VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
'Ho. 32. Zaterdag 8 Augustus Anno 1925
"**411;*"
lil'*"
Goed Bedoeld!
Naar het Engelsch
ran L. E. TIDDEMAN.
Vrij bewerkt door
C. E. de Lille HogerwaarcL
3)
Hoofdstuk III.
Twee bexoeken aan hetzelfde adras.
Het was een bijzonder warme morgen en
Bob zat in de kinderkamer. Hij was bezig
met potlood allerlei dieren op een stuk pa
pier te teekenen en dacht er juist over na,
of hij nu eens een kat of een varken zou
teekenen.
Al peinzende beet hij op zijn potlood,
zoodat de punt er afbrak en daar Anna
eren niet in de kamer was, ging hij
naar de keuken om Mina te vragen, een
punt aan zijn potlood te slijpen.
.^Mina", zei hij, terwijl hij stond te
wachten, „ik zou zoo graag met je uit wil
len. Je gaat vanmiddag immers uit?"
„En waarom wil je zoo graag met mij
uit?"
„Het is een geheim," fluisterde Bob.
„Voor wie?"
,,Voor Anna."
„Vertel het mij dan maar, ik kan heel
goed een geheim bewaren."
Mina boog voorover en Rob fluisterde
haar in 't oor:
„Ik wil zoo graag met je uitgaan, omdat
ik veel meer van jou houd dan van Anna.
Ik vind haar eigenlijk heelemaal niet aar
dig, maar dat mag je haar natuurlijk niet
vertellen."
„Nee, dat zal ik zeker met doen."
Beloof je het?"
Mina beloofde het.
„Mag ik dan met je mee. Mina?" pleitte
Rob opnieuw.
„Ik zal het Anna eeast vragen. Praat jij
er dus maar niet over en wees heel zoet
fan morgen."
Op dit oogenblik hoorde Rob, dat Anna
hem riep. Vlug liep hij dus de trap weer
op en ging hij naar de speelkamer terug.
„Waar ben je nu weer geweest?" vroeg
Anna.
..Bij Mina. Ze heeft een punt aan mijn
potlood geslepen."
Rob wa9 dien morgen heel zoet, in de
hoop 's middags met Mina uit te mogen
gaan.
Dadelijk na tafel kwam Mina binnen. Zij
gaf Rob een knipoogje, zonder dat Anna
het 2ag. De jongen was in gespannen ver
wachting. Hij hoorde Mina en Anna samen
praten en het slot van het gesprek waren
Mina's woorden:
„Laat Rob dan maar met mij meegaan."
De zaak was dus tot groot genoegen van
den kleinen jongen geregeld. Hij kon bij
na niet stil blijven staan om zich te laten
aankleeden. Toen zijn krullebol geborsteld
was en hij een schoon linnen pakje aan
had, zag hij er keurig uit.
Mina wa9 trotsch op hem en hij gaf haar
heel vertrouwelijk een hand. Mina had wel
warme vingers, maar dat vond hij niet erg.
Hij wandelde veel liever met haar dan met
Anna. al had deze altijd een keurig witte
japon aan.
„Waar gaan we naar toe?" vroeg Rob.
Mina glimlachte en wilde niets zeggen.
Dat was ook al niet erg. 't Zou erg prettig
zijn. Mina vitte ook niet op hem, zooals
Anna altijd deed en daardoor zijn plezier
bedierf.
Eindelijk kwamen zij in een smal straatje,
waar zij bij een heel klein huisje stilhielden.
De deur stond open en zij traden er bin
nen. Rob werd een klein beetje verlegen,
maar hij deed zijn best dit niet te laten
merkeD.
Mina's vader zat in een leunstoel. Wat
zag hij er bleek en mager uit!
Rob vroeg vriendelijk
„Hoe gaat het met u?"
Maar de oude man was doof en dacht, dat
Rob iets gezegd had over het warme weer
„Ja, ja jongeheer", antwoordde hij, ,.'t is
wel vreeselijk warm."
Mina en Rob begonnen nu te lachen,
evenals het kleine, blonde meisje, dat van
uit een hoek der kaïner hem stond aan te
staren. Zij riep in het oor van haar groot
vader, wat de jongen gevraagd had.
Rob en het kleine meisje waren dadelijk
goede maatjes. Zij was een jaar ouder dan"
hij en kon allerlei dingen 'doen, waarvan
Rob nog niet het minste begrip had.
Hij zou al heel vreemd staan kijken, als
hij een kachel moe9t aanmaken, terwtjl
Jansje zoo heette het meisje dit wel
kon.
Er scheen geen eind aan haar knapheid
te komen: ze kon aardappelen schillen, den
ketel vullen, het eten voor haar grootvader
opwarmen en nog veel meer, maar zij kon
lang niet zoo vlot lezen als Rob.
Rob had dit zonder veel inspanning bij
zijn moeder geleerd, terwijl Jansje slechts
met veel moeite het onderwijs op school
kon volgen.
Jansje vertelde Rob, dat zij heel mooi
zingen kon en toen de jongen haar om
een liedje vroeg, was zij hiervoor dadelijk
te vinden. Zij moest echter eerst haar pop
halen om haar onder het heen en weer
loopen in slaap te wiegen.
Rob wilde wel. dat hij ook zoo mooi zin
gen kon, want dan zou hij zijn moeder in
slaap kunnen zingen, als zij hoofdpijn had.
Jansje's pop wa9 pas nieuw. Zij had haar
van een dame gekregen, die zoo nu en dan
haar grootvader kwam opzoeken.
Jansje hield heel veel van haar pop. Zij
had haar Mina genoemd.
,,Wat een leelijke naam voor een pop!"
riep Rob uit.
Maar nauwelijks had hij dit gezegd, of
Jansje kwam met opgeheven hand op hem
af, alsof zij hem slaan wilde.
Rob begreep heelemaal niet, waarom zij
op eens zoo boos was, totdat Mina zei:
„Maar Rob, ik heet immers ook zoo 1
Jansje heeft geeD moeder meer, alleen maar
een vader en een grootvader. En ik ben
haar tante. Ik moeder zoo'n beetje over
haar en daarom heeft ze haar poppekind
naar mij genoemd."
„O, dat wist ik niet. Wees er maar niet
boos om", zei Rob
Jansje was nu weer vriendelijk en het
bezoek ging veel te gauw om, vonden de
kinderen.
Op den terugweg vroeg Rob aan Mina,
hoe het toch kwam, dat haar vader heele-
mas. niet brommig was. Hij had immers
zooveel pijul
Mina keek heel ernstig en antwoordde:
„Pijn heeft Vader wel heel veel, maar
gelukkig verliest hij er zijn goed humeur
niet door."
En toch kwam het door meneer de Vriee
Mina's Vader dat Rob in nieuwe
moeilijkheden geraakte. Door meneer de
Vries en doordat zijn moeder niet huis
was.
Als Rob iets graag wilde, vroeg hij het
altijd aan haar en zij luisterde steeds aan
dachtig naar hetgeen haar jongen haar te
vragen of te vertellen had.
Het hielp hem niets, of hij Anna al iets
vroeg. Meestal luisterde zij niet eens em
zei alleen maar
jHctu je nu toch eens even still"
of:
„Wees toch niet zoo lastig met je eeuwig
gevraag
Som9, eigenlijk heel dikwijls, zei ze niets
anders dan: „Nee!"
Dit alles gaf Rob het gevoel, dat hij haar
maar zoo weinig mogelijk moest vragen en
zelf beoordeelen, of hij iets zou mogen
doen' of niet.
Dit was erg jammer, want hij was daar
natuurlijk nog veel te klein voor.
Hij verveelde zich bovendien weer en
moest telkens aan de woorden van zijn
moeder denken, 't Was net, alsof die in
een hoekje van zijn hersens waren blijven
hangen.
Op een morgen zat hij in de keuken te
kijken naar Mina, die juist bezig was een
pudding voor haar vader te maken. Zij had
mevrouw Boutens geschreven, dat hij erg
pijnlijk was en Robs Moeder had geant
woord, dat Mina maar eens wat lekkers
voor hem moest klaarmaken.
Mina deed dit natuurlijk graag, maar toch
keek zij niet opgewekt.
„Kijk", zei zij, „nu heb ik een lekkeren
pudding, die goed is uitgevallen en waar
van mijn vader zeker smullen zou, gemaakt,
maar het is vanavond mijn uitgaansbeurt
niet en die vervelende Anna wil hem niet
voor mij wegbrengen, al heb ik natuurlijk
aangeboden in dien tijd op jou te passen.
Zij blijft liever thuis zitten lezen.
Alles is dus voor niets geweest en mijn
vader krijgt hem niet vóór morgenavond en
dan is hij natuurlijk niet goed meer met
dit warme weer. Och, och, wat jammer
toch
„Ja, dat is heel jammer!" zei Rob. „Hij
zou hem natuurlijk erg lekker vindeD en er
Jansje zeker een stukje van meegeven.
Denk jij ook niet?"
„Natuurlijk!" antwoordde Mina. „Maar
er is nu eenmaal niets aan te doen."
Zij keek bedroefd naar den pudding en
Rob begreep, hoe teleurgesteld Mina's Va
der zou zijn, want zij had 't hem beloofd.
Plotseling viel hem iets in.
„Waar woont je v^der, Mina?" vroeg hij.
„Dat ben ik vergeten."
„Kerkstraat 7, drie huizen verder dan
„De Groene Draak", luidde het antwoord.
„Ik herinner mij „De Groene Draak", met
het mooie uithangbord heel goed." zei Rob.
Mina zuchtte heel diep.
„Anna zou hem best even kunnen weg
brengen", zei zij. „Ze weet, dat ik niet van
mijn inmaak weg kan. Die moet ik klaar
hebben vbór Mevrouw terug komt."