EEN KERSTGAVE.
DE JOCKEY
No. 20181.
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 24 December
Derde Blad. Anno 1925.
FEUILLETON.
Een pa-ar dagen vóór Kerstmis las men
alle kranten, dat de beroemde pianist
Bobert HilaTius plotseling was overleden.
0p een concert te München had hij gespeeld
fcooals alleen Hilarius dat kon. Vrienden en
bewonderaars hadden hem na het concert
een souper willen aanbieden, maar hij had
•r voor bedankt; zeggende, dat hij na een
concert meestal heel moe was en den vol
genden morgen vroeg op reis moest. Toen
men hem den volgenden morgen kwam
wekken, lag hij dood in bed. Hartzwakte
stelde de dokter vast. Niemand, ook hijzelf
niet, wist er iets van, dat hij er aan leed.
Hij scheen zoo gezond en krachtig.
De begrafenis was op den drie-en-twin
tigsten December bepaald. Het stadje,
,Waar hij begraven zou worden, had in lan
gen tijd zoo'n begrafenis niet gezien. Tal-
looze kransen bedekten de baar en van
heinde en ver kwamen telegrammen. Want
Dok buiten zijn land was hij bemind en ge
acht.
De lijkdienst was geëindigd. De kist werd
Uit de kapel gedragen; de stoet zette zich
in beweging. Een dirigent uit München
stond nog te wachten, samen met een
leeraar aan het Conservatorium, tot zij
aich bij den stoet konden aansluiten. Een
ongeveer vijftigjarige dame, lang en slank,
met donkere oogen, ging langs hen heen.
De dirigent boog voor haar.
„Wie groet je daar?"
„Dat is Anna Hassel, een bekende schil-
Üeres uit München."
„Ia zij dat Ik heb een paar uitstekende
portretten van kinderen en vrouwen van
paar gezien. Wat zal zij knap zijn ge
weest, toen zij jong was! Is zij een beken
de van Hilarius V'
„Ja, ook een vriendschap uit hun jeugd.
•Jk geloof, dat hij den laats ten avond van
zijn leven bij haar was. Toen men hem dood
.vond liggen in bed, belde de hotelhouder
mij op. Ik haastte mij er heen. En toen
Vertelde men mij, dat Hilarius pas om te
gen twaalven 's nachts in het hotel was ge
komen. En de concierge van het Concert
gebouw, die na afloop van het concert een
auto voor hem heeft gehaald, heeft gehoord,
idat hij aan den chauffeur een adres in
pchwabing opgaf. En daar woont juffrouw
Hassel."
De nieuwsgierigheid van den muziek
leeraar was opgewekt. Doch de dirigent be
weerde, dat hij er niet meer van wist. Later
zag de leeraar juist hoe Anna Hassel een
handvol aarde op de lijkkist wierp. „Wat
een tragisch figuur", dacht hij. Daarop
ging zij naar de weduwe. Een vluchtige
handdruk, een paar afgemeten woorden
van weerskanten en juffrouw Hassel maak
te plaats voor anderen. Zij scheen noch Hi-
lariua' twee dochters en haar echtgenoote,
poch zijn zoon, een jong cavalerie-officïer,
met zachte, vriendelijke oogen, te kennen.
Zij liep langs hem heen. Zoekend gingen
haar oogen over de menschemmassa.
Daar ontdekte zij een jongen man met
Rouwfloers om hoed en arm, die bij de fa
milie had gestaan, maar zich nu ver van de
anderen hield. Niemand scheen hem te ken
nen, noch zich om hem te bekommeren.
'Anna Hassel ging near hem toe en zaoht.
zei ze: Max!"
Hij nam zijn hoed af en keek haar vra
gend en onzeker aan.
„Ken je me niet meer Het is ook wel
heel lang goleden, dat wij elkaar voor 't
laatst
„Tante Anna! Vergeef me, dat ik u een
oogenblik niet herkende. Juffrouw Hassel
of mevrouwV'
„Ja, Max, voor jou ben ik nog altijd
Tante Anna, hoor. Anna Hassel zooals in
den goeden, ouden tijd. Laten we een
beetje doorloopen, waar minder menschen
zijn."
Hij volgde haar. „Wanneer ben je geko
men V' vroeg zij, toen zij samen verder
liepen op een stillen weg, tusschen ontbla
derde berkeboomen.
„Gistermorgen kwam de boot te Hamburg
aan. Terwijl ik in een restaurant op mijn
diner zat te wachten, bladerde ik een krant
door en las het doodsbericht. Ik telegrafeer
de aan heb Conservatorium hoe laat de be
grafenis was of zij me wel zou geant
woord hebben, weet ik niet eens zeker
en ik kon juist nog tijdig hier zijn."
„Je Vader verwachtte je niet vóór Ja
nuari. Had ik kunnen vermoeden, dat je er
nu al zou zijn, dan had ik getracht je zelf
het bericht te doen toekQmen."
„Dank u. Och, 't was eigenlijk een dom
me, jongensachtige gedachte van mij." Hij
bloosde en zweeg.
„Wat voor gedachte, Max? Je bent toch
al een halfjaar te lang in de koloniën ge
bleven 1"
„Weet Tante Lina dat dan?"
„Je Vader vertelde het mij, toen hij bij
mij was den avond vóór zijn dood."
„Hij was bij u? Na zijn laatste concert?
O, tante Anna
„Telkens, als hij te München kwam, at hij
bij mij of kwam na afloop van het concert
nog een uurtje praten. Je wilt natuurlijk
graag allerlei van zijn laatsten levensavond
hooien. Maar we zijn hier al bij het hek en
je zult toch graag op de terugreis bij je
familie zijn."
„Mijn familie Zijn grijze oogen staar
den voor zich uit. „Dat is toch niet mijn
familie! Ik ben hun al even onverschillig
als zij mij. Op weg hierheen was ik mei»
hen en bij hen, maar dat zal dan ook wel
de laatste keer zijn geweest. Vanmorgen,
direct na aankomst, ging ik naar mevrouw
Hilarius. Haar zoon ontving mij. Zij voel
de zich te zeer ontroerd, om iemand an
ders dan haar allernaaste betrekkingen tc
ontvangen, en hij liet doorschemeren, dat
ik heclemaal niet daar in huis behoorde. Ik
had toch ook moeilijk iets anders kunnen
verwachten. Maar ik ben nu eenmaal een
centimenteele droomcr en ik had toch wer
kelijk gedacht, dat ten minste hij, na d«
begrafenis, zijn beide zoons... Maar voor
één ding zal ik mijn leven lang dankbaar
blijven, dat ik aan dat kinderachtig verlan
gen van mc, nog eenmaal in het leven met
Vader Kerstfeest te vieren, gevolg heb ge
geven. Gedurende de lange reis heb ik me
zelf dikwijls voor kinderachtig uitgemaakt.
Want zij zouden het me weer lastig genoeg
hebben gemaakt, "zelfs als Vader
„Vader zou er zoo gelukkig over zijn ge
weest."
„Gelooft u?"
„Dat weet ik. En nu ben je, ondanks al
les, toch 'blij, dat je op reis bent gegaan.
Ik ben met den auto. Laten we samen
naar de stad terugrijden. Vanavond reis
ik weer naar München en jij gaat mee, Max.
Dan vieren wij morgen samen Kerstfeest."
„Vieren V' herhaalde hij bitter. „Dat kan
ik niet."
„Ook ik zou morgen onmogelijk met
vroolijke menschen kunnen samen zijn
maar wij beiden kunnen toch zeker ter eerc
van de nagedachtenis van je lieven Vader
ons Kerstfeest wel vieren."
Max Hilarius drukte zwijgend Anna Ras
sels hand.
„Dat is dus afgesproken. Chauffeur, naar
de stad terug."
Hoe lief had Anna Hassel haar kleine wo
ning met de antieke meubelen en veel din
gen van schoonheid en veel bloemen. Hoe-
vele malen had Robert- Hilarius bewonde
rend gesproken over de fijne behaaglijkheid
van haar milieu!
Toen Anna op dezen gewijden Kerst
avond alles gereed maakte voor den zoon
van haar overleden vriend, kwam haar
heele sfeer haar dierbaarder en vertrouw
der voor dan ooit. Zij versierde den Kerst
boom, bracht er veel kaarsen in aan en
ging daarna de stad in om een paar geschen.
ken voor Max te koopen, o.a. een mooi
,;:stie voor een jeugdportret van zijn
Vader.
Niet gemakkelijk viel het haar van dit
portret afstand te doen, dat gemaakt was
in een tijd, toen er noch van een eerste,
noch van een tweede vrouw van Robert
sprake was. Toen zij nog even goede vrien
den waren, als toen zij als kinderen same:*
speelden. Vol belangstelling had Anna de
ontwikkeling van den jongen kunstenaar
gevolgd. Zijzelve was bijna gelijk in de mu
ziek als in de schilderkunst begaafd Tn den
eersten tijd had zij zich bijna uitsluitend
aan de muziek gewijd. Niet om zelve kun
stenares te worden; zij wilde het slechts
zoo ver brengen ,dat zij Robert begrijpen
kon en hem zooveel mogelijk kon behulp
zaam zijn. Daarom studeerde zij vlijtig
piano en nam er ook nog harmonieleer bij.
Hoe trotsch had zij zich gevoeld, wanneer
zij en Robert quatte-mains speelden of hij
met haar sprak over de opvatting van een
muziekstuk, dat hij aan het instudecreu was
en hij zijn verbazing er over uitte, dat zij
het evengoed scheen te kennen als hij I Zij
had zijn eerste composities gehoord en het
had haar altijd bedroefd, dat hij in later
jaren het componeeren er bijna geheel aan
had gegeven en meer pianist en leeraar
werd. En nog hoorde zij zijn sombere woor
den: „Een virtuoos verdient meer en ik heb
een heele familie om voor te zórgen."
Het was dus wel waar wat hier en daar
gemompeld werd, dat mevrouw Hilarius
heel onordelijk en lichtzinnig met geld om
ging en haar kinderen zóó verwende, dat
ook zij, grooter geworden, leefden alsof de
inkomsten van den kunstenaar onuitputte
lijk waren.
Het was dus wel wat
Al deze dingen gingen door Anna's hoofd,
terwijl zij Roberts portret naast de andere
geschenken onder den boom zette. Ja, zijn
zoon moest het hebben. Zij begreep Max'
liefde voor zijn Vader, diep en schuchter,
zoo goed. En ter wille van (leze liefde had
zij den jongen lief.
Toen later de kaarsen brandden en zij
Max had binnengeroepen en zijn vreugde
over het portret zag, was zij dankbaar het
te hebben afgestaan. En terwijl langzaam
aan den Kerstboom de kaarsen lager brand-
dena, vertelde Anna Hassel haar jongen
gast van de laatste levensuren van zij a
Vader.
Toen Robert Hilarius na het inspannen
de concert bij haar kwam, was hij nogal
heel moe. Maar nadat hij gegeten had en
een glas wijn gedronken, scheen hij weer
frisch en uitgerust en hadden zij nog een
uurtje gepraat. Onder anderen had hij ei
over gesproken hoe hij zich verheugde, dat
zijn oudste jongen spoedig thuis zou komen.
Max kreeg een kleur van ontroering.
„Heeft hij dat werkelijk gezogd
vroeg hij.
„O ja, en hij zei nog veel meer. Dat hij
van plan was in dc eerstkomende maanden
hard te werken en veel te verdienen met
concertreizen, om dan in het voorjaar met
Max naar Méran te kunnen gaan cn eenige
weken daar te kunnen blijven. Sinds mijn
dochter getrouwd is, zei hij, hebben wij
ruimte genoeg in huis en zou Max best
langer bij ons kunnen blijven. Maar het
gaat niet heel goed tusschen mijn vrouw en
hem. Doch nu verwacht- onze dochter haar
eerste in het voorjaar; mijn vrouw gaat
dan eenigen tijd naar haar toe; dan ben
ik vrij te gaan waarheen ik wil. Dan zui
len mijn jongen en ik het goed hebben sa
men! Ik heb altijd een beetje een schuldig
gevoel tegenover hem. Door mijn tweede
huwelijk is mijn jongen zijn thuis kwijt. Ik
had zoo gehoopt, dat het anders had ge
weest.
Ella beloofde mij alles, toen wij verloofd
waren. Maar later ging het niet. Toen deed
ik Max uit huis, hopende en verwachtende
dat alle dingen wel anders zouden worden.
Maar het werd erger. En wie werken moet,
moet vrede hebben in zijn huis. Ella had
mij lief op haar wijze, maar zij heeft nooit
geleerd mijn jongen lief to hebben."
Anna zweeg. Zij kon en wilde Roberts
zoon niet zeggen wat op clezc woorden was
gevolgd. Hoo het bijna als tegen haar
wil over haar lippen kwam: „Het is zoo
moeilijk te begrijpen, dat een vrouw, die
een man liefheeft, niet alles, wat bij den
geliefden man behoort, met. haar liefde om
vat. Vooral zijn kinderen."
Hilarius had zicb voorovergebogen en
haar diep in de oogen gekeken. „Zóó hadt-
jij kunnen liefhebben", sprak hij innig
En, als gedreven door diezelfde onweer
staanbare macht, had zij geantwoord: „Zoo
heb ik liefgehad, sedert mijn kinderjaren."
Toen had hij begrepen, dat zijn vermoe
den waarheid bevatte dat deze vrouw hem
had liefgehad, haar leven lang. En als iD
zware pijn, had hij het er uit gestooten
„En de man, dien je liefhadt, was een
dwaas en ging voorbij aan den rijken schat,
die voor hem gereed lag!" En na een lan
ge stilte had hij gefluisterd: „Kun je me
vergeven
„Maar ik heb niets te vergeven. Als
broer en zuster zijn wij samen opgegroeid.
Ik ben een dwaa-s geweest. En toch ook
weer oietl Het grootste leed van mijn le
ven, maar het mooiste en grootste, wat ik
bezit tevens, ik dank het mijn liefde. Jou
te hebben mogen leeren kennen en ver
staan eu gedurende al deze jaren jouw
vriendin te hebben mogen zijn, aan wie je
je zorgen en je vreugde toevertrouwde,
was toch het groote geluk in mijn leven,
ondanks alles. Met niemand zou ik hebben
willen ruilen."
Haar oogen straalden. Als een koningin
zóó fier stond zij voor hem. Robert had
aiet anders kunnen doen dan zwijgend haar
handen kussen
Na een lange stilte nam Anna haar afge
broken verhaal weer op. „Vóór je Vader
van me wegging, zei hij, dat hij op zijn reis
naar het Zuiden een dag of twee hier in
stad zou komen, want hij wilde zoo graag,
dat jij en ik, Max, elkaar beter zouden lee
ren kennen en vrienden worden. Juist daar
om ben ik zoo blij, dat wij te zamen onzen
Kerstavond doorbrengen. Wij, die beiden
arm zijn geworden cn hetzelfde leed te
dragen hebben en hetzelfde verlies. En ik
zou het heerlijk vinden, als je je een beetje
bij mij thuis ging voelen en cr bleef zoo
lang je dat zelf wilt. Misschien ga je je Va
ders oude vriendin wel zóó vertrouwen, dat
je weet, dat bij haar altijd een thuis je
wacht."
„O, ik dank u", stamelde Max. „Ik druk
me altijd zoo moeilijk uit, maar u hebt me
zoo goed gedaan door me zooveel te ver
tellen en Vaders woorden over mij te her
halen. Dan hield hij dus toch wel een
beetje van me.
„Hij was dol op je."
„De laatste jaren kreeg ik zoo sterk den
indruk, dat hij eigenlijk alleen maar gaf
om zijn jongste kinderen uit het tweede
huwelijk. En dat stemde me dan dikwijls
bitter. Dat was ook eigenlijk de oorzaak
dat ik mijn oom te Hamburg vroeg, mij een
betrekking in de koloniën te bezorgen. Toen
stierf mijn oom Mijn moeder heb ik nooit
gekend en haar broer was de eenige bloed
verwant, dien ik van haar kant had;.de
eenige, die, sedert grootmoeder stierf nog
eens naar me omkeek. Het scheen alsof
Vader tijd noch belangstelling voor me
had; alsof hij heelemaal door zijn kunst en
zijn nieuwe familie werd in beslag geno
men. Nu begrijp ik hem toch iets beter.
Als een laatste groet van hem komt uw
boodschap."
„Het is zijn zegen voor zijn oudste, het
kind van de vrouw, die hem één kort, stra
lend jaar gelukkig maakte."
„Maar had hij mijn moeder dan niet hec
lemaal vergeten V'
„Volstrekt niet. Diep in zijn hart was hij
veel te trouw om te vergeten. Och, Max, jij
hebt jc Vader immers veel tc weinig gezien,
om hem juist te kunnen beoordeelcn. Zal ik
je nog meer van hem vertellen
„O, graag.
„En zij werd niet moede hc-m van allerlei
te vertellen, noch hij van naar haar te luis
teren.
Eén voor één brandden de kaarsjes aan
den Kerstboom op. Half bewust zag Anna
het, terwijl zij sprak over hem, die de zon
in haar leven was geweest, al was ook
slechts nu en dan con enkele straal daar
van op haar weg gevallen. Een weg, rijk
aan arbeid en strijd en zorg. Maar nu,
over hem sprekend, besefte zij, zich ae
vriendschap van den grooten kunstenaar
niet onwaardig te hebben betoond. Als ge
boeid keek de jonge man in de fijne trek
ken en de glanzende oogen van de vrouw
tegenover hem en luisterde naar haar
weeke stem. Hoe jong scheen zij in het licht
van het electrisch schemerlampje, en zij
moest toch ongeveer van denzelfden leet-
1 als zijn Vader zijn.
Toen de oude klok elf uur sloeg, stond
Anna op. „Nu ie het voor vandaag genoeg
en voor een jongeman, die de laatste twee
nachten doorgereisd heeft en gisteren een
zwaren dag had."
„Ik had wel den hcelen nacht naar u wil
len luisteren."
„Maar morgen komt er weer een dag.
Goede nacht, Max, wel to rusten".
„Goede nacht eu ik donk u voor alles 1
Sinds ik een kleine jongen was, heb ik niet
meer zoo'n Kerstavond gehad."
„Het is mij een vreugde, ais Robert*
zoon zich thuis voelt bij mij."
„Tante Anna", barstte de jongeman in
eens uit, „waarom bent u niet mijn twee
de moeder geworden
„Stil, stil, jongen I Al in mijn kinderjaren
was ik als een zuster voor je Vader en d&t
ben ik altijd gebleven. Het oude spreek
woord zegt, dat Gods wil geen „waarom"
kent. Goede nacht, jongen. Slaap weL"
„Goede nacht, Moeder Anna
Toen sloot zij hem in haar armen en
drukte een kus op zijn voorhoofd.
„Dank voor dat woord! Ja, Moeder,
Anna wil ik voor je zijn en dat blijven zoo
lang ik leef."
Zij wendde zich af, om heni met te laten
zien hoe brandende tranen haar oogen vul
den. Tranen /an geluk I Wanl thans, nu
haar levensweg zich naar het einde ging
ombuigen, mocht zij eindelijk gehoor ge
ven aan haar innerlijken liefdedrang als
moeder.
Dat was de Kcrstgavo van haar gestor
ven vriend.
SCHEEPSTIJDINGEN.
STOOMVAART-MIJ. „NEDERLAND".
RONDO, 22 Dec. van Hamburg naar
Bremen.
ROEPAT, thuisreis, pass. 22 Dec. Per:ra.
KONINGIN DER NEDERLANDEN, uit
reis, pass. 23 Dec. Ouessant.
PRINS DER NEDERLANDEN, thuisreis,
21 Dec. te Colombo verwacÈL
ROTTERDAMSCBE LLOYD.
TABANAN, 23 Dec. van Batavia n. Rot
terdam.
KAWI, uitreis, 2125 Dec. (e Colombo
verwacht.
BOLLAND—AMERIKA LIJN.
BINNENDIJK, 22 Dec. van Boca Grando
te Houston.
BEEMSTERDIJK, R'dam n. Baltimore!
23 Dec. van Antwerpen.
STOOMV.-MAATSCB. „OCEAAN".
ASTYANAX, 24 Dec. van Java te Amst
verwacht.
BOLLAND—BRITSCB-INDIE LLJN.
STREEFKERK, thuisreis, 23 Dec. te Bim-
lipat&m.
SCHIEDIJK, uitreis, 23 Dec. van Suez.
BALCYON-LUN.
STAD ZAANDAM. 22 Dec. van R'dam te
Malta.
FLORAPARK, 22 Dec. van Smyrna te
Malta.
STAD HAARLEM, 22 Dec van Nuevitas
n. Liverpool.
KON. HOLL. LLOYD.
ZEELANDIA, vertrekt 21 Dec. van B.
Aires n. Amst.
HOLLAND—AFRIKA LIJN.
DELI, 23 Dec. van R'dam te Amst.
KON. WEST-INDISCHE MAILDIENST.
ARES, Chili n. Amst 23 Dec. te Duin
kerken.
JASON, Nuevitas n R'd<am, pass. 23 Dec.
Lizard.
GOMMEWIJNE, 23 Dec. van Amst. naar
Paramaribo.
PRINS FRED. HENDRIK, thuisreis,
2125 Dec. te Havre verwacht.
KON NED STOOMBOOT-MIJ.
ULYSSES, arr. 23 Dec. te Hamburg.
NERO. arr. 22 Dec. te Gothenburg.
JAVA—NEW-YORK LUN.
VEEN DIJK, 22 Dcc. van Newport News
n. Java.
NEDERL. EN VREEMDE SCHEPEN.
SACANDAGA, 22 Dec van R'dam te Bal
timore.
SANDZATE, 21 Dec. van Civita Vecchia
n. R'dam.
MARI. 20 Dec. van Beira te Las Pal mas.
Uit het En ge 1sc h
ikior
ARTHUR APPLIN.
Vertaling van
Mevr. M. J. LANDRé—TOLLENAAR.
(Nadruk verboden).
JO)
Het Jog stond met den rug legen de deur
en wiegelde heen en weer. Hij kwam tot de
ontdekking, dat het eigenlijk heel gezellig
was om te praten met den vreemdeling, die
zoo geheimzinnig ten tooneele verschenen
was, en een heLdenstrijd gestreden had, waar
hij zelf zoo min over dacht.
„Je bent me een Jog." Puk glimlach te be
wonderend. „Ik zou graag den Kameel eens
zien. Bij den eersten den besten race zal ik
mijn hemd op hem zetten." Er kwam plotse
ling een floers over de oogen van hel Jog;
de lachende Lippen werden opeen geperst
tot een dunne streep. Een oogenblik hield hij
de deur stijf gesloten. „Hij zou de Lincoln
Handicap kunnen winnen en de Derby, den
Grand Prix de Parijs, de Leger enalles.
Maar de kans wordt hem ontnomen, want
Berl Tompson zal komen om beslag te leg
gen op het huis, de paarden en Fay."
Puk keek hel Jog verbaasd aan, zonder
precies te luisteren naar wat hij zei. Bo
vendien was hij hongerig, want hij had in
acht uur geen hap gegeten en van uit de
hall kwam hem een aangename baklucht
iegemoet.
„Het is bar/
Andrew Marlon maakte een eind aa-n hun
gesprek, door te roepen, dat het eten klaar
was. Hij zei Tonv, Puk de kleedkamer te
wijzen.
„Maar ik weet je naam nog niet eens. Ik
heet Marton, .Andrew Marton."
Puk keerde zich eveai om boven aan de
trap. „In San Diego heette ik officieel Peter
B., maar al mijn vrienden noemen me Puk.
Zouden jullie me ook zoo willen noemen?"
Tony wachtte op hem builen de kleed
kamer.
„ïk zal je Peter noemen. Puk is een kin
derachtige naam voor een man. Als je eens
wist, hoe ik er het land aan heb. dat ze me
Jog noemen."
Puk trok zijn jas urt en begon zijn
hemdsmouwen op te stroopen. ..Maar je
bent een jog, het slimste, wonderlijkste jog,
dal ik ooit gezien heb."
Tony bloosde. „Kom beneden, zoodra je
klaar bent," zei hij, terwijl hij zich om
draaide en de deur achter zich dicht sloeg.
Hij holde de gang door en stormde Fay's
kamer in. Ze had zich net verkleed en stond
nu voor den spiegel de laatste hand te Leg
gen aam haar toilet. Het Jog vroeg haar,
waarom ze zich zoo mooi maakte.
„O dat is een quaestie van gewoonte,
denk ik. Zeg, hoe vind je hem? Eenig, hè?
Niels geen gewone man-, alleen jammer, dat
hij zoo knap is."
Tony zat op den koffer aan hel voeten
eind van het bed en bekeek zijn zuster van
haar knap gezichtje tot de Louis Quinze-
hakjes van haar elegante schoentjes.
„Is hij knap? Ilij heeft een schecven
neusWat voor een gevoel is het om
hoöge hakken te hebben en zijden kousen
en een zachte, dunne jurk, die nergens be
gint en overal ophoudt en-en-en de reet?"
Hij zuchtte, hoewel hij spottend lachte.
Lijkt me nog al koud, als je niet danst."
Fay poederde haar gezicht. Het Jog stond
op en ging achter haar staan. „Fay, je bent
net als moeder. Zij zag er soms net zoo uit."
Fay liet haar poederdons vallen op de
kaptafel. „Doe niet zoo mal," zei ze zacht.
„Alsof jij dat kan weten, Tony."
Het Jog raapte het poederdons op en
hield dat tegen zijn neus. Hij vestigde de
oogen op zijn spiegelbeeld; ze waren nu
niet blauw meer, maar groen, als de zee,
wanneer ze boos is. „Ze noemen hem
Puk."
Fay liet zich op een stoel neervallen en
begon te trekken aan een weerbarstigen
kouseband. „Geef eens een veiligheidsspeld
aan, Tony. Wien noemen ze Puk?"
Het Jog gehoorzaamde. „Val je nooit in
duigen? Ik zou het niet uit kunnen staan
om bij elkaar gehouden te worden door
spelden en lintjes, als als ik een meisje
was."
Fay keek even op. „Zoo wordt ons leven
bij elkaar gehouden als mijn kleeren;
van een afstandje lijkt het heel wal en nu
valt alles in duigen. Tony, wal moeten
we beginnen? Wat moet er van je wor
den?"
Toen Fay klaar was met de reparatie
stond ze op, wierp een laatsten blik in den
spiegel en ging toen naast haar broer
staam. Hij stak zijn hand uit en greep de
hare.
„Ik laat je nooit trouwen met dal beest,
dien Dikken Tom."
Ze huiverde. Ze voelde een koude rilling,
als ze aan den man dacht. „Het zal mis
schien moeten." Tony voelde, dat ze zijn
hand drukte. „O, ik kan niet, fek kan niet!
Maar als ik het niet doe, neemt hij ons huis,
zet hij vader en jou op straat...."
Het Jog hief het hoofd op. „Wees maar
niet bezorgd voor mij Kan je hem niet aan
een zoet lijntje houden, zoo. lang?"
„En me door hem het hof laten maken?
Je weel niet, wat het is, Tony; je weet niet
wal het is om- om aangeraakt te worden
door een man, waarvan je walgt.'"
„Ik begrijp het wel," zei het Jog zacht
„Omdat ik zoo klein ben en zoo tenger, ver
geet je, hoe oud ik ben."
„Schat 1" Fay knielde naast hem meer,
sloeg de armen om hem heen en kuste hem.
Het Jog hield haar gezichtje tusschen zijn
handen.
„Wat ben je mood. Je vel is zoo zacht en
blank. Je gezicht riekt als een bloem." Hij
duwde haar van zich af en stond op. „0, ik
ben een idiooot!" Hij stak de handen in de
zakken en liep de kamer op en neer. „Luis
ter eens, Fay, ik zal je vertellen, wal er
vanavond gebeurd is. Vader heeft een hoop
geld verdiend met Sneller, maar toen hij
naar huis reed is hij door zeven man over
vallen en bestolen. Puk dat is de man
met de auto kwam er toevallig aan. Hij
sloeg ze allemaal neer en redde vader. Maar
eon is ontsnapt met het geld. Aanstaanden
Dinsdag is het dus mei ons gedaan, als
Tompson niemand vindt, die Johnson kan
verslaan. En dat doet hij vast niet, waal hij
wil hier zelf komen wonen. En hij wil jou
hebben."
Marton riep hen van beneden.
„Hij wordt hoos en we laten Puck wach
ten," riep Tony uit. „Ga mee."
Hij opende de deur en liep snel de gang
door. Boven aan de trap hield Fay hem
staande. „Tony," fluisterde ze, „ik heb
heelomaail geen verstand van boksen, maar
Tompson spreekt over niets anders. Als die
man. Puk, zes man aan kon. zou hij dan
niet tegen Johnson uit willen komen, Dins-
dag?"
Tony schudde het hoofd. Hij keek naai
beneden en zag den breeden rug van Puk,
toen deze zich over de tafel heen boog. „Hij
zegt, dat hij pas eens in zijn leven gebokst
heelt. Hij ziel er niet uit als een beroeps
bokser."
.IHij ziet er uil als een man en dal is
genoeg."
„Maar hij wil niet? Waarom zou hi;
ook?" Weer keek het Jog zijn zuster cri-
tisch aan. „Vraag jij het hem nog eens. Je
kan nooit welen, wat een man doet voor
voor een vrouw."
„Komen jullie nu of niet?" riep Marlor
van beneden. „Hel eten wordt koud en
mijnheer Peter heeft haast."
Puk ontkende dit ten sterkste. Hij had
geen bepaald doel en hij had niet de minsle
haast.
HOOFDSTUK VI.
Het tafelgesprek liep uitsluitend over
Peter D's gevecht op den viersprong met
Marlon's aanranders. Nu zijn kinderen wis
ten, wat er gebeurd was, vertelde Andrew
hun het geheele verhaal en bekende, dat de
man die ontsnapt was, hem beroofd had van
achthonderd pond. De trainer wilde er ver
der niet over spreken Toen Puk hem opge
holpen had, was hij nog te versuft geweest
om alles te beseffen, maar nu hij weer mm
of meer tot zichzelf kwam voelde hij het ha-
lelijke van den heelen toestand.
„Waarom probeerde u niet den man lf
vinden, die er met hel geld van door was?*
vroeg Fay.
(Wordt vervolgd).