CENTS VRAAGT STEEDS Mo. 20061. LEIOSCH DAGBLAD, Woensdag 5 Augustus Tweede Blad. Anno 1925. BINNENLAND. [ZWITSER DE KWALITEITSreeê» FEUILLETON. EEN SPOOKNACHT. Het nieuwe Kabinet Gistermiddag heeft de overdracht plaats gehad van de ministerportefeuilles aan het nieuwe ministerie. De minister-president, fle heer Coiijn, nam tevens ad interim over 4e portefeuille van koloniën. De nienwe Minister van Koloniën. Het „Bat Nieuwsblad" wenscht Indië geluk met de bereidverklaring van den heer (\Velter, om het ministerschap van Koloniën te aanvaardenhet noemt dezen bewinds man iemand, die doorkneed is in Kegec- rings- en Bestuurszaken en een der meest gewaardeerde raadsleden van de Indische Regeering en die gelegenheid gehad heeft nauwkeurig na te gaan, welke ministerieele leiding Indië noodig heeft. Volgens de „Javabode" behoort de heer Welter tot die mannen, die ten gevolge yan de snelle ontwikkeling onder alle om standigheden het hoofd niet hebben verlo ren, maar zich rekenschap hebben gegeven yan de beginselen, welke de grondslagen eijn onzer moderne koloniale politiek. Het „Nieuws van den Dag v. Ned.-In dië" noemt den heer Welter een hard wer ker, wiens persoonlijke bekendheid met op den voorgrond tredende figuren en figu ranten van liet Indische tooneel van groot gemak is bij het beoordeelen op een af stand, van betgeen zich in Indië afspeelt. De ministerieele ruil is voor Indië stellig geen verliesmeer dan iD den Raad van Indië zal dc heer Wel ter als minister het land en het volk dezer gewesten van dienst Mjjd (Ancta). MINISTER WELTER. Feesten te Dillenbnrg. Zondag werd te Dillenburg de dag her dacht, waarop voor 50 "jaar tusschen de giïnen van het oude slot, waar Willem de wijger geboren werd, de Willemstoren was gesticht. Uit Nederland waren, behalve de comité- leden van der Hoop van Slochteren, J. Mus en dr. Lasonder, nog een aantal belangstel lenden gekomen, onder wie prof. Blok. oud- hoogleeraar uit Leiden. Uit Menton was overgekomen dr. Francken flie vijftig jaar geleden, met zijn vader, den Rottepdamschen predikant, bij de inwijding van den Willemstoren aanwezig was ge weest. Twee Engel9che gasten waren er ook; een van haar was Marjorie Bowen, de be kende schrijfster van I will maintain en andere romans, handelende over de Neder- landsche geschiedenis. De gasten werden welkom geheeten in een bijeenkomst in de manége. Heel Dillen burg was aanwezig. Veel hartelijke welkomstwoorden werden uitgesproken en dr. Dönges, de welbekende historieschrijver, was de ziel van alles. De heer van der Hoop van Slochteren dankte voor de ontvangst en prof. Blok sprak tot de Duitsche jeugd om.haar te zeggen, dat trouwe arbeid een der eerste factoren is *>m het land op te heffen. Met geestdrift werd het Wilhelmus ge zongen. In de kerk hield dr. Callenbach uit Rot terdam de feestrede. Na de godsdienstoefening begaf men^zich naar den Willemstoren, waar de heeren Weidenbach, Dönge3 en van der Hoop van Slochteren het woord voerden. Een middagmaal vereenigde de Neder- landsche en Engelsche gasten met de Duit sche gastheeren. Salarissen Rijkspersoneel. Krachtens het Bezoldigingsbesluit 1925 wordt de bijslag voor de rijksambtenaren, die door de bezuiniging meer dan 10 pCt. in inkomen zouden dalen, alleen over 1925 uitgekeerd. Naar het „Hbl." verneemt, is op de door de departementen ontworpen be grooting voor 1926 op het behoud van dien bijslag gerekend, hetgeen wel niet zonder voorkennis van den minister van financiën zal geschied zijn. „De Morgen" vult het bericht van het „Hdbl." aan met de mededeeling, dal niet alleen over 1926 de bijslag gehandhaafd blijft, doch dat de thans geldende regeling veilig zal worden gesteld tegen de mogelijk heid van een wijziging alleen bij ministe rieel besluit. Bovendien schijnt men, volgens het blad, mei roden te mogen verwachten, dat de her ziening van het Bezoldigingsbesluit in ruim- harligen geest zal geschieden. Werkloosheidsverzekering De Minister van Arbeid, Handel en Nij verheid heeft aan de besturen der gesubsi dieerde vereenigingen met werkloozenkas volgende circulaire betreffende uitkeering van loon of vergoeding in geval van werk loosheid gezonden, terwijl van deze circu laire tevens wordt kennis gegeven aan de besturen der gemoenten, toegetreden lot de in hel Werkloosheidsbesluit 1917 vervatte bepaling: In de reglementen der werkloozenkassen komt de volgende bepaling voor: „Indien in geval van werkloosheid loon i of vergoeding wordt uitgekeerd, wordt al leen dan uitkeering uil de kas verstrekt, indien dat loon of die vergoeding minder I bedraagt dan 70 pel. der gemiddelde dage- I lijksche verdienste, met dien verslande, dat I het bedrag der uitkeering, vermeerderd met het loon of de vergoeding, het maximum bedrag van 70 pet. der gemiddelde dagolijk- j sche verdienste niet mag overschrijden". I Naar aanleiding van een onlangs voor gekomen geval, vestig ik er uwe aandacht op, dat, wanneer een lid der werkloozen- kas uitkeering uit zijne werkloozenkas ont ving, en later al dan niet ingevolge een een rechterlijke uitspraak, van zijnen werk gever nog loon of vergoeding ontvangt over dagen, na zijn ontslag vallende, over welke hij uitkeering heeft genoten, bovenaange haalde bepaling alsnog toepasselijk moet worden geacht, en de verstrekte uit- keeringen door het lid in de werkloozcnkas moeten worden teruggestort Nederlandsch Onderwijzersgenootschap. Gisteren en vandaag wordt te Assen de 79ste algemeene vergadering van het Ne deriandsch Onderwijzers-Genootschap ge houden. Nadat den avond te voren de ont vangst van de afgevaardigden had plaats gehad, is gistermorgen het hoofd- en afdee- lingsbesluur door het gemeentebestuur van Assen officieel ten stadhui ze ontvangen. De burgemeester, mr. J. Lohman sprak een welkom. De voorzitter van het hoofdbestuur, dc heer H J. Bon, dankte. 's Middags werd de algemeene vergade ring geopend. De voorzitter hield een rede, waarin hij begon te zeggen, dat het hem al weer niet vergund was de algemeene ver gadering te openen met een woord waaruit dank spreekt voor het nemen van maatrege len, die het onderwijs verheffen en de po sitie der onderwijzers verbeteren, want zulke maatregelen zijn sinds de vorige al gemeene vergadering niet genomen. De wet telijke maatregelen, die het onderwijs tot 1930 zullen drukken zijn onveranderd van kracht gebleven en zullen van schadelijken invloed op de volksontwikkeling blijken te zijn, als de tegenwoordige jeugd is gerijpt tot man en vrouw. De inkorting van den verplichten leertijd, het vervallen van het 7de leerjaar, het be moeilijken van het inrichten van het ver volgonderwijs, de vergrooting der klassen, het zijn maatregelen die de cullureele ont wikkeling van het Nederlandsche volk in de naaste toekomst voor een lange periode zullen belemmeren. Ten aanzien van de salarisregeling is er een ongunstige veran dering. De salarisregeling verwekt schrome lijke onbillijkheden ,een groot aantal col lega's werden in ongunstiger positie ge bracht dan in 1913. De regeering zag ten slotte zelf in dat de ontworpen regeling, product van Coiijn-en Westerveld, zoo maar niet kon worden doorgevoerd en ze bepaalde dat de regeling voor 1925 zou worden ver zacht door een evenlueele toeslag toe te kennen, zoodat aan gehuwden 70 pGt. en aan ongehuwden 80 pCt. van het genoten salaris zou worden uitgekeerd. Voor 1926 weten we nog niet wat ons boven het hoofd hangt, het besluit kan in zijn volle omvang worden toegepast en dan wordt voor zeer velen de toestand totaal onhoudbaar. Mei geheel ons hart, aldus spr., hopen wij dat een zonnig optimisme de onderwijzers spoedig mag bezielen, omdat - hun positie verbeterd en het hun aangedane onrecht is hersteld. Een zonnig optimisme niet alleen omdat deze dan te boven komen de finan- cieele zorgen, waartoe de regeering *&ns heeft veroordeeld, maar meer nog, omdat we dan weer recht en billijkheid in onzen Nederlandschen Staat zullen herkennen. En dit laatste is voor ons onderwijzers van nog grooler beteekenis dan het eerste. En zelfs niet voor ons alleen, maar voor beel het toekomstigvolk. Wij hebben onze leer lingen op te voeden tot alle Christelijke en maatschappelijke deugden, daartoe behoo- ren toch zeker ook onder andere trouw aan het gegeven woord .eerbied voorde gestelde machten. Wanneer we nu zien hoe de bo ven ons gestelde machten gespeeld hebben mot het ons plechtig gegeven woord, hoe ze ons ambtenaren-onderwijzers die geen mid del van verweer hebben, hebben bejegend dan wordt het uiterst moeilijk de verschul digde eerbied zelf te behouden en die bij de leerlingen aan te kweeken. Ons genootschap heeft steeds bij hun leerlingen ook boven ge noemde deugden aangekweekt. Wij zijn daarom gerechtigd een waarschuwende stem te laten hoor on. De maatregelen van de lieeren Coiijn en Westerveld drijven de onderwijzers in den opslandigen hoek. De minister zal voorze ker niet van ganscher harte hebben meege werkt aan de verslechtering van het on derwijs en de verslechtering van de salaris- positie. Spr. denkt zelfs dat hij eerder met tegenzin in die gevallen zijn medewerking verleende, want minister de Visser .was niet alleen een welwillend bewindsman die in ruim opzicht belang stelde in de ontwikke ling van het onderwijs en evenzeer in de belangen van de onderwijzers Met blijd schap maakte spr. melding van een zeer be langrijke daad van den minister, diens laat ste regeeringsdaad van beteekenis, de in stelling van de bijzondere commissie voor Georganiseerd Overleg in Onderwijszaken. Hij eindigde met den oproep: Op voor goed onderwijs: op voor goede onderwijzersposi tie: moge de arbeid van den nieuwen mi nister er binnenkort toe leiden dat we die oproep als vrijwel overbodig niet meer be hoeven te doen hooren. De voorzitter heette vervolgens welkom den hoofdinspecteur, dr. Nijhof, den ins^ teur dr. A. I. Kan. den heer S. Lever, lid van den Raad van Assen, vertegenwoordiger van verschillende instellingen en het oud hoofdbestuurslid, den heer Walthuis, als mede de heeren Kniere, vertegenwoordiger van de leeraren bij het nijverheidsonder wijs enz.. H. de Vries te Amsterdam, voor zitter van den Nederl. Oudersraad. De vergadering benoemde den heer Mie ras, die reeds 25 jaar vice-voorzitter van het RECLAME. 1710 T* N.V.HGLLANW CHOCOLADE-F, Genootschap is geweest tot lid van verdien ste van het Genootschap. Aan de orde kwam vervolgens het voor stel van de afdeeling 's-Gravenhage dat het N. O G. verklaart zich tegen de financieel e gelijkstelling tus&hen openbaar en bijzon der onderwijs. De afdeeling 'e-Gravenhage nam het voor stel terug De afdeeling Amsterdam ^betoogde dat lhan9 mei het nieuw ministerie groot gevaar dreigt voor het openbaar onderwijs. De af deeling Amsterdam wil daarom het principe van den Haag. doch in andere praktijk. De afd. Haarlem nam het voorstel-Den Haag over. "De heer De Vries (H.-B.) zeide dat Am sterdam accoord gaat met het praeadvies van het hoofdbestuur. De heer Leving (H.-B.) behoort tot de en kelen uit hel hoofdbestuur die op het stand punt Den Haag slaan en zeide het noodza kelijk te vinden dat het N. O. G. zich uit spreekt tegen gelijkstelling. De schoolstrijd is vroeger openlijk gevoerd, zeide spr., doch thans geschied deze ondergrondsch. Nadat nog Verschillende heeren over deze zaak het woord hadden gevoerd werd het amendement Amsterdam in stemming ge bracht en aangenomen, dit voorstel luidt: Hel N. O. G. verklaart zich tegen de finan- cieele gelijkstelling tusschen openbaar en bijzonder onderwijs, zooals die op het oogenblik in de wet belichaamt is en ver zoekt het H B. een commissie te benoemen die zal onderzoeken wat het N. O. G. in dezen te doen heeft. Nederl. Vereen, tot afschaffing van Alcoholhoudende dranken. In de be Leeuwarden gehouden 90sle alge meene vergadering van de Ned. Vereeni- ging tot afschaffing van alcoholhoudende dranken kwam ook in bespreking cte lei ding van het hoofdbestuur. Hierover ont spon zidh een warm debat. Op die vraag hoe het staal met drank en school werd geantwoord, dat de com missie na de vacantie aan het werk zal gaan, door zich te wenden lot onderwij zers, leeraars en de ouderavonden. Een voorstel werd aangenomen, waarin het hoofdbestuur weid opgedragen, stappen te doen tot een fusie van de niet-confessio- neele algemeene onihoudersvereenigingen. Benoemd zijn tot lid van hel hoofdbestuur de heeren E. J. Jansen, mr. 't Laar te Gro ningen, M. Braaksma te Leeuwarden en L. M. Hermans te Arnhem. Aan de orde waren vervolgens de stellin gen inzake het lapverbod waarvan wij de belangrijkste vermelden: Op grond van de beslaande juri^Pi udonlid is die bevoegdiheid van gemeenteraden om tap verboden voor uitsluitend sterke, zoowel als voor alle alcOholik>udende dranken uit te vaardigen.-boven eiken twijfel verheven. Ter voorkoming van willekeur is gewoon lijk een algemeen tapverbod te verkiezen boven een vervroegd sluitingsuur met be voegdheid aan den burgemeester, om van de vroegere sluiting ontheffing te verleencn, onder voorwaarde, dat geon alcoholica wor den verstrekt. Een taipverbod voor alle alcoholhoudende dranken is te verkiezen boven een voor uit sluitend 9tcrke dranken, o. a. ter wille van de mogelijkheid eener doeltreffende con- tröle. Niettemin kan een lapverbod voor uit sluitend sterke dranken niet worden afge wezen, waar wij cr mee genoegen nemen, dal de plaatselijke keuze, zooals die in liet wetsontwerp-Rutgers is belichaamd, zich tot die dranken beperkt. Indien plaatselijke keuze in de wel is ge bracht, worde behalve met de genoemde om standigheden rekening gehouden met het volgende A. in gemeenten waar plaat-selijke keuzo tot verbod heeft geleid, blijft tapverbod noo dig voor de resteerende vergunningen en verloven B. in gemeenten waar op redelijken grond binnen afzienbaren lijd verbod te wachten is, verdient het aanbeveling niet voor oen tapverbod te ijveren, omdat de invoering daarvan wellicht de komst van een alge meen verbod zou tegenhouden C. Ln gemeenten waar de plaatselijke keuze niet m practijk wordt gebracht of niet tot het gewensohte resultaat heeft geleid, geldit het in B genoemde bezwaar niet. De vergadering heeft zich hiermee ver- oenigd. De bepaling van de plaats voor de alge meene vergadering van 1926 werd overge laten aan het dagelijksch bestuur. Algemeene Synode der Nederl. Herv. Kerk. De Algemeene Synodale Commissie wordt in dé 18e zitting op verzoek van den Pen sioenraad gemachtigd, spoedeischende za ken, liet reglement op hel pensioenfonds betreffende, af te doen. In behandeling komt het rapport van den heer Brunink over een motie van dc reor- ganisatiecommissie der classis Amsterdam, met algem. 9lemmcn aangenomen in haar vergadering van 11 Juni 1925 te Utrecht. In die motie wordt uitgesproken, dat de commissie in aansluiting aan hel protest der classis Amsterdam van 1816, dit pro test tegen de organisatie 1816/1853 her» Toen ik in September 1919 mij voor den eersten keer naar Gamtredi, bij Batum, be gaf, nestelde zich daar nog de Roode Garde maar tijdens mijn oponthoud werd zij ver dreven en gelukte het mij de belangen, van pijn fabriek in zooverre te ordenen, dat ik mij eenige maanden later opnieuw naar den Kaukasus kon begeven, om de zaken tot een goed einde te brengen. Reeds in September waren de paar hotels ▼an Batum propvol. De stad was eenvoudig overstroomd door vele Spaansche Joden uit Konstantinopel en Saloniki. Armeniërs, Ita lianen, Franschen, Engelschen en door ons, Zwitsers, die allen nog het gunstige oogen blik voor waren-uitwisseling wilden gebrui ken. Het was absoluut onmogelijk een on derkomen te vinden en het laatste gat was bezet. •AJs ik nog hopen wilde, mijn vermoeid hoofd ergens te ruste te kunnen leggen, mocht ik niet kiesckkeurig zijn. Met vreug de maakte ik daarom gebruik van de aan beveling van een zakenvriend aan een pope en begaf mij tegen den avond daarheen. Hij ontving mij in priestergewaad, waar op een gouden Andreas-kruis prijkte. Hij was een buitengewoon imponecrcnd grijs aard; edel waren zijn gelaatstrekken dicht, ineeuwwit haar golfde op zijn schouders eri een grijze board bedekte zijn borst. Met zachte stem vroeg hij mij naar mijn ▼erlangen. Toen ik dit had meegedeeld, Schudde hij spijtig zijn patriarchenhoofd. Hiji had de laatste slaapgelegenheid reeds weken te voren aan vreemden afgestaan. pat was voor mij een slag, want nu bleef mij niets anders over man in het voorportaal. Van het station, dat nachten achteréén een twijfelachtige keur van allerhande Kauka- Bische volksstammen en de daarbij behoo- Jende fauna herbergde, een onderkomen te eoeken. Ik vertelde dit den Batuschka (geestelijke) en wij geraakten in een leven dig gesprek, in den loop waarvan hij mij veel interessants over de Kaukasische berg- bevolking en over zijn ambtelijk werk wist mee te deeden. Het glanspunt van zijn leven was geweest het bezoek van Tsaar Alexan der III aan zijn bergdorpje, die zooveel be hagen in hem had gevonden, dat hij mee naar Petersburg was genoiaen, waar hij in de Isaac-kerk de Paaschmis had mogen ce- lebreeren. Toen ik mij aan den geestelijke als Zwit ser bekend maakte, had hij mij bijna uit louter sympathie in zijn armen gedrukt hij toonde zich bijzonder op de hoogste vau ons land en het speet hem nu dubbel, dat hij mij geen gastvrijheid kon verleenen. Plotseling brak hij zijn gesprek af, keek mij doordringend aan en zei: „Wacht eens even... misschien is er toch nog een onderkomen voor u. Maar eerst een vraag: Is u bijgeloovig?" Deze wonderlijke vraag wekte in mij, verlichte zoon van Helvetia, die met goed gevolg de scholen van lager- en middelbaar onderwijs had doorloopen, groote vroolijk- heid. Ik verklaarde hem frank en vrij, dat ik tot dusver het griezelen niet geleerd had en heelemaal niets voor spiritisme en dat alles voelde. „Goed", antwoordde de geestelijke la chend, „dan bent u geholpen. Als u dus hier wil overnachten, zal ik u de slaap plaats aanwijzen." Blij over de eindelijk verzekerde nacht rust ging ik nog eenigen tijd uit cn tegen elf uur meldde ik mij bij den Batuschka, Met een kaars in de band leidde hij mij in de niet ver van zijn woning gelegen ka pel. Hier wees hij naar een met een kleed bedekte plank, die men vóór het altaar der ruime kapel over een paar stoelen had ge legd, wenschte mij goeden nacht en ver dween. In het flikkerend licht van het kaare stompje, dat achtergelaten was, nam ik mijn vreemdsoprtig slaapvertrek nu eens wat meer van nabij op. Aan den muur ach ter het hoofdeinde van mijn schraag, was het altaar met allerhande kerkgerei: aan den linkschen zijmuur vier hooge, Byzan- tijnsche venstersdo rechterzijwand was heelemaal kaal. Ik had in deze streken al zóó veel moeten doormaken, dat mij verder de wonderlijkheid der slaapgelegenheid niet al te zeer opviel. Dus voltooide ik de bedoeling van mijn „bed" met mijn reis- kussen en reisdeken en strekte mij uit. En ofschoon mijn sponde allesbehalve zacht te noemen was, voelde ik mij toch als in Abra hams schoot en sliep ik weldra in Middernacht was misschien even voorbij, toen ik door een onguur huilen gewekt werd. Naa-» alle waarschijnlijkheid waren deze ongezellige geluiden toch niet in staat geweest mij uit mijn gezonden slaap te wekken, als niet gelijktijdig iets tegenstan dig koudvochtigs mijn gezicht had aange raakt. 't Kwam mij voor of een ijzige haucr langs mijn voorhoofd en wang had gestre ken. Nog half in slaap greep ik naar het ding en slingerde het van mij. Heelemaal wakker nu maakte mij het voortdurend gehuil be paald zenuwachtighet scheen nu eens van verre, dan weer van heel dichtbij te komen. Geergerd wierp ik mij op mijn anderen kant ennu drong zeer duidelijk het geluid van klappertanden tot mijn oor door 't Heele geval begon me nu toch vrij onge zellig te worden, te meer," waar ik mij de vraag van den priester herinnerde, waar ik in den beginnen niet direct acht op had ge slagen, n.l. of ik bijgcloovig was. Ik spalkte mijn oogen wijd open, maar sloot ze onmid dellijk weer, want in de ruimte vóór me had ik schaduwen zien bewegen. Ik bleef een tijdje rustig liggen en over legde bij mezelf of ik niet misschien wakend droomde, zooals dit wel meer voorkomt. Maar het lang-uitgerekte gehuil huu1 huuwas heusdh geen verbeelding ea ten overvloede overtuigde mij het zeer we- j zenlijke pijn-gevoel, dat ik ondervond, toen ik mij in den bovenarm kneep, dat ik wak ker was en niet droomde. I Het heele geval kwam mij al te mal voor I en ik wilde opheldering hebben. Ik sprong dus van mijn baar overeind en constateerde tot mijn schrik, dat mijn bruuske beweging achter mij een extra luid geklappertand ten gevolge had. Ik staarde onbeweeglijk voor me uit en werkelijk ontwaarde ik ia een valen lichtcirkel tegen den kalen muur de j dansende schaduwen. Ik zag een gestalte met een vreeselijk lange speer, die twee andere gestalten het lichaam doorboorde, zoodat er zelfs nog een. stuk speer van ach ter uitkwam. Deze twee gedaanten echter sloegen, alsof hun niets was overkomen, met vreemdsoortig gerei in het rond. Meerdere gestalten hurkten op den grond, verdwenen en verschenen afwisselend. Een pantser-ach- tig dier vulde de groep aandaarbij ge voegd het door merg een been dringend ge huil, huuhuuhoewel tijdelijk het klappertanden verstomd was. Snel stak ik het kaarsstompje aan plotseling waren de geesten weg. Maar het gehuil hield aan. Ik luisterde gespannen, totdat mij opeens een licht opginghet huilen kwam zonder twijfel van den vuurtoren, waarvan dc mist horen in werking gesteld was, want aan den noordelijken oever van de Zwarte Zee zijn er vaak dichte nevelen. Ik moest glimlachen Het eene spook was dus gelukkig ontzenuwd. Nu kwam het er nog op aan de beide andere te lijf gaan. Ik loerde opmerkzaam rond, en speurde langs den fteenen vloer een reuzen exemplaar van een duizendpoot krabbelde er rondGeen twijfel meer: dat was de ijzige hand, die mij te voren langs mijn ge zicht had gestreken en die ik vol afschuw van mij had geslingerd Eenig3zins bevredigd liet ik mij opnieuw op mijn harde sponde neervallen. Maar jk liet mij nu niet meer van mijn stuk bren gen; inderdaad werd ik nu gewaar, met be hulp van mijn eindje kaars, dat dit nare ge luid achter mij door niets anders veroor zaakt werd dan door een zacht beven en trillen van het altaargerei, dat telkens in beweging kwam, als ik mij op mijn baar i ronddraaide. Nu bleef nog over de ontmaskering der spookgestalten op den kalen muur. Ik kon er niet direct achter komen. Tevergeefs zag ik nog eens nauwkeurig de I kale kapel rond. Niets verdac-hts viel er to ontdekken. Ten slotte kroop ik naar mijn I sponde terug, grinnikte over het opnieuw inzetten van het klappertanden achter mij cu blies het licht uit. Direct daarop hervatten de spookgedaan- ten haar vreemde capriolen, maar dezen I keer beschouwde ik zo met bewuste kocl- blocdigheid en toon ik een blik wierp naar j de zijde van het raam, werd mij opeens j alles duidelijk. Buiten op een plat dak, schuin tegenover mij, verrichtte een groep Turksche werklui de een of andere nachte karwei. Achter hen scheen dc maan en wierp haar schaduwen door het hooge venster juist op den kalen muurHet laatste raadsel was daarmee nu ook opgelost Ik lei mij nu onverschillig op één oor en verheugde mij in een prachtigen slaap, tot zonnestralen inplaats van het spookachtig maanlicht, door het venster drongen en mij wekten. Ondanks het nachtelijk avontuur stond ik verkwikt oj> r-n begaf mij naar den gees telijke. Hij bood mij plechtig zijn morgen groet en vroeg mij met een twijfelachtig lachje of ik goed gerust had. Ik stemde to6 en schilderde hem mijn spoken-ontmaskering waarbij ik, als verlicht Zwitser, dien ik nu eenmaal ben, niet nalalen kon er bij te voe gen, dat wat er overdag in de kapel ge beurde zeker beelwat geheimzinniger wag dan het nachtspook. Achteraf heb ik deze ongepaste opmerking betreurd en ik wil maar hopen, dat Batusofi ka zich er niet veel vair heeft aangetrokken, want voor zijn gastvrijheid ben ik hem gro5» ten dank verschuldigd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 5