Van alles Wat* Een Deftig Heer! CORRESPONDENTIE. jou Iiet'allereersle verslonden hebben. Maar hij doet geen kwaad...." Ongeveer een uur later,, want nu 't een echte beer was, mocht hij niet met de tram terug, en de auto was veel te klein voor Bruno, s'ond de man met zijn beer weer voor den Inspecteur. „Hier is mijn Bruno, mijnheer", sprak hij vroolijk. „En ik dank u wel vriendelijk voor de moeitel" „Hè, wat nu?" riep de Inspecteur ver baasd uit. „Moest alles in rep en roer wor den gebracht door een beer? Ik dacht, dat Bruno je zoontje was!" „Ik heb mijn beer lief, alsof hij mijn zoon was, mijnheer", sprak nu met aandoening in zijn slem de man. „Ik vond hem, als heel klein heerlje, in één der wouden van Sile- 2ië. 't Was in de laatste maanden van den oorlog, 't Beestje, dat misschien zijn moeder verloren had. was ziek en zwak. toen ik het vond. Ik verzorgde het zoo goed ik kon, deelde met hem het weinige voedsel, dot ik had. Daardoor hechtte Bruno zich aan mij. Tweemaal redde hij mijn leven. En nu verdient hij, door het maken van kunsten, den kost voor ons beiden, want ik kan niet werken, z e u maar zelf." Hij toonde nu zijn Iwee handen, die in den oorlog vreese- lijk verminkt waren. „En nog nooit is hij weggeloop:r., mijn Bruno", ging hij voort. „Hoe dit nu is gebeurd, begrijp ik nog niet." „Wei, sprak lachend de Inspecteur, ..ik denk dat Bruno het Carnaval heeft willen meevieren, en je ziel, dat dit h»m goed is geluk', want allen in de tram, zelfs de con ducteur, zagen hem voor een Carnavals- gast aan." „Ta ja, mijn Bruno is slim", zei de man, en toen ging hij met Bruno heen. TANTE JOH. Raadsel-spelletje. 'AJle speleTs 2ijn van potlood en papier voorzien. l Ieder schrijft nu boven aan zijn papier Lien naam van een persoon, een dier of Ir en voorwerp, dot hem in de gedacht© ficomt, b.v. „een soldaat", „een roos"a „een kangoeroe" enz. Daarna wordt het papier omgevouwen en aan den rechter buurman doorgegeven, die er eveneens den naam van een per soon, een dier of een voorwerp op schrijft. Ook hij geeft het aan zijn rechter buur man door Deze opent het- en leest b.v. „een roos" en „het haar van mijn pop." Nu moet hij met behulp van die beide gegevens een raadsel makeD, b.v. „Welke overeenkomst is er tusschen een roos en het haar van mijn pop?" Ten slotte wordt het papier nog eens aan den rechter buurman doorgegeven en deze schrijft de oplossing er onder, waarna hij raadsel en oplossing voorleest, b.v.: „Welke overeenkomst is er tusschen een roos en het haar van mijn pop Wij zien niet graag dat ze uitvallen." Wie geen antwoord weet te verzinnen men spreekt b.v. af, hier voor 5 minuten te nemen moet een pand geven. De panden worden na afloop verbeurd. De Beer en de Olifant. „Wat zijn de menschen toch dwaas!" zei de beer eens tegen den olifant. „Wat c-ischen zij veel van ons! Op de maat der muziek moet ik dansen, ik, de ernstige beer! En zij weten toch maar al te goed, dat zulke grappen volstrekt niet passen bij raijn deftigheid. Waarom zouden zij anders zoo schateren van het lachen, wanneer ze rnij zien dansen?" w,Ik dans cok op de maat der muziek", zei de geleerde olifant, „en toch geloof ik, dat ik even ernstig en eerwaardig ben nis gij. Maar nog nooit hebben de toeschou wers mij uitgelachenintegendeelblijde verrassing en diepe bewondering stonden steeds op hun gelaat te lezer.. Geloof mij, vriend beer! de menschen lachen niet, om dat gij danst, maar omdat gij er u zoo gék 3ij aanstel* Door C. E. DE LILLE HOGERWAAED. Hij rookt zoowaar een Bigaiet, Draagt zelfs een koogen boord: Ja, Snorrebaard van Melkkan-zicht, Die weet wel, hoe het hoort. Hij wandelt in het zonnetje; Zie eens, hoe hij zijn staalt, Waar hij geweldig trotech op is, Laat zwieren naar den aard. En als 't gebeurt, vertel 'k er van In onze Einderkrant. Ik denk, het wordt een grappig feest, Het leukst' uit heel het land! Heer Snorrebaard van Molkkan-zicht Is wat een deftig heer; Met hoogen hoed en wandelstok Lijkt hij echt een meneer. Misschien gaat hij naar een concert Of naar de bioscoop. .Wftt het mag zijn, het is iet-s leuk*. Zeg, weet je, wat ik hoop Dat Snorrebaard van Melkkan-zicht Mij meevraagt naar het feest. Ik ben nog nooit met eenig dier Op 'een partij geweest. In vele brieven las ik, dat jullie dachten, dat er heelemaal geen kindercourant kwam omdat ik geen tijd had gehad, maar nadab je ouders, broers of zusters je hadden voor gelezen, dat de kindercourant pas Maan dags kon verschijnen, omdat er zoo heel veel werk was voor het „L. Dagblad", toen waren do kinderharten gerust. En toen heeft het berichtje der redactie, dat jullie nu voor deze ééne keer den tijd hadt tot Woensdag 12 uur, jullie ook nog wat ge rustgesteld. Ik heb nu zoo ongeveer alle ingezonden raadsels, die geschikt waren en er nog niet hadden ingestaan, gebruikt, dus nu mogen jullie mij weer eens nieuwe raadsels toe zenden, er zijn velen, die al lang op dat bericht wachten. Iedereen begrijpt wel, dat ik niet zoo'n uitvoerig antwoord aan velen kan geven deze week, daar ik het pakket brieven een dag later pas ontving, das veel minder tijd had. Marie W., la semaine passée j'ai regu ta lettre trop tard pour pouvoir te répon- dre encore. Merci beaucoup de ta jolic carte et de tes félicitations. Je comprends tres bien que cette semaine il est impossi ble pour toi de m'envoyer ta lettre h temps, car lc journal pour la jcunesse n'est venu que liindi soir. Miesje v. d. Lijke, nog dank voor je mooie ansicht, om mij te felicitceren, ilr ontving die pas Vrijdags, dus tc 1'ant örn' er toen rog voor te bedanken. Antje Glasbergen en Truida van Leen-' wen, nog dank voor dc gclukwensch'en. Na tuurlijk kon jc mij verleden week niet fe licitceren als je niet wist, dat ik jarig was. De tijd begint al op te schieten, dat jullie van school af gaat. Wim en Jannetje Teljeur, tegen jullie zeg ik hetzelfde, watfuk net hiervoor heb geschreven, als je iets niet weet, dat kan je tóch niet helpen. Zorg maar Wim, dat jc daar niet moei' naar toe gaat, je weet wel wat ik bedoel. Maartje en Ariena Coljee, ik heb ge zocht voor jullie in de ingehonden jaar gangen van mijn kindercourant, en ik heb gevonden -Haartje - 30 Mei 1925 en Ariena 19 December 1925, nu kunnen jullie het- allebei in je boek opschrijven, dan weet je het voor later. Trijntje Voorma en Gretha v. <1. Zwart,- jullie hebt mij een mooie briefkaart gezon den om mij te feliciteeren, dus behoefde je het in den brief niet ook nog te doen. Ja hoor, ik heb het goed gehad en veel gekregen, cadeautjes, bloemen, lokkers, du» van alles. Annie van den Broek, ik hoop, dat j© oen prettigen verjaardag hebt gehad, nu daar hoor ik zeker in je» volgende brief wel alles over. Lien de Graaf, neen een heel lange uit voerige correspondentie kan deze week niet, nu ik het pakket uit Leiden pas Donderdags kon ontvangen, in plaate van Woensdags, jouw brief was cr nog v66r »k iets anders had. Verlang je naar de Paaschvacantie. Ga je nog uit iogeereri? Liesbeth en Jaap Barnouw, nu hebben jullie deze week toch al heel vlug de raad sels gezocht cn geschreven, want jullie brief uit Zeeland was er nog eerder dan liet pakket uit Leiden. Ik vond het heel aanlig, dat jullie mij de briefkaarten met de pastorie cn de kerk stuurden. Zoo, gaan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 17