Vóór den Verjaardag. ANEKDOTES. hem. Hij keek er zóó lang naar, totdat zijn oogen vanzelf dicht vielen, en toen hij ze weer opende, zag hij na-ast zich in het mo* een klein ventje. „Wat ligt jij daar in 't mos V' Woutje begreep er niets van, dat het vTeemdje ventje hem kende. „Waar kom je vandaan 2" vroeg' hij. „Wie ben je! Ik ken je heelemaal niet..." „O, maar ik ken jou wel", zei het ventje. „Je bent Woutje, het zoontje van Teun, den schapenscheerder. En ik weet ook, wat je graag zoudt willen. Je zoudt rijk willen zijn, nietwaar, zooals de kleine graafjes V* „Hè, hoe weet je dat zoo V\ vroeg Woutje. „O, ik weet zoo heel veel van alle men- schen", was het antwoord. „Maar hoe ben je toch op eens zoo ontevreden geworden, Woutje 1 Waarom wil je zijn als de graaf jes V' „Omdat het me verveelt iederen dag bruin brood en aardappelen met spekvet te moeten eten", zei Woutje. „En omdat mijn hoepel een band van een oude ton is. En omdat ik altijd op klompjes moet loopen, en een pakje draag, dat oud is en gelapt..." „Ja, dat begrijp ik allemaal best", zei het ventje. „Kom daarom maar met me mee, dan zal ik je iets geven, dat al je wenschen kan vervullen, doch denk er aan, dat het geen onmogelijke wenschen moe ten zijn. En ook mag je niet bang wor den..."- „Ik ben nooit bangV, verzekerde Woutje. Zoodra had hij dit gezegd, of het kleine ventje werd een reus, die Woutje opnam uit het mos en rhet hem wegvloog heel, heel ver. 't Ging zóó vlug, dat de jongen er duizelig van werd en zijn oogen stijf dichtkneepj totdat hij een schok voelde en de reus tot hem sprak: „Kijk eens, Woutje, nu zijn we m een vreemd rijk. 't Is het Rijk der Ontevredenheid." „Nooit van gehoord", bekende Woutje. En toen een vreemd dier bemerkende, dat langs hem heen liep, vroeg hij„Hè, wat is dat voor een dier?" „Wel, dat is een kat"* legde hem de-reus uit. ,,'fc Is een ontevreden ka.t, die een hond wenschte te zijn. En kijk nu eens naar de gevolgen van dien wensch! Kijk eens, hoe leelijk hij geworden is. Ja, zoo gaat het, als men ontevreden wordt en wat anders wil zijn, dan men is." t „Maar toch zou ik graag een graafje zijn," sprak Woutje, en toen wijzende op een vreemd ge vormden, boom, vroeg hij: „Wat is dat voot een boom V' ,,'t Is een kastanjeboom, die graag een appelboom wilde zijir", luidde het ant woord. „En kijk nu eens, hoe het daarmee ging. Nu zou hij weer graag een kastanje willen zijn, maar dat gaat niet meer. Ja, zoo gaat het, als men ontevreden wordt, en wat anders wil zijn, dan men is..." „En toch zou ik een graafje willen zijn", hield Woutje vol. „Nu je moet het zelf maar weten", zei de reus. Hij brak daarop een takje af van een rozenstruik en vervolgde: „Als je drie keer het takje op den grond 6laat en daar bij een wensch doet, wordt die wensch da delijk vervuld." Woutje nam het^takje, sloeg er drie keer mee op den grond en zei: „Ik wil op het kasteel van den gTaaf wonen en lekker eten hebben, en mooie kleeren en een echten hoepel!" Nauwelijks had Woutje dezen wensch gedaan, of hij zat aan een met heerlijk eten beladen tafel, vgekleed in een zwart fluweelen pakje met gouden knoopen, en fijn-lederen schoentjes aan de voetjes. En naast hem zat zijn gouverneur, die telkens hem berispte, omdat hij, Woutje, niet net jes at. En eten zooveel hij wilde, dat kon en mocht Woutje ook niet. Do gouverneur was bang, dat hij te veel zou eten, Vvant toen Woutje nog ergen honger had, werd zijn bordje door een lakei weggenomen. „Nu heb je genoeg gegeten", zei toen de gouverneur, „nu gaan we weer leeren." „Hoe lang moet ik leeren V' vroeg Woutje. „Totdat het tijd :b voor onze wandeling", was het antwoord. „Maar ik denk, dat daarvan vandaag wel niets zal komen, want het gaat regenen." „Mag ik dan niet in den regen loopen V' vroeg Woutje. „Welneen, hoe kun je met je mooie laars jes door het natte bosch loopen 1 't Is er zoo modderig en zoo vuil", sprak de gou verneur. „Neen, we blijven thuis en lee ren de geschiedenis-les voot morgen." Woutje zuchtte; hij vond geschiedenis, j vooral zooals meester hem die leerde, lang niet prettig. „Ik maakte veel liever som men", zei hij. „Er rdogen vandaag geen sommen ge maakt worden", zei de gouverneur beslist. „De gravin heeft bevolen, dat je eerst ge schiedenis moet leeren. En vooral de jaar tallen, alle jaartallen uit }b hoofd moet kennen „Alle jaartallenzuchtte Woutje. „En heeft moeder dat gezegd 1 Wel dan zal ik even gaan vragen, of,., e..." „Je moeder is uitgegaan met de auto", was weer het antwoord. Toen werd Woutje wanhopig, zóó, dat hij begon te huilen en te roepen, dat hij naar moeder wilde. „Hi, hi, hi, moeder gaat nooit uit met de auto!" riep hij met een snik. „En o, al die jaartallen. „Woutje, Wout, v/at is er Waaroni schreeuw je zoo 1 Heeft een wesp je gesto ken V' }t ,Wae Mieko, Woutje's zusje, die hem dit toeriep en meteen hard kwam aan- loopen. „Hé, wat?!" Woutje wreef zijn oogen uit, snikte nog even en zei toen om zich heen kijkende: „Ben ik dan niet in het kasteel 1 Ben ik dan geen graafje En die reus dan, die me straks meenam naar die ontevreden kat en dien boom, die eerst een kastanjeboom was? Ej> die gouver neur... „Ach jongen, je hebt geslapen en ge droomd!" riep Mieke lachend. „Kom, 6ta op en ga mee naad* moeder! Kijk, we heb ben onze mandjes vol bessen en dat voor jou hebben we ook volgeplukt! Kom mee, we hebben honger, zus en ik..." „Ik heb ook honger", zei Woutje. En toen denkende aan de boterhammen met stroop, die hem thuis wachtten, ging hij voort: „Kom, laten we wat vlug loopen, moeder heeft ona stroop beloofd!" i Nooit was na dien dag Woutje meer on tevreden met zijn gelapte pakje, zijn klompjes en vooral niet met zijn grof brood en de aardappelen met spekvet. Want hij mocht daarvan altijd eten zooveel hij lustte, en van de jaartallen behoefde hij op de dorpsschool alleen die te kennen, waarvan meester de geschiedenis vertelde. En nog altijd hoepelt hij met zijn tonneband! TANTE JOH. Ingezonden door Nelly Lezwjjn. Reiziger (tot stotterenden beambte aan het kaartjesloket): „Weet je ook of de trein van 3.16 al weg?" Beambte: „Als jjje hhhet nnniet aan m m mij h h had g g gevraagd, h h had j j je h h hem nog n n net k k knnnen h h halen." Ingezonden door Mini Metselaar. Uit een kindermond. Piet: -'ader, als n weer eens gaat dan, sen, mag ik dan eens kijken?" Vader. Dansen, maar jongenlief wan neer zou ik nu ooit dansen?" Piet: „Nu. tante Corrie zei gisteren "toch, dat u altjjd naar de prjpen van Moeder danste." Keest allen liet begin dezer correspon dentie. De volgende week ben ik niet in Den Haag, maar in Aerdenhout bjj Haarlem, Boekenrodeweg, p. a. Den Heer Van Olst, Dit zeg ia voor al degenen, die mij den brief apart over de post zenden. En nu nog iets dat alle kinderen moe ten lezen. Een kind schrijft mij, dat iemand haar heeft wijs gemaakt, dat men met prijsraadsels gerust vele brieven kan inzenden en dan telkens met een anderen „Wij hebben een geheimpje, „hé Zus? broer weet het niet „wat zal hij morgen kijken, „als hij je weet wel zieti" Broer Jaap is morgen jarig en roept: „o. 'k weet het al, ,,'k Krijg vast van jullie samen „een mooien, grooten bal." Heleentje kijkt heel oolijk haar groote zuster aan; „mis Jaapje," zegt ze vroolijk, „je bent er ver vandaan I „Wat jij krijgt is veel leuker, „het is een„stil!" spreekt zu? „je mag het niet verklappen; „geef mij maar gauw een kus," „Neen Jaapje, je moet wachten; „het is gauw morgen, vent;, „dan krijg je van Heleentje „en mij een mooi present." HERMANNAV* naam onderleekenen, zoodat één kind dan vele kansen heeft met loten. Ik kan niet gelooven, dat een kind dit ooit heeft gedaan, dat zou héél oneerlijk zijn. Ik k a n niet ge looven, dat als een prijs viel op een val- schen naam, dat dan een kind naar het bureau Leidsch Dagblad zou durven gaan en zeggen: „Ik heet zoo en zoo", terwijl 'het heelemaal niet waar is. Dat zou heel treurig zijn, als iemand zóé oneerlijk durlde zijn. Daarom ik kan, ik wil' het n j e t gelooven maar ik vind het heele maal niet aardig om zoo iets te verzinnen en" dat aan een kind wijs te maken. Annie en Neettje van Leeuwen, heSKen jullie het gelezen, waar ik de volgende week zal zijn? Annie dank voor je aardig praatjs over al je bollen en planten en bloemen? Zeker ken ik een aronskelk, die is prachtig. Gretha v. d. Zwart en Trijntje Voorma1,' hebben jullie ook gezien, waarheen je den brief moet zenden volgende week. Liesbeth en Jaap Barnouw, leest ook Eet begin der correspondentie, anders komt je brief te laat. Ik feliciteer Jaap met zijn ver jaardag en wensch hem veel plezier, efl Liesbeth veel plezier in Brugge, Henny Hulsbergen Henning.-heB je prel- iig den verjaardag van je moeder gevierd, en was zij blij met je cadeau? .Wdm en Jannetje Teljeur, vond je dat a, b. c wat lastig? Het was toch heuscb zoo moeilijk niet. Annie Alkemade, ik EeE wel smyrna- werk gemaakt, maar ik kan je dat onmoge lijk leeren zoo op een paar regels in de cor- respondenlie, ik doe je gra3g een plezier, maar dat kan (och niet. Jan Stark, je schrijft maar als je wat EeEt te vertellen. Tineke van Slaveren, wal BeB jij een massa boeken gehad op je verjaardag. Ik had gevraagd nog geen nieuwe raadsels in te zenden, en trouwens dit van jou heelt er al in gestaan. Greta en Catrien Smit, ja lïoör, ik vind dat verhaal ook heel mooi. Emanuel Eljou, ik hoop dat je prettige dagen zult hebben in Den Haag. i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 19