies acht spr. wel juist, maar dc financiering daarvan niet, mede ook door dc verwarring, welke daarbij nog grooter dreigt le worden. Voorts aclit de lieer Van Gijn hel niet juist, dat dc provinciale bijdragen in min dering komen van de kosten van aanleg der polders. Amendcering van liet ontwerp achl spr. zeer moeilijk. Ilij kan nog niet zoggen, of hij tegen zal stemmen. Do heef WEITKAMP (C.-II.) vraagt of de regeering voornemens is spoedig eqn wets ontwerp in te dienen, waarbij een gelijk be drag als noodig voor de vervroegde droog making wordt aangevraagd voor ontginning van woeste gronden, welke met veel tuinder kosten kan geschieden. Spr. kan zich wel rnet liet onderhavige ontwerp vereenigen, doch daarnaast moet er z.i. een cultuurfonds komen. Hij hoopt dat de regcering. ook gezien de regeeringsverklaring. het na aanneming van dc thans aan'de orde zijnde ontwerpen .er bij zal laten. Spr. wenscht nog ccn onderzoek naar do afwatering van omliggende gedeelten van het land. slepen, maar een gentleman maakt zich nooit driftig. Op dat oogenblik deed ik dat ook niet, ten minste niet uiterlijk. Ik nam mijn hoed met een zwaai af voor Rcxa- lanne, die daar tegenover ons stond, vol angst en vol verbazing. „Mademoiselle, u zult liet mij vergeven, wanneer ik het noodig oordeel dezen kwa jongen af tc ranselen". Toen deed ik zoo rustig en beleefd moge lijk een paar passen ter zijdo en nam den chevalier den stok uil dc hand, voordat hij had kunnen gissen wat ik van plan was. Met de grootste beleefdheid maakte ik een buiging voor liem, alsof ik zijn verdraag zaamheid inriep voor hetgeen ik ging doen, en voordat hij van zijn verbazing had kun nen bekomen, had ik dien wandelstok drie maal snel achter elkander op zijn schou ders doen neerkomen. Met een kreet van pijn en schaamte sprong hij achteruit en sloeg do hand aan zijn degen. „Monsieur", riep Roxalannc hem foe, „ziet ge dan niet, dat hij ongewapend is?" Maar hij zag niets, of indien hij het zag, dan dankte hij den hemel, dal dit liet geval was en trok zijn zwaard. Daarop wou Roxa- lanne zich tusschen ons beiden werpen, rnaar met uitgeslrekten arm hield ik liaar terug. „Wees niet bevreesd, mademoiselle", zei ik heel kalm, want indien de vuist, die La Vertoile vroeger neergeslagen had, nu met een stok gewapend niet was opgewassen tegen he' zwaard van zulk een zotskap, dan zou ik mij mijn lieelc leven geschaamd hebben. Ilij kwam woedend op mijn af, met de punt van zijn zwaard op mijn keel gericht. Ik ving het lemmet op met mijn slok: en hol gelukte mij weldra hem het zwaard uit De lieer ALBARDA (S.-D.) merkt op. dat het voordeel van den afsluitdijk vast-: la at; niet alleen door dc vermeerdering van cul- tuingronden, maar ook omdat er nog ande re economische belangen door worden bc-.- harligd. liet offer, dal wordt gebracht, door iet plaats van een meeldijk een zeedijk te ma. ken, wordt aan sprekers ihcening niet tc\ vergeefs gébracht'. Door do droogmaking verkrijgt men meer vedigingsgclegenlieid, in eer productiemoge lijkheden cn vooral werkverruiming. Door do droogmaking komt men voor groote vraagstukken tc staan, waarover men anders' niot in dezelfde malo krijgt te be* slissen. Teneinde nu niet ineen? een bcs!is< sing le nemen over liet geliccle in tc pof do i ren gebied, acht spr- het wel gewemeld, eerst met een gedeelte to beginnen cn daar* om is spr. voorstander van dc vervroegde droogmaking alleen van don Noordwest* polder. Deze vervroegde droogmaking mag echter niet Oorzaak zijn om onverschillig le worden voor liet productief maken van an dere gronden, hetgeen ook spr. noodzakelijk achl Ilij zal den beer Wcilkamp in zijn pogingen om lot dio ontginning te komen dan ook met kracht steunen. Wal dc richting van den afsluitdijk be lieft, zijn naar sprekers mccning voor tiet nieuwe plan (aansluiting bij Zurich) zulke overtuigende argumenten naar voren ge bracht, dat daarover eigenlijk geen kwestiö meer kan beslaan. liet vraagstuk, wal mol dc drooggelegde gronden zal geschieden, acht spr. urgent en oen beslissing over de vraag, af die gronden staatseigendom zullen blijven of niet, on zoo ja, op welke wijze zij dan zullen wor den uitgegeven, acht spr- zeer noodzakelijk. Dit vraagstuk moet ernstig in studie wor den genomen. Een ander probleem acht spr. de kwestie der verkaveling, waayiaar ook een onder* zoek moet worden ingesteld. Ook de wegen aanleg en d° verfraaiing vragen aandacht cn spr. zou tc dezen aanzien den minister willen verzoeken zich in verbinding le stellen met den Bond van Architecten, waarbij reeds groota belangstelling voor deze kwestie bestaat. Do heer VAN VOORST TOT VOORST (R.-K.) brengt eveneens hulde aan het rap* port-Lovink- Spr. merkt op, dat de Noordwestpolder reeds na 12 jaar in volle productie zal zijn. du? 13 jaar eerder- Met liet oog daarop heeft spreker gaarne de meer benoodigde gelden daarvoor over, want er is groot gebrek aan cultuurgronden. Van ganscher harte zal spr. dus zijn slem aan het ontwerp geven, doch hij hoopt tevens, dat de regoering liet pro- ductief maken van andere gronden daardoor niet zal verwaarloozen. Dc lieer DUYMAER VAN TWIST (A.-R.) kan zich wel met het ontwerp» vereenigen, doch is van meening, dat men daarbij groo- de hand tc slaan. Het klelferdo tegen de marmeren balustrade aan, een meter of zes weg. Met zijn zwaard scheen ziin moed hern ook le begeven en daar stond hij, aan mijn genade overgeleverd, een merkwaardig toonbeeld van dwaasheid, verbazing cd angst. Maar ridder de St. Eustache was een jonge man en aan de jeugd kan rnen veef vergeven. Een daad vergeven als een waar aan hij zich had schuldig gemaakt zij» zwaard trokken tegen iemand die ongewa pend is, .zou echter niet alleen belachelijke verdraagzaamheid zijn geweest, maar ern- stig plichtsverzuim. Als oudcro was ik ver plicht, den ridder een lesje le geven in goede manieren. Dus doodkalm cn geheel allee» voor zijn eigen toekomstig welzijn voerde ik de taak uit en ranselde hem af en 3k"ge loof, dat niemand mij dit had kunnen ver béteren. Ik was volstrekt niot woedend Ik bracht den stok heel regelmatig op cn neer en of ik hem raakte op zijn hoofd, zijn rug of zijn schouders beschouwde ik meer als zijn zaak dan de mijne. Het was een les uia ik hem gaf en hel letsel dat bij bekwam in den loop van den strijd was een onbedui dende kleinigheid, want hel was een les» voor zijn ziel. Twee- of driemaal trachtte hij mij le treffen, maar ik weerde hem af ik was niet van plan af (e daten lot een mi» gevecht met dien jongen. Eindelijk kwam Roxalannc lüsschcnbeb» den; maar op dat oogenblik. de slag waf misschien iets harder geweest dan de vo- rigo, brak de slok plotseling on St. Eusiach# zakte kermend op dpn grond. (Wordt vervolgd). -

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5