CENTS
VRAAGT STEEDS
Mo. 20061.
LEIOSCH DAGBLAD, Woensdag 5 Augustus
Tweede Blad. Anno 1925.
BINNENLAND.
[ZWITSER
DE
KWALITEITSreeê»
FEUILLETON.
EEN SPOOKNACHT.
Het nieuwe Kabinet
Gistermiddag heeft de overdracht plaats
gehad van de ministerportefeuilles aan het
nieuwe ministerie. De minister-president,
fle heer Coiijn, nam tevens ad interim over
4e portefeuille van koloniën.
De nienwe Minister van Koloniën.
Het „Bat Nieuwsblad" wenscht Indië
geluk met de bereidverklaring van den heer
(\Velter, om het ministerschap van Koloniën
te aanvaardenhet noemt dezen bewinds
man iemand, die doorkneed is in Kegec-
rings- en Bestuurszaken en een der meest
gewaardeerde raadsleden van de Indische
Regeering en die gelegenheid gehad heeft
nauwkeurig na te gaan, welke ministerieele
leiding Indië noodig heeft.
Volgens de „Javabode" behoort de heer
Welter tot die mannen, die ten gevolge
yan de snelle ontwikkeling onder alle om
standigheden het hoofd niet hebben verlo
ren, maar zich rekenschap hebben gegeven
yan de beginselen, welke de grondslagen
eijn onzer moderne koloniale politiek.
Het „Nieuws van den Dag v. Ned.-In
dië" noemt den heer Welter een hard wer
ker, wiens persoonlijke bekendheid met op
den voorgrond tredende figuren en figu
ranten van liet Indische tooneel van groot
gemak is bij het beoordeelen op een af
stand, van betgeen zich in Indië afspeelt.
De ministerieele ruil is voor Indië stellig
geen verliesmeer dan iD den Raad van
Indië zal dc heer Wel ter als minister het
land en het volk dezer gewesten van dienst
Mjjd (Ancta).
MINISTER WELTER.
Feesten te Dillenbnrg.
Zondag werd te Dillenburg de dag her
dacht, waarop voor 50 "jaar tusschen de
giïnen van het oude slot, waar Willem de
wijger geboren werd, de Willemstoren was
gesticht.
Uit Nederland waren, behalve de comité-
leden van der Hoop van Slochteren, J. Mus
en dr. Lasonder, nog een aantal belangstel
lenden gekomen, onder wie prof. Blok. oud-
hoogleeraar uit Leiden.
Uit Menton was overgekomen dr. Francken
flie vijftig jaar geleden, met zijn vader, den
Rottepdamschen predikant, bij de inwijding
van den Willemstoren aanwezig was ge
weest.
Twee Engel9che gasten waren er ook;
een van haar was Marjorie Bowen, de be
kende schrijfster van I will maintain en
andere romans, handelende over de Neder-
landsche geschiedenis.
De gasten werden welkom geheeten in
een bijeenkomst in de manége. Heel Dillen
burg was aanwezig.
Veel hartelijke welkomstwoorden werden
uitgesproken en dr. Dönges, de welbekende
historieschrijver, was de ziel van alles. De
heer van der Hoop van Slochteren dankte
voor de ontvangst en prof. Blok sprak tot
de Duitsche jeugd om.haar te zeggen, dat
trouwe arbeid een der eerste factoren is *>m
het land op te heffen.
Met geestdrift werd het Wilhelmus ge
zongen.
In de kerk hield dr. Callenbach uit Rot
terdam de feestrede.
Na de godsdienstoefening begaf men^zich
naar den Willemstoren, waar de heeren
Weidenbach, Dönge3 en van der Hoop van
Slochteren het woord voerden.
Een middagmaal vereenigde de Neder-
landsche en Engelsche gasten met de Duit
sche gastheeren.
Salarissen Rijkspersoneel.
Krachtens het Bezoldigingsbesluit 1925
wordt de bijslag voor de rijksambtenaren,
die door de bezuiniging meer dan 10 pCt.
in inkomen zouden dalen, alleen over 1925
uitgekeerd. Naar het „Hbl." verneemt, is op
de door de departementen ontworpen be
grooting voor 1926 op het behoud van dien
bijslag gerekend, hetgeen wel niet zonder
voorkennis van den minister van financiën
zal geschied zijn.
„De Morgen" vult het bericht van het
„Hdbl." aan met de mededeeling, dal niet
alleen over 1926 de bijslag gehandhaafd
blijft, doch dat de thans geldende regeling
veilig zal worden gesteld tegen de mogelijk
heid van een wijziging alleen bij ministe
rieel besluit.
Bovendien schijnt men, volgens het blad,
mei roden te mogen verwachten, dat de her
ziening van het Bezoldigingsbesluit in ruim-
harligen geest zal geschieden.
Werkloosheidsverzekering
De Minister van Arbeid, Handel en Nij
verheid heeft aan de besturen der gesubsi
dieerde vereenigingen met werkloozenkas
volgende circulaire betreffende uitkeering
van loon of vergoeding in geval van werk
loosheid gezonden, terwijl van deze circu
laire tevens wordt kennis gegeven aan de
besturen der gemoenten, toegetreden lot de
in hel Werkloosheidsbesluit 1917 vervatte
bepaling:
In de reglementen der werkloozenkassen
komt de volgende bepaling voor:
„Indien in geval van werkloosheid loon
i of vergoeding wordt uitgekeerd, wordt al
leen dan uitkeering uil de kas verstrekt,
indien dat loon of die vergoeding minder
I bedraagt dan 70 pel. der gemiddelde dage-
I lijksche verdienste, met dien verslande, dat
I het bedrag der uitkeering, vermeerderd met
het loon of de vergoeding, het maximum
bedrag van 70 pet. der gemiddelde dagolijk-
j sche verdienste niet mag overschrijden".
I Naar aanleiding van een onlangs voor
gekomen geval, vestig ik er uwe aandacht
op, dat, wanneer een lid der werkloozen-
kas uitkeering uit zijne werkloozenkas ont
ving, en later al dan niet ingevolge een
een rechterlijke uitspraak, van zijnen werk
gever nog loon of vergoeding ontvangt over
dagen, na zijn ontslag vallende, over welke
hij uitkeering heeft genoten, bovenaange
haalde bepaling alsnog toepasselijk moet
worden geacht, en de verstrekte uit-
keeringen door het lid in de werkloozcnkas
moeten worden teruggestort
Nederlandsch Onderwijzersgenootschap.
Gisteren en vandaag wordt te Assen de
79ste algemeene vergadering van het Ne
deriandsch Onderwijzers-Genootschap ge
houden. Nadat den avond te voren de ont
vangst van de afgevaardigden had plaats
gehad, is gistermorgen het hoofd- en afdee-
lingsbesluur door het gemeentebestuur van
Assen officieel ten stadhui ze ontvangen.
De burgemeester, mr. J. Lohman sprak
een welkom.
De voorzitter van het hoofdbestuur, dc
heer H J. Bon, dankte.
's Middags werd de algemeene vergade
ring geopend. De voorzitter hield een rede,
waarin hij begon te zeggen, dat het hem al
weer niet vergund was de algemeene ver
gadering te openen met een woord waaruit
dank spreekt voor het nemen van maatrege
len, die het onderwijs verheffen en de po
sitie der onderwijzers verbeteren, want
zulke maatregelen zijn sinds de vorige al
gemeene vergadering niet genomen. De wet
telijke maatregelen, die het onderwijs tot
1930 zullen drukken zijn onveranderd van
kracht gebleven en zullen van schadelijken
invloed op de volksontwikkeling blijken te
zijn, als de tegenwoordige jeugd is gerijpt
tot man en vrouw.
De inkorting van den verplichten leertijd,
het vervallen van het 7de leerjaar, het be
moeilijken van het inrichten van het ver
volgonderwijs, de vergrooting der klassen,
het zijn maatregelen die de cullureele ont
wikkeling van het Nederlandsche volk in
de naaste toekomst voor een lange periode
zullen belemmeren. Ten aanzien van de
salarisregeling is er een ongunstige veran
dering. De salarisregeling verwekt schrome
lijke onbillijkheden ,een groot aantal col
lega's werden in ongunstiger positie ge
bracht dan in 1913. De regeering zag ten
slotte zelf in dat de ontworpen regeling,
product van Coiijn-en Westerveld, zoo maar
niet kon worden doorgevoerd en ze bepaalde
dat de regeling voor 1925 zou worden ver
zacht door een evenlueele toeslag toe te
kennen, zoodat aan gehuwden 70 pGt. en
aan ongehuwden 80 pCt. van het genoten
salaris zou worden uitgekeerd. Voor 1926
weten we nog niet wat ons boven het hoofd
hangt, het besluit kan in zijn volle omvang
worden toegepast en dan wordt voor zeer
velen de toestand totaal onhoudbaar.
Mei geheel ons hart, aldus spr., hopen wij
dat een zonnig optimisme de onderwijzers
spoedig mag bezielen, omdat - hun positie
verbeterd en het hun aangedane onrecht is
hersteld. Een zonnig optimisme niet alleen
omdat deze dan te boven komen de finan-
cieele zorgen, waartoe de regeering *&ns
heeft veroordeeld, maar meer nog, omdat
we dan weer recht en billijkheid in onzen
Nederlandschen Staat zullen herkennen. En
dit laatste is voor ons onderwijzers van
nog grooler beteekenis dan het eerste. En
zelfs niet voor ons alleen, maar voor beel
het toekomstigvolk. Wij hebben onze leer
lingen op te voeden tot alle Christelijke en
maatschappelijke deugden, daartoe behoo-
ren toch zeker ook onder andere trouw aan
het gegeven woord .eerbied voorde gestelde
machten. Wanneer we nu zien hoe de bo
ven ons gestelde machten gespeeld hebben
mot het ons plechtig gegeven woord, hoe ze
ons ambtenaren-onderwijzers die geen mid
del van verweer hebben, hebben bejegend
dan wordt het uiterst moeilijk de verschul
digde eerbied zelf te behouden en die bij de
leerlingen aan te kweeken. Ons genootschap
heeft steeds bij hun leerlingen ook boven ge
noemde deugden aangekweekt. Wij zijn
daarom gerechtigd een waarschuwende stem
te laten hoor on.
De maatregelen van de lieeren Coiijn en
Westerveld drijven de onderwijzers in den
opslandigen hoek. De minister zal voorze
ker niet van ganscher harte hebben meege
werkt aan de verslechtering van het on
derwijs en de verslechtering van de salaris-
positie. Spr. denkt zelfs dat hij eerder met
tegenzin in die gevallen zijn medewerking
verleende, want minister de Visser .was niet
alleen een welwillend bewindsman die in
ruim opzicht belang stelde in de ontwikke
ling van het onderwijs en evenzeer in de
belangen van de onderwijzers Met blijd
schap maakte spr. melding van een zeer be
langrijke daad van den minister, diens laat
ste regeeringsdaad van beteekenis, de in
stelling van de bijzondere commissie voor
Georganiseerd Overleg in Onderwijszaken.
Hij eindigde met den oproep: Op voor goed
onderwijs: op voor goede onderwijzersposi
tie: moge de arbeid van den nieuwen mi
nister er binnenkort toe leiden dat we die
oproep als vrijwel overbodig niet meer be
hoeven te doen hooren.
De voorzitter heette vervolgens welkom
den hoofdinspecteur, dr. Nijhof, den ins^
teur dr. A. I. Kan. den heer S. Lever, lid
van den Raad van Assen, vertegenwoordiger
van verschillende instellingen en het oud
hoofdbestuurslid, den heer Walthuis, als
mede de heeren Kniere, vertegenwoordiger
van de leeraren bij het nijverheidsonder
wijs enz.. H. de Vries te Amsterdam, voor
zitter van den Nederl. Oudersraad.
De vergadering benoemde den heer Mie
ras, die reeds 25 jaar vice-voorzitter van het
RECLAME.
1710
T* N.V.HGLLANW
CHOCOLADE-F,
Genootschap is geweest tot lid van verdien
ste van het Genootschap.
Aan de orde kwam vervolgens het voor
stel van de afdeeling 's-Gravenhage dat het
N. O G. verklaart zich tegen de financieel e
gelijkstelling tus&hen openbaar en bijzon
der onderwijs.
De afdeeling 'e-Gravenhage nam het voor
stel terug
De afdeeling Amsterdam ^betoogde dat
lhan9 mei het nieuw ministerie groot gevaar
dreigt voor het openbaar onderwijs. De af
deeling Amsterdam wil daarom het principe
van den Haag. doch in andere praktijk.
De afd. Haarlem nam het voorstel-Den
Haag over.
"De heer De Vries (H.-B.) zeide dat Am
sterdam accoord gaat met het praeadvies
van het hoofdbestuur.
De heer Leving (H.-B.) behoort tot de en
kelen uit hel hoofdbestuur die op het stand
punt Den Haag slaan en zeide het noodza
kelijk te vinden dat het N. O. G. zich uit
spreekt tegen gelijkstelling. De schoolstrijd
is vroeger openlijk gevoerd, zeide spr., doch
thans geschied deze ondergrondsch.
Nadat nog Verschillende heeren over deze
zaak het woord hadden gevoerd werd het
amendement Amsterdam in stemming ge
bracht en aangenomen, dit voorstel luidt:
Hel N. O. G. verklaart zich tegen de finan-
cieele gelijkstelling tusschen openbaar en
bijzonder onderwijs, zooals die op het
oogenblik in de wet belichaamt is en ver
zoekt het H B. een commissie te benoemen
die zal onderzoeken wat het N. O. G. in
dezen te doen heeft.
Nederl. Vereen, tot afschaffing van
Alcoholhoudende dranken.
In de be Leeuwarden gehouden 90sle alge
meene vergadering van de Ned. Vereeni-
ging tot afschaffing van alcoholhoudende
dranken kwam ook in bespreking cte lei
ding van het hoofdbestuur. Hierover ont
spon zidh een warm debat.
Op die vraag hoe het staal met drank
en school werd geantwoord, dat de com
missie na de vacantie aan het werk zal
gaan, door zich te wenden lot onderwij
zers, leeraars en de ouderavonden.
Een voorstel werd aangenomen, waarin
het hoofdbestuur weid opgedragen, stappen
te doen tot een fusie van de niet-confessio-
neele algemeene onihoudersvereenigingen.
Benoemd zijn tot lid van hel hoofdbestuur
de heeren E. J. Jansen, mr. 't Laar te Gro
ningen, M. Braaksma te Leeuwarden en L.
M. Hermans te Arnhem.
Aan de orde waren vervolgens de stellin
gen inzake het lapverbod waarvan wij de
belangrijkste vermelden:
Op grond van de beslaande juri^Pi udonlid
is die bevoegdiheid van gemeenteraden om
tap verboden voor uitsluitend sterke, zoowel
als voor alle alcOholik>udende dranken uit
te vaardigen.-boven eiken twijfel verheven.
Ter voorkoming van willekeur is gewoon
lijk een algemeen tapverbod te verkiezen
boven een vervroegd sluitingsuur met be
voegdheid aan den burgemeester, om van
de vroegere sluiting ontheffing te verleencn,
onder voorwaarde, dat geon alcoholica wor
den verstrekt.
Een taipverbod voor alle alcoholhoudende
dranken is te verkiezen boven een voor uit
sluitend 9tcrke dranken, o. a. ter wille van
de mogelijkheid eener doeltreffende con-
tröle.
Niettemin kan een lapverbod voor uit
sluitend sterke dranken niet worden afge
wezen, waar wij cr mee genoegen nemen,
dal de plaatselijke keuze, zooals die in liet
wetsontwerp-Rutgers is belichaamd, zich
tot die dranken beperkt.
Indien plaatselijke keuze in de wel is ge
bracht, worde behalve met de genoemde om
standigheden rekening gehouden met het
volgende
A. in gemeenten waar plaat-selijke keuzo
tot verbod heeft geleid, blijft tapverbod noo
dig voor de resteerende vergunningen en
verloven
B. in gemeenten waar op redelijken grond
binnen afzienbaren lijd verbod te wachten
is, verdient het aanbeveling niet voor oen
tapverbod te ijveren, omdat de invoering
daarvan wellicht de komst van een alge
meen verbod zou tegenhouden
C. Ln gemeenten waar de plaatselijke
keuze niet m practijk wordt gebracht of niet
tot het gewensohte resultaat heeft geleid,
geldit het in B genoemde bezwaar niet.
De vergadering heeft zich hiermee ver-
oenigd.
De bepaling van de plaats voor de alge
meene vergadering van 1926 werd overge
laten aan het dagelijksch bestuur.
Algemeene Synode der Nederl. Herv. Kerk.
De Algemeene Synodale Commissie wordt
in dé 18e zitting op verzoek van den Pen
sioenraad gemachtigd, spoedeischende za
ken, liet reglement op hel pensioenfonds
betreffende, af te doen.
In behandeling komt het rapport van den
heer Brunink over een motie van dc reor-
ganisatiecommissie der classis Amsterdam,
met algem. 9lemmcn aangenomen in haar
vergadering van 11 Juni 1925 te Utrecht.
In die motie wordt uitgesproken, dat de
commissie in aansluiting aan hel protest
der classis Amsterdam van 1816, dit pro
test tegen de organisatie 1816/1853 her»
Toen ik in September 1919 mij voor den
eersten keer naar Gamtredi, bij Batum, be
gaf, nestelde zich daar nog de Roode Garde
maar tijdens mijn oponthoud werd zij ver
dreven en gelukte het mij de belangen, van
pijn fabriek in zooverre te ordenen, dat
ik mij eenige maanden later opnieuw naar
den Kaukasus kon begeven, om de zaken
tot een goed einde te brengen.
Reeds in September waren de paar hotels
▼an Batum propvol. De stad was eenvoudig
overstroomd door vele Spaansche Joden uit
Konstantinopel en Saloniki. Armeniërs, Ita
lianen, Franschen, Engelschen en door ons,
Zwitsers, die allen nog het gunstige oogen
blik voor waren-uitwisseling wilden gebrui
ken. Het was absoluut onmogelijk een on
derkomen te vinden en het laatste gat was
bezet.
•AJs ik nog hopen wilde, mijn vermoeid
hoofd
ergens te ruste te kunnen leggen,
mocht ik niet kiesckkeurig zijn. Met vreug
de maakte ik daarom gebruik van de aan
beveling van een zakenvriend aan een pope
en begaf mij tegen den avond daarheen.
Hij ontving mij in priestergewaad, waar
op een gouden Andreas-kruis prijkte. Hij
was een buitengewoon imponecrcnd grijs
aard; edel waren zijn gelaatstrekken dicht,
ineeuwwit haar golfde op zijn schouders
eri een grijze board bedekte zijn borst.
Met zachte stem vroeg hij mij naar mijn
▼erlangen. Toen ik dit had meegedeeld,
Schudde hij spijtig zijn patriarchenhoofd.
Hiji had de laatste slaapgelegenheid reeds
weken te voren aan vreemden afgestaan.
pat was voor mij een slag, want nu bleef
mij niets anders over man in het voorportaal.
Van het station, dat nachten achteréén een
twijfelachtige keur van allerhande Kauka-
Bische volksstammen en de daarbij behoo-
Jende fauna herbergde, een onderkomen te
eoeken. Ik vertelde dit den Batuschka
(geestelijke) en wij geraakten in een leven
dig gesprek, in den loop waarvan hij mij
veel interessants over de Kaukasische berg-
bevolking en over zijn ambtelijk werk wist
mee te deeden. Het glanspunt van zijn leven
was geweest het bezoek van Tsaar Alexan
der III aan zijn bergdorpje, die zooveel be
hagen in hem had gevonden, dat hij mee
naar Petersburg was genoiaen, waar hij in
de Isaac-kerk de Paaschmis had mogen ce-
lebreeren.
Toen ik mij aan den geestelijke als Zwit
ser bekend maakte, had hij mij bijna uit
louter sympathie in zijn armen gedrukt
hij toonde zich bijzonder op de hoogste vau
ons land en het speet hem nu dubbel, dat
hij mij geen gastvrijheid kon verleenen.
Plotseling brak hij zijn gesprek af, keek
mij doordringend aan en zei:
„Wacht eens even... misschien is er toch
nog een onderkomen voor u. Maar eerst
een vraag: Is u bijgeloovig?"
Deze wonderlijke vraag wekte in mij,
verlichte zoon van Helvetia, die met goed
gevolg de scholen van lager- en middelbaar
onderwijs had doorloopen, groote vroolijk-
heid. Ik verklaarde hem frank en vrij, dat
ik tot dusver het griezelen niet geleerd had
en heelemaal niets voor spiritisme en dat
alles voelde.
„Goed", antwoordde de geestelijke la
chend, „dan bent u geholpen. Als u dus
hier wil overnachten, zal ik u de slaap
plaats aanwijzen."
Blij over de eindelijk verzekerde nacht
rust ging ik nog eenigen tijd uit cn tegen
elf uur meldde ik mij bij den Batuschka,
Met een kaars in de band leidde hij mij
in de niet ver van zijn woning gelegen ka
pel. Hier wees hij naar een met een kleed
bedekte plank, die men vóór het altaar der
ruime kapel over een paar stoelen had ge
legd, wenschte mij goeden nacht en ver
dween.
In het flikkerend licht van het kaare
stompje, dat achtergelaten was, nam ik
mijn vreemdsoprtig slaapvertrek nu eens
wat meer van nabij op. Aan den muur ach
ter het hoofdeinde van mijn schraag, was
het altaar met allerhande kerkgerei: aan
den linkschen zijmuur vier hooge, Byzan-
tijnsche venstersdo rechterzijwand was
heelemaal kaal. Ik had in deze streken al
zóó veel moeten doormaken, dat mij verder
de wonderlijkheid der slaapgelegenheid
niet al te zeer opviel. Dus voltooide ik de
bedoeling van mijn „bed" met mijn reis-
kussen en reisdeken en strekte mij uit. En
ofschoon mijn sponde allesbehalve zacht te
noemen was, voelde ik mij toch als in Abra
hams schoot en sliep ik weldra in
Middernacht was misschien even voorbij,
toen ik door een onguur huilen gewekt
werd. Naa-» alle waarschijnlijkheid waren
deze ongezellige geluiden toch niet in staat
geweest mij uit mijn gezonden slaap te
wekken, als niet gelijktijdig iets tegenstan
dig koudvochtigs mijn gezicht had aange
raakt. 't Kwam mij voor of een ijzige haucr
langs mijn voorhoofd en wang had gestre
ken.
Nog half in slaap greep ik naar het ding
en slingerde het van mij. Heelemaal wakker
nu maakte mij het voortdurend gehuil be
paald zenuwachtighet scheen nu eens van
verre, dan weer van heel dichtbij te komen.
Geergerd wierp ik mij op mijn anderen
kant ennu drong zeer duidelijk het
geluid van klappertanden tot mijn oor
door
't Heele geval begon me nu toch vrij onge
zellig te worden, te meer," waar ik mij de
vraag van den priester herinnerde, waar ik
in den beginnen niet direct acht op had ge
slagen, n.l. of ik bijgcloovig was. Ik spalkte
mijn oogen wijd open, maar sloot ze onmid
dellijk weer, want in de ruimte vóór me had
ik schaduwen zien bewegen.
Ik bleef een tijdje rustig liggen en over
legde bij mezelf of ik niet misschien wakend
droomde, zooals dit wel meer voorkomt.
Maar het lang-uitgerekte gehuil huu1
huuwas heusdh geen verbeelding ea
ten overvloede overtuigde mij het zeer we-
j zenlijke pijn-gevoel, dat ik ondervond, toen
ik mij in den bovenarm kneep, dat ik wak
ker was en niet droomde.
I Het heele geval kwam mij al te mal voor
I en ik wilde opheldering hebben. Ik sprong
dus van mijn baar overeind en constateerde
tot mijn schrik, dat mijn bruuske beweging
achter mij een extra luid geklappertand ten
gevolge had. Ik staarde onbeweeglijk voor
me uit en werkelijk ontwaarde ik ia een
valen lichtcirkel tegen den kalen muur de
j dansende schaduwen. Ik zag een gestalte
met een vreeselijk lange speer, die twee
andere gestalten het lichaam doorboorde,
zoodat er zelfs nog een. stuk speer van ach
ter uitkwam. Deze twee gedaanten echter
sloegen, alsof hun niets was overkomen, met
vreemdsoortig gerei in het rond. Meerdere
gestalten hurkten op den grond, verdwenen
en verschenen afwisselend. Een pantser-ach-
tig dier vulde de groep aandaarbij ge
voegd het door merg een been dringend ge
huil, huuhuuhoewel tijdelijk het
klappertanden verstomd was.
Snel stak ik het kaarsstompje aan
plotseling waren de geesten weg. Maar het
gehuil hield aan.
Ik luisterde gespannen, totdat mij opeens
een licht opginghet huilen kwam zonder
twijfel van den vuurtoren, waarvan dc mist
horen in werking gesteld was, want aan den
noordelijken oever van de Zwarte Zee zijn
er vaak dichte nevelen.
Ik moest glimlachen Het eene spook was
dus gelukkig ontzenuwd. Nu kwam het er
nog op aan de beide andere te lijf gaan.
Ik loerde opmerkzaam rond, en speurde
langs den fteenen vloer een reuzen
exemplaar van een duizendpoot krabbelde
er rondGeen twijfel meer: dat was de
ijzige hand, die mij te voren langs mijn ge
zicht had gestreken en die ik vol afschuw
van mij had geslingerd
Eenig3zins bevredigd liet ik mij opnieuw
op mijn harde sponde neervallen. Maar jk
liet mij nu niet meer van mijn stuk bren
gen; inderdaad werd ik nu gewaar, met be
hulp van mijn eindje kaars, dat dit nare ge
luid achter mij door niets anders veroor
zaakt werd dan door een zacht beven en
trillen van het altaargerei, dat telkens in
beweging kwam, als ik mij op mijn baar
i ronddraaide.
Nu bleef nog over de ontmaskering der
spookgestalten op den kalen muur. Ik kon
er niet direct achter komen.
Tevergeefs zag ik nog eens nauwkeurig de
I kale kapel rond. Niets verdac-hts viel er to
ontdekken. Ten slotte kroop ik naar mijn
I sponde terug, grinnikte over het opnieuw
inzetten van het klappertanden achter mij
cu blies het licht uit.
Direct daarop hervatten de spookgedaan-
ten haar vreemde capriolen, maar dezen
I keer beschouwde ik zo met bewuste kocl-
blocdigheid en toon ik een blik wierp naar
j de zijde van het raam, werd mij opeens
j alles duidelijk. Buiten op een plat dak,
schuin tegenover mij, verrichtte een groep
Turksche werklui de een of andere nachte
karwei. Achter hen scheen dc maan en wierp
haar schaduwen door het hooge venster juist
op den kalen muurHet laatste raadsel
was daarmee nu ook opgelost
Ik lei mij nu onverschillig op één oor en
verheugde mij in een prachtigen slaap, tot
zonnestralen inplaats van het spookachtig
maanlicht, door het venster drongen en mij
wekten.
Ondanks het nachtelijk avontuur stond ik
verkwikt oj> r-n begaf mij naar den gees
telijke. Hij bood mij plechtig zijn morgen
groet en vroeg mij met een twijfelachtig
lachje of ik goed gerust had. Ik stemde to6
en schilderde hem mijn spoken-ontmaskering
waarbij ik, als verlicht Zwitser, dien ik nu
eenmaal ben, niet nalalen kon er bij te voe
gen, dat wat er overdag in de kapel ge
beurde zeker beelwat geheimzinniger wag
dan het nachtspook.
Achteraf heb ik deze ongepaste opmerking
betreurd en ik wil maar hopen, dat Batusofi
ka zich er niet veel vair heeft aangetrokken,
want voor zijn gastvrijheid ben ik hem gro5»
ten dank verschuldigd