EEN KERSTGAVE. DE JOCKEY No. 20181. LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 24 December Derde Blad. Anno 1925. FEUILLETON. Een pa-ar dagen vóór Kerstmis las men alle kranten, dat de beroemde pianist Bobert HilaTius plotseling was overleden. 0p een concert te München had hij gespeeld fcooals alleen Hilarius dat kon. Vrienden en bewonderaars hadden hem na het concert een souper willen aanbieden, maar hij had •r voor bedankt; zeggende, dat hij na een concert meestal heel moe was en den vol genden morgen vroeg op reis moest. Toen men hem den volgenden morgen kwam wekken, lag hij dood in bed. Hartzwakte stelde de dokter vast. Niemand, ook hijzelf niet, wist er iets van, dat hij er aan leed. Hij scheen zoo gezond en krachtig. De begrafenis was op den drie-en-twin tigsten December bepaald. Het stadje, ,Waar hij begraven zou worden, had in lan gen tijd zoo'n begrafenis niet gezien. Tal- looze kransen bedekten de baar en van heinde en ver kwamen telegrammen. Want Dok buiten zijn land was hij bemind en ge acht. De lijkdienst was geëindigd. De kist werd Uit de kapel gedragen; de stoet zette zich in beweging. Een dirigent uit München stond nog te wachten, samen met een leeraar aan het Conservatorium, tot zij aich bij den stoet konden aansluiten. Een ongeveer vijftigjarige dame, lang en slank, met donkere oogen, ging langs hen heen. De dirigent boog voor haar. „Wie groet je daar?" „Dat is Anna Hassel, een bekende schil- Üeres uit München." „Ia zij dat Ik heb een paar uitstekende portretten van kinderen en vrouwen van paar gezien. Wat zal zij knap zijn ge weest, toen zij jong was! Is zij een beken de van Hilarius V' „Ja, ook een vriendschap uit hun jeugd. •Jk geloof, dat hij den laats ten avond van zijn leven bij haar was. Toen men hem dood .vond liggen in bed, belde de hotelhouder mij op. Ik haastte mij er heen. En toen Vertelde men mij, dat Hilarius pas om te gen twaalven 's nachts in het hotel was ge komen. En de concierge van het Concert gebouw, die na afloop van het concert een auto voor hem heeft gehaald, heeft gehoord, idat hij aan den chauffeur een adres in pchwabing opgaf. En daar woont juffrouw Hassel." De nieuwsgierigheid van den muziek leeraar was opgewekt. Doch de dirigent be weerde, dat hij er niet meer van wist. Later zag de leeraar juist hoe Anna Hassel een handvol aarde op de lijkkist wierp. „Wat een tragisch figuur", dacht hij. Daarop ging zij naar de weduwe. Een vluchtige handdruk, een paar afgemeten woorden van weerskanten en juffrouw Hassel maak te plaats voor anderen. Zij scheen noch Hi- lariua' twee dochters en haar echtgenoote, poch zijn zoon, een jong cavalerie-officïer, met zachte, vriendelijke oogen, te kennen. Zij liep langs hem heen. Zoekend gingen haar oogen over de menschemmassa. Daar ontdekte zij een jongen man met Rouwfloers om hoed en arm, die bij de fa milie had gestaan, maar zich nu ver van de anderen hield. Niemand scheen hem te ken nen, noch zich om hem te bekommeren. 'Anna Hassel ging near hem toe en zaoht. zei ze: Max!" Hij nam zijn hoed af en keek haar vra gend en onzeker aan. „Ken je me niet meer Het is ook wel heel lang goleden, dat wij elkaar voor 't laatst „Tante Anna! Vergeef me, dat ik u een oogenblik niet herkende. Juffrouw Hassel of mevrouwV' „Ja, Max, voor jou ben ik nog altijd Tante Anna, hoor. Anna Hassel zooals in den goeden, ouden tijd. Laten we een beetje doorloopen, waar minder menschen zijn." Hij volgde haar. „Wanneer ben je geko men V' vroeg zij, toen zij samen verder liepen op een stillen weg, tusschen ontbla derde berkeboomen. „Gistermorgen kwam de boot te Hamburg aan. Terwijl ik in een restaurant op mijn diner zat te wachten, bladerde ik een krant door en las het doodsbericht. Ik telegrafeer de aan heb Conservatorium hoe laat de be grafenis was of zij me wel zou geant woord hebben, weet ik niet eens zeker en ik kon juist nog tijdig hier zijn." „Je Vader verwachtte je niet vóór Ja nuari. Had ik kunnen vermoeden, dat je er nu al zou zijn, dan had ik getracht je zelf het bericht te doen toekQmen." „Dank u. Och, 't was eigenlijk een dom me, jongensachtige gedachte van mij." Hij bloosde en zweeg. „Wat voor gedachte, Max? Je bent toch al een halfjaar te lang in de koloniën ge bleven 1" „Weet Tante Lina dat dan?" „Je Vader vertelde het mij, toen hij bij mij was den avond vóór zijn dood." „Hij was bij u? Na zijn laatste concert? O, tante Anna „Telkens, als hij te München kwam, at hij bij mij of kwam na afloop van het concert nog een uurtje praten. Je wilt natuurlijk graag allerlei van zijn laatsten levensavond hooien. Maar we zijn hier al bij het hek en je zult toch graag op de terugreis bij je familie zijn." „Mijn familie Zijn grijze oogen staar den voor zich uit. „Dat is toch niet mijn familie! Ik ben hun al even onverschillig als zij mij. Op weg hierheen was ik mei» hen en bij hen, maar dat zal dan ook wel de laatste keer zijn geweest. Vanmorgen, direct na aankomst, ging ik naar mevrouw Hilarius. Haar zoon ontving mij. Zij voel de zich te zeer ontroerd, om iemand an ders dan haar allernaaste betrekkingen tc ontvangen, en hij liet doorschemeren, dat ik heclemaal niet daar in huis behoorde. Ik had toch ook moeilijk iets anders kunnen verwachten. Maar ik ben nu eenmaal een centimenteele droomcr en ik had toch wer kelijk gedacht, dat ten minste hij, na d« begrafenis, zijn beide zoons... Maar voor één ding zal ik mijn leven lang dankbaar blijven, dat ik aan dat kinderachtig verlan gen van mc, nog eenmaal in het leven met Vader Kerstfeest te vieren, gevolg heb ge geven. Gedurende de lange reis heb ik me zelf dikwijls voor kinderachtig uitgemaakt. Want zij zouden het me weer lastig genoeg hebben gemaakt, "zelfs als Vader „Vader zou er zoo gelukkig over zijn ge weest." „Gelooft u?" „Dat weet ik. En nu ben je, ondanks al les, toch 'blij, dat je op reis bent gegaan. Ik ben met den auto. Laten we samen naar de stad terugrijden. Vanavond reis ik weer naar München en jij gaat mee, Max. Dan vieren wij morgen samen Kerstfeest." „Vieren V' herhaalde hij bitter. „Dat kan ik niet." „Ook ik zou morgen onmogelijk met vroolijke menschen kunnen samen zijn maar wij beiden kunnen toch zeker ter eerc van de nagedachtenis van je lieven Vader ons Kerstfeest wel vieren." Max Hilarius drukte zwijgend Anna Ras sels hand. „Dat is dus afgesproken. Chauffeur, naar de stad terug." Hoe lief had Anna Hassel haar kleine wo ning met de antieke meubelen en veel din gen van schoonheid en veel bloemen. Hoe- vele malen had Robert- Hilarius bewonde rend gesproken over de fijne behaaglijkheid van haar milieu! Toen Anna op dezen gewijden Kerst avond alles gereed maakte voor den zoon van haar overleden vriend, kwam haar heele sfeer haar dierbaarder en vertrouw der voor dan ooit. Zij versierde den Kerst boom, bracht er veel kaarsen in aan en ging daarna de stad in om een paar geschen. ken voor Max te koopen, o.a. een mooi ,;:stie voor een jeugdportret van zijn Vader. Niet gemakkelijk viel het haar van dit portret afstand te doen, dat gemaakt was in een tijd, toen er noch van een eerste, noch van een tweede vrouw van Robert sprake was. Toen zij nog even goede vrien den waren, als toen zij als kinderen same:* speelden. Vol belangstelling had Anna de ontwikkeling van den jongen kunstenaar gevolgd. Zijzelve was bijna gelijk in de mu ziek als in de schilderkunst begaafd Tn den eersten tijd had zij zich bijna uitsluitend aan de muziek gewijd. Niet om zelve kun stenares te worden; zij wilde het slechts zoo ver brengen ,dat zij Robert begrijpen kon en hem zooveel mogelijk kon behulp zaam zijn. Daarom studeerde zij vlijtig piano en nam er ook nog harmonieleer bij. Hoe trotsch had zij zich gevoeld, wanneer zij en Robert quatte-mains speelden of hij met haar sprak over de opvatting van een muziekstuk, dat hij aan het instudecreu was en hij zijn verbazing er over uitte, dat zij het evengoed scheen te kennen als hij I Zij had zijn eerste composities gehoord en het had haar altijd bedroefd, dat hij in later jaren het componeeren er bijna geheel aan had gegeven en meer pianist en leeraar werd. En nog hoorde zij zijn sombere woor den: „Een virtuoos verdient meer en ik heb een heele familie om voor te zórgen." Het was dus wel waar wat hier en daar gemompeld werd, dat mevrouw Hilarius heel onordelijk en lichtzinnig met geld om ging en haar kinderen zóó verwende, dat ook zij, grooter geworden, leefden alsof de inkomsten van den kunstenaar onuitputte lijk waren. Het was dus wel wat Al deze dingen gingen door Anna's hoofd, terwijl zij Roberts portret naast de andere geschenken onder den boom zette. Ja, zijn zoon moest het hebben. Zij begreep Max' liefde voor zijn Vader, diep en schuchter, zoo goed. En ter wille van (leze liefde had zij den jongen lief. Toen later de kaarsen brandden en zij Max had binnengeroepen en zijn vreugde over het portret zag, was zij dankbaar het te hebben afgestaan. En terwijl langzaam aan den Kerstboom de kaarsen lager brand- dena, vertelde Anna Hassel haar jongen gast van de laatste levensuren van zij a Vader. Toen Robert Hilarius na het inspannen de concert bij haar kwam, was hij nogal heel moe. Maar nadat hij gegeten had en een glas wijn gedronken, scheen hij weer frisch en uitgerust en hadden zij nog een uurtje gepraat. Onder anderen had hij ei over gesproken hoe hij zich verheugde, dat zijn oudste jongen spoedig thuis zou komen. Max kreeg een kleur van ontroering. „Heeft hij dat werkelijk gezogd vroeg hij. „O ja, en hij zei nog veel meer. Dat hij van plan was in dc eerstkomende maanden hard te werken en veel te verdienen met concertreizen, om dan in het voorjaar met Max naar Méran te kunnen gaan cn eenige weken daar te kunnen blijven. Sinds mijn dochter getrouwd is, zei hij, hebben wij ruimte genoeg in huis en zou Max best langer bij ons kunnen blijven. Maar het gaat niet heel goed tusschen mijn vrouw en hem. Doch nu verwacht- onze dochter haar eerste in het voorjaar; mijn vrouw gaat dan eenigen tijd naar haar toe; dan ben ik vrij te gaan waarheen ik wil. Dan zui len mijn jongen en ik het goed hebben sa men! Ik heb altijd een beetje een schuldig gevoel tegenover hem. Door mijn tweede huwelijk is mijn jongen zijn thuis kwijt. Ik had zoo gehoopt, dat het anders had ge weest. Ella beloofde mij alles, toen wij verloofd waren. Maar later ging het niet. Toen deed ik Max uit huis, hopende en verwachtende dat alle dingen wel anders zouden worden. Maar het werd erger. En wie werken moet, moet vrede hebben in zijn huis. Ella had mij lief op haar wijze, maar zij heeft nooit geleerd mijn jongen lief to hebben." Anna zweeg. Zij kon en wilde Roberts zoon niet zeggen wat op clezc woorden was gevolgd. Hoo het bijna als tegen haar wil over haar lippen kwam: „Het is zoo moeilijk te begrijpen, dat een vrouw, die een man liefheeft, niet alles, wat bij den geliefden man behoort, met. haar liefde om vat. Vooral zijn kinderen." Hilarius had zicb voorovergebogen en haar diep in de oogen gekeken. „Zóó hadt- jij kunnen liefhebben", sprak hij innig En, als gedreven door diezelfde onweer staanbare macht, had zij geantwoord: „Zoo heb ik liefgehad, sedert mijn kinderjaren." Toen had hij begrepen, dat zijn vermoe den waarheid bevatte dat deze vrouw hem had liefgehad, haar leven lang. En als iD zware pijn, had hij het er uit gestooten „En de man, dien je liefhadt, was een dwaas en ging voorbij aan den rijken schat, die voor hem gereed lag!" En na een lan ge stilte had hij gefluisterd: „Kun je me vergeven „Maar ik heb niets te vergeven. Als broer en zuster zijn wij samen opgegroeid. Ik ben een dwaa-s geweest. En toch ook weer oietl Het grootste leed van mijn le ven, maar het mooiste en grootste, wat ik bezit tevens, ik dank het mijn liefde. Jou te hebben mogen leeren kennen en ver staan eu gedurende al deze jaren jouw vriendin te hebben mogen zijn, aan wie je je zorgen en je vreugde toevertrouwde, was toch het groote geluk in mijn leven, ondanks alles. Met niemand zou ik hebben willen ruilen." Haar oogen straalden. Als een koningin zóó fier stond zij voor hem. Robert had aiet anders kunnen doen dan zwijgend haar handen kussen Na een lange stilte nam Anna haar afge broken verhaal weer op. „Vóór je Vader van me wegging, zei hij, dat hij op zijn reis naar het Zuiden een dag of twee hier in stad zou komen, want hij wilde zoo graag, dat jij en ik, Max, elkaar beter zouden lee ren kennen en vrienden worden. Juist daar om ben ik zoo blij, dat wij te zamen onzen Kerstavond doorbrengen. Wij, die beiden arm zijn geworden cn hetzelfde leed te dragen hebben en hetzelfde verlies. En ik zou het heerlijk vinden, als je je een beetje bij mij thuis ging voelen en cr bleef zoo lang je dat zelf wilt. Misschien ga je je Va ders oude vriendin wel zóó vertrouwen, dat je weet, dat bij haar altijd een thuis je wacht." „O, ik dank u", stamelde Max. „Ik druk me altijd zoo moeilijk uit, maar u hebt me zoo goed gedaan door me zooveel te ver tellen en Vaders woorden over mij te her halen. Dan hield hij dus toch wel een beetje van me. „Hij was dol op je." „De laatste jaren kreeg ik zoo sterk den indruk, dat hij eigenlijk alleen maar gaf om zijn jongste kinderen uit het tweede huwelijk. En dat stemde me dan dikwijls bitter. Dat was ook eigenlijk de oorzaak dat ik mijn oom te Hamburg vroeg, mij een betrekking in de koloniën te bezorgen. Toen stierf mijn oom Mijn moeder heb ik nooit gekend en haar broer was de eenige bloed verwant, dien ik van haar kant had;.de eenige, die, sedert grootmoeder stierf nog eens naar me omkeek. Het scheen alsof Vader tijd noch belangstelling voor me had; alsof hij heelemaal door zijn kunst en zijn nieuwe familie werd in beslag geno men. Nu begrijp ik hem toch iets beter. Als een laatste groet van hem komt uw boodschap." „Het is zijn zegen voor zijn oudste, het kind van de vrouw, die hem één kort, stra lend jaar gelukkig maakte." „Maar had hij mijn moeder dan niet hec lemaal vergeten V' „Volstrekt niet. Diep in zijn hart was hij veel te trouw om te vergeten. Och, Max, jij hebt jc Vader immers veel tc weinig gezien, om hem juist te kunnen beoordeelcn. Zal ik je nog meer van hem vertellen „O, graag. „En zij werd niet moede hc-m van allerlei te vertellen, noch hij van naar haar te luis teren. Eén voor één brandden de kaarsjes aan den Kerstboom op. Half bewust zag Anna het, terwijl zij sprak over hem, die de zon in haar leven was geweest, al was ook slechts nu en dan con enkele straal daar van op haar weg gevallen. Een weg, rijk aan arbeid en strijd en zorg. Maar nu, over hem sprekend, besefte zij, zich ae vriendschap van den grooten kunstenaar niet onwaardig te hebben betoond. Als ge boeid keek de jonge man in de fijne trek ken en de glanzende oogen van de vrouw tegenover hem en luisterde naar haar weeke stem. Hoe jong scheen zij in het licht van het electrisch schemerlampje, en zij moest toch ongeveer van denzelfden leet- 1 als zijn Vader zijn. Toen de oude klok elf uur sloeg, stond Anna op. „Nu ie het voor vandaag genoeg en voor een jongeman, die de laatste twee nachten doorgereisd heeft en gisteren een zwaren dag had." „Ik had wel den hcelen nacht naar u wil len luisteren." „Maar morgen komt er weer een dag. Goede nacht, Max, wel to rusten". „Goede nacht eu ik donk u voor alles 1 Sinds ik een kleine jongen was, heb ik niet meer zoo'n Kerstavond gehad." „Het is mij een vreugde, ais Robert* zoon zich thuis voelt bij mij." „Tante Anna", barstte de jongeman in eens uit, „waarom bent u niet mijn twee de moeder geworden „Stil, stil, jongen I Al in mijn kinderjaren was ik als een zuster voor je Vader en d&t ben ik altijd gebleven. Het oude spreek woord zegt, dat Gods wil geen „waarom" kent. Goede nacht, jongen. Slaap weL" „Goede nacht, Moeder Anna Toen sloot zij hem in haar armen en drukte een kus op zijn voorhoofd. „Dank voor dat woord! Ja, Moeder, Anna wil ik voor je zijn en dat blijven zoo lang ik leef." Zij wendde zich af, om heni met te laten zien hoe brandende tranen haar oogen vul den. Tranen /an geluk I Wanl thans, nu haar levensweg zich naar het einde ging ombuigen, mocht zij eindelijk gehoor ge ven aan haar innerlijken liefdedrang als moeder. Dat was de Kcrstgavo van haar gestor ven vriend. SCHEEPSTIJDINGEN. STOOMVAART-MIJ. „NEDERLAND". RONDO, 22 Dec. van Hamburg naar Bremen. ROEPAT, thuisreis, pass. 22 Dec. Per:ra. KONINGIN DER NEDERLANDEN, uit reis, pass. 23 Dec. Ouessant. PRINS DER NEDERLANDEN, thuisreis, 21 Dec. te Colombo verwacÈL ROTTERDAMSCBE LLOYD. TABANAN, 23 Dec. van Batavia n. Rot terdam. KAWI, uitreis, 2125 Dec. (e Colombo verwacht. BOLLAND—AMERIKA LIJN. BINNENDIJK, 22 Dec. van Boca Grando te Houston. BEEMSTERDIJK, R'dam n. Baltimore! 23 Dec. van Antwerpen. STOOMV.-MAATSCB. „OCEAAN". ASTYANAX, 24 Dec. van Java te Amst verwacht. BOLLAND—BRITSCB-INDIE LLJN. STREEFKERK, thuisreis, 23 Dec. te Bim- lipat&m. SCHIEDIJK, uitreis, 23 Dec. van Suez. BALCYON-LUN. STAD ZAANDAM. 22 Dec. van R'dam te Malta. FLORAPARK, 22 Dec. van Smyrna te Malta. STAD HAARLEM, 22 Dec van Nuevitas n. Liverpool. KON. HOLL. LLOYD. ZEELANDIA, vertrekt 21 Dec. van B. Aires n. Amst. HOLLAND—AFRIKA LIJN. DELI, 23 Dec. van R'dam te Amst. KON. WEST-INDISCHE MAILDIENST. ARES, Chili n. Amst 23 Dec. te Duin kerken. JASON, Nuevitas n R'd<am, pass. 23 Dec. Lizard. GOMMEWIJNE, 23 Dec. van Amst. naar Paramaribo. PRINS FRED. HENDRIK, thuisreis, 2125 Dec. te Havre verwacht. KON NED STOOMBOOT-MIJ. ULYSSES, arr. 23 Dec. te Hamburg. NERO. arr. 22 Dec. te Gothenburg. JAVA—NEW-YORK LUN. VEEN DIJK, 22 Dcc. van Newport News n. Java. NEDERL. EN VREEMDE SCHEPEN. SACANDAGA, 22 Dec van R'dam te Bal timore. SANDZATE, 21 Dec. van Civita Vecchia n. R'dam. MARI. 20 Dec. van Beira te Las Pal mas. Uit het En ge 1sc h ikior ARTHUR APPLIN. Vertaling van Mevr. M. J. LANDRé—TOLLENAAR. (Nadruk verboden). JO) Het Jog stond met den rug legen de deur en wiegelde heen en weer. Hij kwam tot de ontdekking, dat het eigenlijk heel gezellig was om te praten met den vreemdeling, die zoo geheimzinnig ten tooneele verschenen was, en een heLdenstrijd gestreden had, waar hij zelf zoo min over dacht. „Je bent me een Jog." Puk glimlach te be wonderend. „Ik zou graag den Kameel eens zien. Bij den eersten den besten race zal ik mijn hemd op hem zetten." Er kwam plotse ling een floers over de oogen van hel Jog; de lachende Lippen werden opeen geperst tot een dunne streep. Een oogenblik hield hij de deur stijf gesloten. „Hij zou de Lincoln Handicap kunnen winnen en de Derby, den Grand Prix de Parijs, de Leger enalles. Maar de kans wordt hem ontnomen, want Berl Tompson zal komen om beslag te leg gen op het huis, de paarden en Fay." Puk keek hel Jog verbaasd aan, zonder precies te luisteren naar wat hij zei. Bo vendien was hij hongerig, want hij had in acht uur geen hap gegeten en van uit de hall kwam hem een aangename baklucht iegemoet. „Het is bar/ Andrew Marlon maakte een eind aa-n hun gesprek, door te roepen, dat het eten klaar was. Hij zei Tonv, Puk de kleedkamer te wijzen. „Maar ik weet je naam nog niet eens. Ik heet Marton, .Andrew Marton." Puk keerde zich eveai om boven aan de trap. „In San Diego heette ik officieel Peter B., maar al mijn vrienden noemen me Puk. Zouden jullie me ook zoo willen noemen?" Tony wachtte op hem builen de kleed kamer. „ïk zal je Peter noemen. Puk is een kin derachtige naam voor een man. Als je eens wist, hoe ik er het land aan heb. dat ze me Jog noemen." Puk trok zijn jas urt en begon zijn hemdsmouwen op te stroopen. ..Maar je bent een jog, het slimste, wonderlijkste jog, dal ik ooit gezien heb." Tony bloosde. „Kom beneden, zoodra je klaar bent," zei hij, terwijl hij zich om draaide en de deur achter zich dicht sloeg. Hij holde de gang door en stormde Fay's kamer in. Ze had zich net verkleed en stond nu voor den spiegel de laatste hand te Leg gen aam haar toilet. Het Jog vroeg haar, waarom ze zich zoo mooi maakte. „O dat is een quaestie van gewoonte, denk ik. Zeg, hoe vind je hem? Eenig, hè? Niels geen gewone man-, alleen jammer, dat hij zoo knap is." Tony zat op den koffer aan hel voeten eind van het bed en bekeek zijn zuster van haar knap gezichtje tot de Louis Quinze- hakjes van haar elegante schoentjes. „Is hij knap? Ilij heeft een schecven neusWat voor een gevoel is het om hoöge hakken te hebben en zijden kousen en een zachte, dunne jurk, die nergens be gint en overal ophoudt en-en-en de reet?" Hij zuchtte, hoewel hij spottend lachte. Lijkt me nog al koud, als je niet danst." Fay poederde haar gezicht. Het Jog stond op en ging achter haar staan. „Fay, je bent net als moeder. Zij zag er soms net zoo uit." Fay liet haar poederdons vallen op de kaptafel. „Doe niet zoo mal," zei ze zacht. „Alsof jij dat kan weten, Tony." Het Jog raapte het poederdons op en hield dat tegen zijn neus. Hij vestigde de oogen op zijn spiegelbeeld; ze waren nu niet blauw meer, maar groen, als de zee, wanneer ze boos is. „Ze noemen hem Puk." Fay liet zich op een stoel neervallen en begon te trekken aan een weerbarstigen kouseband. „Geef eens een veiligheidsspeld aan, Tony. Wien noemen ze Puk?" Het Jog gehoorzaamde. „Val je nooit in duigen? Ik zou het niet uit kunnen staan om bij elkaar gehouden te worden door spelden en lintjes, als als ik een meisje was." Fay keek even op. „Zoo wordt ons leven bij elkaar gehouden als mijn kleeren; van een afstandje lijkt het heel wal en nu valt alles in duigen. Tony, wal moeten we beginnen? Wat moet er van je wor den?" Toen Fay klaar was met de reparatie stond ze op, wierp een laatsten blik in den spiegel en ging toen naast haar broer staam. Hij stak zijn hand uit en greep de hare. „Ik laat je nooit trouwen met dal beest, dien Dikken Tom." Ze huiverde. Ze voelde een koude rilling, als ze aan den man dacht. „Het zal mis schien moeten." Tony voelde, dat ze zijn hand drukte. „O, ik kan niet, fek kan niet! Maar als ik het niet doe, neemt hij ons huis, zet hij vader en jou op straat...." Het Jog hief het hoofd op. „Wees maar niet bezorgd voor mij Kan je hem niet aan een zoet lijntje houden, zoo. lang?" „En me door hem het hof laten maken? Je weel niet, wat het is, Tony; je weet niet wal het is om- om aangeraakt te worden door een man, waarvan je walgt.'" „Ik begrijp het wel," zei het Jog zacht „Omdat ik zoo klein ben en zoo tenger, ver geet je, hoe oud ik ben." „Schat 1" Fay knielde naast hem meer, sloeg de armen om hem heen en kuste hem. Het Jog hield haar gezichtje tusschen zijn handen. „Wat ben je mood. Je vel is zoo zacht en blank. Je gezicht riekt als een bloem." Hij duwde haar van zich af en stond op. „0, ik ben een idiooot!" Hij stak de handen in de zakken en liep de kamer op en neer. „Luis ter eens, Fay, ik zal je vertellen, wal er vanavond gebeurd is. Vader heeft een hoop geld verdiend met Sneller, maar toen hij naar huis reed is hij door zeven man over vallen en bestolen. Puk dat is de man met de auto kwam er toevallig aan. Hij sloeg ze allemaal neer en redde vader. Maar eon is ontsnapt met het geld. Aanstaanden Dinsdag is het dus mei ons gedaan, als Tompson niemand vindt, die Johnson kan verslaan. En dat doet hij vast niet, waal hij wil hier zelf komen wonen. En hij wil jou hebben." Marton riep hen van beneden. „Hij wordt hoos en we laten Puck wach ten," riep Tony uit. „Ga mee." Hij opende de deur en liep snel de gang door. Boven aan de trap hield Fay hem staande. „Tony," fluisterde ze, „ik heb heelomaail geen verstand van boksen, maar Tompson spreekt over niets anders. Als die man. Puk, zes man aan kon. zou hij dan niet tegen Johnson uit willen komen, Dins- dag?" Tony schudde het hoofd. Hij keek naai beneden en zag den breeden rug van Puk, toen deze zich over de tafel heen boog. „Hij zegt, dat hij pas eens in zijn leven gebokst heelt. Hij ziel er niet uit als een beroeps bokser." .IHij ziet er uil als een man en dal is genoeg." „Maar hij wil niet? Waarom zou hi; ook?" Weer keek het Jog zijn zuster cri- tisch aan. „Vraag jij het hem nog eens. Je kan nooit welen, wat een man doet voor voor een vrouw." „Komen jullie nu of niet?" riep Marlor van beneden. „Hel eten wordt koud en mijnheer Peter heeft haast." Puk ontkende dit ten sterkste. Hij had geen bepaald doel en hij had niet de minsle haast. HOOFDSTUK VI. Het tafelgesprek liep uitsluitend over Peter D's gevecht op den viersprong met Marlon's aanranders. Nu zijn kinderen wis ten, wat er gebeurd was, vertelde Andrew hun het geheele verhaal en bekende, dat de man die ontsnapt was, hem beroofd had van achthonderd pond. De trainer wilde er ver der niet over spreken Toen Puk hem opge holpen had, was hij nog te versuft geweest om alles te beseffen, maar nu hij weer mm of meer tot zichzelf kwam voelde hij het ha- lelijke van den heelen toestand. „Waarom probeerde u niet den man lf vinden, die er met hel geld van door was?* vroeg Fay. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 9