In de Boekenkast.
Aan Zee.
Van alles wat.
Even Wachten.
CORRESPONDENTIE
Het gebeurt wel eens een enkelen keer,
st er een hamster in de nabijheid van het
orenveld woont. Dat is een ware ramp
sar den boer, want een hamster is een dier.
it alles, wat rich in zijn nabijheid bevindt
i eetbaar is, naaT zijn nest sleept. Hij
ïeft een echte verzamelwoede en zijn neet
ïlijkt veel op een graanschuur: Hij sleept
veel meer naar toe dan hij noodig heeft
»r zich en zijn gezin en als de boer merkt
at hij in de buurt van zijn korenveld ver-
eft, rust hij niet, voor hij dien gulzigaard
avonden en gedood heeft
Dagen aan één stuk zijn boer Japiks en
on knechts bezig om de uitgestrekte koren-
flden te maaien. Ie een gedeelte der schoo-
>n gped droog, dan worden deze op een wa
in gestapeld en weggereden. Het gebeurt
el eens, dat de laatste wagen versierd
ordt om aan 't blijde gevoel van den boer
ït alles mooi_ droog binnengehaald is
ihng te geven De knechts.zijn ook in hun
epjes, dat het zware werk volbracht is en
erheugen zich reeds op het oogstfeest, dat
boer aan zijn volk geeft en waafbij het
toolijk toegaat
Wat hij met al dat koren doet? Wel,
ast worden de halmen gedorsdht, Aw.z.
iet stokken wenden de korrels er uit gesla-
:en. De leege halmen worden als stroo ge-
ruikt en het vee mag in den aanstaanden
■inter daar lekker warm op liggen.
Het gedorschte graan wordt aan den
solenaar verkocht, die er masl van maalt
n zijn grooten molen De bakker bakt
ekker brood van het meel en de brood-
ezorger komt ons het verscbe brood breri-
:en.
Wist je wel, dat er zooveel gebeuren
noest, voor je in je boterham ton bijten?
Ejk er haar maar eens 'op aan!
Door
C. £- DE LILDE HOO-ERWAARD.
t Was stil in binsde menschen sliepen,
Maar in de groot© boekenkast
tochtten de boeken: 'k voel me. slapjes,
Wat geeft de jeugd ons toch een last!
Och, zei een Atlae, van mijn bladen
Sju velen los en zelfs gescheurd,
hMijn rog is zwak Jan zei nog gist'ren:
Zeg, wat is er met jou gebeurd?
En ik, zei 'n Themaboek. och heden,
In elke bladzij ezelsoor!
,'i- t Is zoo'n benauwd gevoel: die vouwen,
Tc "Verbeeld me zelfs, dat k minder
hoor.
De Aardbol was een vroolijk ventje
Hij lachte maar, had steeds plezier
En zei: Ik, Ronde, heb geen kwalen,
Hond eïgflijk wel van wat vertier.
Och niet, dat ik mij dikwijls boos maak,
Maak ?t ben toch blij, zei rt Reken
boek,
Dat de vacantie 's aangebroken,
Ik rustig lig in dezen hoek.
Wat rustig? bromd' een Dictionnaire,
Ik neem een kaartje, ga op reis!
Ik ken twee talen, kan mij redden,
Wie brengt er mij ooit van de wijs?
Komt allen, vrienden, wij marcheeren
Tezaam naar <T allerhoogste plank!
Riep plots met luider stem de Atlas,
Voorwaarts en netjes in de flank!
De lucht is daar voor ons gezonder,
t Is er een echt herstellingsoord.
We zullen nieuwe krachten opdoen,
Zooals dat bij vacantie boort.
Neen maar, vrat vreeselijk gestommel
Was 't in die groote boekenkast!
Eeb klein, dik Opschrijfboekje bromde-
Och, reizen is me ook een last
Toch kwamen zonder ongelukken
Zij allen aan het doel der reis
'De Atlas ritselde eens even,
Sprak toen uit aller naam heel wijs
Nu, kmd'ren heb in de vacantie
Zelf veel plezier, maar 'k wou één ding:
Dat je, als je weer gaat stndeeren,
Met ons wat minder ruw omging!
doof
C. E. de Lille Nogefwaafd.
Man dus heeft een berg gemaela
Van 't fijne, gele zand.
Wat heeft de jongen een plezier
Aan Noordwijk's heerlijk strand I
De vloed tornt op Marinus staat
Heel veilig op den top.
Zijn zakdoek bindt hij als een vlag
Aan 't handvat van zijn srftop.
Hu i, hij bijna Crusoe.
Je weet wel: Robinson,
Die na een lange, bange leis
(j)p 't eiland landen kon
Hij bleel daar wonen, tijden lang,
Maar dat doet RinttS niet
t Wed, dat hij'gauw „aan land" weer komt
Nu hij zijn Moeder Ziet,
Die hem komt zeggen: Rinus, vent,
t Is heel gauw etenstijd.
Knap je dus op en maak wat voort'
Verat heb je later spijt,
Ais je te Iaat komt, want o wee,
Wij eten aües op;
En jij hebt slechte, mijn kleine baas,
Een zakdoek en een -schep!
O nee! zegt Rinus, kom vrag
De hdb een renzetrekl
Het duurt niet lang, of Rinus ie
Al Mj het 'ijz'ren hek.
En even later at de baas
Aan tafel. Hij eet goed.
Zijn Moeder kijkt verheugd en denkt; r
Wat zeeludht al niet doet! N
Haar kleine vent wa3 heel erg Ziet-,
De dokter zei:_Naar Zee!
Dan wordt hij stellig weer gezond,
Krijgt honger zelfs voor twee!
't Komt uit, zooals de dokter zei:
Marinus wordt gezond,
Zijn boenen worden stevig weer,
Zijn wangen bruin en fond.
DE RESIDENTIES.
Een Gezelschapspelletje in den Zomer.
De spelers zitten in en kring op hert gras
en nummeren zich achtereenvolgens: 1, 2,
3, enz. Is dit afgeloopen, dan Staat No. 1 op
en zegt:
..Ik ben de keizer, koning president, bra-
tog", (of wat hij maar will „van: -•
en hij noemt dan een land op. „Waar zal ik
mijn residentie vestigen?"
Terstond noemt No. 2 een letter uit het
alphabet en zonder aarzelen moet No. 1 een
stad of dorp, onverschillig wat het is, uit
dat land opnoemen, waarvan hij zich de
heerscher genoemd heeft. De werkelijke re
sidentie des lands mag tehter niet genoemd
worden. Doet hij dit bij ongeluk toch, dan
springen allen op en jagen met hun zakdoe
ken het hoold van den slaat den kring rond.
Kan hij niet gauw genoeg men kan voor
af afspreken, binnen hoeveel tellen een
plaats uit dat land noemen, dan moet hi)
een pand geven. Is hij echter zoo gelukkig
aan de opgave voldaan te hebben, dan zegt
No. 2: „Ik ben", enz.
Het zal niet kwaad zijn, vooruit af te spre
ken, dat de Q en de X niet mogen worden
opgegeven, daar weinig landen zoo rijk zijn,
een plaats met die beginletter te bezitten.
Vóór de toonbank in ©en winkel
stond een vrouwtje, oud en arm,
Wachtend tot men haar zou helpen;
Buiten scheen de zon heel wanHr
Binnen stond geen enkel stoeltje,
Waarop 't best jen rusten mocht.
En er waren heel reel menschen.
't Winkeltje werd druk bezocht.
Oei twee meisjes keken giechTeofl
Naar de oude kromme vrouw,
Wachtten met nieuwsgierige oogeo
Wat bet beetje koopen zou.
'n Blonde jongen vóór de toonbank
Werd gevraagdWat wenacfat
Maar hij keerde rich naar 't oodfa
Moedertje, zegt gij het nu.
Even kan ik heusch wel wacfatetL
Dat is vriencTlijk van je, zeg
Zeide knikkende het oudje,
Werd geholpen en ging weg.
Beide meisje© lachten luider
Om dien „langen, blonden vtSlf
Maar die nam beleefd zijn pet at-
Is Tóe wel, hoe beschaafd u 'tJQtik
Zei hij met een oohjk lachje,
Als £k jullie togen kom,
Zal ik jullie toch maar helpen»;
Wellicht zien vf elkaar weercfS.
•*t Tweetal blijft beteuterd TrijfenE,
Maar met lachen is 't gedaan
En ze zijn zelfe tonder sprefcefe
Heel beschaamd naar huis gegaa£L-
TKÖUS SALpMOWS.
-| wil— MIMf Ir—
Even aan velen tegelijk eerst meegedaeio,
cue mi) vragen of het nog lang zoo is, dat
blieven Maandags vöbr i uur bezorgd moe
ten worden- dat bet de maand Augustus nc|
zoo blijft, dan keer ik weer naar den Haaf
tenig.
Marie Wijnbeek (Fontadneblean), je ÏW
kwam verleden week net nadat ik mijn ct*i
respondentie naar Leiden had verzonden. 3t
moet het natuurlijk van uit KJooeteraandq
eeijler versturen. Dank voor je teugen hóefc
ikTieb dien met genoegen gelezen. Hoe al-»
leraardigst dat bezoek van den President d«
Republiek en dat alle scholen In bet groote
theater mochten komen. Deftig hoor voor
je zusje Annie dat zij naast den Presideert
mocht zitten. Ik vond ook erg aardig die uit
voerige beschrijving, die je mij gaf over de
groote prijsuitdeeling op de markt. Je hebt'
het zoo duidelijk beschreven, dat fk in nnjti
gedachten den burgemeester daar op een
verhevenheid zag zitten, en den optocht
mooi aangekleede kinderen zag. die daar
hun buiging komen maken en een of meer,
prijzen in ontvangst nemen. Dus nog een»
dank voor je aardigen langen brief.
Annie van Leeuwen, dank voor de aar
dige briefkaart uit Valkenburg, je hebt
nogal goed getroffen met het weer, zoodart
je zeker wel naar zee bent geweest, zoc«ls
je mij verleden week schreef.
Frederika Bourgeois, dank voor de uxxtö
ansicht uit Noordwïjk-aan-Zee. Je hebt, hoop'
ik. veel uurtjes op het strand of in de dui
nen kunnen doorbrengen en veel gezonde
zeelucht ingeademd.
Lien de Graaf, dank voor je brief en brief
kaart uit Voorschoten, het plekje kwarn mij
bekend voor Als ik in mijn jeugd in Voor
schoten logeerde, was het in de pastorie van
den dominee, ^eet je dat groote huis? Ja,
zeker R. Koopman s van Boekeren was mijn
vader. Was alleen het voorbericht van dat
boek door mijn vader geschreven? Heb je