R.H.W. Fruit-Soda VHL DE PERS OVER DE TROONREDE. BINNENLAND. ren. Eerst dan kan de financierde toestand van het land als geheel hersteld worden beschouwd. Hoewel de regeering hel uiterste zal doen om; zonder werkelijke schade voor de alge meene volksbelangen, óe uitgaven tot bo venbedoeld peil terug te brengen, behoeft wel niet nader te worden aangetoond, dat zulks niet op korten termijn kan worden bereikt. Daarom zaJ aanvankelijk, voor zoover de gewone staalsbegrooting betreft, een voorloopige verbetering moeten worden gezocht in een wijziging van het belasting stelsel door dit in meerdere mate in over eenstemming te brengen met den economi sch en toestand, waarin ons volk thans ver keert een en ander in den geest van de uiteenzetting, die de Minister in de Memo rie van Antwoord op het Voorloopig Ver slag over de wetsontwerpen tot aanvulling der Zegelwet 1917, der Successiewet enz. gegeven heeft, in het vertrouwen, datde vrucht van den voorzichtig, d-och gestadig voortgezel ten bezuin igingsarbeid geleidelijk ook voor de gewone staalsbegrooting een verlaging van belasting zal mogelijk maken. Het Leeningfonds. Gunstiger dan bij de gewone staatsbe- grooting is de toestand nu reeds ten aanzien van het Leoningtonds. Dit fonds is indertijd opgezet met een speciaal tijdei ijk doel: het aflossen der cri- 9isleeningen Om dit mogelijk te maken zijn speciale crisisheffingen ingesteld, welker opbrengst aan het fonds ten goede komt en die dus in tegenstelling met de heffin gen, welke behooren tot de middelen toi dekking der uitgaven, die op de slaatsbe- grooting zijn geraamd een tijdelijk ka rakter dragen. Deze heffingen dienen uiteraard een voor een tc verdwijnen, naar mate blijkt dat het Leeningfonds in staat is de liquidatie der crisisleeningen volgons het aflossingsplan te financieren, zonder de opbrengst van alle daarvoor bestemde hef fingen noodig te hebben. Door de commissie-Van Vuuren is een plan ontworpen strekkende om, ter norma- liseoring van lasten, even genoemd saldo van bel Leeningfondé verhoogd met en kele andere bedragen over een aantal jaren verdeeld, te gebruiken, ten gevolge waarvan bij een geraamde opbrengst der crisisheffingen van' f85 miJlioen in 192G een overschot van fll.4 millioen zou ont staan, dal voor belastingverlaging zou zijn aan te wenden. Met dit plan is door den Minister reeds rekening gehouden bij de reeds eerder genoemde Memorie van Ant woord op het afdeelrngsverslag naar aan leiding van het wetsontwerp tot invoering oener Weetóeverterin-gsbelasling. Ten gevolge van de hoogere raming der middelen, welke ook een verhooging van de inkomsten van het Leeiusng fonds mede- brengt, is het overschot niet onbelangrijk j hooger dam door de commissie, op grond van de destijds bekende gegevens, kon wor den aangenomen. Dit overschot bedraagt voor het jaar 1926 ruim f 20 millioen. Uit het vorenstaande volgt, dat dit aan zienlijke bedrag niet behoort te worden aangewend tot vergrooting van hel reeds zoo groole bestaande saldo van hel Lee ningfonds doch tot verlaging van de ten bate van da»t fondls geheven wordende be lastingen Opheffing van de Verdedigings- belasting IL De regeeriDg is daarom voornemens te bevorderen, dat de verdedigingsbelasting II niet voor de helft, maar geheel wordt opge heven en zulks met ingang van 1 Mei e. k. De f20,6 millioen, welke de begrooting van het Leemngfonds voor 1926 als batig saldo aanwijst^ vermeerderd met de f 5 mil lioen, welke volgens bet plan-Van Vuuren in 1926 uit hot reeds gekweekte saldo be schikbaar is, komt met de geraamde op brengst van de vepdedigingsbelasting II ad f 26,5 millioen nagenoeg overeen. De kaspositie was op 7 September jl. zoo danig. dat de verplichtingen in totaail be droegen f 330.304.395,47 en de vorderingen 1286686.739,10. Hieruit blijkt dat op genoemden datum de niet door tegenvorderingen gedokte en dus zuiver ten behoeve van 's Rijks huishou ding aangegane vlottende schuld per saldo rond f 43,6 millioen bedroeg. Met betrekking lot dc crisisuitgaven wordt het volgende medegedeeld: Blijkens de in bijlage F gegeven cijfers bedragen de tekorten op' de crisisdiensten van de jaren 1914 tot en met 1924 een to taal "van rond f 1.281.861.700. Tot dekking van tekorten op den crisisdienst is uit lee- nin-g verkregen totaal f 1.350.250.000. Na aftrek van bovengenoemd bedrag van f 1.281.861.700 blijft dus nog beschikbaar f 68.388.300, le verminderen met de bedra gen der aan Oostenrijk verleende reliefcre- dieten, waarvoor een uitstel van de beta ling van hoofdsom en rente is gegeven van 20 jaren, f 16.786.200. Zooals ten vorigen jare is medegedeeld zijn, te beginnen met het dienstjaar 1925, alle crisisuitgaven naar den gewonen ddenst overgebracht De crisisdienst is derhalve met het dienstjaar 1924 afgesloten. Eerst wanneer de cijfers van laatstgenoemden dienst definitief zullen zijn vastgesteld, kunnen maatregelen worden getroffen tot afboeking van het dan nog overblijvende saldo. RECLAME. 3505 1e LOTïJS-hGofdprfjs 15000.- 2e LOTUS-lwofdprijs 1 1000.- 3e LOTOS-iïoofdprijs 1 500-. 35 LOTUS-prijzen v. f 100.- f 3500.- 100 LOTUS-prijzenf 25.- 12500.- 500 LOTUS-prijzen i.f 10.- 15000.- 1000 LOTUS-prijzen e. 12^0 1 2500.- Totaal aan prijzen 120000.- RECLAME. Wordt nagebootst! Let op R. H. W. 7215 FAILLISSEMENTEN. B. G. Bahlmann, Manufacturier, Alphen aan den Rijn. Handelsbelangen" van a.s. Zaterdag zal de crediteuvenlijst bevatten in het faillissement B. G. Bahlmann, te Alphen aan den Rijn. Zij telt 11* namen, met een totaal passief van 69.037.77 grilden. De ba ten zijn nog niet volledig bekend. De anti-vcvolutionairc pere is zeer met het Staatsstuk ingenomen. De „Standaard" spreekt van „soberen maar sfcevigen bouw" aan „gedegen inhoud" gepaard. Het zal misschien opvallen, dat er van enkele belangrijke onderwerpen, die reeds in een vorige periode ter hand waren geno men, niet wordt gerept. Wij denken aan de Zondagswet en de Bioscoopwet. Maar dan dient opgemerkt, dat het geen gebruik is, om reeds ingediende ontwerpen in een troonrede tc vermelden. De niet-vermelding beteekent stellig dua niet, dat <te Regeering aan deze onderwerpen niet haar volle aan dacht schenken zal. Wij althans rekenen daarop. Voorts is het wel duidelijk, dat in de korte opsomming van belangrijke onder werpen niet het program voor do volle parlementaire periode, die thans een aan vang vond, wordt gegeven. Ook behoeft men in de vermelding der onderwerpen, die blijkbaar door het cijfer van de departe menten wordt beheerscht, geen rangorde te zien wat de belangrijkheid, naar de mee ning van het Kabinet, betreft. En na een overzicht der verschillende pun ten concludeert het anti-revolutionaire hoofdorgaan Wat er in wordt ontwikkeld, is een in goeden zin vooruitstrevend program, dat op den grondslag van de Christelijke begin selen is opgetrokken. De christ.-historische „Nederlander vat haar oordcel als volgt samen Zoo laat de geheelo Troonrede den indruk na van juist inzicht in den ernst der taak, die Regcering en Volksvertegenwoordiging waeht, maar tevens van den blijden moed, waarmede die taak, van de zijde der Regee ring wordt aanvaard. Het Nederlandsche volk ziet zich ge plaatst voor een nieuw begin een begin welka omtrekken worden waargenomen met dankbaarheid en gerustheid niet het minst, omdat bij dit nieuwe begin zal wor den voortgebouwd op de oude beproefde fundamenten. „Zoo voor Bestuur als Wetgeving blijft handhaving van de Christelijke grondflla- gen van ons volksleven richtsnoer." Uit de Katholieke organen klinkt over 't geheel een toon van tevredenheid. „D e T ij d" (r.-k.) noemt de Troonrede een program van geleidelijke ontwikkeling, maar het blad heeft toch een drietal punten gemist, welke z.L in de komende parlemen taire periode niet aan de aandacht der re geering mogen ontsnappen: In de eerste plaats is het ons opgevallen, dat alleen van „handhaving" der financi- eele gelijkstelling op schoolgebied wórdt gesproken. Men moet daaruit afleiden, dat de nieuwe Minister van Onderwijs de mee ning is toegedaan, als zou de finacieele ge lijkstelling reeds gdheel zijn doorgevoerd en men derhalve met „handhaving" er van kan volstaan? Het moge ons, voor zoover noodig, vergund zijn, de aandacht van Mi nister Rutgers er op te vestigen, dat er aan de doorvoering van de financieele .gelijk stelling nog heel wat is te doen. Het blad verbaast er zich vooral over, dat de nieuwe regcering zoo weinig tot de vele belanghebbenden bij handel en nijver heid heeft te zeggen. Dat een rechtech Kabinet, waarin men den leider en een zijner voornaamste medewerkers aan het departement van Handel en Nijverheid vrij en onbesmet van het liberalisme: „laisser faire, laisser passer" waande bij de publicatie van het regeeringsprogram, den indruk wekt, dat op het terrein der handelspolitiek de regee ring met de handen in den schoot zal blij ven zitten, terwijl men in het buitenland, door nationaal egoïsme verblind, niets on beproefd laat om onze industrie van de wereldmarkt en zelfs van haar eigen bin- nenlandsch terrein te verdringen, zal bij velen, dde van deze bewindslieden al thans een ernstige poging tot het organi- seeren en leidden van een aotieve wel vaar tgpolifciek hadden verwacht, een grie vende teleurstelling wekken. Moge de Regeering de maatregelen tot uitbreiding der werkgelegenheid, welke zij zegt te overwegen, zóó ruim opvatten, dat de be strijding vam de werkloosheid ten slotte haar culminatiepunt vinde in een krach tige bevordering van den Moed arceer na tionale industrie. Ten slotte zegt het blady dat een uitdruk kelijke verzekering, dat de vervulling van de zedelijke roeping jegens de Overzeesehe gewesten in de eerste plaats medebrengt, dat de belemmering van de vrijheid der ge loofsverkondiging, welke in art 123 van het Indisch rogeeringsreglement ligt, met bekwamen spoed zal worden weggenomen, den Katholieken in Nederland en Indië voor hot nieuwe kabinet ietwat geestdriftiger zou hebben gestemd. Het (R.-K.) „C entru m" komt, na pa- rafraseering van do Troonrede tot deze conclusie: Alles saamgenomen opent de Troonrede goede vooruitzichten en zal de voldoening, waarmede Hare Majesteit getuigde, ra het land worden gedeeld Er ia inderdaad voor ons volk, wanneer het zijn lot vergelijkt met dat van zoo menig ander land, reden tot dankbaarheid En de Recbtsche partijen moet het bovendien met erkentelijkheid vervullen, dat het Rechtsche regiem kon worden bestendigd en de tegenwoordige re geering zich, blijkens deze Troonrede, in dezelfde lijn beweegt, als haar voorgang ster. Uit „H c-1 (IL-K.) H u i s g e z i n": Het regeeringsprogram voor vier jaar, ,in de heden uitgesproken Troonrede ontwik keld, maakt den indruk van voorzichtige kracht. Allicht zal de een mecnen, dat de voor zichtigheid, de ander dat de kracht de over hand heeft; maar zeker is, dat beide on misbare factoren, in het staatsstuk van het nieuwe rechtsche kabinet aanwezig zijn. Wel klinkt wat erg koel en nuchter, dat maatregelen tot uitbreiding van werkgele genheid in overweging zijn. Hier gaat het over de welvaartpolitiek, waarvan heel ons maatschappelijk en eco nomisch welzijn afhankelijk is. Hier had men een warmer klank niet ai- j leen, maar ook een positiever woord mogen verwachten, want de inderdaad moeilijke toestand, waarin, zooals de Troonrede zegt, de nijverheid nog verkeert, belemmert vooral het herstel en zal dit blijven belem meren totdat voor haar de dageraad van een beteren dag zal gloren. De (R.-K.) „Volkskrant" zegt, re- den te hebben tot voldoening. Op sociaal terrein zal de in het verleden gevolgde lijn worden doorgetrokken, ge- leidelijk, heet bet, goed, maar zonder vew» poozen. Aan al dc verwachtingen van de Van Gijn's en de Treub's, dat een stevige af braak zou worden ondernomen, is de bo dem ingeslagen. En op sociaal terrein zal mes te beter en te eerder aan billijke en oude verwach tingen kunnen voldoen naarmate men sj-jc- diger slaagt in het voeren eener welvaart- politiek, die onze nijverheid brengt uit den moeilijken toestand, waarin zij, naar de er kenning in de Troonrede, nog verkeert. Wij wachten af wat het demonstratief congres van het N,V V. en de S.D.A.P. te zeggen zal hebben, maar meer practise b nut verwachten wij van de welvaartresolu ties van ons Werkliedenverbond en van de R.-K. Werkgeversvereeniging. In die richting moet het worden gezocht, wil men aan de arbeidersklasse een goed en vast bestaan waarborgen. Buiten het sociaal terrein vinden wij in de Troonrede meer dan één aankondiging, welke tot voldoening stemtdie tót verla ging der militaire uitgaven, die t-ot meei vrijheid voor het onderwijs, die tot bescher ming der inlanders in de overzeesehe ge westen de verzekering verder, het bestuur en wetgeving christelijk zullen zijn. Ten slotte de stem van „D e M o r g e n" (R.-K.) Na lezing dezer troonrede zijn we omtrent het nogal met emphase aangekondigde „de mocratische" regecringsbcleid van het mi- nisterie-Colijn vrij wel even wijs als tevo ren; dat wil zeggen: we weten er zoo goed als niets van .Het kan vnezen en het kan dooien. Vjfe moeten nog altijd: afwachten Indien de regeering den aandrang in zich hadde gevoeld, om de Volksvertegenwoor diging en het Nederlandsche volk volledig in te lichten omtrent haar plannen, sou zij anders hebben gesproken dan zij heelt gedaan in dit rammelende, naar den inhoud weinig zeggende en naar den vorm onbe vredigende stuk proza, dat dan ook van overdreven eerbied voor de parlementaire instellingen allerminst getuigt en dus als van zelf sceptisch stemt ten opzichte van de met zooveel ophef aangekondigde „demo cratische" gezindheid van het nieuwe Ka binet. De „Msbde." zegt: Bevrediging van alle belangstelling en nieuwsgierigheid biedt de Troonrede niet Hoe dieper men in dit staatstuk doordringt, de9 te meer vragen rijzen. Als voorbereidend document voor een in teressant politiek debat kan het goede dien sten bewijzen, door de belangstelling te prikkelen. Als Kabinet van krachtige fi guren toont de nieuwe Regeering bij deze eerste daad de deugd van voorzichtigheid wel te bezitten. Zij vecht zich omzichtig in. Geeft zich niet roekeloos bloot. Des te meer beteeken is krijgen die enkele uitlatingen, waar niet alles aan gissing van den lezer wordt overgelaten. Het blad eindigt: Roekeloosheid ligt in deze eerste regcc- ringsdaad niet. Opening van zaken behoefde echter nog geen onvoorzichtigheid te zijn. Kloek beleid werd algemeen verwacht en de Regeering beschaamt die verwachting wel niet, maar geeft met deze Troonrede op haar voornemens niet den vollen kijk. De liberale bladen zijn zeer weinig te- vrodien. De algemeene en overheerschende indruk dien de uitgesproken Troonrede wekt, is, aldus de „N. R. Ct.M, er een van groote voorzichtigheid: „Pas opl Pas opf- anders breken wij". Door deze, het eerste woord van de nieuwe regeering kenmerkende eigenschap komt de onnatuurlijke grond slag, waarop het kabinet rust, in het open baar. De partijen, waaruit het ministerie is samengesteld, mogen eenige vage Christe lijke beginselen gemeen hebben, politieke hómogeniteit, die de eenige basis is. waarop een krachtige regecring kan voortbouwen, is daar verre te zoeken. Naast een conser vatieve slrooming, al9 wier voornaamsu vertegenwoordiger,"' de kabinetsformateur, minister Colijn, gold, is er een radicale vloed, die, zonder veel vaart onder de anti- rev. partij, doch met toenemende stuw kracht onder de R.-K. partij zich doet on derkennen. Doel van de Troonrede schijnt, deze beide bewegingen, de langzame, voor zichtige en de onstuimige overmoedige, in één bedding samen te brengen, opdat een water ontsta, waar het regecringsschecpje geen gevaar lijdt, ten onder te gaan. Gevolg hiervan is, dat uit dit staatsstuk nog zoo goed als geen richting valt te on derkennen. De rede munt uit door vaag heid. Wat men gehoopt had in de eerste plaats in deze rede aan t,e treffen: besef van kracht, zekerheid van koers, wordt daarin ben eenenmale gemist. Zij bevat niet veel meer dan wazige toespelingen op mo gelijkheden bij onzekere gebeurtenissen waar dan ieder uit lezen kan wat hem het meest naar den zin is. Wie het stuk nuch ter bekijkt, kan het talent bewonderen, waarmee de regeering het verstaan heeft, veel woorden tc gebruiken zonder ergens aansloot le geven, doch komt ten slotte toch tot de overtuiging, dat er in jaren niet zoo'n ledige, nietszeggende Troonrede ge weest is. Telkens als men nog meent, iets positiefs te vinden, blijkt bij nauwkeurige beschouwing, dat er een slag om den arm wordt gehouden. Wij kunnen niet anders dan verklaren, dat deze Troonrede ons een groote teleur stelling is. Naar haar te oordeelen, is dit kabinet er een, dat op de manier van zijn voorganger in hoofdzaak op zien komen zou willen regeeren, in het kwadraat Al wat uit dit stuk blijkt, is e»en uitgesproken voor keur van de nieuwe regecring, om ten aan zien van nagenoeg alle vraagstukken, die zich vertoonen, schuilevinkje te spelen. Deze Troonrede mist alle mannelijke eigenschappen, die een regeering kunnen sieren. Men ontwaart in deze rede geen lijn, geen beginsel, geen zekerheid hoege naamd, dan een beslist verlangen, geen opening van zaken te doen: „Laten we toch voorzichtig zijn, anders gaat onze meerderheid verloren." En dan te denken, dat tot voor enkele jaren Colijn gold als de krachtfiguur bij uitnemendheidl Inderdaad, na deze Troon rede zal de S.D.A.P. met haar prokestver- gadering wel een eenigszins mal figuur slaan. Ook het liberale „Vaderland" vindv de Troonrede een teleurstellend stuk en be sluit zijn be9chouwinjg als volgt: Resumeerende, kunnen wij de Troonrede niet anders noemen dan een al te bedacht zaam stuk, en de S.D.A.P., die zich reeds verheugd had op democratischen omme zwaai van den heer Colijn, zal wel moeten erkennen, dat, als daarvan sprake is, dio zeer klein^is geweest, al zou het dan ook kunnen zijn, dat men bij de uitwerking van de thans ten beste gegeven algemeenheden tot wetsontwerpen, zou moeten erkennen, dat het meer was, dan men had kunnen verwachten. Maar van kracht van de coali tie geeft deze Troonrede zeker geen blijk. Men voelt hoe ieder woord gewikt en ge wogen wordt, om over en weer geen aan stoot te geven. Ook van dit ministerie kan dus gezegd worden, dat het zitting nam, omdat er geen andere combinatie mogelijk was, en het zal, naar onze bescheiden meening, wel tot 1929 aan het roer blijven, als tenminste Monseigneur Nolens er zijn beschermende hand over blijft uitstrekken. En verder wachten wij op de daden van het nieuwe Kabinet. De hoefijzer-correspondent van het „Alg. H b 1 d." meent, dat de regie ring een te optimistisch en kijk heeft op den tegenwoord'igen economischen toestand van land en vodik. Uitbreiding van de wer- kingsfeer der Arbeidswet acht hij niet ge schikt om „den raadselachtigen passus over „maatregelen tot uitibreid.mg van werkgele genheid" tot een realiteit te maken. De sohr. betreurt 't, dat niets over de on dragelijke duurte en slechts maar even één woord gezegd wordt, dat eenig besef doet vermoeden van den ondragelijk z waren be lastingdruk. In deze heelo Troonrede zoekt men vem geels naar wat thans, nu het siuiten der be* grooting is bereikt, het doel van efte regee* ring behoorde te wezen: het omlaag bren gen van bet peil, waarop die begrootiiig sluit. De omzichtige passus over het „waar mogelijk" inkrimpen van den Staatsdienst, kan te deze aanzien slechts als een slap surrogaat worden opgevaL De conclusie van den correspondent is: Alles bijeengenomen, dunkt ons deze Troonrede meer te getuigen van invloed der „democratische" elementen in de rech terzijde dan wel was verluid. Men kan het ministerie er geen verwijt van maken, dat het heeft rekening gehouden met wat nu eenmaal een stembusfiguur is geweest. Maar het spreekt vanzelf, aldus de schr., dat deze „Rüek nach Links" ons vertrou wen in dit kabinet niet kan vorgrooten. En de „N i e u w e C t." eindigt aldus: Een Troonrede is een beknopt program. En een program, m zeer voorzichtige ter men gesteld, is voor taJ van uitleggingen vatbaar. Het kan een krachtige regeering steunen dn passend zij'n bij eene, die slap i9. Over de Troonrede heen zien we naar de komende begroetingen, waarin een deel van hot werk en der plannen der ministers zich afspiegelen en naar de ontwerpen welke ingediend zullen worden. We wenschen van harte, dat het een krachtig, zuinig, arbeidzaam ministerie moge zijn, dat de naaste toekomst onze landsbelangen zal behartigen. We vertrou wen ook wel, dat het zoo zaJ zijn en de Troonrede ontneemt ons dat vertrouwen niet. Doch één groote vraag laat zij onbe antwoord, deze n.l. of wij zullen hebben een regcering, die nation ale politiek voert, dan wel een, die, nauw gebonden aan par tijen, partij politiek drijft ten koste van groote algemeene, moreele en stoffelijke landsbelangen We zijn daar met een Troonrede als deze Troonrede tout usage, niet gerust op De socialistische pers is zeer ontstemd. De „Vo o r w a a r t s" gewaagt van een blanco stuk papier en „H et Volk" noemt de troonrede ^en voortzetting van de ver oordeelde gedragslijn van 't Kabinet Ruys- Colijn. „Niets minder dan onheilspellend is de verklaring, dat, waai het mogelijk is, in krimping van Staatsbemoeiing en betrach ting van de uiterste soberheid, dringend ge boden blijven. De arbeiders en met hen ge- lijkgestoklen worden er het slachtoffer van Iels dergelijks valt to zeggen van de ver klaring, dat voorzieningen, die omvangrijke offers van de schatkist vorderen, vermeden dienen te worden. Wij welen, wat zulke woorden uit zoodanigen mond beleekeneD. De onderwijszinsnedon bevatten een aan kondiging van een herziening der school- geldheffing. Te vreezen valt een toegeven aan vrijheidsbondsche eischen, waardoor met het beginsel van heffing naar draag kracht gebroken zal worden. Overigons ge ven de bewoordingen aanleiding om te ver- moedon, dat ae Regeering, bedacht is op een verwezenlijking van de denkbeelden, door den heer Colijn destijds in de Stan daard ontwikkeld, die neorkomen op het terugbrengen van do Rijkszorg voor het ou-i derwtjs tot een minimum en op het overla ten aan den vrijen wil van schoolbesturen en gemeenten om boven dat minimum uit te gaan. Dit beteekent een algemeene veria* ging van het peil van bet volksonderwijs. De sociale paragTaaf is mat en slap ge steld. Dat de Regeering zich ten aanzien van de Volkshuisvesting als regel zal be perken tot de taak, zooals de Woningwet die zich heeft gedacht, beteekent, dat de allerergste krotten gaandeweg zullen wor den opgeruimd en dat voor een groote massa arbeiders en dergelijken een sterke behoefte aan woningen van behoorlijken huurprijs, dae de particuliere nijverheid niet bouwt, onbevredigd wordt gelaten. In de koloniale paragraaf zit een tikje ethiea en een buiging voor het kapitaal, Van een vooruitstrevenden geest is in deze troonrede niets te bemerken." De R.-K. Kamerclub. De Roomsch-Katholieke Tweede-Kamer' club heeft in een gistermiddag gehouden vergadering het bestuur al» volgt samen* gesteld: voorzitter mgr. dr. W. H. Nolenji vice-president jhr. mr. A. F. V. van Sasad van Ysselt; penningmeester dr. L. N. Decr kerseerste-secretaris mr. P. J. M. Aalbef- se tweede secretaris C. J. Kuiper. Reorganisatie hoogere bevelvoering Opheffing commando Vesting Holland. Het ligt in de bedoeling de hoogere bei* volvoering te reorganiseereu. Veimoedelijk zal 1 Januari 1926 de be trekking van commandant van de Vesting Holland worden opgeheven. Geon Rijksbetaalmeester meer. Verwacht wordt, dat het ambt van Rijks betaalmeester 1 Januari 1926 zal zijn op geheven. De nationale ramp. Het bestuur van den Kon. Nation. Bond van Reddingswezen en Eerste Hulp bij On gelukken „Het Oranje Krui»" ontving van het Sraeroefonds te Batavia een tweede gift van f 50.000 voor de slachtoffers van de stormramp. Het heeft telegraphisch aan het bestuur van deze Stichting zijn dank be tuigd voor zijn ijverige bemoeiingen om de tot nog toe overgemaakte gelden bijeen te brengen en verzocht dezen dank ook aan de nobele gevers in Ned. Oost-Indië over te brengen. De actie tegen Jurgens. Naar mr. M. A. Ligterink, advokaat te Amsterdam, aan het „Hdbl." mededeelt* heeft deze voor een der aandeelhouders, die 1 September j.l., geloof slaande aan de beweringen der heeren Van Oss, zijn ge* wone aamdeelen Jurgens verkocht, genoem-» de heeren tot schadevergoeding aangespro ken. De dagvaarding zal heden wordeaf uitgebracht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 10