No. 20102. LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 22 September Tweede Blad. Anne 1925. BINNENLAND. FEUILLETON. De Reisgenoote 0e Statutenwijziging der Alg. Ver. voor Bloembollencultuur. Ernstige bezwaren tegen de i plannen van het hoofdbest. t> Dreigende scheering in de v vereeniging? Hoe de kwestie kan worden opgelost f Dé volgende circulaire werd dezer dagen Verspreid in verband met een voorstel van het Hoofdbestuur van .Bloembollencultuur, pm wijziging te brengen in de statuten: Als, ooit een beschrijvingsbrief voor een Algemeene Vergadering van Bloembollencul tuur reden heeft gegeven om nauwkeurig le besludeeren, dan is het wel zeer zeker deze voor de 151ste, welke gehouden zal worden pp 28 Sept- a.s. In de aangekondigde Algemeene Vergade ring komen n.l. zulke verregaande ingrijpen de voorstellen ter tafel, dat 't noodig is een dringend „Geef Acht" aan alle vakgenooten foe te roepen. Belastingdruk, door onze regeling opge legd, hebben wij le eerbiedigen, doch, nu ons te wachten staat' dat ook onze Algemeene jVereeniging voor Bloembollencultuur dat kunstje gaat navolgen, doch in veel erger mate, zoodanig dat wij gaan leven in cene yereeniging, die ons voor niet genoemde vakbelangen heffingen kan opleggen, die vele leden veel te zwaar vallen, nu is de tijd gekomen om elkander toe te roepen: stop en niet verder! Dat het Hoofdbestuur van de Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur met wijs beleid een dergelijk voorstel durft le doen, strekt haar niet tot eer, doch is veel meer een fijn in elkaar gezet plan met het doel, dat de domme menigte alles, wat het Hoofdbestuur voorschrijft, wel zal slikken, ook al leeft zij dan voortaan onder een ver schrikkelijke terrein. Gaan wij den beschrijvingsbrief der a.s. Algemeene Vergadering na, dan vinden wij tl de eerste vier punten geen bijzonderhe- en. In punt 6 komt echter het ontzettend ingrijpende voorstel tot Statutenwijziging en dit artikel vormt de clou van den geheelen beschrijvingsbrief. Is dit punt' aangenomen, aan is de rest gesneden koek. Dit is door het Hoofdbestuur goed ingezien. Gewoonlijk wordt er op de Algemeene Vergadering punt voor punt gestemd, en als punt 5 er eenmaal door is, dan volgt de rest van zelf. Op de vergadering, die door het Hoofdbe stuur is bijeen geroepen van de Besturen der Afdeelingen en waar deze beschrijvingsbrief al vast eens werd gepolst, is door den voor zitter, den heer Krelage, dan ook niet veel anders gesproken dan over punt 5. Toen dit veel tegenkanting en veel scherpe opmerkin gen ontlokte, is het overige bijna niet aange roerd. Punt 6 bepaalt, dat gedurende een of meer jaren eene afzonderlijke cor'ributie zal geheven worden. Waarvoor? Voot welk doel? Als antwoord op deze vragen leze men de punten 6 tot 10 met aandacht door en mer ken op, dat het Hoofdbestuur alle goede ga ven f 50.000 plus grond eveneens ongeveer f50.000, van de gemeente Hillegom, alsook f 50.000 van den Bond van Bloembollenhan delaren, te zamen f 150.000, zegge ander - halve ton gouds), hoffelijk afwijst, doch in punt 11 komt zeer duidelijk naar voren, dat het hoofdbestuur de buitenplaats „Spaar en Hout" wil koopen en de kosten daarvan van de leden-kweekers wil heffen en wel zooda nig, dat ieder lid-kweeker nog dit jaar in No vember bij wijze van navordering drie cent per Roe moet betalen. Weet men wel dat minstens een derde der leden niet-kweekers zijn? Het hoofdbestuur zegt in de toelichting, dat het heerenhuis zou worden geschonken. Is dit niet hetzelfde als het verhaal van den boer, die een boerenplaats met' woning veel te duur had gekocht, en 's avonds zijn vrouw vertelde dat hij een boerenwoning cadeau had gekregen, waarop de vrouw vroeg: „En wat kost het land?" Het is niet ons doel het door deskundigen als totaal ongeschikt beoordeelde ierrein en gebouw verder te becritiseeren. Wenschelijk ware bet geweest wanneer ook op het terrein precies was afgebakend hoeveel grond de ge meente Heemstede zelf wil behouden voor huizenbouw. Het zou dan uitkomen, dat op den duur het gebouw zal worden ingebouwd en in een verborgen hoekje aan het Spaarnc te zoeken is. Van meer direct belang is de ongelimiteer de heffing in punt 5 genoemd, waardoor jaar lijks elk bedrag, wat men goeddunkt, een voudig gevorderd wordt op straffe van te worden weggejaagd. Reeds zijn vele proteslvergaderingen in vakkringen gehouden. Zeer dikwijls wordt naar voren gebracht, als het Hoofdbestuur de macht niet krijgt van punt 5, dan komt er ook van punt 12 niets terecht. Er moet een macht zijn om de 2 ct. per Rijnl. Roe voor wetenschappelijk onderzoek en onper soonlijke reclame le kunnen heffen, en wel zoodanig, dat iedereen wie bloembollen teelt, daaraan betaalt. Door niemand der vakge nooten wordt dit bestreden. Ieder gevoeld dat wij ons wetenschappelijk onderzoek moeten steunen. De besturen der afdeelingen Noordwijk, Voorhout, Lisse en Hillegom, die over deze gewichtige aangelegenheid hebben vergaderd waren het er over eens dal' deze oplossing j zeer gemakkelijk kan gevonden worden en wel op de volgende wijze. - Op punt 5 van den beschrijvingsbrief wordt het volgende amendement voorgesteld n.l.: Punt 5 te lezen en vast le stellen als volgt: De leden betalen jaarlijks een contributie, welke bij huishoudelijk reglement wordt vastgesteld. De leden betalen bovendien ter bevordering van het wetenschappelijk onder zoek en onpersoonlijke reclame een omslag gebaseerd op het aanlal Rijnlandsche roeden dat door hen beteeld wordt met bloembollen (en aanverwante artikelen) tot een maxi mum van 2 ct. per Rijnl." roe en per jaar. Hierdoor is de mogelijkheid .uilgesloten dat het dringend benoodigde kapitaal,-wat voor wetenschappelijk onderzoek in de eerste plaats noodig is, niet worde aangewend voor andere doeleinden. Moge door bovenstaande uiteenzetting voorkomen worden dat een al te haastige stap van het Hoofdbestuur onze Algemeene Vereeniging zou doen wankelen, waarschijn lijk uit'eenscheuren en onoverkomelijke gel delijke zorgen zou bezorgen. Het zou anders eene oplegging worden van belasting die dubbel neer zou komen op de hoofden der overbLijvenden, omdat zeer zeker een groot aantal groote kweekers de Vereeniging zal verlaten. De zetel van Bloembollencultuur. Naar men mededeelt, heeft de groote meerderheid van de afdeelingen der Alge meene Vereeniging voor Bloembollencul tuur, men zegt 9/10 van het aantal der af deelingen, zich op haar vergadering uitge sproken voot vestiging van den zetel van Bloembollencultuur in „Spaar en Hout." De nieuwe Minister van Koloniën in 't land. Gistermiddag is per Slaalsspoortrein van 5 u. 43 m. te VGravenhage aangekomen de heer Gh. J. I. M. Wel ter, lid van den Raad van Ned.-Indië, die, zooals men weet, de opdracht had gekregen, zich naar Ne derland te begeven met bestemming Gm door de Koningin le worden benoeimd tot Minister van Koloniën in het nieuw ge vormde kabinet-Col ijn. Te zijner begroeting waren, behalve me vrouw Wel ter en verdere gezins- en familie leden, lot welke laatsten ook behoorde generaal Burger, oud-commandant van het veldleger, op het perron aanwezig de voor zitter van den Ministerraad, tevens Minis ter van Financiën en van Koloniën a. i., de heer H. Colijn; de secretaris-generaal van het Departement van Koloniën, mr. M. S. Koster, en de heer Th. van Voorthuyseen, administrateur, hoofd van het Kabinet van den Minister van Koloniën en chef van de afd. binnen!andsch bestuur van het Depar tement. Na de eerste begroeting door de familie leden verwelkomde minister Colijn den toe- komstigen Minister, waarna de heer Wel ter de overige hecren van het Departement de hand drukte en zich naar don gereedstaan- den auto begaf, niet echter dan na bezwe ken le zijn voor den aandrang van vele persfotografen om voor hen te poseeren. Daarna vertrok de familie naar het huis in de Waltstraat, reeds sedert eenigen tijd door mevr. Welter bewoond. De heer Zeilinga, van de algemeene secre tarie in Ned.-Indië, die met den heer Welter mee is gekomen naar Nederland, was on derweg doorgereisd naar Zwolle. De landbouwers, de landbouwstatistiek en de Rijksinkomstenbelasting. De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw heeft op de vragen van het Eerste-Kamerlid Westerdgik betreffende het gebruik maken van opgaven voor de land bouwstatistiek bij de vaststelling van de aanslagen der landbouwers in de Rijks-in komstenbelasting geantwoord: Een -recent geval hiervan is den onder- geteekende niet bekend. Wel is hem bekend, dat ruim vier jaar geleden iets dergelijks is voorgekomen, na de landbouwtelling, dio gehouden is tus- schen 20 Mei en 20 Juni 1921. De toenmaligo Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel heeft toen aan den betreHenden burgemeester verzocht, de go- vraagde gegevens niet te verstrekken, li'tf vond tot dit verzoek aanleiding, omdat in een voorafgaande publicatie aan de land bouwers was medegedeeld: „De>ze telling heeft, evenals de vorige, niets uit te staan met de belastingen, doch wordt alleen en uitsluitend gehouden ten behoeve van de landbouwstatistiek en is dus het belang van den Nederlandschen landbouw". Deze publicatie was gegrond in het stre ven om de vrijwillige medewerking der landbouwers tot bet verkrijgen van juiste statistische gegevens zoo volledig mogelijk te verzekeren. Bg sommige landbouwers pleegt namelijk de vrees te bestaan, dat door de belastiogK ambtenaren van juiste opgaven een onjuist gebruik zal worden gemaakt, in zoover het bezit van eai bepaald aantal stuks vee, door een automatische berekeoing van de verdienste per stuk, kan doen concludeeren tot een bepaald inkomen. Het is wegens die vrees, dat oen mede- deeliDg als vervat in bovenvermelde publi catie, vanouds bgi landbouwinstellingen, zoo wel hier te lande als ih het buitenland, in zwang is. Ondergeteekeode kan niet van oordeel zijm, dat een verstrekking- van gegevens, waarvan men aanneem^ dat z$ tot het „ver kregen van juiste belastingaanslagen" zal leiden, de landbouwstatistiek „voor een groot deel waardeloos" zou maken. Hg heeft daarvoor een gunstig oordeel omtrent de nauwgezetheid van de landbouwers tegen over deu fiscus. Hrjl erkent intusschen, dat de vrees voor een onjuist gebruik van de verstrekte gegevens, en derhalve voor on juiste belastingaanslagen, het door den steller der vragen bedoelde ongunstige effect zou kunnen hebben. Ondergeteekeode zal gaarne over deze aangelegenheid, die sedert vier jaren prac tise h blgkbaar van geen beteekenis is ge weest, in overleg treden met zg!n ambtgenoot van Financiën. De predikant van Borcnlo. Vanwege den Bond van Nederlandsche Predikanten wordt verzocht het volgende mede te deelen: Naar aanleiding van de berichten in de bladen, dat de predikant zich na de storm ramp metterwoon zou hebben gevestigd te Apeldoorn, van waar hij zoo vaak dit noo dig mocht zijn zich naar zijn gemeente zou begeven voor de vervulling van zijn amb telijk werk, heeft het hoofdbestuur van den Bond van Ned. Pedikanlen naar een en ander een onderzoek ingesteld, waarbij ge bleken is, dat deze voorstelling niet geheel overeenkomstig de feiten was. Ds. Ort heeft voor zijn gezin een huis gehuurd te Apeldoorn, maar hijzelf verblijft doorloopend te Borculo. Hij heeft zijn in trek genomen bij een bevriende familie, waar hem in een magazijn een klein stu deerkamertje is ingeruimd en hij een slaapplaats vond op zolder, te midden van allerlei materiaal, dat daar is opgeborgen. De predikant is op zijn post gebleven en doet, zij het onder de vreemdste bezwaren, het gewone werk: ziekenbezoek, huisbe zoek, catechisatie en prediking. Eerst was er kerk in een daklooze ruimte, waarvan RECLAME. 3793 nog drie muren stonden, daarna, toen do sojdaten er niet meer sliepen, in een lokaal der school; vorige week zijn de catechisa ties begonnen in een lokaal van de Spaar bank. En j.l. Zondag zijn ook de Zondags school en de jeugdkerk weer aangevangen. Het gaat alles weer zooals vroeger. Maar het gaat met veel bezwaren: geen orgel, geen eigen stichtelijke omgeving. Er moest eigenlijk een noodkerkje komen. Maar de men9chen van Borculo zijn niet bij machle om in bijdragen daarvoor te loonen, dat zij het geestelijk werk op prijs stellen. Geen Duitsche fondsen in de Amsteidamsche noteering. Het bestuur der Ver. voor den Effecten handel te Amsterdam heeft het volgende besluit genomen: Overwegende, dat de Duitsche valorisa- tiewetten, welke beoogen een regeling te geven voor de verplichtingen van het Duit sche rijk, de afzonderlijke staten en hun staatkundige onderdeden, alsmede voor die van particuliere Duitsche ondernemin gen, een en ander voortspruitende uit VToe- ger aangegane schulden, vooralsnog niet kunnen worden beschouwd als een schuld regeling, waarmede de crediteuren naar het oordeel van het bestuur geacht kunnen worden genoegen te hebben genomen, be sluit, ten aanzien daarvan een afwachtende houding aan te nemen en in verband daar mede voorloopig geen enkele lecning ten laste van 't Duitsche Rijk, de Duitsche Sta ten enz., of ten laste van Duitsche onderne mingen of aandeden in deze laatste, in de noteering der prijscourant van de Vereeni ging te zullen opnemen. Ad at recht. Het Koninklgk Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Ned.-Indië heeft in zyn jongste bestuursvergadering de in 1909 ingestelde commissie voor het adat- recht aangevuld met mr. dr. Schumann, oud-voorzitter van den Volksraad te Ba» tavia, mr. Van Ossenbruggen, oud-raads heer in het Hooggerechtshof van Ned.-Indië, en mr. dr. Juynboll, hoogleeraar te Utrecht De commissie, welke tevens het bestuur vormt van de in 1917 opgerichte Adatrecht- stichting, bestaat daardoor thans uit de heeren prof. C. Snouck Hurgronje, voor zitter; prof. J. H. Harpentier Alting; H. T. t>amsté; prof. J. C. van Eerde; O. L. Helfrich; prof. Th. W. Juynboll; pjrof. N. J. Krom; F. A Liefrinck; mr. F. D. E. van Ossenbruggen; prof. Ph. S. van Ronkel; mr. dr. W. M. G. Schumann; prof. C. van Vollenhoven, secretaris, en mr. W. de Roo de la Faille, penningmeester. Portveilaging. Indien het publiek verzoekt om voor nog voorhanden briefkaarten van IV/2 cent, wel ke niet vóór l October kunnen worden op gebruikt, een bedrag van 2% cent per kaart terug te ontvangen, zullon die briefkaarten uiterlijk 30 September a.s. tegen ontvang bewijs worden overgenomen en op 1 Octo ber d.a.v. tegen introkking van het ont vangbewijs worden teruggegeven, waarbij alsdan een bedrag van 2% cent per kaan zal worden terugbetaald. Aan verzoeken, welke na 30 September worden ingediend, mag niet worden voldaan. Weer een onwettige loting. De Commissaris der Koningin in Over- ijsel heeft de loting der militie 1926 te Hen gelo vernietigd van No 07 der lijst af. Door den loteling Hofmeijer, die bij de lo ting niet aanwezig was en op wiens naam een andere loteling Hofméijer een nummer trok, dat aan eerstgenoemde werd toege kend, was bezwaar tegen de loting inge bracht. Motie Bond van Ambtenaren in Dienst bij de Ned. Spoorwegen. In den Stadsschouwburg te Utrecht werd door den Bond van Ambtenaren in Dienst bij de Nederlandsche Spoorwegen een de monstratief congres gehouden in verband met het feit, dat de Directie der Nederland- sche Spoorwegen het advies van de meer derheid van den Loonraad niet wenscht op te volgen. Dit advies van den Loonraad hield in, zooals men weet, oen loonsverhoo- ging voor verschillende groepen van amb tenaren en was tot stand gekomen op voor stel en met medewerking van de vertegen woordigers der directie in dien Raad. Bo vendien werd dit congres dienstbaar ge maakt aan het feit, dat thans door de Di rectie aan de vakbonden loon voorstellen waren toegezonden, die in wezen een loons verlaging voor de ambtenaren beteekenden en oveneens voor een groot deel van de 'beambten. De bijeenkomst was door 4 a 500 perso nen bezocht. De voorzitter, de heer K. Bloothoofd, stelde namens het hoofdbestuur de volgen de motie voor, die met algemeene stem men werd aangenomen. ,,Het congres enz. gehoord de besprekingen over de positie van de spoorwegambtenaren e» schrijven en de uiteenzettingen over de gevoerde on derhandelingen in verband met de a.s. loofc- herziening; gezien de ongezonde verhou dingen in do loonen, welke door de classi ficatie voor het platteland nog yeel on gunstiger wordengehoord het voornemeb van de directie, om het advies van den Loonraad niet uit te voeren op grond vati de daaraan verbonden kosten, hoewel zij rich met de algemeene strekking daarvan zeer wel kon vereenigen en daarin oolc een verbetering van het bestaande zag; kennis nemende van het door de directie aan de organisaties gezonden loonontwerp (Uit 't Fransch van GUY CHANTEPLEURE). Geautoriseerde vertaling van W, H. C, 41) Het heeft een veel dieperen indruk op me gemaakt dan de verguld koperen grafmonumenten in de Nötre- Damc-kerk en d«e prachtige, beroemde en zoo kostbaar versierde van Karei den Sloute en Maria van Bourgondië. Ook denk ik daar heb je al de wan orde in de kastaan het oude Pailais Gruutlhuuse, waar de prachtigste collectie kant, dlie men zich maar kan voorstellen, me boeide cn waarover ik, trots mijn inge houden verdriet, in vuur geraakte.'t Is een onvergelijkelijke verzameling; de gan- sohe geschiedenis van de kantwerkkunst is er ih te volgen, van af het eenvoudigste lot het rijkste en tot de fijnste wonderen, die naald en kantklos kunnen tot stand bren gen. Zoowel mijn fantasie als mijn vrouwe lijke smaak werden in verrukking ge brachtWat een ontroerende indruk op het gomoed maakt toch een oude kant, waarvan men vertelt: „Deze kraag van ragfijne, doorzichtige point de Biche, was de met groole volharding voleindigende ar beid van den kantwerkster, die misschien iisar oogein er mee bedierf. Hij werd, vele eouwen geleden, door een prinses gedra gen I Da-an&a herinnerde ik me die schilderijen, die ik bi de keTken en de musea zag, als even zeg yele vensters, die een blik open den op die wereld van mysticisme uit den tijd van devotie en naïveteit, schilderstuk ken van frissdhe kleur, van onbetaalbare schoonheid, het eene eenvoudig, het andere prachtig, vredig of overmatig druk, lieflijk of tragisch en zelfs tot het wonderlijk legen darische, het kinderlijk overdrevene, ja zelfs tot in het onhandige, zeldzaam men- schdijk en vol leven blijvend. Kantwerk, kostbaar metaal, edelgesteen ten, priesterlijke gewaden, kasten met reli- qudeën, kerkelijk goudemidswerk, alles schittert en glanst in mijn herinneringen aan de kapel van het Heilige Bloed, dat fijne, bevallige bouwwerk uit de XVde eeuw, waarin hel beroemde reliiek, dat door een graaf van Vlaianderen uit Jeruzalem werd meegebracht. In de veel oudere kapel van Sint-Basi- lius, een Romaansch crypt met enorme zui len, donkere gewelven on mysterieuze hoekjes, stonden vreemde, polychrome beel den, die, als men ze in het licht ziet, mis schien loelijk zijn en grof, maar waarvan in halfduister iets smartelijks en verschrik kelijks uitgaat in die omgeving van vochtigheid en kou, overviel me een rilling, die haar oorsprong ook Voiid in een gevoel van onbehaaglijkheid, een soort angst, die ik niet kon verklaren.Ik nam den arm van Kerje&m. en zei: „Ik zou liever hier vandaan gaan; ik ben bang." Hij lachte me een beetje uiit en mijn hand in de zijne houdende, wilde hij toch niet dadelijk weggaan. Hij zei, dat, als ik met hem was, ik niet bang mocht zijn. zelfs niet van spoken. Ik moet zeggen, dat mijn brave Kerjean een uitstekend leidsman isen een ge-: duldïg vriend. Hel komt me voor, dat ik den gansc'hen dag zij het dan ook zonder 'bepaald een 9lecbt humeur te hebben ge toond en zonder kribbige uitvallen vol maakt ondraaglijk ben geweest, We brachten in den hall van het hotel want ik wilde niet meer uitgaan een alllerverv el endslem avond door me<t doorbla deren van afleveringen van de „Ilustra tion." Ik zocht wat afleiding door tersluiks een jong paartje te bespieden, dat te gelijk mot Kerjean en mij te Brugge was gekomen, 't Waren Franschen en, als ik me niet vergis, pas getrouwd. Zij fluisterden en keken elkaar met domme verrukking aan Voortdurend dacht ik, dat ze elkaar gingen kussen, en ik geloof, dat ze er verbazend veel lust toe gevoelden. De jonge vrouw was uitstekend gekleed en zag er snoezig uit.bruin haar, een blank en fijn teint, een beeldig profiel, als van een antieke camée..., Haar tamelijk knappe, elegante, maar wat bleeke man, bijna, even klein als zij, had een slap, verdoezeld gezicht. Zelfs al ware hij mijn „broer" geweest, nooit zou ik met zoo'n onderkruipsel, met dat onbeteekenende gericht, hebben willen trouwen. Kerjean is niet knapik kan me zelfs voorstellen, dat er mensohen zijn, die hem leelijk vinden, en hij heeft niets van een „verliefden man." Maar dat grove, magere, bruine gezicht, waarvan men zou zeggen, dat het gebruind was èn door de zon van builen, èn door de zon, die in zijn binnenste schijnt, behoort tot die, welke een persoon lijkheid, een gedachte, een levende kracht uitdrukken. £k houd van zijn groot, lenig silhouet van Reuzen-Bizuifh; als dit zich beweegt, krijg je Ik .weet niet precies, hoe ik bet moet zeggen. een indruk van iets zekers, iets evenwichtigs en harmo nieus. •Ik zou wel eens willen weten of Kerjean me even knap vindt als dat snoezige vrouwtje met haar bruin haar! III. 'Alweer regen I Maar minder op een stort vloed gelijkend, zachter, met tusschenpoo- zen, zoo niet met werkelijke opklaringen. Het Simt-Jans-gasthuis bezocht, mooi, ernstig, plechtig stil Het stille water van de Leie omspoelt het gebouw ten deele: bijgebouwen van ver schillende grootte en vorm, lage gewelven, door den lijd gescheurde muren, die door een wondermooi, grijs laagje zijn verfraaid, hooge spitsbogen, één donkere, harmonieuze massa met ramen. Een gelukkige ingeving heeft van dit eer biedwaardige gebouw een soort heiligdom gemaaikt het rcliquiarium, dat de volgende schatten bevat: het mystieke huwelijk van de Heilige Kabherima, de aanbidding der .Wijzen uit het Oosten, de legende van de Heilige Ursula, de Maagd met den appel.. Wanneer men de zeven eeuwen ouden drempel overschrijdt, voelt men zich werke lijk ontroerd.'t Is of een uur van be voorrechting nadertMen heeft een voorgevoel van iets zeldzaams en iels, waarop men gehoopt heeftfiot is of men een wonder verwacht.... Men gaat door een gang, die wat donker is, eon zaal met dumne zuilen, dan over binnenplaatsen, waar een kloosteratmosfeer heerscht Daarna treedt men een klein gebouw bin nen, waar de kapittelzaal zich bevindt En het wonder Vertoont zichdé&r zijn de Memlings Kerjean bradht me naar het groote al taarstuk: „Het mystieke huwelijk".... Ik' zat op een bankje, hij stond achter me en beidon waren we in aanschouwing ver diept. Een onwetende, als ik, is niet bij machte de goddelijke genade, de ongekunstelde lief lijkheid en de wonderbaarlijke, expressieve schoonheid van het kunstwerk te beschrij ven. Wat zou ik graag voor altijd hetgeen het schilderij voorstelt, in mij hebben opge nomen. d'ie zuilengang met blauwachtige doorkijkjes, waar, met oen onschuldig, lief lijk gebaar, het Christuskind den verlo vingsring aanbiedt aan de kleine, als een prinses getooide heilige met haar zoo be koorlijk, zoo rein gelaat, onder haar kroon van paTelen en met haar weelderige kleedij De Heilige Maagd, met haar vriendelijke, moederlijk gelaat, gezeten op een gouden troon, nabij een rijk bewerkte wandbeklee- ding, heeft het kindoke op haar schoot Aan haar voelen gezeten, houdt de heilige Barbara, ernstig kijkend, een boek in haar handen.... Ook dé heilige Johannes, in gedachten verzonken, is afgebeeld en dam ook nog twee engeltjes in het gewaad van koorknapen, van zulk een lieflijk blauw, dat het slechts aam den hemel ontnomen kan zijn; het eene engeltje op een soort luit spelende, en het andere, vol ernst, het opengeslagen altaarboek dragende. •De lijnen, de kleuren en het licht zijn van een kostelijke helderheid en het was een verrukking, die me trots het som bere weer en den kletterende regen zoo-, lamg ik in het zaaltje was en van het eene wonder naar het andere liep, niet meer ver liet. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 5