J VOOR DE JEUGD LEIDSCH DAGBLAD Ito. 4ff. Toch bevrijd! Zaterdag 21 Anno 1925 i» iVdjl't«Ijl??lêltl?tljUTililliiljlm '*<111>* r "*4iP Naar het Engelsch van G. MOOKLER. Vrij bewerkt door C. E. I>E LILLE HOGERWAARD. Hoofdstuk L Een Gast „Ja zekeiJ,: zei Nel gewichtig, „hij is onze gast, heele^aal van ons en wij moeten zorgen, dat hij plezit-r heeft. Hij komt mor gen al." Nel hield even met spreicen op en keeic Liesje en Pim aan. Zij had hun juist een nieuwtje verteld, dat zij zelve nog geen vijf minuten geleden vernomen had- Hun Deefje Joop zou bij hen komen lo- geeren en Moeder had gezégd, dat hij een prettig speelkameraadje zou zijn. Hij zou den geheelen dag met hen spelen en zij moesten zorgen, dat hij plezier had, in één woord hij was hun gast en niet die van Vader of Moeder. - „O, wat heerlijkriep Liesje uit. Zij was een jaar jonger dan Nel en acht jaar, terwijl Pim, de jongste, net zeven was. Liesje dacht altijd, dat iets nieuws iets prettigs was en toen Nel haar en Pim alles verteld-had, wat zij van Joop en zijn bezoek wist, begon zij vreeselijk naar den volgen den dag te verlangen. „O, wat heerlijk!" herhaalde zij nog eenf, toen Nel niet dadelijk antwoordde. „Ik speel graag met jongens; zij weten altijd zooveel nieuwe spelletjes en het is al lang geleden, sinds wij met een jongen gespeeld hebben.'' „Ik ben een jongen, Liee", zei Pim trots, „en met mij kun je spelen." „O, jij bent nog geen jongen; jij bent nog maar een baby! Ik bedoel", verbeterde zij zichzelve, - toen zij zag, dat Pim zich be- leedigd gevoelde, „dat jij dat jij geen groote jongen bent. Denk eens aan, Joop is negen en een half, nog ouder dan Nel." „Ja, Joop is nogal oud", zei Nel ernstig, „en ik hoop, dat hij ons niet kinderachtig zal vinden; denk je van wel, Lies?" „Wij kinderachtig!" riep Liesje vroolijk lachend uit. „Dat zou al heel grappig zijn, want ik ben acht en jij negen, maar «en half jaar jonger dan Joop." Nel bleef echter ernstig kijken. „Moeder zei, dat we hem plezier moeten doen, Liesje. Wat zullen we met hem doen V' „Hem de Guineesche biggetjes laten zien en de konijnen laten voeren", antwoordde Liesje onmiddellijk, „en hem wijzen, welke boomen het prettigst zijn om in te klimmen, o, en nog veel meer! Weet je, wat we nu vast moesten doen Nel De hokken schoon maken en er versch stroo in leggen, zoo dat alles in orde is, als hij komt." En Liesje, die het heel gewichtig vond een logé te krijgen, liep reods na-ar het gedeelte van den tuin, waar de dieren woon den en toen Nel en Pim daar ook kwamen, was Liesje al druk aan het werk. De arme konijntje® werden van den éénen kant van het hok naar den anderen gedreven. Nel en Pim zagen, hoe Flapoortje en Grijsje met de neuzen tusschen het stroo snuffelden om te onderzoeken, of er ook iets eetbaars tusschen was, maar Liesje was geel te drak bezag om daar op te letten en rustte niet, vóór zij klaar was, om daar na onmiddellijk naar de Guineesche big getjes te gaan. „Ziezoo", zei zij, toen zij ook daarmee gereed was, „nu mag Joop komen. Of heb ben we misschien nog wat op te knappen Wacht, onze tuintjes! 't Zou vreeselijk zijn, als hij die vol onkruid zag en met de groote paardenbloem midden in het jouwe, Nel." „O Lies, trek die er toch niet uit!" riep Nel verschrikt, maar Liesje holde reeds over het pad, dat naar den moestuin leidde. Daar achter lagen hun tuintjes. „Laat hem toch staan, Lies!" riep Nel haar zusje nog achterna. Liesje hoorde er echter niets meer van, zóó ver was zij al weg. Hoewel het heel warm was, liep Nel nu ook hard door den moestuin en bereikte langs het aardappel paadje en de bessenstruiken haar eigen gebied. Nu had Liesje gelijk, dat haar tuintje niet netje6 was, maar het zag er toch zoo beelderig uit! Viooltjes en dubbele made liefjes prijkten er in verschillende kleuren, een rij irissen vormde den achtergrond en tusschen de steenen, die de paden afbaken den, groeiden vergeet-mij-nietjes. Doch de eereplaats in het midden werd ingenomen door een groote paardenbloemplant met drie of vier mooie, goudgele bloemen, twee pluizen en ontelbare knoppen en frissche, groene bladeren. Er was ook nog eenig ander onkruid en tegen het uittrekken daarvan had Nel geen bezwaar. Zij ging op haar hurken zitten en hielp druk mee. Al het onkruid gooide zij op een hoop en zij was al aardig opgescho ten, toen Liesje, er aan kwam, gewapend met een hark, een schoffel en een schop. „Prachtig!" riep zij vroolijk uit. „Ik kon de schoffel eerst niet vinden, maar mi heb ik haar toch en kun je de paardenbloem mooi losmaken." „Nee, nee", zei Nel haastig, terwijl zij haar armen over de plant uitstrekte, als om haar te 'beschermen. „Maar het is onkruid", hield Liesje vol. „en dat kan toch niet midden in je tuin staan. Wat zou Joop daar wel van zeg gen V! „Joop mag zeggen, wat hij wiP% ant woordde Nel, hoewel zij eigenlijk best be greep, dat zij op dat oogenblik niet heel vriendelijk was tegen haar verwachten gast. „Ik spit haar niet om. Het is Zaterdag een verjaarsgeschenk voor Dot cn omdat hij in zes weken niet jarig is geweest en dol op paardenbloemen is, heb ik hem die be loofd" Dot was Nel's lievelingskonijn en zij hield zóóveel van hem, dat zij telkens zijn ver jaardag vierde. Naar het aantal zijner ver jaardagen te oordeelen, moest hij al heel oud zijn. De kinderen hielden altijd lange gesprek ken met hun lievelingsdieren en toen Nel vertelde, dat zij de paardenbloem aan Dot beloofd had, zei TSesje onmiddellijk, dat zij haar gereedschap naar haar eigen tuintje meenam. Spoedig was zij daar druk bezig. Gedurende e enigen tijd waren de drie kin deren, want Pim had ook een tuintje naast da-t van Nel, ijverig aan het werk, zonder daarbij veel te spréken. Plotseling gooide Liesje echter haar hark neer en riep. zij Nel en Pim om te komen kijken, wwt gedaan had. „Ik houd er van om de dingen maar da delijk flink aan te pakken", zei Lieeje, eetf gezegde, dat zij eens van Juf had opge vangen. Zij maakte haar handen schoon aan den schoffel, zooals zij dat den tuin man wel eens had zien doen en veegde ze daarna aan haar schort af. ,;Ik denk dat niemand zal zeggen, dat mijn tuintje niet netjes is", ging zij voort. Het was werkelijk keurig, want Lieaje had elk onkruidje .verwijderd en de paadje® netjes opgeharkt. „Is het niet prachtig^" vroeg zij „Het is heel netjes," antwoordde Nel, na dat zij een oogenblik had nagedacht. Zij wilde haar zusje niet teleurstellen, maaT vond toch, dat er iets aan ontbrak. „Ik dacht wel, dat je het netjes zou vin den", zei Liesje, terwijl zij haar blik nóg eens over haar tuintje liet gaan. „Ik ben heelemaal niet moe, en als je 't graag hebt, wil ik jouw tuintje en dat vaa Pim ook nog eens onder handen nemen. Het zou heerlijk zijn, als de drie tuintje® allemaal even netjes waren." Doch zij had nauwelijks uitgesproken, of er kwam een groote, witte vlinder aanflad deren. Liesje liep hem vlug achterna en viel bijna over de hark. Zij vergat heeiè- maal, wat zij Nel en Pim beloofd had en dezen hielpen het haar niet onthouden. A HOOFDSTUK H. J Joop kibbelt met Nd. Joop kwam den volgenden middag en schoot in het begin heel goed op met Nel, Liesje en Pim. Maar het duurde niet lang, of hij begon hen kinderachtig te vinden. Hij vond het al heel dwaas met konijnen en Guineesche biggetjes te praten en net te doen, alsof zij antwoord gaven. Hij zei dan ook tegen Nel, dat hij het kinderachtig vond om een paardenbloem voor Dot zoo'n be spottelijke naam voor een konijn te latea staan en had veel lust haar uit te trekken. Op een middag 't was juist de dag vóór Dots verjaardag had Joop met Nel gekib beld. De schuld lag eigenlijk bij hem. Hij was uit zijn humeur, omdat hij zich ver veelde en hoewel Nel, liesje en ook Pim graag met hem wilden spelen, zei hij, dat het veel te warm was en dai er niets aan was om met meisjes te spelen. Hij klom in een boom en bleef daar zitten totdat ook dit hem verveelde en hij er uit kwam om eens te gaan kijken, wat de an-, deren uitvoerden. Hij hoorde praten in de buurt van het ko nijnenhok en ontdekte daar Liesje met Dot op haar schoot, aan wie zij vertelde over de konijnenpartij van den volgenden dag. „Wat een onzin!" zei Joop. „Alsof konij nen ooit naar een partij gingen." „Hoe weet jij, dat het niet zoo is?" vroeg Liesje. „Kom Dot, vertel oom Joop want Joop werd, zeer tegen zijn zin, door alle lie velingsdieren „oom" genoemd eens van de partij, waar je het laatst geweest bent, toen je je witte jurk en je blauwe ceintuur aan hadt." Dit was echter le veel van Joops geduld gevergd. Hij maakte rechtsomkeert en ging Nel zoeken; die was misschien verstandiger. „Nel! Nel!" riep hij zoq hanl-a^ hii.J$n. JLêL,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 17