Een verstandige Moeder neemt op reis, naar bosch of zee, Een potje Akker's Kloosterbalsem mee. De Hand met het Litteeken. No. 20057. LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 31 Juli Derde Blad. Anno 1925. BINNENLAND. »VWWVWWVWWWWVWWWWWWVWWWVWWWWWWWWWWWY FEUILLETON. DE KABINETSCRISIS. Minister Colijn aanvaardt de opdracht. Naax het Haagsche Corr.-Bureau ver- jKSmt, heeft de Minister van Financien, de feer Colijn, te Soesldijk aan H. M. de Ko- cingin medegedeeld, dat hij de opdracht, hem door H. M. verleend, tot vorming van een nieuw Kabinet, aanvaardt. Het Departement van Onderwijs enz. wordt gehandhaafd. Voorts verneemt dat Corr.-Bureau met zekerheid, dat het gerucht, dat het Depar tment van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen zijn zelfstandig bestaan in het nieuw te vormen Kabinet zou verliezen en ondergebracht zou worden bij een der ove rige Departementen van algemeen bestuur, iriet juist is. Geruchten. Nn ten gevolge van den aandrang, van verschillende zijden op den heer Colijn. uit geoefend, niet het minst van Chr.-Hist. zijde de kabinetsformateur op het laatste oogen- blik zijn oorspronkelijk plan beeft laten va- jen, bet Dep. wn Onderwijs op te heffen en bij Binnenlandsohe Zaken te voegen en Landbouw bij Waterstaat, én ten slotte, be halve de samensmelting van Marine en Oor log tot Defensie de foestand blijft zooals hij was,'is, zegt „De Tel.", de verdeeling der Ministerportefeuilles door de aanspraken der drie fracties in een moeilijk stadium ge komen. Vooral met het Dep. van Koloniën heeft men geen uitweg geweten. Daar men tege lijk een Indische specialiteit zoclitj die le vens geaccepteerd kan worden door de reehtschs fracties, is het niet onwaarschijn lijk, dat enkele der door ons genoemde Mi nisters van Kabinet zullen verwisselen, om daardoor een betere verdeel mg mogelijk te maken. Zoo nyidt verwacht, dat de heer Rutgers Onderwijs zal nemen. De aanspraken der drie rechtsche fracties hébben de oplossing niet gemakkelijk ge maakt. In "parlementaire kringen wordt vooral met spanning de vervulling van Koloniën tegemoet gezien. Van het nieuwe Kabinet zullen negen Mi nisters deel uitmaken. De portefeuilles van Binnenl. Zaken en Landbouw (één Dep.) en van Justitie zullen aan de Ohr.-Historischen worden toevertrouwd; die van Financiën en van Onderwijs (dat na rijp beraad zijn zelf standigheid behoudt) aan Anti-Revolutionat- pen, aldus de „N. R. Crt.". Aan het hoofd van het Ministerie van Landsverdediging en van dat van Arbeid zal een Katholiek komen, en minister Van Karnebeek blijft met de leiding van Buitenlandscbe Zaken belast. Omtrent Waterstaat en Koloniën be slaat nog eenige onzekerheidstellig zal aan het hoofd van een dezer beide Departemen ten era Katholiek komen, en het is niet onmogelijk, dat hei andere een Anti-Revo lutionair tot chef krijgt. Dienaangaande schijnt echter nog geen zekerheid te bestaan De agenten der V.O.V. en „de Pensioenwet". Men schrijft ons uit ambtenaarskringen: Door den Centr. Raad van Beroep is d.d. 11 November 1924 een uitspraak gedaan (Pensioenwet 1922 S 240, 1924 D No. 72 I No. 10), waarbij werd vastgesteld, dat wijlen E. F. Meijer, leider der agenten V.O.V. bij den Raad van Arbeid te Rotterdam, was te beschouwen als ambtenaar in den zin der Pensioenwet, krachtens art 4 1 litt i in ver band met Art. 3. 1 dier wet, zooals die op het tijdstip dier uitspraak luidden. Van belanghebbende zijde vraagt men, of, ingevolge deze uitspraak, een meer alge- meene beslissing ware aait te lokken ten gun ste van de V.O.V.-agenten. Ons antwoord daarop is, dat er in de eerste plaats op gelet moet worden, dat in die uit spraak van den C. R. als beslissend motief is aangevoerd, dat genoemde Meijer „een be trekking vervulde en in die betrekking on dergeschikt was aan den R. v. A."; dat die betrekking hem was opgedragen door het daartoe bevoegde gezag (Radenwet Art. 52 2 litt d); dat de voor hem vastgestelde beloo ning (vast loon plus provisie) was „een wedde in den zin van Art. 31 1 der Pen sioenwet 1922." Volgens den C. R. voldeed Meijer daarom „aan alle, voor het bezit der hoedanigheid van ambtenaar te stellen eischen"; het deed (och niet ter zake, „dat die betrekking hem was opgedragen in den vorm van een overeenkomst, daar voor de vraag of men in den zin van art. 3 1 der Pensioenwet als ambtenaar is aangesteld de vorm, waarin die aanstelling is gegoten, even onverschillig is als de vraag, of de aange - stelde een publiek- of een privaatrechtelijke betrekking vervult." Men zou, dit alles lezende, geneigd zijn le denken, dat nu alle agenten, althans zij; die geacht kunnen worden tot den R. v. A. in een betrekking van ondergeschiktheid te staan, ook onder de Pensioenwet moesten vallen; dat dan ook uit die uitspraak wel volgt dat vele agenten-incasseerders der V.O.V. met vaste toelage pensioen-gerechtigd zijn te ach- .ten. Het lijkt ons vrij zeker, dat zonder vaste toelage van ondergeschiktheid niet licht sprake zal zijn, al is dat ook niet het eenige element, dat als kenteeken van onderge schiktheid in aanmerking is te nemen. Maar nu i3 sedert dien de laatste wijziging der Pensioenwet van kracht geworden en daarmee valt dit h'eele kaartenhuis vrijwel ineen. Het gewijzigde Art 3. la treedt in wer king met ingang van 1 Juli 1922, volgens hetwelk personen, met wie een arbeidsover eenkomst burgerlijk recht is gesloten, niet als ambtenaar worden beschouwd. Er is een uilzondering voor personen, werkzaam op burgerrechtelijk arbeidscontract, die feitelijk als ambtenaren zijn beschouwd. Voor hen gaat de gewijzigde toestand in op 7 Juli 1925, zoodat zij ambtenaar blijven in den zin der Pensioenwet, tenzij zij binnen zes maanden na 1 Juli 1925 schriitelijk aan den Pensioen raad meedeelen, dat zij dit niet willen. Het hangt er dus nu van aïf of een agent aanne melijk kan maken, dat hij „feitelijk als ambtenaar is beschouwd". Wij houden het niet voor heel waarschijn lijk, dat dit aan velen mogelijk zal zijn. Er is juist altijd en overal nadruk op gelegd, dat zij géén ambtenaar warenin vele ambtena renreglementen van Raden van Arbeid zijn uitdrukkelijk uitgezonderd zij, met wie een arbeidscontract werd gesloten. Bepaalde handelingen te hunnen opzichte van de zijde der Raden van Arbeid, waaruit de Pensioen raad zou kunnen en willen afleiden dat zij „feitelijk" toch als ambtenaar worden be schouwd, zijn moeilijk aan te wijzen. Dat nooit voor hen een pensioengrondslag werd vastgesteld noch pensioenbijdrage gestort, zal zeker bij den Pensioenraad zeer sterk tegen die opvalling pleiten. Alleen dus voor hen die dat aannemelijk zouden kunnen maken en die dan niet van plan zijn om zich te laten schrappen kan er een kansje zijn, dat zij pensioengerechtigd verklaard worden. Werd een agent niet, onder vigeur der Pen sioenwet 1922, reed^als ambtenaar behan deld, dan heeft voor hem die wet ook nooit gegolden en zal zij verder evenmin voor hem gelden. Wordt aangenomen, dat hij feitelijk ambtenaar was in den zin der oude wet, ook al werkte hij op arbeidscontract, dan kan hij verlangen, dat alsnog een pensioengrondslag voor hem vastgesteld en de bijdrage gestort wordt, maar zat hij natuurlijk ook zijn deel hebben te betalen, te rekenen van af 1 Jan. 1923, evenals de andere ambtenaren van den Raad bij -welke hij werkzaam is. Hij kan dat dan blijven doen en onder de gewone bepa lingen van de Pensioenwet recht op pensioen .verkrijgen. Of voor allen of velen, wien dit aangaat, het te verwachten voordeel opweegt tegen het offer dat zij zich zullen hebben te getroosten, is moeilijk in het algemeen te zeggen, vooral met het oog op de vraag of zij ztoh kunnen voorstellen lang genoeg ln openbaren dienst te zullen blijven om den wachttijd te vervul len, die recht geeft op pensioen en ook, of pij eventueel uit den openbaren dienst tredende, het niet geringe bedrag zullen kunnen en willen betalen, noodig om dan voor eigen rekening deze pensloen-„verzekering'' voort te zetten, Algemeene Synode dei Ned.-Herv. Kerk. Prof. Slotemaker de Bruine geeft in de veertien zitting de eindredactie van de Woensdag vastgestelde wijziging in art. 15 Reglement Godsdienstonderwijs (betreffen de het verzwaarde examen voor de gods dienstonderwijzers). De behandeling van het rapport van den heer Van Zwet betreffende de voorloopig aangenomen toevoeging eener nieuwe ali nea aan art 4 Reglement Predikantetrakte- menten wordt voortgezet. De commissie ad viseert tot afwijzing, omdat schade zou t worden geleden door de belanghebbende predikanten, en wel het meest door hen, die in het eerste kwartaal worden beves tigd. Ook bij de nog niet volle uitkeering van 35 pCt der verhooging zou die schade, hoewel minder groot, toch hun deel zijn. Daartegenover slaat, dat de administratie, thans wegens de schommelingen zeer las tig. aanmerkelijk zou worden vergemakke lijkt. De Synode deelt het gevoelen der rapporfeerende commissie en verwerpt de voorloopig aangenomen toevoeging met 14 tegen 5 stemmen. Ook rapporteert de heer Van Zwet over de consideratiën betreffende een nieuwe alinea aan art. 5 Regl. predikantstrakle- menten (de vaststelling van Ibet tijdstip, dat voor de berekening van de kindergelden beslissend is). Conform het rapport wordt de nieuwe eindredactie gebracht in den vorm waarin zij aan de hoofdelijke stem ming der provinciale kerkbesturen zal wor den onderworpen. Nu volgt een rapport van den heer Bon- gers over de consideratiën betreffende de voorloopig aangenomen nieuwe alinea aan art. 7 van het genoemde reglement, aldus luidende: „De in art lc genoemde ver hoogingen worden niet toegekend, wanneer het traktement uit welken hoofde ook voortvloeiende, reeds een bedrag heeft be reikt, dat gelijk staat met het in art. la genoemd minimum plus de verhoogingen, waarop de predikant volgens art. 10 recht heeft Is dat bedrag nog niet ten volle be reikt, dan heeft alleen aanvulling plaats tot het bedrag van het daaraan ontbre kende." De bedoeling van deze toevoeging is, dat predikanten, die reeds een hoog traktement genieten, de tweejaarlijksche verhoogingen uit de kas niet of slechts voor een deel zullen ontvangen. Bi) de consideratiën zijn gevoegd brieven met bezwaren tegen de nieuwe alinea. Ook in de Kerk zijn vele be zwaren geformuleerd. De commissie meent, dat de bezwaren meer gewicht in de schaal leggen, dan de voordeelen welke alleen in uitzonderingsgevallen zullen zijn aan te wijzen. Zij adviseert dus tot verwerping. Bij de uitvoerige behandeling stelt de heer Tammens voor. de woorden: „het trak tement uit w^lke hoofde ook voortvloeien de" te wijzigen in: het traktement op den Ligger voorkomende. Dr. Nicmeyer wensebt in overeenstemming met het advies van het provinciaal kerkbestuur van Friesland in plaats van „plus de verhoogingen enz." te lezen: plus twaalf tweejaarlijksche ver hoogingen van f 160. Beide amendementen worden verworpen en de conclusie van het rapport verwer ping) wordt aangenomen. Het woord is nu aan den hoer Wolffep- sporger over een voorstel van de Algemeene Synodale Commissie tot goedkeuring van een art. 10 in het Huishoudelijk Reglement van den Raad van beheer voor de predi- kantslraktemenlen. Doel van de invoeging is het vaststellen van termijnen, binnen welke bezwaren legen de gedane uitkeerin- gen moeten worden ingediend. De invoe ging van het bedoelde artikel wordt goed-, gekeurd. De heer Sneep rapporteert over een vet- zoek van de Classicale vergadering van Zwolle om een Reglement op de uitkerin gen uit de Centrale Kas vast te stellen. Dit verzoek wordt afgewezen, overeenkomstig de conclusie van het rapport. Ten slotte behandelt de beer Van der Veen de consideratiën over de toevoeging aan art. 70, 8e. algemeen reglement. Deze toevoeging is noodig geacht nadat art. 28, reglement predikantstraktemenlen is uit gevaardigd. Nu echter in de zitting van jl, Zaterdag is besloten opnieuw een wijziging in art. 28 aan te brengen en aan de con sideratiën der kerk te onderwerpen (zoodat de woorden „en de toepassing" in dat ar tikel wegvallen), zou ook de toevoeging aan art. 70 8e. moeten worden gewijzigd. Be sloten wordt haar terug te nemen en baar in gewijzigden vorm opnieuw en dan ie gelijk met de voorgestelde wijziging in art. 28 aan de kerk ter beoordeeling geven. De president richt een woord van af. schedd tot den heer Wolffensperger, die he den door zijn secundus wordt vervangen. Nederlandsche Bakkersbond. In de jaarlijksdhe algemeene vergadering te Utrecht van dezen Bond sprak de voor zitter na de pauze over het leerlingwezen. Hij schetste den bestaanden toestand en wees er op, dat er thans ook uit andere, kringen den die der arbeiders leeringen ko men. Inlusschen beslaat er geen leerlingen- stelsel, waarom spr. twee ontwerpen heeft gemaakt. Het eerste beoogt een regeling, die door wettelijke maatregelen gesanctioneerd wordt. Het andere bedoelt een organisato rische regeling, uitgaande van den Bond in samenwerking met andere-bakkerspatroons-, organdsatles. De inleider wenscht in deze vergadering geen besluit le doen nemen, zelfs geen principieeJe beslissing, maar bood zijn denk beelden in overweging aan. De heer J. van BinSbergen Jr., vertegen woordiger van Centraal Beheer, behandelde; daarna de stichting van een edgen pensioen fonds voor leden van den Bakkersbond. Spreker wees er op, dat een eigen pensioen fonds is uitgesloten, waarom hij bijzonder heden mededeelde over de Veroeniging Pensioen-risico van Centraal Beheer en over de eischen, die de wet op het levensrverze- keringsbedrijf stelt en waarschijnlijk zal stellen, en over mogelijke samenkoppeling van ongevallenverzekering en ouderdoms- verzekering. Besloten werd oen commissie te benoe men, die de oprichting van een pensioen fonds, betzij als zelfstandige instelling, het zij met overdracht van het risico in studie' zal nemen en in een volgende Bondsverga dering met voorstellen zal komen. Tot loden van deee commissie werden benoemd de heerem Oberman, te Tzummarum; J. C. C. Henry, te Aardenburg; JageT, te Winscho ten; W. Bosman, te Amsterdam, en de voor zitter. RECLAME. 15 27 Verwondingen, Ontvellingen, Verstuikingen, Zonnebrand, Insectenbeien, Spierpijn. Ïfït liet Engelsclï van Baronesse ORQZY. (.Geautoriseerde vertaling van A. T. 03) SLOT, Eindelijk was «hij alleen. Hij sprong vlug óp den grond en ging dieper do eenzaam heid en de duisternis in. Hij liep langs de muren en ging den rozentuin binnen door .een opening in de taxishaag. Duisternis en eenzaamheid rondom, slechts in één raam een flikkerend licht. Wat een klim naar dat raam, waarachter zij weende en badl Wat een klim naar een paradijs, waarvan hij noch zij ooit had durven droomenl Barbara sliep niet en bad evenmin. Zij kon het geen van beide meer doen. Ellende en smart hadden haar lot een gevoelloos voorwerp gemaakt. Zij lag op de sofa met -de oogen wijd open, nauwelijks ademha lend en starend, starend in het ledige niets. Het venster was open en de wind bewoog het zachtjes heen en weer, met een bijna niet heerbaar geluid, dat als kleunen klonk. Zij lag daar dof, gevoelloos, starend, en het geklepper van het venster hoorend, dat op het hameren van niet menschelijke vingers tegen haar pijnlijk hart geleek. Op welk oogenblik precies de aarde in een hemel veranderde, wist zij later niet. Zij had niets gezien, niets gehoord, zelfs in het laatst niet het geklepper van het ven ster maar opeens deed de tocht heur haar over haar gelaat waaien en de kaars bijna uitgaan, die zwakjes in den kandelaar op den hoogen schoorsteenmantel flikkerde. En toen lag zij in Jims armen, en zijn Lippen werden op de hare gedrukt, op haar oogen, haar hale, haar handen, en zij lag tegen zijn borst en daplit, dat God goed en dat zij dood was. „Ge leeft, mijn lieveling 1" zeide hij in tnlwnnfr I~,ar meenj de niet uitgesproken te hebben, maar die hij geraden moest hebben van het gefluister barer lippen. „En ik ook," voegde hij er met een gelukkigen lach bij. „En is het leven niet heerlijk?" De meest waarheidlievende kroniekschrij ver zou niet geheel durven vertellen, wat sr tusschen die beiden voorviel in de eerste paar oogenblikken van herleefde hoop en zalige zekerheid. In de hall beneden worstelden de men- schen nog en gaven uiting aan hun harts tochten van afgunst, wraak en haat; maar hier, ln den volmaakten vrede der halve duisternis, met de middernacht-lucht, die zachtjes de venstergordijnen bewoog, en met het zadht geklepper van het raam, was de hartstocht, die regeerde, liefde, de woorden, die gefluister^ werden, gaven een voor smaak van den hemel. En ver weg aan den horizon waren de storm wolken gescheurd, en langzamerhand vaagde de onzichtbare, machtige hand hen van de lucht weg. Lang zaam brak de dageraad door, helder na den storm, en het morgenlicht sloop dit aardsch paradijs binnen, en zocht twee bleeke, maar toch stralende gezichten uit, die wang tegen wang lagen, en twee paar oogen, die ver moeid waren, maar toch straalden van ge luk. Gedurende vele uren hierna ontwaakte Barbara niet geheel tot het volle bewustzijn van zaligheid, zelfs ofschoon Jim haar onder tranen en lachen in alle bijzonder heden de gebeurtenissen van den nacht vertelde. Telkens als hij haar kuste, wat wij vermoeden kunnen, dat zeer dikwijls gebeurde, viel zij weer terug in een droome- rigen toestand, sn ais hij fluisterde „Mijn lieveling," was zij zeker, dat zij nog in het paradijs was. "Wat kwamen politieke verschillen er op aan? Wat gai zij nu om verschii van in zichten, om idealen, die vreemd aan de hare waren? [Wat kwam alles er op aan, behalve dat Jim haar liefhad en dat zij hean met hart en ziel en lichaam toebehoorde? De heerlijke woorden, duizenden jaren gelegen, vol zelfverloochening gesproken, kregen nu hun ware beleekenis voor haar: Zijn yolk zou voorlaan haar v<?lk zijn, zijn God zou haar Godi wezen. Anderen mochten oorlof voeren en strijden, anderen mochten om idealen vechten; haar ideaai was een loven met Jim, zijn geluk zou het doel van haar leven zijn. Het lijden, dat zij beiden hadden geleden, sedert de liefde zich voor het eerst aan hen in het bosch geopenbaard had, had hun liefde geheiligd, hen vast be sloten gemaakt, om van allies a/fötand te doen behalve van wat tot hun liefde be hoorde. Die»n middag, toen Jdrm haar vaar wel zeide, had het voor eeuwig jkunnen zijn; maar sedert waren zij beiden door het reinigende ivuur der smart gegaan, zij han den beiden den dood van nabij in de oogen gezien, en gevoeld, dat zijn griintmage om helzing gemakkelijker te verdragen zou zijn dan een leven zonder elkander. Nu was de dood aan hen voorbijgegaan. Het leven strekte zijn beide handen naax hen uit en fluisterde woorden van geluk en Moe, en van een volkomen eensgezindheid van zied en geest. En liefdie en peluk en gemeen schap lachten om politieke verdeeldheid alsof het verdorde rozenbladeren in een donzen bed waren „Zult ge niet eenmaal ophouden, mij lief te hebben, mijn lievefldng," vroeg hij, fcn hetgeen ik gedaan heb'?" „Zelfs aJls mijn lichaam in het graf lag,H antwoordde zij, „en mijn hart had opgehou den te kloppen, zou ik u nog liefnebben met mijn ziel, Jim." Zij rvroeg heen geen enkele maal naar de daad, het stelen van de brievein dee Ko- nings 'die hen voor eeuwig had kunnen scheiden, en toch het middel was geweest om hen samen te brengen. Het was eeflrit later, toen generaal Fairfax zelf haar de ge heel e geschiedenis verleide van Jimö 0P-» offering öm het leven en de eer van zfjn broeder te redden, dat zij het kkraitorv&n haar echtgenoot ten vcfrle ging begrijpen. Het onzelfzuchtige er van, het .volkomen vergeten van zichzelf ter wille van zijn bloedverwanten maakten diepen Indruk op haar. Zij had hein daarvoor, en voor zijn volmaakte trouw jen oprechthedd kunnen aanbidden. Maar voor het oogenbLik vroeg zij niet en oordeelde zij niet; al haar eigen geloof, oordeel en ideaJlen legde zij ails een willig en volledig offer op het altaar van haar liefde. Thans nam Jim haar in zijn armen en droeg haar door de gang en de trap ai naar buiten. Het kasleelplein was nu vol beweging en drukte. Het bevel toft ontruiming was juist gegeven. De man nen verzamelden zich, de vrouwen liepen rond en raapten bijeen, wat haar toebehoor de; kinderen, die uit den slaap gewekt wa ren, huilden; ketenen rammelden, metaal kletterde op metaal, stemmen verhieven zich in toom of bevel. Jim droeg Bahs naar den ouden wilge- boomen aan de gracht. In de boot lagen de kussens nog opgeötapeld, juist zooals Bar bara ze een eeuwigheid geleden, gelaten had; zij droegen nog den indruk van haar lichaam, waar zij op hen gerust had, toen zij ddetn heeten namiddag had liggen droo- men. Hij legde haar zachtjes op de kussens neer, nam toen de riemen en roeide haar over de gracht. De lucht in het Oosten zag lichtgeel met strepen van wolken langs den horizon, die de'kleur van amethyst hadden. De nabuur was nog in slaapzelfs de vogels waren nog niet begonnen te kwinkeleeren. Zij ginjgieai uit de boot en liepen hand in hand den hellenden grond op. De aarde geuiide vochtig en zoet na den Storm. Een zacht briesje bewoog de jonge takjes van olmen en essolien, en deed de bladeren rit selen mot den zachten klank als het ge fluister van feeën. Hoog op den heuvel stonden zij stil en keeiden ach om, ten ein'de terug te zien naar het Statige slot, waar zij zooveel leed hadden leeren kennen en zulk volmaakt ge luk gevonden hadden. En terwijl zij rond blikten, werd het geel van de lucht amber kleurig en daarna rose, en de ameöhysl- gékleurde wolken veranderden in vurige $trepen. De kleine geslepen vensterruiten ln het kasteel glinsterden a la even zooveel robijnen, en het een na heit ander stegen de liederen der vogels hemelwaarts als een machïag fcoor tot tof. Epiloog. Wij weten, dat de hartstochten hevi| werden en de haat bitier was gedurende veie jaren in de toekomst; maar Barbaras huwelijk met Jim Eienncs was niet het eenige voorbeeld van een volmaakt geluk kige vereeniging tusschen personen met uib- eenloopende politieke inzichten. Haar drie zusters, evenals zij zelve dochters van Sir Eduard Oecil; die een vurig Koningsgezinde was, hadden allen officieren van het Parle- menlsleger getrouwd, en haar huwelijks leven was zeer gelukkig. Wij weten ook, dal ofschoon kolonel Brent in het begin onver zoenlijk was, hij ten slotte toegaf, want hij was peetvader van Jims oudsten zoon, en toen hij stierf, was Barbara zijn eenige erf gename, en in een codicil, dat twee jaren na de openbaarmaking van de brieven de3 Konings opgesteld was, benoemde hij Jim Fiennes lot uitvoerder van zijn testament. Of de werkelijke, innerlijke geschieden.3 van wat hij altijd noemde Barbara's verzot heid op den rebel, hem ooit bekend is ge maakt, is onmogelijk te zeggen, maar er be staat geen twijfel, dat Babs de liefde van zijn leven was, en dat haar geluk Ln groote male zijn hart verzacht moet hebben jegens den man, die er de bron van was. Maar hij vergaf nooit zijn vriend Saye and Sele, en zette ook nooit meer een voet binnen het kasteel Broughlon, nadat het ötatige, oude huis terugkeerde in het bezit van zijn eigenaars, enkele maanden na lq openbaarmaking van de brieven des Ko nings. Hij kon nooit vergelen, dal hel a-ze daad was die Jim Fiennes feitelijk binnen de muren van het kasteel bedreven had, dia eindelijk leidde lot hst laatste onheil v&n '49,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 9