No. 20064. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 8 Augustus Derde Blad. Anno 1925. BRIEVEN UIT BERLIJN. FEUILLETON. De Reisgenoote P buitenl. weekoverzicht. Briand naar Londen Maiokko en Syrië De Engelsche mijnindustrie. "We zijn deze week weer een eindje verder gekomen, misschien in het veiligheidsvraag stuk. Besloten is n.l., dat Briand de Fran sche minister van buitenl. zaken, Maandag a.s. een bezoek zal brengen aan zijn collega Chamberlain om met dezen te praten over het aan Duitschland te geven antwoord op de jongste Duitsche nota in de veiligheids materie. Briand had eerst deze week den tocht over het Kanaal zullen maken, maar de Engelsche regeering was toen te zeer in Wnenlandsche moeilijkheden gewikkeld, om oog en oor te hebben voor toekomst muziek. Anders kan toch een veiligheids pact nog altijd niet beschouwd worden, daar veilig is aan te nemen, dat Frankrijk in de voornaamste punten, te weten de Duitsche aansluiting bij den Volkenbond en de kwestie van afzonderlijke garantie- herdragen voet bij stuk zal houden. Enge land mag dus op ondergeschikte punten wat afknabbelen aan het Fransche stand punt, de tyd is nog niet rijp voor de algc- meenc veiligheidsidee, los van paTtieele verdragen, gelijk Frankrijk sloot met Po len en Tsjecho-Slowakije, die het niet los wil laten. Het zwaartepunt blijft m.a.w. in het Oosten liggen 1 Waarvoor Engeland zich bovendien al heel weinig interesseert. Daarom is te verwachten, dat als resul taat van Briand's bezoek aan de miststad een nota aan Berlijn in elkaar zal worden gezet, die in hoofdzaak naar Parijs zal zijn georiënteerd. Met gevolg, dat Europa het veiligheidspact feitelijk weinig nader is ge komen. En uitstel is niet zonder gevaar. Ook al is het Roergebied geheel ontruimd en zullen zelfs de drie sanctie-steden Duis burg, Dusseldorf en Ruhrort voor 15 dezer yolgen, waardoor ontegenzeggelijk de at mosfeer wordt verruimd, cn ook al zou de ontruiming der Keulsche zone in na ver schiet zichtbaar worden, gelijk opnieuw wordt gemeld, het door Stresemann ge opperde idee van een veiligheidspact wint in Duitschland bij uitstel niet aan kracht en ook in Engeland is nog een strooming, die feitelijk niets voelt voor eenige garan tie, die Engeland in een oorlog zou mee- jslepen. In Duitschland heeft StresemaDn zich opnieuw fel tegen de Duitsch-nationa- len moeten keeren, die hem, als het ware ,,een dolksteek in den rug" willen toebren gen. En in het buitenland wordt de Duit sche minister van buitenl. zaken niet ai te best vertrouwd We zijn nog lang niet aan een werkelij- ken, verzekerden vrede in Europal Gelijk bekend, zou Briand volgens voor- Bomen door Caillaux worden vergezeld, maar Caillaux blijft vooreerst thuis. Te yerbazen is het heelemaal niet. De inge luide besprekingen tusschen Engelschen en Franschen over een fundeering der Fran- Jche schulden hebben immers totaal geen resultaat opgeleverd. De Fransche aanbie dingen blijven te ver onder hetgeen Enge land als minimam vraagt. Officieel héeten e besprekingen natuurlijk niet afgebro- en, maar in de practijk komt het toch Vrijwel op hetzelfde neer. Frankrijk schijnt het nu eerst eens te willen probeeren met Amerika. Of Marianne daar slagen zal? Afwachten. Afwachten geldt ook voor den gang van zaken in Marokko. Weliswaar hebben de Fransche troepen eenige vorderingen ge maakt maar van eenige beslissing is nog geen sprake. De situatie is zelfs eenigszins verward. Yan diverse zijden is melding ge maakt van vredesvoorwaarden, Abdelkrim gesteld, maar die voorwaarden loopen ?cer ver uiteen. De Spaansche vredesvoor waarden zijn niet gelijk aan de Fransche etc. Officieel worden al die voorwaarden 'door Madrid en Parijs gedesavoueerd. Maar 'dit had eerst plaats, nadat in Engeland en in Italië ontstemming merkbaar was gewor den over hetgeen omtrent die vredesvoor waarden verluidde. Iedere officieele mc^e- deeling omtrent de voorwaarden, waarop Abdelkrim den vrede kan krijgen, blijft daarnevens achterwege. Waarom deze ge heimzinnigheid? Zijn Parijs en Madrid niet overtuigd, dat de voorwaarden gunstig zul len worden opgenomen door de vTedes- vrienden in eigen en buitenland? Behalve in Marokko heeft Frankrijk hel ook nog te kwaad gekregen in Syrië, waar over het mandaat-recht heeft. De Drusen zijn daar in verzet gekomen en hebben de Fransche troepen tot den terugtocht ge drongen. Al verder grijpt om zich heen de gedach te van baas te willen zijn in eigen huis. Een gedachte, waarop feitelijk niet eens zooveel is af te dingen hoe onaangenaam het voor velen ook mag zijn. Het spreekt van zelf, dat do bolsjewisten ook nu weer de hand in het spel heeten te hebben. Onmo gelijk is het zeker niet, al schijnt het, dat sovjet-Rusland thans inderdaad alle moei te doet, om met Frankrijk tot een finan cieel accoord te komen, waarvan alle bij zonderheden echter nog ontbreken, zoodat het ondoenlijk is een oordcel te vellen. Moskou pleegt wel vaker te midden van on derhandelingen met een of anderen staat, dien ergens anders te benadeelen zooveel het kan. En in de lijn zou het liggen, dat is zeker. Boven.zeiden we, dat Engeland deze week te veel in binnenlandsche moeilijkheden was gewikkeld, om Briand te ontvangen. Die moeilijkheden bestonden uit het alge meen afkeurend oordeel over de houding der regeering in het dreigende mijncon- flict, dat werkelijk vooreerst is vermeden. Zooals meer pleegt voor te komen, viel het tenslotte nog mee, zoodat het besluit der regeering om steun te verleenen, door het Lagerhuis met groöte meerderheid werd goedgekeurd, maar niettemin is de onte vredenheid groot. Men ziet de groote ge varen van zoo'n steunverleening maar al te goed en dit te meer, waar erkend wordt, dat een eigenlijke oplossing er zelfs niet door verkregen wordt. Tevreden zijn, goed beschouwd, alleen de extremisten in de Labour-party, die in het besluit zien een stap in de richting van nationalisatie der mijnen doordat nu toch controle wordt ge oefend op den gang van zaken. Het be hoeft geen betoog, dat dit geenszins de be doeling der regeering is, maar practisch komt het er toch op neer. Gebeuren er geen onverwachte dingen, dan kan Baldwin zich echter eerst veilig voelen, want het parlement is tot Novem ber op reces. Raadzaam zal het zijn het onderzoek naar de kans om dc mijnindustrie weer op eigen beenen te plaatsen, zooveel mogelijk te bespoedigen. Of het echter mo gelijk zal blijken, is een tweede. Opgelost "is er nog niets, dat bedenke men goed. En hoe, wanneer in een andere industrie inmiddels hetzelfde zich gaat afspelen? Verlangen naar den Noordpool. De Berlijn8che oven. Al- gemeene waternood en zijn oot- zaken. Op naar Holland. De verstandig geworden nationa listen. Menschen en goudvis- schen. Berlijn, eind Juli. Als op het oogenblik dr. Eckener in Ber lijn een geldinzameling ten bato van zijn aangekondigden nieuwen vliegtocht naar den Noordpool, tezamen met Amundsen, houden zou, dan had hij ongetwijfeld een geweldig succes. De BerUiners zouden waar schijnlijk echter aan hun bijdragen de voor waarde vastknoopen, dat ze zelf zoo spoedig mogelijk naar den Noordpool meegenomen werden. Want een hondsdagenhitte, als dezen zomer ons door den hemel wordt be schoren, hebben we nog niet eerder bo- leefd. Wat een verlossing zou het zijn in dezen gloed waarin we nu sinds weken bra den, plotseling door een luchtschip in do hoogte geheven en naar een streek gevoerd te worden, waarvan men vrijwel zeker kan zijn, dat ze in een koelere zone ligt. Ik weet niet, of dit jaar geheel Europa door de zon zoo beproefd wordt. Ik weet niet, of in Holland ook zoo'n ondraaglijke temperatuur heerscht. Maar al is het daar ook nog zoo erg in Berlijn is het erger. In deze reuzenstad zijn de huizen als ovens, de straten als de buizen van 'n heetelucht- yerwarming^ Het asfalt is zoo week, dat men het niet wagen kan, naar iets te kq- ken en daarbij een poosje te blijven staan omdat men dan vastkleven zou. Het jao- ket als onderdeel van de heerenkleeding bestaat niet meer: het hangt in de kast. In plaats daarvan kan men de interessant ste studies over de tegenwoordige phase in de artistieke ontwikkeling van de hee renhemden maken. De dames lachen ons echter uit. Ze waren weer eens slimmer dan wij, hebben trouwens reeds lang geleden de zomermode uitgevonden, waarbij een ja- pon met alles wat zich daaronder bevindt, een gewicht van hoogstens driekwart pond bereikt. Als men met de auto de reusachtige braadpan Berlijn ontvluchtend, in de om geving van de stad komt, gelooft men eerst recht in een tropisch klimaat verzeild te zijn. Uit alle boschjes loeren halfnaakte, bruingebrande gestalten. Aan de oevers van de naburige meren wemelt een heei volk van zeemeerminnen, die zich met de bescheidenste kleeding vergenoegen en sinds er pagekopjes bestaan, ook geen bad muts meer noodig hebben. De wat verder gelegen dalen zijn herschapen in Indioan- sche nederzettingen; daar hebben „Som- merfrischler", die voor hun reis niet feel uitgeven willen, kleine tenten opgeslagen, die zich tot primitieve dorpen aaneenrijen. Terwijl men dit alles nog van den humo- ristischen kant kan bekijken, wordt de si tuatie werkelijk ernstig, doordien nu reeds maanden lang de watervoorziening van Berlijn veel te wenschen overlaat 1 Het schijnt ongelooflijk 1 De Duitsche hoofdstad ligt in een bij uitstek waterrijke landstreek. Ze is rondom door kanalen en wijde meren omgeven. De bodem van de stad zelf bevat 'zooveel grondwater, dat daardoor steeds weer bij het leggen van fundamenten voor nieuwe huizen moeilijkheden ontstaan. Niet temin lijden we ernstig aan watergebrek. Wie in een groot huis op de eerste verdie ping woont, kan nog tevreden lachen: hq heeft water, voor hem is de druk op het water nog voldoende. Maar de ongelukki- gen, die op de derde of de vierde étage wonen „zitten op een droogje." En de huisvrouwen, die heelemaal boven op zol der, waar de voor dergelijke festiviteiten bestemde ruimten zijn, een groote wasch- partij op touw zetten, zijn geheel en al wanhopig. Ik meen te kunnen begrijpen, waar we den waternood aan te „danken" hebben. Voor een halfjaar vroeg ik een op het ge bied van handel en financiën ervaren vriend wat ik met een deel van m'n spaarduitjes zou doen. .,Koop Charlottenburger Wasser- werkezei hij, „die aandeelen staan uit stekend". Ik deed, zooals me gezegd wertL En nu moest natuurlijk onverwachts, zonder dat iemand er op verdacht was, iets ge beuren, waardoor het papier van zijn trot- sche hoogte zou dalen. Dat is bij mij altijd zoo ik ben in zulke dingen altijd bijzonder fortuinlijk. Ik ben vast overtuigdhad ix indertijd geen Charlottenburger Wasser- we^ke gekocht of had ik eenige bezeten en to'en verkocht, dan hadden ze intusschen moeten stijgen en dan zou er van den ge- heelen Berlijnschen waternood niets geko men zijn. Zoozeer voelden dc waterwerken, die naar de schoone stad Charlottenburg bij Berlijn gedoopt zijn en aan het Wann- see hun uitgestrekte installatie hebben, zich gedrongen, hun ontoereikendheid te do- monstreeren, dat heel Berlijn er over schimpt en scheldt. Ik verzoek mijn mede- deelingen niet verder te verbreiden, maar mijn Hollandsche lezers kan ik het wel be rouwvol toevertrouwen: aan den tegen- woordigen toestand ben ik schuldig. Men kan het de welgestelde menschen in Berlijn niet kwalijk nemen dat ze onder zulke omstandigheden weggereisd zijn. Wel iswaar was bij den aanvang van de school- vacanties de stormloop op de treinen niet zoo onstuimig als men verwacht had. Daar voor is bij ons 't geld te krap. En ook ai heeft men zich aangewend lichtzinnig te zijn, omdat men eens de verschrikkelijke ervaring meegemaakt heeft, alle zuur ver diende spaarduitjes in den inflatietijd te verliezen, tenslotte moet men om te kunnen reizen, baar geld in den zak hebben. In ieder geval zijn er toch altijd nog een groot aantal gezegende medeburgers, die zich in dezen aangenomen toestand bevinden. In hun harten leeft thans dezelfde wcnsch als in het begin van 1923, toen we na de on zalige periode van de financieele ellende plotseling weer in 't bezit kwamen van een stabiele geldswaarde de wensch: zoo ver mogelijk weg te reizen, zich schadeloos te stellen voor de lange jaren van gevangen schap en weer eens een tocht door het bui tenland te maken. Eindelijk ook kon mon er aan denken, het oude verlangen naar de Hollandsche badplaatsen weer eens te bevredigen. Wie men de laatste weken ook naar het doel van zijn zomerreis vroeg, steeds hoorde men van Hollandsche plan nen. In Scheveningen en Zandvoort, in Noordwijk, en Katwijk en Domburg moet het van Duitschers wemelen. Naar Zandvoort was ook met zijn familie de groote Duitsche schilder gereisd, die vandaar slechts terugkeeren zou, zooals 'i in het ernstige Parijsche cabaretliedje heet: „les pieds devant" Louis Corinth. Hoe had hij zich verheugd op de Noordzee, op het behaaglijke van de Hollaadsche bad plaats en de zorgzame verpleging daar. op de aardige kleine visschershuisjes cn villa's aan de kust. Hij wou inhalen, wat hij tot nu toe altijd verzuimd had: Holland te schilderen. Nu is er niets van gekomen en op een gloeienden Julidag hebben we hier in Berlijn het lijk van den ouden Corinth dat naar Duitschland overgebracht was, toevertrouwd aan het element van het vuur. Het was een onvergetelijk gezicht, toen de schilders en beeldhouwers van de „Berli ner Sezession", waarvan de heengegane meester de vereerde en geliefde voorzitter geweest was, den zwaren lijkkist, waarin het machtige lichaam van Corinth rustte, eigenhandig van den lijkwagen naar het crematorium droegen. Maar al slaan de liittevlammen ook nog zoo hoog op wij Duitschers mogen toch niet de handen ledig in den schoot leggen. We hebben te veel te doen, om ons rust ie kunnen veroorloven. Ook bij den fantasti- 8chen thermometerstand dezer dagen heeft de Rijksdag zijn groote politieke uitspraak gedaan, die de wereld moest bewijzen, dat Duitschland geen hooger verlangen kent, dan aan den opbouw van een toekomstigen Europeeschen vrede mee te werken. Het bleek bij dit debat, dat inderdaad het ge- heele Duitsche volk deze meening is toe gedaan. en dat het gezwets van de „Deutschnationalen", de Hurrah-patriot- ten en de oude militairen, als zou werke lijk een noemenswaardig deel van Duitsch land den onzinnigen wensch koesteren, weer eens de vreugde van een oorlog te beleven en bloedige revanche op de overwinnaars van 1918 te nemen, niets dan ijdel gegoochel met woorden is geweest. Wat een wonderlijk en afstootend schouwspel hebben we' daar genoten. Dc Duitsche Nationalisten hebben van de re volutie af iedere republjkeinschc regeering do meest kwetsende beleedigingen toege roepen, als deze trachtte een dragelijke verhouding tot stand te brengen met oe vroegere vijanden van Duitschland. Dan was men „verrader", „onwaardig", „ver achtelijk'? en „misdadig". Nu echter, nadat de heeren van de recht- sche partijen door dergelijke prikkels de ziel van het volk opgezweept, verontrust en op hun zijde gelokt hebben, thans, nu ze, volgens de wet van het parlementarisme, opgestegen tot de macht, ook de verant woording van een deelname aan de regee- ringszaken op zich moesten nemen, zien ze zelf in, dat men in Duitschland praktisch geen andere politiek kan volgen. Zelden heeft dé logica der dingen zich op scherpere en meer ondubbelzinnige wijze baan gebroken. Nu, we zullen er niet ver der over nakaarten cn er ons liever over verheugen, dat nu werkelijk een eenheids- froont geschapen is ten aanzien van de po gingen om ook met Frankrijk tot goede verstandhouding of tenminste tot de mo gelijkheid van een naastelkaarlcven te ge raken, dat niet voortdurend vergiftigd wordt door wantrouwen aan beide zijden, door gewelddaden daar en gevoelens van haat hier. Men moet het toegeven: de Duitsche mi nister van buitenland8che zaken, dr. Stre semann, heeft er veel too bijgedragen eerst in het Rijkskabinet zelf de Duitschj nationale leden er van te overtuigen, dat de weg van het veiligheidspact met Frank rijk de eenige is, dien we in Duitschland op het oogenblik kunnen volgen dan echter ook door van dit stardpunfe uit op de stemming in Duitschnationalo kringen in te werken. Men zegt hier in BerlijnStresemann die eerzuchtig is, wil niet aftreden als minister en mevrouw Stresemann. die een beminne lijke dame is, wil niet uit het mooie paleis in de Wilhelmstrasse .weg. Dat klinkt aar dig en grappig en geeft de menschelijke begaafdheid om kwaaddenkend en afgun stig te zijn, ruim spel. Een feit is het ech-" tea, dat wij aan dezen dr. Stresemann en zijn consequente taaiheid, den huidigen opgehelderden politicken toestand van Duitschland te danken hebben. Dat is een verdienste, en of hij dc handelingen, die dit teweeg brachten, „eerzucht" meegespro ken heeft of niet zal ten eerste moeilijk zijn vast te stellen en ten tweede doet het ec niets toe. Tegelijkertijd is van een andere zijde in een verwarde zaak opheldering gebracht. Na een arbeid, die jaren lang duurde, heeft de parlementaire commissie van onderzoek, die de oorzaken van de instorting van 1918 op grond van het ambtelijke en authen tieke materiaal zou bewijzen, de gevolgen van haar vorschingen in drie dikke deelen uitgegeven. Daaruit blijkt, wat iedere on bevooroordeelde eigenhjk al lang wist, na melijk, dat de verschrikkelijke nederlaag aan het eind van den oorlog toch werkelijk een militaire nederlaag was, die ontstond door het afnemen van do Duitsche krach ten en de zeer eenvoudig te vorklaren toe» name van de vijandelijke macht, door het •toestroomen van steeds nieuwe hulpbron nen. In hoeverre men bij zi»Mre geschied kundige catastrophes van n „schuld" spreken kan, zal altijd twijfelachtig zijn, als men rechtvaardig en objectief wil blijven. Hierover kan echter na den vlijtigen ar beid van de" commissie van onderzoek geen twijfel meer bestaan: de hypothese van een „schuld" aan do zijde van de groote massa van het volk, dc beroemde legende van de „dolkstoot", die het Duitsche leger in den rug gekregen heeft, is niets dan een hersenschim en als men al over een „schuld" wil spreken, dan is die hoogstens te vinden aan den kant van de legeraanvoering, die de verdeeling van de krachten verkeerd schatte. Zulke spitsvondige onderzoekingen heb ben slechts waarde, omdat ze er toe bij dragen kunnen, den inwendigen vrede in Duitschland te bevorderen, omdat ze lang zamerhand verschillende strijdpunten uit de wereld ruimen. Of men met historisch-we- tenschappelijke navorschingen van dezen aard de menschheid inderdaad overtuigen en genezen kan, opdat ze zich niet weer tot het gruwelijke avontuur van een oorlog verlokken laat dat blijft helaas de vraag. Gisteren toonde me een vriend in den tuin van zijn villa in Griinewald, waar «allerlei bloemen en dieren liefdevol verzorgd wor den, een klein bassin, waarin tot nu toe twee goudvisschen gezwommen haddén en waarin mijn vriend kort te voren nog een derde visch, 'n z.g. sluiergoudvisch gedaan had, een van de zeldzame exemplaren met een sluiervorming aan de staartvin. We tra den naderbij en wat zagen we? We zagen, hoe de beide oudere goudvisschen de nieuw aangekomene onbarmhartig en vol haat aanvielen.' Ze maakten het zoo bont, dat we de sluiergoudvisch met een scheplepel er uit haalden en hem in een ander bassin doen moesten hij was reeds geheel uitge put door beten van zijn vriendelijke colle ga's. Het schijnt, dat alom in God's dieren tuin, de vrede heel moeilijk te bewaren is. De hoogste ontwikkeling en een onafge broken streven is noodig, om dat te berei ken. Laat onze kinderen ons niet kunnen verwijten, dat we in gebreke zijn gebleven, waar het de verbreiding van dc vredesge- dachte betrof. Dr. MAX OSBORN. -Eb ÏUit 't Fransch van GUY CHANTEPLEURE). Geautoriseerde vertaling van W, H. C, 3) En heb je eenige roden om te hopen, dat Phyllis thans dit oordeel van mevrouw je moeder deelt? Mijn hemel, waarde vriend, nog niet.. en mijn moeder was van oordeel, dat in dez'e een groole mate van voorzichtigheid mijn gedrag moest leiden.Ik weet, dat ik geen, wnt men noemt, verleidelijk man hen.en ik weet, dat ik niet rijk ben. Vijf en twintig duizend franc inkomen sjaars, wat is dat?,... Maar juffrouw lioisjoh zelve bevindt zich eigenlijk in een tamelijk bijzondeien toestand. Weineen.Phyllis' moeder verdien de blijkbaar, als heel jonge, Engelsche on derwijzeres, de hoogste achting en dat is eveneens het geval dat weet ik positief met Marcel Boisjoli, haar vader, die met bewondenswaardige toewijding de hoogst verdienstelijke huisonderwijzer was van Elienne Davrancay. 1 Toen plotseling op Montjoie-la-Peuplière een epidemie uitbrak, kreeg de inmiddels weduwnaar geworden erme man, die een dochtertje had op le voe den, diphtherilis, waaraan hij, door het op teraMen, kwam te overlijden... De kleine Jmdlis was toen drie jaar en stond alleen op de wereldMevrouw Davrangay dam haar voorgoed lot zich en toen begon ™'jn oude vriendin haar'pupil lief te lieb- pen en te verwennen, zooals de teedersie moeder haar dochter, die haar het meest liefheeft, zou liefhebben en verwennen Als Phyllis trouwt, krijgt zij zeker geld van haar mee ten huwelijkMen zegt zelfs, dat mevrouw Davrangay, die na den dood van Etienne geen directe erfgenamen heeft, van plan is haar geheële fortuin aan haar te vermakenMaar ik geloof, dat die mogelijkheid in het leven geroepen is om jouw liefde bang te raaien! De volle stem vom Kerjean verfijnde zicli tot een heel lichte ironie. Integendeel, amice, hernam Lecoul- feux in vollen ernst. Phyllis Boisjoli is niet een van die jonge meisjes, die men trouwt als Grisélidis, met een hemd van baai als eenige bezitting. Wees er van overtuigd, dat het nooit in het hoofd van Phyllis Boisjoli is opgekomen, dat men maar één japon kan hebbenof wel, dat zoo'n japon van baai minder dan vijfhonderd franc zou kun nen koslen. Zij 1» opgevoed als een jonge prinses, aan wier griften stoeds met liefde werd te gemoet gekomenZij kent de waarde van het geld totaal niet.Met een fortuin al3 dat, wat mevrouw Davran- gay van plan is haar na (e laten, zou dit sleohts een echt vrouwelijk en zeer bekoor lijk gebrek zijn».Maar stol je voor, dat ik Phyllis met niet meer dan een- of twee maal honderd duizend franc trouwde en dat op een goeden dag mevrouw Davrangay, die aanleg heeft voor een beroerte, zonder testament zou overiijden. Dat zou verschrik kelijk zijn! Arme Rorolll Heel juist, om zoo iets „krankzinnig verliefd te noemenI" Je krank zinnigheid is eer berekenend. Daar weerklonk weer zijn lacK van den oermensch, Uit mijn gezegde „krankzinnig ver-. liefd," waarde vriend, moet je niet beslui ten, dat ik heelemaal gek ben, protesteerde Lecoulleux met een radheid, waardoor hij alle medeklinkers door elkaar gooide of in slikte. En ik verzeker je, dat men in zoo'a zaak redeneeren en vooruitzien zonder er minder door verliefd 1e zijn. Er zijn hier jongelui, die juffrouw Boisjoli ongetwijfeld evenzeer bewonderen als ik.en die zich tot nu evenmin' aan haar hebben gedecla reerdhoewel mevrouw Davrangay wel dra van hier vertrekt. Andere jongelui? Wie, bijvoorbeeld? Die kleine dokter Sorbier O, een aardige jongenHeel intelli gent, heel ernstig. 't Is ook watlVerder Fabrice de Mauve. De romanschrijver? Bij het hooren van dien bekenden, bijna beroemden naam, had Kerjean zijn wenk brauwen gefronst. En plotseling zag hij Fa brice de Mauve, die hij in de komedie en bij gemeenschappelijke vrienden meermalen had ontmoet, in gedachte vóór zich, die jonge, bijna iijne silhouet, waarin gratie en kracht tot uiting kwamen en die, ten spijt yan zijn zeer moderne avondkleeding, zoo merkwaardig geleek op die door Clouet en Dumoustier geteekende vechtersbazen aan het Fransche hof dat knappe, gevoelvolle en tooli manlijke gelaat, die goed gevormde lippen onder den goudblonden knevel, die zeegroene oogen met hun scherpen, vast- houdenden blik, welke goed waarnam en verleidelijk wilde zijn en die een glimlach werd, kinderlijk en innemend en die met al zijn zaohtheid en charme toch iets onrust- weSsikends had, evenals sommige bewegin gen en liefkoozingen van katten. Keriean ontkende volstrekt niet Get let terkundige talent van Fabrice de Mauve, maar die verbitterde psychologie, pijnlijk en wreed tevens, die vooropgezette zucht om alles primitief artistiek te willen zien, dat fijn uitgesponnen en bijna ziekelijk sen sualisme; die zenuwachtige taal, welke van uiterste verfijning overging naar uiterste ruwheid, met gezochte woorden, wijdsche beelden en rythrnen vol heimwee, prikkel den hem, met zijn ingeboren neiging naar een steviger, gezonder en ook harmonieuzer opvatting van de kunst en van het teven. En wat hem van de moraliteit van den schrijver bekend was of wat hij daarvan giste, was hem nog minder sympathiek. Die ijdelheid, verzot op geldelijk voordeel en reclame, die indringerige en gekunsleldo zucht om „er te komen", omkleed met de ietwat hooghartige sierlijkheid van een grooten-mijnheer-dichter, slootten zijn ach terdochtige rechtschapenheid voor het hoofd die misschien tót in het overdrevene een vijand was van elke transactie, elk be rekend handigheidje, dat succes of winst bejag lot doel had. 0 Dat ie een gevaarlijk heer, nielwaar? zei Lecoulleux, aan wien de vluchtige ge- dachlenneflex in het gelaat van Kerjean niet was ontgaan. Een man voor de vrouwen 1 Kerjean haalde even zijn schouders op, wat allee kon beduiden. Met zijn gedachten zoo nabij het ieere, maagdelijke beeld, dat sedert zooeven door elk gesproken woord, door elke te voorschijn geroepen herinne ring hun beiden duidelijk voor oogen Blond, Bcheen de uitdrukking, die Lecoulleux te voren bad gebezigd, iets onbehaaglijks, iels sleohts. i Dat is wel mogelijk, zei hijmaai piijn vriendinnetje Phyllis is geen „vrouw".... gelukkig. En loen, zei hij op goed gehumeurdcD kon: Ik zou haar wel eens willen zien ma- noeuvreeren, te midden van die „flirts voor groote menschcnl". Zou zij koket zijn? Heelemaal niet. Zij manoeuvreert niet. Zij is zacht, rustig en toch vroo- lijk zij speelt tennis, wandelt, eet graag bon/bons, danst, kust haar pleegmoeder, zegt, lachende als een onnadenkend klein meisje, alles, wat haar in het hoofd komt en men weet nooit wat zij denkt. Soms is zij echter grillig. Vandaag, toen Sorbier een of ander, 'overigens onbeduidend, planneije voor vanavond in het Casino opperde, ver klaarde zij plotseling, dat zij, juist van avond, geen lust had om naar het Casino te gaan.Soms schijnt het mij toe, dat zij, onze twijfelmoedigheid radende, een voor gevoel heelt van de redenen er van. en ik geloof, dat, indien thans degene onder ons, die genoeg vertrouwen toonde of voldoende onbaatzuchtig was, om zoo maaT de hand van het meiske te vragen, zich misschien op die man-ier de grootste kans verschafte om de uitverkorene van haar hart 1e zijn. Ik ken een allerliefst oud liedje, waar in van zoo iels sjrrake is, merkte Kerjean op, zoo'n beetje in den toon, waarin Alccste aan Orontes het couplet van Koning Hen drik zegt: „Mijn gemaal zult gij zijn, „Gij, die den amandelbloesem draagt, „(Ik hoor de filomeel) „Mijn gemaal zult gij zijn: „Men geeft aan wie vraagt. Dit is de geschiedenis van drie verlief den maar daarin wordt juist uitsluitend over liefde gesprokenen gansch niet over geld. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 9