Op een andere School
Oe Miereneter.
Een Gevaarlijke Rit
Ikke ben verhuisd vandaag,
Ikke kan wel huilen.
Onze banken zijn geverfd
En wij moesten ruilen
Met een school hier in de stad,
Die wel goede banken had.
„O nee, ze passen precies!" riep Nan
vroolijk uit. De poppen werden op zij ge
duwd en zij trok haar schoentjes aan. Kdjk
maar!" En zij stak haar keurig geschoeid
voetje uit om het door haar broertje te la
ten bewonderen.
„Nu kun je dansen en naar het partijtje
gaan", zei Rupert.
Nan sproQg opnieuw op, omhelsde Ru-
per om hem te bedanken en deed een
paar passen van een menuet, welke Madame
d'Auhaay haar geleerd had.
,,A» ik niet dansen kon, zou ik het op
deze schoentjes vanzelf leeren", zei zij.
,,Maar ga nu naar beneden, Rupert, ik kom
dadelijk ook. Ik zal mijn nieuwe jurk en
cnijn zijden kousen aantrekken. Je zult eeDs
zien, hoe mooi ik dan ben 1"
„Terwijl zij samen naar beneden liepen,
vertelde Rupert zijn zusje, hoe hij aan het
geld voor de schoentjes gekomen was.
(Wordt vervolgd).
Door G. J. VISSOHER.
Wanneer Columbus Amerika niet ontdekt
had dan zou een ander het wel gedaan
hebben, zult ge zeggen, 't Is mógelijk, maar
zeker is het in allen gevalle nog niet. E&
daarom zeg ik: wanneer Columbus Amerika
niet ontdekt had, zou Artis misschien nooit
in 't bezit van een miereneter gekomen
zijn.
Want in heel de Oude Wereld ea
heem er dan gerust Australië nog bij
kamt geen enkele miereneter in 't wild voor
Ja zelfs in Noord-Amerika ook niet. Ik ben
een zuivere Zuid-Amerikaan, evenals ande
re miereneters.
HèIk wou dat ik er weer was, daar m
Argentinië, want dat is mijn vaderland.
„Was er dan gebleven 1" zult ge zeggen.
Ja ,dat moet je maar kunnen. Ik ben
heusch niet vrijwillig verhuisd.
In een groot bosch, daar in Argentinië,
had ik een leven als een prins. Mieren da>t
daar waren l Vooral van die zoogenaamoe
:termieten. Die maken daar heele heuvels,
wel zes maal zoo groot als de nesten van
de roode bosch mi eren, hier in Holland.
Hier kent men die termieten niet en dus
»an hier ook niemand weten, hoe lokker ze
diaken. Met mijn groote nagels krabde ik
eoo'n termietenheuvel open en dan kwa
men ze bij honderden aanzetten, om te zien,
.wie die inbreker was.
Dan stak ik mijn lange, wormachtige
jÉong een decimeter of vier uit en aaan dat
lijmstok je, kleverig door mijn speeksel, ble-
fren er dan zoo'n veertig van die zesvoeterB
(vastzitten. Dan'was het: haal binnen je
tong en slik in!
Of de andere mieren dan niet verschrikt
op de vlucht gingen? Daarvoor gunde ik ze
«een tijd, want je moet weten, dat ik mijn
T>ng 160 maal per minuut kan uitsteken en
reer intrekken. Probeer dat ook eens!
Dat is natuurlijk een groot voordeel voor
ins.
Daarbij komt nog dat: wo slikken ons
'ten direct door, want tanden en kiezen
'ebben we totaal niet.
We zullen dus door niemand voor ,.kies-
:auwers" worden uitgemaakt. Wel geeft
ben ons den naam van tandelooze dieren,
•aar daarop kunnen we trotsch zijn. Je
tilt tenminste nooit iemand van ons zien
bet een valsch gebit, evenmin als een mie
eneter met een kiespijndoek om het hoofd.
Vijanden hebben we niet veel in ons ge-
'oorteland. De gevaarlijkste is de panter,
ïaar de menschen mogen ons wel lijden,
cndat we zooveel termieten opruimen, want
ïe kleine booswichten maken alles stuk,
'at geen steen of metaal is. Het mooiste
'outen zomerverblijf wordt in één utfcChl
loor de termieten tot een vermolmde, ge-
ëel doorknaagde barak gemaakt.
Maar weet je, wat voor mij noodlottig
/ae?
In Amsterdam is een prachtige dierga&r-
e. Daar hadden ze een verbazend groot
anfcal dieren van allerlei soort, maar
e hadden geen miereneter!
Toen werd er een flink bedrag uitgeloofd
oor den jager, die een levend exemplaar
pu kunnen bezorgen en daar begon joor
Üj de ©Hendel
Op een morgen werd ik aangevallen door
een jachthond.
Zijn gebit was in orde en 't mijnedat
v/eet je.
Maar toch kan ik mij wel verweren! Ik
ging op mijn hurken zitten, net als een eek-
noorntje. Hij viel mij aan en eensklaps
sloeg ik mijn voorpooten zóó krachtig om
hem heen, dat mijn nagels hem geducnt
toetakelden
Hij aan 't janken en kermen, maar ik
hield hem een poosje goed vast en toen ik
hem eindelijk losliet, maakte hij, dat hij
wegkwam
Maar daar kwam zijn baas, de jager.
Hij gooide mij dadelijk een strik om mijn
I snuit heen. Dat was voor hem een klein
kunstje, want de afstand van mijn oogen
tot mijn neus en mond is wel 3 decimeter,
Ik had hem willen behandeleen zooals zijn
hond, maar hij slingerde een tweede touw
om mijn éénen voorpoot en dat touw maak
te hij aan een boom vast.
Daar kwam nog een vriend van hem aan
en die hielp ook nog een handje mee. Weldra
was ik geheel in hun macht.
Later werd ik in een kist gestopt en per
spoor naar Buenos-Aires vervoerd. Daar lag
een Hollandsche stoomboot van de Kon.
Nederl. Lloyd en op dat schip maakte ik
mijn eerste en waarschijnlijk tevens mijn
laatste zeereis.
Groote vreugde in Artis bij mijn aan
komst
Ik kreeg een plaatsje in de afdeeling der
kleine roofdieren.
De eerste dagen kon ik slecht in slaap
komen. Weet je, waardoor Je hebt daar
in Artis van alles. Leeuwen, beren, nijlpaar
den en nog een aantal andere monsters, die
mij bij mijn aankomst totaal onbekend
waren, 's Nachts geven die soms een con
cert, dat iemand, die stokdoof is, zou kun
nen wakker maken. En toch is dat voor mij
niet het ergste. Maar tusschen al die
stemmen herkende ik duidelijk het afschu
welijke geihuil van een jagoear of Ameri-
kaansohen panter en dèt hield mij den
slaap uit de oogen
Ik dacht: „Zou hij niet hier kunnen
komen
Nu weet ik beter. Hij zit ook opgesloten,
evenals ik, en ie ook geen minuut vrij in
zijn bewegingen.
In 't begin kreeg ik wel eens mieren te
eten, maar die schijnen hier schaarsch to
zijn; ze zijn ook kleiner dan bij ons:
Gelukkig ben ik ook een liefhebber van
melk en die hebben ze hier genoeg. Ook
krijg ik "wel mieren eieren en vooral gehakt
vleesoh, met een hard eitje er door. Met
den Hollandschen pot kan ik mij wel ver-
éenigen. Veel lastiger is voor mij de
Hollandsche winter, want het is hier veel
kouder dan in Argentinië.
Ik ben gewoon verbazend veel te slapen,
als het wat kouder wordt. Dat ging vroeger
in de bosschen goed. Ik zocht een beschut
plekje op en dan ging ik op mijn gemak
liggen met mijn 6taart over mij heen, bij
wijze van deken. Ge kent toch zeker mijn
prachtigen pluimstaart wel? Die is van
kolossale haren voorzien en hij is net zoo
lang als mijn heele lichaam, dus ongeveer
1 Meter.
Hier in Artis zou mijn staart 's winters
geen voldoende dekking geven. Welnu
daarom is in mijn afdeeling centrale ver
warming aan gebracht. Het gordeldier, de
wilde kat, e. a. profiteeren daar ook van,
maar ik vooral, want het stel verwarmings
buizen staat bij mij in 't hok. 's Winters
lig ik daar vlak tegen aan, met mijn staart
over mij heen en laat het dan maar vriezen.
De meeste bezoekers vinden mij een
vréémd dier. Enkelen noemen mij een
mdói dier, vooral door mijn zwarte en licht
grijze strepen links en recht6. Als ze mij
heel mooi vinden, ga ik met mijn voor
pooten tegen den wand staan en dan steek
ik mijn snuit tusschen de tralies door, maar
dan noemen ze mij weer ©en griezelig dier.
Toch krijg ik dan wel eens een stukje koek
en als het niet grooter is dan een knikker,
loods ik het naar binnen.
't Liefste had ik echter een mierentaartje,
maar voor zoover ik weet, worden die in
heel Amsterdam niet gebakken.
Juffrouw zegt: „Een kruis hoor. ben 1'
*k Moet op school ook eten
En mijn boeltje neem ik mee
'k Mag daar niets vergeten.
Want die school en 't is gemeen 1
Hoort niet eens van ons alleen.
Later als ik grooter ben
En de baas zal wezen
Leer ik zelf mijn kinderen
Reek'nen, schrijven, lezen
En ze krijgen allemaal
Een heel keurig schoollokaal.
Maar mijn Moeder zegt: ,,'t ls niets,
Je bent 't gauw vergeten.-'
En of zij gelijk heeft, dat
Zou r'k wel willen weten.
Meestal kom ik tot 't besluit
Wat mijn Moeder zegt, komt uit.
TRUUS SALOMONS.
„Ik zou het niet doen, jongeheer, Ub ik
u was: Niemand anders dan de majoor kan l
Rufus baas. Die weet alleen met hem om
te gaan, en Rufus merkt maar al te goed.
men hg op sgn rug' heeft. Denk aan uw
moeder, jongeheer, en wees toch voorzich- li
tig!"
Het mooie, bruine paard, Rufus, stood I
gezadeld en getoomd voor het huis, terwijl
George, de tuinjongen, het vasthield,
Dick, die daar juist rondliep, had zijn I
plan aangekondigd „het paard eens te pro- 1
beeren," en George trachtte hem hiervan F
af te brengen.
Dit prikkelde Dick eohter nog meer e«j
met een koppige uitdrukking op zf.n gezicht
sprong hg in het zadel.
„Laat hem los!" riep hg uit „Ik heb
juist tgd genoeg om de laan op en neer
te rijden, vóór Oom uit huis komt.
Laat heim los, zeg ik je!"
„Nee, jongeheer, dat kan ik niet doen"
antwoordde George iliok. „Het is mgu plicht,
Rufus vast te houden, tot de majoor klaai
is. En ik zal u niet helpen, als u met alle 1
geweld een ongeluk wilt krggen," voegde
hg er nog aan toe.
„Laat los, zeg ik je!" brulde Dick bijna
van drift. „Denk je soms, dat iedereen
zoo'n lafaard is als jij?"
George gaf echter niet toe.
Dick was een verwende jongen, en niet
gewoon door trie dan ook in zgn 1
plannen gedwarsboomd te worden. En hg
was zóó driftig, dat hg op het punt was, 1
der. ander met zijn stok te slaan, juist op
het, oogenblik, dat kif de forsche stem van 5
zgn oom hoorde. Vlug liet hg zich van het
paarc glijden, vóór deze het zag.
„Op hem rjden zal ik toch!" mompelde
hg in verbeten woede.
Een paar dagen later zag hg de kans 1
schoon Rufus te bemachtigen, toen deze
weer op zgn meester stond te wachten.
Dick was een vrg goed ruiter, voor een
jongen van zgn leeftijd en hij dacht, dat
als hg het vurige ros baas bleef hg t
niet alleen iets zou hebben om tegenover
zgto schoolmakkers op te bluffen, maar zgn
oom hem om zijn moed gaarne vergevet 1
zou, dat hg1 op Rufus weggereden was.
Nauwelijks waren zij echter in de laan of
Rufus begon allerlei zijsprongen te maken. f
Toch luisterde hij nog naar de hand, die hem
bestuurde. Doch plotseling, toen hij de laan f
uit was en den langen, wit-sehitterenden
weg vóór zich zag. besefte hij, welk een licht J
gewicht hij droeg en hoe grappig het zijn
zou, dit af te werpen en vrij te galoppeeren. 5
Eerst stond hij op zijn voorbeenen en 8
schopte achteruit. Daarna rende hij met Dick .8
die zich angstig aan hem vastklemde, den z
weg af en het dorp door, vervolgens het u
«rijs veld in. Ongeduldig, dat zijn lichte last