De Appels.
Cora's oog.
CORRESPONDENTIE.
Erica door het vuur zou gaan? Nu. er wer
kelijk gevaar dreigt, merken we eens, wat
een pocher jij bent"
Plotseling trad Spitsje naar voren.
„Ik zal gaan," zei zij, „dan doe ik toch
iets nuttigs in de wereld. Ik heb immers
leeren dansen en hoog-springen."
„Ja, ja," riepen nu alle kinderen, laat
Spitsje gaan, die kan het beste springen!"
Ën de oudé grootmoeder zei geroerd:
„Ik zag dadelijk wel, dat zij een goed hart
heeft al mijn kleinkinderen moeten lee
ren dansen en hoog-springen!"
„Ik ga mee," riep Spekgraag.
„Laten Spitsje en Spekgraag gaan," zei
de muizen vader. „Wij anderen zullen viug
naar buiten loopen en zoolang het klokke-
touw luiden, tot de brandweer ons te hulp
komt."
Snel renden allen weg.
Spitsje deed twee sprongen en was reeds
de gevaarlijke plek voorbij en boven op de
trap. Spekgraag volgde haar; nog even
zengden de vlammen zijn vel, maar Spitsje
likte hem gauw en het deed geen pijn meer.
Eén, twee, drie, knabbelden zij een gat
in de vermolmde kelderdeur één, twee,
drie, kropen zij er door en waren vlak vóór
Erica's kamer. Spitsje klom tot bij het
sleutelgat, keek naar binnen en ja, daar
lag Erica rustig te slapen. De maan scheen
helder in de kamer.
Spekgraag knabbelde en knabbelde aan
het sleutelgat, dat de tanden hem pijn
deden. „Gauw, Spitsje," riep hij, „jij bent
zoo klein en slank, dat je er makkelijk door
kunt Ik loop door dit kleine luikje naar
büiten. Bij den lantaarnpaal vinden wij el
kaar terug. Ga je goed!"
„'t Ga je goed!" En weg was Spitsje.
Precies op Erica's bed sprong zij en trok
even aan een blonde krul van 't meisje.
Erica werd wakker, ging recht-op in haar
bed zitten en riep:
„Moeder, daar droomde ik, dat er een
wit muisje in mijn bed was, dat met mijn
krullen speelde."
Nu werden ook de ouders in de aangren
zende kamer wakker en de vader zei:
„Wat ruikt het branderig! Het 6chijnt uit
den kelder te komen!"
Toen ontdekten zij, dat er brand was. Zij
trokken haastig eenige kteedingstukken aan
en de vader droeg Erica naar het huis van
de buren.
Plotseling begon de klok te luiden om
aBe menschen te wekken. Deze schoten
snel toe om den brand te helpen blusschen.
Erica zat bij de buren met groote be
langstelling toe te kijken. De ramen ston
den open en plotseling sprong er iets op
haar hand, een allerliefst, klein wit muisje,
dat zich tegen haar aan nestelde.
Toen riep zij uit: „Och, kijk toch eens.
wat 'n hef muisje! Precies zoo één als ik
in mijn droom gezien heb. Moeder, bet mag
toch altijd bij mij blijven?"
Haar moeder vond het goed en verheugde
izich er over, dat Erica, van plezier haar
'schrik vergat
Buiten, bij den lantaarnpaal op het plein,
zat de heele muizenfamilie op Spitsje te
wachten. Zij prezen haar om het hardst en
namen zich voor bijzonder lief tegen haar
te rijn.
Intusscben was de brand spoedig ge-
Huscht en bepaalde hij zich gelukkig al-
i. a tot de takkebosschen en het stroo in
den kelder.
„Ziezoo," zei de muizenvader, komen
jullie nu maar weer mee, want de brand
is gebltischt Grootvader krijgt hier maar
rheumatiek."
Spekgraag was erg bedroefd, toen hij
hoorde, dat Spitsje voortaan bij Erica bleef
Hij huilde tranen met tuiten.
Grootmoeder zei:
„Dansenen boog-springen is het nuttig
ste, wat er op de wereld bestaat, maar in
mijn jeugd was alles anders. Jij, Spek
graag. en je zusjes en broertjes zuilen het
stellig leeren, want men moet met rijn tijd
meegaan."
Na deze lange redevoering was zij heel
,'moe en sliep ze spoedig in. Spekgraag ech-
I ter droomde den geheel en nacht van Spitsje
en Erica en lekkere melk en suiker.
Een boom vol met appels
drie bengeltjes Vilein
dae atlemaal dol op
een appeltje rijn!
Een knorrig, oud heertje,
dat niemand iets gunt, -
'k geloof, èait je T nu wei
je voorstellen kunt.
Wat .of daar gebeurd is
met d'appeltjes fijn
de bengel®, die hielden
een appel-festijn!
Maar 't knorrige heertje
verscheen met een roe
en nep den kwajongens
niets vriendelijks toe.
Gelijk had hij wel, want
ze mochten 't niet doen,
maar waarom gaf hij niet
aan elk een rantsoen?
Dan waren de bengels
tevreden geweest
en 't knorrige heertje
vast z&ii nog het meest!
HERMANN A.
„Vader," schreef de negenjarige Jan
Smalt aan zijn vader, die een paar dagen
voor zaken in Rotterdam was, „Vader, Cora's
rechteroog is uitgestoken. Vindt u dan niet
vreeselijk jammer? Van oom Piet heb ik
een zak met knikkers.
Maar Vader Smalt las niet verder door,
wierp den brief op tafel, werd doodsbleek,
mompelde eenige onsamenhangende woor
den en vroeg zenuwachtig en gejaagd aan
den kellner in de ontbijtzaal:
„Hoe laat vertrekt de eerste trein naar
Breda?"
„Om halftien, mijnheer."
„En 't is nu?"
„Kwart vóór negen, mijnheer."
„Breng dan dadelijk mijn rekening!"
In een oogenblik was mijnheer Smalt
reisvaardig en nam hij een tram in de rich
ting van het station.
Welk een verpletterende tijding had zijn
kleine Jan hem in zijn onschuld meege
deeld. Cora, zijn wedrenner, de mooie, prach-
tibe vos, waarop hij zoo trotsch was, zijn
mooi rijpaard verminkt! Hoe was het
mogelijk en hoe k\^am het, dat zijn vrouw,
die met zijn jongen thuis was. hem dat
zelve niet onmiddellijk gemeld had?
Cora werd bovendien verzoTgd door den
ouden, trouwen Piet, zoodat het mijnheer
Smalt bijna onverklaarbaar voorkwam, dat
zulk een ernstig ongeluk had plaats gehad.
Wat reed die trein langzaam en hoe ver
langde hij er naar in Breda aan te komen
en te zien hoe het met zijn lieveling, den
mooien goudvos, was.
Eindelijk hield de trein te Breda stil en
haastte mijnheer Smalt zich huiswaarts1
Toen hij de deur geopend had, vroeg hij hef
dienstmeisje, dat juist in de vestibule bezig
was, met zenuwachtige haast:
„Heo is 't met Cora?"
„Met Cora, meneer? Wel. ik weet niet
beter dan goed
,,En zijn oog V'
,,Ik weet er niets van, meneer
„Waar is mijn vrouw V'
„In de kinderkamer, meneer."
Mijnheer Smalt snelde nu naar boven,
naar de kamer van Jan, wierp de deur open
en zag zijn vrouw juist bezig het hobbel
paard van zijn zoontje wat op te kalfateren.
Zij schrikte niet weinig, toen zij zoo plot
seling haar man vóór zich zag staan, dieD
ze hoog en droog in Rotterdam waande.
„Lieve help, Fransjij al thuis Ik dacht
dat je
Hij liet haar niet uitspreken en vroeg
haastig
„En Corp- Hoe is 't met zijn oog
Het heeft mij zoo vreeselijk getroffen
„Cora?" herhaalde mevrouw Smalt.
„Meen je den goudvos? Wel, die is spring
levend en gezond! Dien mankeert niets
Hoe komt je daaraan, Frans
„En Jan schrijft me vanmorgen, dat het
rechteroog van het dier is uitgestoken!"
De oogen van mevrouw Smalt werden
groot en rond van verbazing. Na een oogen
blik begon zij echter hartelijk te lachen en i
zei zij, op het hobbelpaard wiizend. dat zij-
onder banden had:
„O! nu ben ik er! Die malle jongen A
heeft zijn hobbelpaard ook Cora genoemd.
Dit is gisteren omgevallen, tegen de tafel
aangekomen en heeft zijn rechteroog ver
loren. Dat heeft Jan je geschreven, en jij
hebt gedacht, dat het je goudvos was."
Hoe blij was mijnheer Smalt, toen hem
de vergissing duidelijk werd, en hoe har- i
telijk klopte hij den ongedeerden goudvos j
op den rug, toen hij het dier onmiddellijk
daarna in den stal ging begroeten.
Leest dit allen even. Er waren zóóveel
klachten, dat de prijsraadsels der groote
ren zoo moelijk waren en die der kleine- 7
ren niet, dat ik maar heel weinig oplossin
gen der grooteren kreeg. En nu geloof ik,
dat sommige grooteren de prijsraadsels der
kleineren hebben ingezonden. Ik zegik ge
loof want zeker weten doe ik het niet, want
ik kan o n mogelijk uit mijn hoofd jullie j
leeftijd onthouden. Nu heb ik voor het lo-
ten alle brieven dooreen gemengd en uit de
groote massa geloot, daardoor staat er nu
niet zooals anders, apart vermeldprijzen
der grooteren en prijzen der kleineren.
Maar nu zeg ik hierbij meteenvoortaan
als er weer prijsraadsels zijn moet men
den leeftijd onder den naam vermelden, 1
dan kan ik weten of er kinderen boven de
elf jaar met de kleineren hebben meege-
daan, want dat mag niet. Men mag natuur-
lijk wel de beide soorten oplossen, dat
spreekt van zelf.
Adriana Döll, je doet al lang trouw mee,
maar hebt, meen ik, nog nooit een prijs
gehad, dus je zult er wel mee in jc schik
zijn.
Johanna van der Ham, heb je den Uee-
len Zondag zitten denken Nu dan is je
moeite wel beloond geworden.
Louis de Hertogh, aardig dat je zusje al
begint mee te doen. maar de prijs is toch
op jouw naam gevallen, maar dan kan Cor-
rie het boek toch ook wel lezen, zoodTa ze
er oud genoeg voor is.
Michela de Vleeshouwer, be>n je erg blij
met je prijs Ik hoop dat je nu toch trouw
blijft meedoen, al heb je nu al een prijs t
gelg-egen.
Corrie Geenjaar, je mag gerust meedoen,
je behoort tot de grooteren.
Nico Kwestroo, ja dat zal ieder kind wel
doen, verlangend uitzien naar de kinder
courant, als ie de prijsraadsels hebt in
gezonden.
Clazina van Venetië, dank voor raadsels
en anecdotes. 'Als je dit 1eest, is je spec-