No. 20064.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 8 Augustus
Derde Blad. Anno 1925.
BRIEVEN UIT BERLIJN.
FEUILLETON.
De Reisgenoote
P buitenl. weekoverzicht.
Briand naar Londen
Maiokko en Syrië De
Engelsche mijnindustrie.
"We zijn deze week weer een eindje verder
gekomen, misschien in het veiligheidsvraag
stuk. Besloten is n.l., dat Briand de Fran
sche minister van buitenl. zaken, Maandag
a.s. een bezoek zal brengen aan zijn collega
Chamberlain om met dezen te praten over
het aan Duitschland te geven antwoord op
de jongste Duitsche nota in de veiligheids
materie. Briand had eerst deze week den
tocht over het Kanaal zullen maken, maar
de Engelsche regeering was toen te zeer in
Wnenlandsche moeilijkheden gewikkeld,
om oog en oor te hebben voor toekomst
muziek. Anders kan toch een veiligheids
pact nog altijd niet beschouwd worden,
daar veilig is aan te nemen, dat Frankrijk
in de voornaamste punten, te weten de
Duitsche aansluiting bij den Volkenbond
en de kwestie van afzonderlijke garantie-
herdragen voet bij stuk zal houden. Enge
land mag dus op ondergeschikte punten
wat afknabbelen aan het Fransche stand
punt, de tyd is nog niet rijp voor de algc-
meenc veiligheidsidee, los van paTtieele
verdragen, gelijk Frankrijk sloot met Po
len en Tsjecho-Slowakije, die het niet los
wil laten. Het zwaartepunt blijft m.a.w.
in het Oosten liggen 1 Waarvoor Engeland
zich bovendien al heel weinig interesseert.
Daarom is te verwachten, dat als resul
taat van Briand's bezoek aan de miststad
een nota aan Berlijn in elkaar zal worden
gezet, die in hoofdzaak naar Parijs zal zijn
georiënteerd. Met gevolg, dat Europa het
veiligheidspact feitelijk weinig nader is ge
komen. En uitstel is niet zonder gevaar.
Ook al is het Roergebied geheel ontruimd
en zullen zelfs de drie sanctie-steden Duis
burg, Dusseldorf en Ruhrort voor 15 dezer
yolgen, waardoor ontegenzeggelijk de at
mosfeer wordt verruimd, cn ook al zou de
ontruiming der Keulsche zone in na ver
schiet zichtbaar worden, gelijk opnieuw
wordt gemeld, het door Stresemann ge
opperde idee van een veiligheidspact wint
in Duitschland bij uitstel niet aan kracht
en ook in Engeland is nog een strooming,
die feitelijk niets voelt voor eenige garan
tie, die Engeland in een oorlog zou mee-
jslepen. In Duitschland heeft StresemaDn
zich opnieuw fel tegen de Duitsch-nationa-
len moeten keeren, die hem, als het ware
,,een dolksteek in den rug" willen toebren
gen. En in het buitenland wordt de Duit
sche minister van buitenl. zaken niet ai te
best vertrouwd
We zijn nog lang niet aan een werkelij-
ken, verzekerden vrede in Europal
Gelijk bekend, zou Briand volgens voor-
Bomen door Caillaux worden vergezeld,
maar Caillaux blijft vooreerst thuis. Te
yerbazen is het heelemaal niet. De inge
luide besprekingen tusschen Engelschen en
Franschen over een fundeering der Fran-
Jche schulden hebben immers totaal geen
resultaat opgeleverd. De Fransche aanbie
dingen blijven te ver onder hetgeen Enge
land als minimam vraagt. Officieel héeten
e besprekingen natuurlijk niet afgebro-
en, maar in de practijk komt het toch
Vrijwel op hetzelfde neer. Frankrijk schijnt
het nu eerst eens te willen probeeren met
Amerika. Of Marianne daar slagen zal?
Afwachten.
Afwachten geldt ook voor den gang van
zaken in Marokko. Weliswaar hebben de
Fransche troepen eenige vorderingen ge
maakt maar van eenige beslissing is nog
geen sprake. De situatie is zelfs eenigszins
verward. Yan diverse zijden is melding ge
maakt van vredesvoorwaarden, Abdelkrim
gesteld, maar die voorwaarden loopen
?cer ver uiteen. De Spaansche vredesvoor
waarden zijn niet gelijk aan de Fransche
etc. Officieel worden al die voorwaarden
'door Madrid en Parijs gedesavoueerd. Maar
'dit had eerst plaats, nadat in Engeland en
in Italië ontstemming merkbaar was gewor
den over hetgeen omtrent die vredesvoor
waarden verluidde. Iedere officieele mc^e-
deeling omtrent de voorwaarden, waarop
Abdelkrim den vrede kan krijgen, blijft
daarnevens achterwege. Waarom deze ge
heimzinnigheid? Zijn Parijs en Madrid niet
overtuigd, dat de voorwaarden gunstig zul
len worden opgenomen door de vTedes-
vrienden in eigen en buitenland?
Behalve in Marokko heeft Frankrijk hel
ook nog te kwaad gekregen in Syrië, waar
over het mandaat-recht heeft. De Drusen
zijn daar in verzet gekomen en hebben de
Fransche troepen tot den terugtocht ge
drongen.
Al verder grijpt om zich heen de gedach
te van baas te willen zijn in eigen huis. Een
gedachte, waarop feitelijk niet eens zooveel
is af te dingen hoe onaangenaam het
voor velen ook mag zijn. Het spreekt van
zelf, dat do bolsjewisten ook nu weer de
hand in het spel heeten te hebben. Onmo
gelijk is het zeker niet, al schijnt het, dat
sovjet-Rusland thans inderdaad alle moei
te doet, om met Frankrijk tot een finan
cieel accoord te komen, waarvan alle bij
zonderheden echter nog ontbreken, zoodat
het ondoenlijk is een oordcel te vellen.
Moskou pleegt wel vaker te midden van on
derhandelingen met een of anderen staat,
dien ergens anders te benadeelen zooveel
het kan. En in de lijn zou het liggen, dat
is zeker.
Boven.zeiden we, dat Engeland deze week
te veel in binnenlandsche moeilijkheden
was gewikkeld, om Briand te ontvangen.
Die moeilijkheden bestonden uit het alge
meen afkeurend oordeel over de houding
der regeering in het dreigende mijncon-
flict, dat werkelijk vooreerst is vermeden.
Zooals meer pleegt voor te komen, viel het
tenslotte nog mee, zoodat het besluit der
regeering om steun te verleenen, door het
Lagerhuis met groöte meerderheid werd
goedgekeurd, maar niettemin is de onte
vredenheid groot. Men ziet de groote ge
varen van zoo'n steunverleening maar al
te goed en dit te meer, waar erkend wordt,
dat een eigenlijke oplossing er zelfs niet
door verkregen wordt. Tevreden zijn, goed
beschouwd, alleen de extremisten in de
Labour-party, die in het besluit zien een
stap in de richting van nationalisatie der
mijnen doordat nu toch controle wordt ge
oefend op den gang van zaken. Het be
hoeft geen betoog, dat dit geenszins de be
doeling der regeering is, maar practisch
komt het er toch op neer.
Gebeuren er geen onverwachte dingen,
dan kan Baldwin zich echter eerst veilig
voelen, want het parlement is tot Novem
ber op reces. Raadzaam zal het zijn het
onderzoek naar de kans om dc mijnindustrie
weer op eigen beenen te plaatsen, zooveel
mogelijk te bespoedigen. Of het echter mo
gelijk zal blijken, is een tweede. Opgelost
"is er nog niets, dat bedenke men goed.
En hoe, wanneer in een andere industrie
inmiddels hetzelfde zich gaat afspelen?
Verlangen naar den Noordpool.
De Berlijn8che oven. Al-
gemeene waternood en zijn oot-
zaken. Op naar Holland.
De verstandig geworden nationa
listen. Menschen en goudvis-
schen.
Berlijn, eind Juli.
Als op het oogenblik dr. Eckener in Ber
lijn een geldinzameling ten bato van zijn
aangekondigden nieuwen vliegtocht naar
den Noordpool, tezamen met Amundsen,
houden zou, dan had hij ongetwijfeld een
geweldig succes. De BerUiners zouden waar
schijnlijk echter aan hun bijdragen de voor
waarde vastknoopen, dat ze zelf zoo spoedig
mogelijk naar den Noordpool meegenomen
werden. Want een hondsdagenhitte, als
dezen zomer ons door den hemel wordt be
schoren, hebben we nog niet eerder bo-
leefd. Wat een verlossing zou het zijn in
dezen gloed waarin we nu sinds weken bra
den, plotseling door een luchtschip in do
hoogte geheven en naar een streek gevoerd
te worden, waarvan men vrijwel zeker kan
zijn, dat ze in een koelere zone ligt.
Ik weet niet, of dit jaar geheel Europa
door de zon zoo beproefd wordt. Ik weet
niet, of in Holland ook zoo'n ondraaglijke
temperatuur heerscht. Maar al is het daar
ook nog zoo erg in Berlijn is het erger.
In deze reuzenstad zijn de huizen als ovens,
de straten als de buizen van 'n heetelucht-
yerwarming^ Het asfalt is zoo week, dat
men het niet wagen kan, naar iets te kq-
ken en daarbij een poosje te blijven staan
omdat men dan vastkleven zou. Het jao-
ket als onderdeel van de heerenkleeding
bestaat niet meer: het hangt in de kast.
In plaats daarvan kan men de interessant
ste studies over de tegenwoordige phase
in de artistieke ontwikkeling van de hee
renhemden maken. De dames lachen ons
echter uit. Ze waren weer eens slimmer dan
wij, hebben trouwens reeds lang geleden
de zomermode uitgevonden, waarbij een ja-
pon met alles wat zich daaronder bevindt,
een gewicht van hoogstens driekwart pond
bereikt.
Als men met de auto de reusachtige
braadpan Berlijn ontvluchtend, in de om
geving van de stad komt, gelooft men eerst
recht in een tropisch klimaat verzeild te
zijn. Uit alle boschjes loeren halfnaakte,
bruingebrande gestalten. Aan de oevers
van de naburige meren wemelt een heei
volk van zeemeerminnen, die zich met de
bescheidenste kleeding vergenoegen en
sinds er pagekopjes bestaan, ook geen bad
muts meer noodig hebben. De wat verder
gelegen dalen zijn herschapen in Indioan-
sche nederzettingen; daar hebben „Som-
merfrischler", die voor hun reis niet feel
uitgeven willen, kleine tenten opgeslagen,
die zich tot primitieve dorpen aaneenrijen.
Terwijl men dit alles nog van den humo-
ristischen kant kan bekijken, wordt de si
tuatie werkelijk ernstig, doordien nu reeds
maanden lang de watervoorziening van
Berlijn veel te wenschen overlaat 1 Het
schijnt ongelooflijk 1 De Duitsche hoofdstad
ligt in een bij uitstek waterrijke landstreek.
Ze is rondom door kanalen en wijde meren
omgeven. De bodem van de stad zelf bevat
'zooveel grondwater, dat daardoor steeds
weer bij het leggen van fundamenten voor
nieuwe huizen moeilijkheden ontstaan. Niet
temin lijden we ernstig aan watergebrek.
Wie in een groot huis op de eerste verdie
ping woont, kan nog tevreden lachen: hq
heeft water, voor hem is de druk op het
water nog voldoende. Maar de ongelukki-
gen, die op de derde of de vierde étage
wonen „zitten op een droogje." En de
huisvrouwen, die heelemaal boven op zol
der, waar de voor dergelijke festiviteiten
bestemde ruimten zijn, een groote wasch-
partij op touw zetten, zijn geheel en al
wanhopig.
Ik meen te kunnen begrijpen, waar we
den waternood aan te „danken" hebben.
Voor een halfjaar vroeg ik een op het ge
bied van handel en financiën ervaren vriend
wat ik met een deel van m'n spaarduitjes
zou doen. .,Koop Charlottenburger Wasser-
werkezei hij, „die aandeelen staan uit
stekend". Ik deed, zooals me gezegd wertL
En nu moest natuurlijk onverwachts, zonder
dat iemand er op verdacht was, iets ge
beuren, waardoor het papier van zijn trot-
sche hoogte zou dalen. Dat is bij mij altijd
zoo ik ben in zulke dingen altijd bijzonder
fortuinlijk. Ik ben vast overtuigdhad ix
indertijd geen Charlottenburger Wasser-
we^ke gekocht of had ik eenige bezeten en
to'en verkocht, dan hadden ze intusschen
moeten stijgen en dan zou er van den ge-
heelen Berlijnschen waternood niets geko
men zijn. Zoozeer voelden dc waterwerken,
die naar de schoone stad Charlottenburg
bij Berlijn gedoopt zijn en aan het Wann-
see hun uitgestrekte installatie hebben,
zich gedrongen, hun ontoereikendheid te do-
monstreeren, dat heel Berlijn er over
schimpt en scheldt. Ik verzoek mijn mede-
deelingen niet verder te verbreiden, maar
mijn Hollandsche lezers kan ik het wel be
rouwvol toevertrouwen: aan den tegen-
woordigen toestand ben ik schuldig.
Men kan het de welgestelde menschen
in Berlijn niet kwalijk nemen dat ze onder
zulke omstandigheden weggereisd zijn. Wel
iswaar was bij den aanvang van de school-
vacanties de stormloop op de treinen niet
zoo onstuimig als men verwacht had. Daar
voor is bij ons 't geld te krap. En ook ai
heeft men zich aangewend lichtzinnig te
zijn, omdat men eens de verschrikkelijke
ervaring meegemaakt heeft, alle zuur ver
diende spaarduitjes in den inflatietijd te
verliezen, tenslotte moet men om te kunnen
reizen, baar geld in den zak hebben. In
ieder geval zijn er toch altijd nog een groot
aantal gezegende medeburgers, die zich in
dezen aangenomen toestand bevinden. In
hun harten leeft thans dezelfde wcnsch als
in het begin van 1923, toen we na de on
zalige periode van de financieele ellende
plotseling weer in 't bezit kwamen van een
stabiele geldswaarde de wensch: zoo ver
mogelijk weg te reizen, zich schadeloos te
stellen voor de lange jaren van gevangen
schap en weer eens een tocht door het bui
tenland te maken. Eindelijk ook kon mon
er aan denken, het oude verlangen naar
de Hollandsche badplaatsen weer eens te
bevredigen. Wie men de laatste weken ook
naar het doel van zijn zomerreis vroeg,
steeds hoorde men van Hollandsche plan
nen. In Scheveningen en Zandvoort, in
Noordwijk, en Katwijk en Domburg moet
het van Duitschers wemelen.
Naar Zandvoort was ook met zijn familie
de groote Duitsche schilder gereisd, die
vandaar slechts terugkeeren zou, zooals 'i
in het ernstige Parijsche cabaretliedje heet:
„les pieds devant" Louis Corinth. Hoe
had hij zich verheugd op de Noordzee, op
het behaaglijke van de Hollaadsche bad
plaats en de zorgzame verpleging daar. op
de aardige kleine visschershuisjes cn villa's
aan de kust. Hij wou inhalen, wat hij tot
nu toe altijd verzuimd had: Holland te
schilderen. Nu is er niets van gekomen en
op een gloeienden Julidag hebben we hier
in Berlijn het lijk van den ouden Corinth
dat naar Duitschland overgebracht was,
toevertrouwd aan het element van het vuur.
Het was een onvergetelijk gezicht, toen de
schilders en beeldhouwers van de „Berli
ner Sezession", waarvan de heengegane
meester de vereerde en geliefde voorzitter
geweest was, den zwaren lijkkist, waarin
het machtige lichaam van Corinth rustte,
eigenhandig van den lijkwagen naar het
crematorium droegen.
Maar al slaan de liittevlammen ook nog
zoo hoog op wij Duitschers mogen toch
niet de handen ledig in den schoot leggen.
We hebben te veel te doen, om ons rust ie
kunnen veroorloven. Ook bij den fantasti-
8chen thermometerstand dezer dagen heeft
de Rijksdag zijn groote politieke uitspraak
gedaan, die de wereld moest bewijzen, dat
Duitschland geen hooger verlangen kent,
dan aan den opbouw van een toekomstigen
Europeeschen vrede mee te werken. Het
bleek bij dit debat, dat inderdaad het ge-
heele Duitsche volk deze meening is toe
gedaan. en dat het gezwets van de
„Deutschnationalen", de Hurrah-patriot-
ten en de oude militairen, als zou werke
lijk een noemenswaardig deel van Duitsch
land den onzinnigen wensch koesteren, weer
eens de vreugde van een oorlog te beleven
en bloedige revanche op de overwinnaars
van 1918 te nemen, niets dan ijdel gegoochel
met woorden is geweest.
Wat een wonderlijk en afstootend
schouwspel hebben we' daar genoten. Dc
Duitsche Nationalisten hebben van de re
volutie af iedere republjkeinschc regeering
do meest kwetsende beleedigingen toege
roepen, als deze trachtte een dragelijke
verhouding tot stand te brengen met oe
vroegere vijanden van Duitschland. Dan
was men „verrader", „onwaardig", „ver
achtelijk'? en „misdadig".
Nu echter, nadat de heeren van de recht-
sche partijen door dergelijke prikkels de
ziel van het volk opgezweept, verontrust en
op hun zijde gelokt hebben, thans, nu ze,
volgens de wet van het parlementarisme,
opgestegen tot de macht, ook de verant
woording van een deelname aan de regee-
ringszaken op zich moesten nemen, zien ze
zelf in, dat men in Duitschland praktisch
geen andere politiek kan volgen.
Zelden heeft dé logica der dingen zich op
scherpere en meer ondubbelzinnige wijze
baan gebroken. Nu, we zullen er niet ver
der over nakaarten cn er ons liever over
verheugen, dat nu werkelijk een eenheids-
froont geschapen is ten aanzien van de po
gingen om ook met Frankrijk tot goede
verstandhouding of tenminste tot de mo
gelijkheid van een naastelkaarlcven te ge
raken, dat niet voortdurend vergiftigd
wordt door wantrouwen aan beide zijden,
door gewelddaden daar en gevoelens van
haat hier.
Men moet het toegeven: de Duitsche mi
nister van buitenland8che zaken, dr. Stre
semann, heeft er veel too bijgedragen
eerst in het Rijkskabinet zelf de Duitschj
nationale leden er van te overtuigen, dat
de weg van het veiligheidspact met Frank
rijk de eenige is, dien we in Duitschland
op het oogenblik kunnen volgen dan
echter ook door van dit stardpunfe uit op
de stemming in Duitschnationalo kringen
in te werken.
Men zegt hier in BerlijnStresemann die
eerzuchtig is, wil niet aftreden als minister
en mevrouw Stresemann. die een beminne
lijke dame is, wil niet uit het mooie paleis
in de Wilhelmstrasse .weg. Dat klinkt aar
dig en grappig en geeft de menschelijke
begaafdheid om kwaaddenkend en afgun
stig te zijn, ruim spel. Een feit is het ech-"
tea, dat wij aan dezen dr. Stresemann en
zijn consequente taaiheid, den huidigen
opgehelderden politicken toestand van
Duitschland te danken hebben. Dat is een
verdienste, en of hij dc handelingen, die dit
teweeg brachten, „eerzucht" meegespro
ken heeft of niet zal ten eerste moeilijk zijn
vast te stellen en ten tweede doet het ec
niets toe.
Tegelijkertijd is van een andere zijde in
een verwarde zaak opheldering gebracht.
Na een arbeid, die jaren lang duurde, heeft
de parlementaire commissie van onderzoek,
die de oorzaken van de instorting van 1918
op grond van het ambtelijke en authen
tieke materiaal zou bewijzen, de gevolgen
van haar vorschingen in drie dikke deelen
uitgegeven. Daaruit blijkt, wat iedere on
bevooroordeelde eigenhjk al lang wist, na
melijk, dat de verschrikkelijke nederlaag
aan het eind van den oorlog toch werkelijk
een militaire nederlaag was, die ontstond
door het afnemen van do Duitsche krach
ten en de zeer eenvoudig te vorklaren toe»
name van de vijandelijke macht, door het
•toestroomen van steeds nieuwe hulpbron
nen. In hoeverre men bij zi»Mre geschied
kundige catastrophes van n „schuld"
spreken kan, zal altijd twijfelachtig zijn, als
men rechtvaardig en objectief wil blijven.
Hierover kan echter na den vlijtigen ar
beid van de" commissie van onderzoek geen
twijfel meer bestaan: de hypothese van
een „schuld" aan do zijde van de groote
massa van het volk, dc beroemde legende
van de „dolkstoot", die het Duitsche leger
in den rug gekregen heeft, is niets dan een
hersenschim en als men al over een „schuld"
wil spreken, dan is die hoogstens te vinden
aan den kant van de legeraanvoering, die
de verdeeling van de krachten verkeerd
schatte.
Zulke spitsvondige onderzoekingen heb
ben slechts waarde, omdat ze er toe bij
dragen kunnen, den inwendigen vrede in
Duitschland te bevorderen, omdat ze lang
zamerhand verschillende strijdpunten uit de
wereld ruimen. Of men met historisch-we-
tenschappelijke navorschingen van dezen
aard de menschheid inderdaad overtuigen
en genezen kan, opdat ze zich niet weer
tot het gruwelijke avontuur van een oorlog
verlokken laat dat blijft helaas de vraag.
Gisteren toonde me een vriend in den tuin
van zijn villa in Griinewald, waar «allerlei
bloemen en dieren liefdevol verzorgd wor
den, een klein bassin, waarin tot nu toe
twee goudvisschen gezwommen haddén en
waarin mijn vriend kort te voren nog een
derde visch, 'n z.g. sluiergoudvisch gedaan
had, een van de zeldzame exemplaren met
een sluiervorming aan de staartvin. We tra
den naderbij en wat zagen we? We zagen,
hoe de beide oudere goudvisschen de nieuw
aangekomene onbarmhartig en vol haat
aanvielen.' Ze maakten het zoo bont, dat
we de sluiergoudvisch met een scheplepel
er uit haalden en hem in een ander bassin
doen moesten hij was reeds geheel uitge
put door beten van zijn vriendelijke colle
ga's. Het schijnt, dat alom in God's dieren
tuin, de vrede heel moeilijk te bewaren is.
De hoogste ontwikkeling en een onafge
broken streven is noodig, om dat te berei
ken. Laat onze kinderen ons niet kunnen
verwijten, dat we in gebreke zijn gebleven,
waar het de verbreiding van dc vredesge-
dachte betrof.
Dr. MAX OSBORN.
-Eb
ÏUit 't Fransch van GUY CHANTEPLEURE).
Geautoriseerde vertaling van W, H. C,
3)
En heb je eenige roden om te hopen,
dat Phyllis thans dit oordeel van mevrouw
je moeder deelt?
Mijn hemel, waarde vriend, nog niet..
en mijn moeder was van oordeel, dat in
dez'e een groole mate van voorzichtigheid
mijn gedrag moest leiden.Ik weet, dat
ik geen, wnt men noemt, verleidelijk man
hen.en ik weet, dat ik niet rijk ben.
Vijf en twintig duizend franc inkomen
sjaars, wat is dat?,... Maar juffrouw
lioisjoh zelve bevindt zich eigenlijk in een
tamelijk bijzondeien toestand.
Weineen.Phyllis' moeder verdien
de blijkbaar, als heel jonge, Engelsche on
derwijzeres, de hoogste achting en dat is
eveneens het geval dat weet ik positief
met Marcel Boisjoli, haar vader, die met
bewondenswaardige toewijding de hoogst
verdienstelijke huisonderwijzer was van
Elienne Davrancay. 1 Toen plotseling op
Montjoie-la-Peuplière een epidemie uitbrak,
kreeg de inmiddels weduwnaar geworden
erme man, die een dochtertje had op le voe
den, diphtherilis, waaraan hij, door het op
teraMen, kwam te overlijden... De kleine
Jmdlis was toen drie jaar en stond alleen
op de wereldMevrouw Davrangay
dam haar voorgoed lot zich en toen begon
™'jn oude vriendin haar'pupil lief te lieb-
pen en te verwennen, zooals de teedersie
moeder haar dochter, die haar het meest
liefheeft, zou liefhebben en verwennen
Als Phyllis trouwt, krijgt zij zeker geld van
haar mee ten huwelijkMen zegt zelfs,
dat mevrouw Davrangay, die na den dood
van Etienne geen directe erfgenamen heeft,
van plan is haar geheële fortuin aan haar
te vermakenMaar ik geloof, dat die
mogelijkheid in het leven geroepen is om
jouw liefde bang te raaien!
De volle stem vom Kerjean verfijnde zicli
tot een heel lichte ironie.
Integendeel, amice, hernam Lecoul-
feux in vollen ernst. Phyllis Boisjoli is niet
een van die jonge meisjes, die men trouwt
als Grisélidis, met een hemd van baai als
eenige bezitting. Wees er van overtuigd, dat
het nooit in het hoofd van Phyllis Boisjoli
is opgekomen, dat men maar één japon kan
hebbenof wel, dat zoo'n japon van
baai minder dan vijfhonderd franc zou kun
nen koslen. Zij 1» opgevoed als een jonge
prinses, aan wier griften stoeds met liefde
werd te gemoet gekomenZij kent de
waarde van het geld totaal niet.Met
een fortuin al3 dat, wat mevrouw Davran-
gay van plan is haar na (e laten, zou dit
sleohts een echt vrouwelijk en zeer bekoor
lijk gebrek zijn».Maar stol je voor, dat
ik Phyllis met niet meer dan een- of twee
maal honderd duizend franc trouwde en dat
op een goeden dag mevrouw Davrangay,
die aanleg heeft voor een beroerte, zonder
testament zou overiijden. Dat zou verschrik
kelijk zijn!
Arme Rorolll Heel juist, om zoo iets
„krankzinnig verliefd te noemenI" Je krank
zinnigheid is eer berekenend.
Daar weerklonk weer zijn lacK van den
oermensch,
Uit mijn gezegde „krankzinnig ver-.
liefd," waarde vriend, moet je niet beslui
ten, dat ik heelemaal gek ben, protesteerde
Lecoulleux met een radheid, waardoor hij
alle medeklinkers door elkaar gooide of in
slikte. En ik verzeker je, dat men in zoo'a
zaak redeneeren en vooruitzien zonder er
minder door verliefd 1e zijn. Er zijn hier
jongelui, die juffrouw Boisjoli ongetwijfeld
evenzeer bewonderen als ik.en die zich
tot nu evenmin' aan haar hebben gedecla
reerdhoewel mevrouw Davrangay wel
dra van hier vertrekt.
Andere jongelui? Wie, bijvoorbeeld?
Die kleine dokter Sorbier
O, een aardige jongenHeel intelli
gent, heel ernstig.
't Is ook watlVerder Fabrice de
Mauve.
De romanschrijver?
Bij het hooren van dien bekenden, bijna
beroemden naam, had Kerjean zijn wenk
brauwen gefronst. En plotseling zag hij Fa
brice de Mauve, die hij in de komedie en bij
gemeenschappelijke vrienden meermalen
had ontmoet, in gedachte vóór zich, die
jonge, bijna iijne silhouet, waarin gratie en
kracht tot uiting kwamen en die, ten spijt
yan zijn zeer moderne avondkleeding, zoo
merkwaardig geleek op die door Clouet en
Dumoustier geteekende vechtersbazen aan
het Fransche hof dat knappe, gevoelvolle
en tooli manlijke gelaat, die goed gevormde
lippen onder den goudblonden knevel, die
zeegroene oogen met hun scherpen, vast-
houdenden blik, welke goed waarnam en
verleidelijk wilde zijn en die een glimlach
werd, kinderlijk en innemend en die met al
zijn zaohtheid en charme toch iets onrust-
weSsikends had, evenals sommige bewegin
gen en liefkoozingen van katten.
Keriean ontkende volstrekt niet Get let
terkundige talent van Fabrice de Mauve,
maar die verbitterde psychologie, pijnlijk
en wreed tevens, die vooropgezette zucht
om alles primitief artistiek te willen zien,
dat fijn uitgesponnen en bijna ziekelijk sen
sualisme; die zenuwachtige taal, welke van
uiterste verfijning overging naar uiterste
ruwheid, met gezochte woorden, wijdsche
beelden en rythrnen vol heimwee, prikkel
den hem, met zijn ingeboren neiging naar
een steviger, gezonder en ook harmonieuzer
opvatting van de kunst en van het teven.
En wat hem van de moraliteit van den
schrijver bekend was of wat hij daarvan
giste, was hem nog minder sympathiek. Die
ijdelheid, verzot op geldelijk voordeel en
reclame, die indringerige en gekunsleldo
zucht om „er te komen", omkleed met de
ietwat hooghartige sierlijkheid van een
grooten-mijnheer-dichter, slootten zijn ach
terdochtige rechtschapenheid voor het hoofd
die misschien tót in het overdrevene
een vijand was van elke transactie, elk be
rekend handigheidje, dat succes of winst
bejag lot doel had. 0
Dat ie een gevaarlijk heer, nielwaar?
zei Lecoulleux, aan wien de vluchtige ge-
dachlenneflex in het gelaat van Kerjean niet
was ontgaan. Een man voor de vrouwen 1
Kerjean haalde even zijn schouders op,
wat allee kon beduiden. Met zijn gedachten
zoo nabij het ieere, maagdelijke beeld, dat
sedert zooeven door elk gesproken woord,
door elke te voorschijn geroepen herinne
ring hun beiden duidelijk voor oogen Blond,
Bcheen de uitdrukking, die Lecoulleux te
voren bad gebezigd, iets onbehaaglijks, iels
sleohts.
i Dat is wel mogelijk, zei hijmaai
piijn vriendinnetje Phyllis is geen
„vrouw".... gelukkig.
En loen, zei hij op goed gehumeurdcD
kon:
Ik zou haar wel eens willen zien ma-
noeuvreeren, te midden van die „flirts voor
groote menschcnl".
Zou zij koket zijn?
Heelemaal niet. Zij manoeuvreert
niet. Zij is zacht, rustig en toch vroo-
lijk zij speelt tennis, wandelt, eet graag
bon/bons, danst, kust haar pleegmoeder, zegt,
lachende als een onnadenkend klein meisje,
alles, wat haar in het hoofd komt en
men weet nooit wat zij denkt. Soms is zij
echter grillig. Vandaag, toen Sorbier een of
ander, 'overigens onbeduidend, planneije
voor vanavond in het Casino opperde, ver
klaarde zij plotseling, dat zij, juist van
avond, geen lust had om naar het Casino te
gaan.Soms schijnt het mij toe, dat zij,
onze twijfelmoedigheid radende, een voor
gevoel heelt van de redenen er van. en ik
geloof, dat, indien thans degene onder ons,
die genoeg vertrouwen toonde of voldoende
onbaatzuchtig was, om zoo maaT de hand
van het meiske te vragen, zich misschien
op die man-ier de grootste kans verschafte
om de uitverkorene van haar hart 1e zijn.
Ik ken een allerliefst oud liedje, waar
in van zoo iels sjrrake is, merkte Kerjean
op, zoo'n beetje in den toon, waarin Alccste
aan Orontes het couplet van Koning Hen
drik zegt:
„Mijn gemaal zult gij zijn,
„Gij, die den amandelbloesem draagt,
„(Ik hoor de filomeel)
„Mijn gemaal zult gij zijn:
„Men geeft aan wie vraagt.
Dit is de geschiedenis van drie verlief
den maar daarin wordt juist uitsluitend
over liefde gesprokenen gansch niet
over geld. (Wordt vervolgd).