Humor uit het Buitenland. UIT ONZE STAATSMACHINE. morelter (die bij vergissing bij een verkeersagent beeil ingebroken),,Hei daar. Handen op. Vooruit, je banden op, verdikkeme f" Holitie agent (slaapdronken)„O, hemel, en ik ben idea heelen dag a! op m'n post geweest" x (Passing Show.) Jeugdig tooneeiscbrljver, die tot dd toe geen enceea had: Meneer, lk heb blei een atnk net een kruiswoord- puizle-lntrigne. 'Jndge) i,Zeg Mane, wat yoer je daar Uit Moeten >e omslaan 1 «Oj 'k .wieg alleen baby in slaap." - (Lile-l Plakker's Jonge. Mijn horloge is blijven slaan. Heb ik lang zitten praten 1 Verveeld medelid der Socieleit: Wel er hangt een kalender in de hall (Punch.) Jongmenech,,llw onders daar; aan den overkant t". Hel meisje„Nee dat zijn m'n pleegoudera Ze heb ben me grootgebracht Jonzmenscb: „O juist Dus n bent een soort koekoek!" (Punch.) II Vriendelijke automobilist (die een oude Juffrouw lacht kilometer hoeft meegepomen)„Waar mag ik |n afzetten 't Oudje„Lieve hemeltje. Ik moest eigenlijk den anderen kant uit maar ik wi) uw gevoelens niet kwetsen." (Humorist). Heemskerk, Aalberse, dr. De Visser, Mar- chant en Notens, en tot ondervoorzitters de heeren Bomans, Albarda, De Wilde, Vliegen en Sannes. Regeling van werkzaamheden. De Centrale Seclie besloot op 29 Septem ber a.s. in de aldeclingen te onderzoeken de Staatsbegrooting voor 1926 met bijbehoo- rende ontwerpen. De heer K. TER LAAN (S.-D.) had ge hoopt, dat het ontwerp-ontwapening der S.-D.-fractie ook aan de orde was gesteld. Hij dringt aan op spoedige behandeling. De VOORZITTER zegt spoedige behande ling van dit ontwerp in de afdeelingen toe. De heer ALBARDA (S.-D.) vraagt een paar dagen later met het afdeelingsonder- zoek aan te vangen, omdat de tijd wat kort is. Hij vraagt b.v. 1 October te beginnen. De VOORZITTER kan geen voorstel daar toe doen, omdat hij alles wil doen om vóór Kerstmis gereed le komen. De heer BEUMER (A.-R.) steunt het lenkheeld-Aibarda, omdat ook hij den tijd tot 29 September te kort vindt. De beer ALBARDA (S.-D.) stelt nu voor Donderdag 1 October aan te vangen. Het voorstel-Albarda wordt verworpen me>t 45 tegen 37 stemmen. Do VOORZITTER stelt voor tegen Dins dag 22 September aan de orde te stellen rerschillendet-ontwerpen, w.o. de Bioscoop wet Interpellaties. De heer KLEERÉKOPER .(S.-D.) vraagt een interpellatie te mogen houden over de voorziening getroffen in zake de door storm getroffen gemeenten. De heer VLIEGEN (S.-D.) vraagt een in terpellatie aan over de afgravingen van den St. Pietersberg in Maastricht. De heer LOVINCK (C.-H.) vraagt een in terpellatie aan over de werking der Duit- schc Tariefwet voor ons land. Over deze interpellaties zal in de vol gende vergadering worden beslist. De vergadering wordt gesloten. TJIT liE PERS, De Voorzitter der Tweede Kamer. Do Nederlander (C.-H.) herinnert er aan, dat in October 1920 de Chrisl- Historischen hebbf n gestemd op den heer Koo ien, als Voorzitter der Tweele Kamer, aan gezien deze voor het voorzitterschap der Kamer buitengewoon geschikt scheen en de beer De Savornin Lobman, toenmaals nog de krasse voorzitter der Chr.JHistorische Kamerlractie ten deze zijn eischen hoog stelde. Het bleek later wel, dat de heer De Savornin Lobman zich niet had vergist.. Terwille der buitengewone eigenschappen van den heer Kooien werd in 1920 onmid dellijk overeengekomen zijn candidatuur voor het voorzitterschap te steunen. Bet is vijE jaren later. De Voorzitters.- plaats ill de Tweede Kamer is weder vacant. Ditmaal had de Chris tel ijik-Historische Ka merfractie in haar midden den man, die door velen als aangewezen werd beschouwd voor het Voorzitterschap, een man van vele gaven, en onder die gaven, ook in liet bijlzonder die talenten, vereischt voor het voorzitterschap der Kamer. De verhoudin gen zijn een weinig anders dan in 1920. Ue Minister-President, toenmaals Roomsch, is nu Anti-Revolutionair, maar de Voorzitter der Eerste Kamer is Roomsch; wij noemen nog den vioe-President van den Raad van State: liberaal. In deze verhoudingen lag zeker geen aanleiding den buitengewoon beschikten Christelyk-Historiscken candidaat niet te kiezen, eer het tegendeel. Maar oak de Roomsck-Katholieke Ka merfractie had in haar middeo een man van gaven, eveneens in de Kamer bemind en geëerd Ware de bovenbedoelde Christe- lijk-Historische candidaat niet beschikbaar geweest, er had zeker aanleiding bestaan over de verkiezing van den Roomsch-Ka- tholieken candidaat te spreken. Maar nu.... nu was er toch in elk geval aanleiding overleg te plegen. Wellicht, echter werd ingezien, dat tegen de argu menten van Christelyik-Hjstorische zijde, tot beplating der keuze van dr. De Visser, als eersten candidaat, weinig zakelyks kon worden aangevoerd. Het contra-argument, dat de Roomschen do sterkste fractie vor men, zou toch moeilijk kunnen gelden, want werd dit contra-argumait aanvaard, zoo zou dit beteekeneo het bezetten van de Voor- zittersplaats voor nu en altijd door een Roomsch-Katholiek. Hoe het zij, overleg met de Ohristelijik- Historischen is niet gezocht, maar door een kunstig gewrochte samenwerking van Roomsch-Kalholieken, Antirevolutionairen en Sociaal-democraten werd de heer Euys de Bcerenbrouck met 61 stemmen gekozen tot eersten candidaat De (A.-R.) Rotterdammer ver klaart dait het debuut vaal de rechterzijde in de Tweede Kamer niet schitterend is ge weest. Bij de presidentsverkiezing ging het er ietwak singulier naar toe. Het Mep ten slotte goed af, doordien de oud-minister Ruys de Beerenbrouck als overwinnaar uit de bus kwam, maajr de wijze waarop dit resultaat werd bereikt, was verre vam fraai. In plaats van naar gemeen accoord aan stonds de voor de band liggende keuze te bezegelen, w%rd pas bij tweede stemming, naar allen schijn door de hulp van enkelen der linkerzijde, de heer Ruys de eerste voorgedragene. De Clrristelijk-Ilislorishhe bleven aian dr. de Visser hun hart verpanden. ■Het blad betreurt hel, dat op die wijze de nieuwe aera werd ingezet en zou het nog meer betreuren, indien in dit optreden oen aanwijzing moest worden gezien van zekere zeltetmidigheïdspolitiek, die de Christelrjk- Historisdhe fractie denkt door le voeren. Het opmaken vam de voordracht van cam- cKdaiten voor hel Voorzitterschap der Twee de Kamer heeft een verloop gehad, dak lot eenige ongerustheid aanleiding geeft, aldus het Centrum (R.-K.). „Blijkbaar hebben de Ohr. Ilislorischen geweigerd op den Katholieken camdidaat te stemmen. Daardoor werd jhr. Ruys de Bee- renbrouok eerst bij tweede stemming als nr. 1 op de voordracht geplaatst, nadat een aantal stemmen van links zich bij die der Katholieken en anti-revolutionairen had ge voegd. Een slecht begin. Hier had toch do Rechterzijde vooraf lot eenheid moeten komen. Is dit niet gelukt, omdat de Oliristelijk- Historischen zelf verdeeld waren over de keuze van hun fraotie-voorziller, en wilden zij aan deze interne moeilijkheid ontkomen, door le trachten, dr. de Visser op den voor- zilterszelel van de Tweede Kamer ie bren gen? Dan .was het klein spek, dot ernstige ge volgen had kunnen hebben, indien de Lin kerzijde gelijk klein spel haid 'willen spelen. Trouwens was dr .de Visser toch ie goed, om hem hiervoor te gebruiken. Maar hebben de heoren niet gedacht, dat de indruk in het land moest zijn, dat de Qhrislelijk-Hislomsöhen weigerden op een Katholiek te stemmen? Wij nemen aam, dat dat niet het geval is. Maar ook dan meenen wij het recht to hebben, hier Je spreken .van een slecht begin. De Troonrede. In de V r ij z i n n i g Democraat d< finieert mr. H. P. Marchant de coalitie,- mei het volgende oordeel over de Troonrede: De coalitie is een verbond van partijen, dat ten doel heeft te zorgen, dat leden van die partijen minister worden. De troonrede is dit komen bevestigen. De Millioenennota. Het oordeel van de Vrijzinnig De mocraat: Deze millioenennota beeft een onmisken bare verdienste. Zij is een duidelijk stuk. Zij laat niet den minsten twijiel, welk finan cieel beleid van het kabinet-CoIijn is te verwachten. En waar niets zoo goed als het linancieele beleid zijn stempel drukt op het regeeringsbeleid in het algemeen, daar zou deze millioenennota ons iedere illusie in de politiek van dit kabinet hebben ontnomen, indien wij zoodanige illusie hadden gehad. Waar dit echter niet bet geval was, brengt de nota ons geenerlei ontgoocheling. Zij versterkt ons slechts in het besef, dat de democratie krachtig verzet tegen dit beleid zal hebben te bieden. Of zij bij dat verzet succes zal hebben, hangt in de eerste plaats van de houding van de democraten ter rech terzijde af. Het Rapport van de Staatscommissie inzake Gedistilleerd Productie (Bijlage H), Bij Koninklijk Besluit van 6 Maart 1919 werd een Staatscommissie ingesteld, die kortheidshalve genoemd wordt „de Staats commissie inzake gedistilleerd productie". Kortheidshalve zeggen we, want de woor den, waarin de opdracht vervat was, waren veel talrijker. Aan de Commissie toch werd opgedragen: „aan een onderzoek te onder werpen de mogelijkheid om, zonder de in dustrie tc knakken, aan het branderij-, dis tilleerderij- en likeurstokersbedrijf een an dere richting te geven en meer bepaalde lijk na te gaan, of het terwille van de be strijding van het alcoholisme mogelijk is de productie, voor inwendig gebruik be stemd, aanmerkelijk te beperken, indien het kan op te heffen". Deze Commissie bestond uit 25 leden; voorzitter was het lid der Eer ste Kamer J. C. L. van der Lande; secre taris de heer Th. W. van der Woude, direc teur van het Medisch Consultatie-Bureau voor Alcoholisme te Amsterdam; uit de drankbestrijdersbeweging en uit de betrok ken industrie waren mannen van naam verder leden der Commissie. De inhoud en de formuleering der op dracht was blijkbaar voor tweeërlei uit legging vatbaar. Een deel der Commissie toch meende, dat de opdracht inhield te onderzoeken of beperking van productie ge acht mag worden te zijn een middel lot be strijding van het alcoholisme (waarbij dien de le worden vastgesteld, wat alcoholisme beteekent) en of beperking van productie mogelijk is, zonder de industrie te knakken. Andere leden meenden, dat het alcoholisme er is, dus builen het onderzoek viel, doch dat deze zich had te bemoeien met de vraag of het mogelijk zal zijn het branders-, distillateurs- en likeurstokersbedrijf een zoodanige richting te geven, dat zonder dit bedrijf onmogelijk te maken, aan de pro ductie van consumptie-alcohol een einde wordt gemaakt, eventueel .aanmerkelijke be perkingen worden opgelegd". De Minister van Binnenlandsche Zaken moest in dit gerezen geschil uitspraak doen en beslisie, dat de tweede uitlegging van de opdracht de juiste was. De Commissie is eindelijk met haar ar beid gereed gekomen. Men mag wel zeggen: eindelijk. 20 Maart 1919 werd zij door den voorzitter geïnstalleerd en eerst onlangs, dus ruim zes jaar na datum, leverde de Landsdrukkerij het rapport harer werkzaam heden af. Het is een 123 groote pagina's in houdend boek geworden; dat verdeeld is in vijf hoofddeelen: een verslag aan H. M.; een bespreking van de bedrijfsregeling; een algemeen overzicht van de handelingen der Staatscommissie; bijlagen en een afzonder lijke nota van het lid P. H. van Groningen, die de meening der meerderheid der Com missie niet kon deelen. Het is niet onze bedoeling hier het ge- heele verslag te bespreken, daartoe is ons bestek te klein; we willen alleen vanuit Bijlage II belichten den stand van de fa bricage en het gebruik van den alcohol, voor zoover die door den Slaat gecontroleerd is kunnen worden en wordt. Vooraf een be merking. En wel één van recenten datum. Waar verschillende bronnen van staats inkomsten dieper aangeboord worden, werd ook aan het Departement van Financiën de mogelijkheid van verlaging van den accijns op den alcohol overwogen. De veraccijnsde hoeveelheid neemt telken jare af. De auto riteiten meenden, dat dit kwam door frau- duleuzen invoer. Maar de ambtelijke rap porten wijzen uit, dat niet frauduleuze in voer of frauduleus stoken daarvan de oor zaak is, maar een sterk verminderen van het gebruik. Verhooging van den accijns zou de sterke drank duurder maken en frau duleuze handelingen bevorderen. Verlaging van den accijns zou het gebruik weer doen toenemen. En daartoe wil de Minister niet medewerken. Men kan van een afnemend gebruik van alcoholische dranken in Nederland spreken. Daartoe hebben veel factoren medegewerkt; niet alleen de georganiseerde en ongeorga niseerde drankbestrijdersbeweging. Die fac toren hier te noemen valt buiten ons be stek. We conslateeren alleen het feit en lichten dat foe, uit de cijfers, die de tweede tabel van bovengenoemd gebruik geeft. Die cijfers zijn o. i. vrijwel betrouwbaar. Het frauduleus fabriceeren en leveren van al cohol vanuit de plaats, waar hij gefabriceerd werd, heeft niet zoo'n omvang, dat daardoor de cijfers noemenswaard zouden worden beïnvloed. De hoeveelheden veraccijnsde al cohol gevendus met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het verbruik in Nederland aan. Alleen de na te noemen vergunninghouders-cijfers drukken absoluut niet uit het aantal gelegenheden, waar sterke drank te verkrijgen is. Want het aan tal „stille knippen"; clandestiene gelegen heden is legio. In de gemeenteraad van het kleine Rijs- sen is daar onlangs nog op gewezen wat die plaats betreft. Het is een bekend feil, dat in het Limburgsche de clandestine aan gelegenheden legio zijn, terwijl ons per soonlijk een plaats bekend is in de Gro- ninger-Drenthsche veenkoloniën, waar het aantal vergunningen beneden het wettelijk maximum is, maar waar het „lippis et ton- soribus noturn" is, waar men bovendien nog sterken drank krijgen kan. Bovendien doet het niet terzake over hoeveel gelegen heid tot verkoop van sterken drank de* ge- heele voorraad veraccijnsde alcohol moet worden verdeeld. Het kennen van dien voorraad over verschillende jaren is vol doende voor de beoordeeling van het punt in kwestie. Geven we nu eerst een overzicht omtrent het verloop der graanbranderijen in ons land, dan zien we hoe hun aantal ontzag lijk daalde, vooral na 1885. In 188o werd een hoogtepunt bereikt, toen was hun aan tal 462; in 1885 was het 415; in 1895 215 (een vermindering van 200 op het totaal in 10 jaar tijds); in 1905 was hun aantal 117; in 1915 36, en in 1923 werkten in Neder land nog maar 5 branderijen. Men kan dus gevoeglijk zeggen, dat de oude graanbran- dersbedrijf zoo goed als verdwenen is. We komen nu tot de z.g.n. mefasse- slokerijeD. Reeds in 1747 kénde men op dg groote landgoederen in Frankrijk het kunstje om Uit den beetwortel alcohol te stoken. Ten onzent gaat de opkomst der beetwortel- suikerindustrie met dien der melasse-stoke- rijen gepaard; toch was haar aantal hie» nooit groot. In 1865 was haar aantal 7; nu is er nog maar 1, n.l. te Bergen-op-Zoom. Het aantal distilleerderijen is daarentegen zeer gestegen; vergeleken bij cijfers van ruim 60 jaar geleden. Het hoogtepunt werd bereikt in 1907, toen ons vaderland 408 distilleerderijen kende. In 1860 was haar aantal 170; in 1870 193; in 1880 220; in 1890 246; in 1900 343; in 1907 408; in 1910 351; in 1920 344 en in 1923 331 (laatste opgave). Over de verschillende provincie» verdeeld waren de cijfers: N.-Brabant 11; Gelderland 17; Zuid-Holland 52; Noord- Holland 68; Zeeland 4; Utrecht 6; Fries land 11; Overijsel 5; Groningen 5; Drenthe 3 en Limburg 1. Treffend zijn de cijfers, die gegeven worden omtrent de hoeveelheden graan en meel, die in deze industrie werden ver werkt Daaruit toch blijkt, dat de gevraagds hoeveelheid feitelijk op peil gebleven is. In 1907 toch werd verwerkt 58 millioen K.G. (ruim) graan en meel; in 1913 43 millioen K.G. ruim, dan komen de oorlogsjaren, waarin de hoeveelheid terug loopt lot ruim 13 millioen K.G. in 1918; ruim 21 millioen in 1919, daarna komt weer een belangrijke stijging, totdat in 1923 een totaal van ruim 56 millioen K.G. weer werd bereikt. Voegt men daarbij de ruim 58 millioen K.G. me lasse en de ruim 3 millioen andere grond stoffen, dan komt men tot het respectabele cijfer van 118.721.465 K.G. Maar deze heele voorraad is niet verwerkt tot alcohol. Behalve alcohol worden door de brande rijen nog andere producten opgeleverd, waarvan spoeling en gist de voornaamste zijn. Omtrent de spoelingproductie ontbreken betrouwbare cijfers; ook omtrent de giet kunnen geen nauwkeurige cijfers worden verstrekt; omdat deze beide producten val len buiten de accijnsbepalingen en dus niet worden nagegaan. Het gistrendement va rieert tusschen 13 en 27 pCt. der hoeveel heid grondstof. Gelukkig wordt niet alle geproduceerde alcohol binnen de grenzen vastgehouden, want er wordt heel wat geproduceerd. We laten nu volgen de productiecijfers 1; de cijfers van het overschot, wanneer we vaH de hoeveelheden hebben afgetrokken 2 en daarna het verbruik per hoofd en peg jaar 3. II 211.270 H.L. 222.550 H.L. 255.510 H.L. 21.250 H.L. 269.430 H.L. I 1900: 702.014 H.L. 1905: 703.341 H.L. 1910: 701.341 H.L. 1918: 335.860 H.L. 1923: 573.706 H.L. In het verbruik is een geregelde dading waar te nemen sedert 1877. Het maximum verbruikscijfer was in de laatste eeuw 11,07 per jaar en peg hoofd in 1833. Nog twee punlen willen we uil dit ver slag aanstippen. Allereerst de baten, die Slaat uit de alcohoifabricage heeft getrok ken. Zij worden uitgedrukt in de percenten van de algeheele inkomsten van den Staat, Men dient echter niet te vergeten, dat accijns één en andermaal werd verhoogd, Tus9chen 1900 en 1904 gemiddeld 16,55 pCLtusschen 1910 en 1914 13,45 pCt,; ill 1923 7,94 pCt. Deze cijfers zijn natuurlijk sterk beïnvloed door de vermeerdering den belasting en andere staatsinkomsten. Het tweede punt is het aantal vergun ningen. Ook die cijfers geven geen houvart, omdat sedert 1305 ook voor een logement vergunning werd vereischt. Het bedroeg hl 1924 18.177, dat is één vergunning op 42> inwoners tegen 124 in 1882.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 10