Een verstandige Moeder neemt op reis,
naar bosch of zee,
Een potje Akker's Kloosterbalsem mee.
De Hand met het Litteeken.
No. 20057.
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 31 Juli
Derde Blad. Anno 1925.
BINNENLAND.
»VWWVWWVWWWWVWWWWWWVWWWVWWWWWWWWWWWY
FEUILLETON.
DE KABINETSCRISIS.
Minister Colijn aanvaardt de opdracht.
Naax het Haagsche Corr.-Bureau ver-
jKSmt, heeft de Minister van Financien, de
feer Colijn, te Soesldijk aan H. M. de Ko-
cingin medegedeeld, dat hij de opdracht,
hem door H. M. verleend, tot vorming van
een nieuw Kabinet, aanvaardt.
Het Departement van Onderwijs enz.
wordt gehandhaafd.
Voorts verneemt dat Corr.-Bureau met
zekerheid, dat het gerucht, dat het Depar
tment van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen zijn zelfstandig bestaan in het
nieuw te vormen Kabinet zou verliezen en
ondergebracht zou worden bij een der ove
rige Departementen van algemeen bestuur,
iriet juist is.
Geruchten.
Nn ten gevolge van den aandrang, van
verschillende zijden op den heer Colijn. uit
geoefend, niet het minst van Chr.-Hist. zijde
de kabinetsformateur op het laatste oogen-
blik zijn oorspronkelijk plan beeft laten va-
jen, bet Dep. wn Onderwijs op te heffen
en bij Binnenlandsohe Zaken te voegen en
Landbouw bij Waterstaat, én ten slotte, be
halve de samensmelting van Marine en Oor
log tot Defensie de foestand blijft zooals hij
was,'is, zegt „De Tel.", de verdeeling der
Ministerportefeuilles door de aanspraken der
drie fracties in een moeilijk stadium ge
komen.
Vooral met het Dep. van Koloniën heeft
men geen uitweg geweten. Daar men tege
lijk een Indische specialiteit zoclitj die le
vens geaccepteerd kan worden door de
reehtschs fracties, is het niet onwaarschijn
lijk, dat enkele der door ons genoemde Mi
nisters van Kabinet zullen verwisselen, om
daardoor een betere verdeel mg mogelijk te
maken.
Zoo nyidt verwacht, dat de heer Rutgers
Onderwijs zal nemen.
De aanspraken der drie rechtsche fracties
hébben de oplossing niet gemakkelijk ge
maakt.
In "parlementaire kringen wordt vooral
met spanning de vervulling van Koloniën
tegemoet gezien.
Van het nieuwe Kabinet zullen negen Mi
nisters deel uitmaken. De portefeuilles van
Binnenl. Zaken en Landbouw (één Dep.) en
van Justitie zullen aan de Ohr.-Historischen
worden toevertrouwd; die van Financiën en
van Onderwijs (dat na rijp beraad zijn zelf
standigheid behoudt) aan Anti-Revolutionat-
pen, aldus de „N. R. Crt.". Aan het hoofd
van het Ministerie van Landsverdediging
en van dat van Arbeid zal een Katholiek
komen, en minister Van Karnebeek blijft
met de leiding van Buitenlandscbe Zaken
belast. Omtrent Waterstaat en Koloniën be
slaat nog eenige onzekerheidstellig zal aan
het hoofd van een dezer beide Departemen
ten era Katholiek komen, en het is niet
onmogelijk, dat hei andere een Anti-Revo
lutionair tot chef krijgt. Dienaangaande
schijnt echter nog geen zekerheid te bestaan
De agenten der V.O.V. en „de Pensioenwet".
Men schrijft ons uit ambtenaarskringen:
Door den Centr. Raad van Beroep is d.d.
11 November 1924 een uitspraak gedaan
(Pensioenwet 1922 S 240, 1924 D No. 72 I
No. 10), waarbij werd vastgesteld, dat wijlen
E. F. Meijer, leider der agenten V.O.V. bij
den Raad van Arbeid te Rotterdam, was te
beschouwen als ambtenaar in den zin der
Pensioenwet, krachtens art 4 1 litt i in ver
band met Art. 3. 1 dier wet, zooals die op het
tijdstip dier uitspraak luidden.
Van belanghebbende zijde vraagt men, of,
ingevolge deze uitspraak, een meer alge-
meene beslissing ware aait te lokken ten gun
ste van de V.O.V.-agenten.
Ons antwoord daarop is, dat er in de eerste
plaats op gelet moet worden, dat in die uit
spraak van den C. R. als beslissend motief is
aangevoerd, dat genoemde Meijer „een be
trekking vervulde en in die betrekking on
dergeschikt was aan den R. v. A."; dat die
betrekking hem was opgedragen door het
daartoe bevoegde gezag (Radenwet Art. 52 2
litt d); dat de voor hem vastgestelde beloo
ning (vast loon plus provisie) was „een
wedde in den zin van Art. 31 1 der Pen
sioenwet 1922." Volgens den C. R. voldeed
Meijer daarom „aan alle, voor het bezit der
hoedanigheid van ambtenaar te stellen
eischen"; het deed (och niet ter zake, „dat
die betrekking hem was opgedragen in den
vorm van een overeenkomst, daar voor de
vraag of men in den zin van art. 3 1 der
Pensioenwet als ambtenaar is aangesteld de
vorm, waarin die aanstelling is gegoten, even
onverschillig is als de vraag, of de aange -
stelde een publiek- of een privaatrechtelijke
betrekking vervult."
Men zou, dit alles lezende, geneigd zijn le
denken, dat nu alle agenten, althans zij; die
geacht kunnen worden tot den R. v. A. in een
betrekking van ondergeschiktheid te staan,
ook onder de Pensioenwet moesten vallen;
dat dan ook uit die uitspraak wel volgt dat
vele agenten-incasseerders der V.O.V. met
vaste toelage pensioen-gerechtigd zijn te ach-
.ten. Het lijkt ons vrij zeker, dat zonder vaste
toelage van ondergeschiktheid niet licht
sprake zal zijn, al is dat ook niet het eenige
element, dat als kenteeken van onderge
schiktheid in aanmerking is te nemen.
Maar nu i3 sedert dien de laatste wijziging
der Pensioenwet van kracht geworden en
daarmee valt dit h'eele kaartenhuis vrijwel
ineen. Het gewijzigde Art 3. la treedt in wer
king met ingang van 1 Juli 1922, volgens
hetwelk personen, met wie een arbeidsover
eenkomst burgerlijk recht is gesloten, niet
als ambtenaar worden beschouwd. Er is een
uilzondering voor personen, werkzaam op
burgerrechtelijk arbeidscontract, die feitelijk
als ambtenaren zijn beschouwd. Voor hen
gaat de gewijzigde toestand in op 7 Juli 1925,
zoodat zij ambtenaar blijven in den zin der
Pensioenwet, tenzij zij binnen zes maanden
na 1 Juli 1925 schriitelijk aan den Pensioen
raad meedeelen, dat zij dit niet willen. Het
hangt er dus nu van aïf of een agent aanne
melijk kan maken, dat hij „feitelijk als
ambtenaar is beschouwd".
Wij houden het niet voor heel waarschijn
lijk, dat dit aan velen mogelijk zal zijn. Er is
juist altijd en overal nadruk op gelegd, dat
zij géén ambtenaar warenin vele ambtena
renreglementen van Raden van Arbeid zijn
uitdrukkelijk uitgezonderd zij, met wie een
arbeidscontract werd gesloten. Bepaalde
handelingen te hunnen opzichte van de zijde
der Raden van Arbeid, waaruit de Pensioen
raad zou kunnen en willen afleiden dat zij
„feitelijk" toch als ambtenaar worden be
schouwd, zijn moeilijk aan te wijzen. Dat
nooit voor hen een pensioengrondslag werd
vastgesteld noch pensioenbijdrage gestort, zal
zeker bij den Pensioenraad zeer sterk tegen
die opvalling pleiten.
Alleen dus voor hen die dat aannemelijk
zouden kunnen maken en die dan niet van
plan zijn om zich te laten schrappen kan er
een kansje zijn, dat zij pensioengerechtigd
verklaard worden.
Werd een agent niet, onder vigeur der Pen
sioenwet 1922, reed^als ambtenaar behan
deld, dan heeft voor hem die wet ook nooit
gegolden en zal zij verder evenmin voor hem
gelden. Wordt aangenomen, dat hij feitelijk
ambtenaar was in den zin der oude wet, ook
al werkte hij op arbeidscontract, dan kan hij
verlangen, dat alsnog een pensioengrondslag
voor hem vastgesteld en de bijdrage gestort
wordt, maar zat hij natuurlijk ook zijn deel
hebben te betalen, te rekenen van af 1 Jan.
1923, evenals de andere ambtenaren van den
Raad bij -welke hij werkzaam is. Hij kan dat
dan blijven doen en onder de gewone bepa
lingen van de Pensioenwet recht op pensioen
.verkrijgen.
Of voor allen of velen, wien dit aangaat,
het te verwachten voordeel opweegt tegen het
offer dat zij zich zullen hebben te getroosten,
is moeilijk in het algemeen te zeggen, vooral
met het oog op de vraag of zij ztoh kunnen
voorstellen lang genoeg ln openbaren dienst
te zullen blijven om den wachttijd te vervul
len, die recht geeft op pensioen en ook, of pij
eventueel uit den openbaren dienst tredende,
het niet geringe bedrag zullen kunnen en
willen betalen, noodig om dan voor eigen
rekening deze pensloen-„verzekering'' voort
te zetten,
Algemeene Synode dei Ned.-Herv. Kerk.
Prof. Slotemaker de Bruine geeft in de
veertien zitting de eindredactie van de
Woensdag vastgestelde wijziging in art. 15
Reglement Godsdienstonderwijs (betreffen
de het verzwaarde examen voor de gods
dienstonderwijzers).
De behandeling van het rapport van den
heer Van Zwet betreffende de voorloopig
aangenomen toevoeging eener nieuwe ali
nea aan art 4 Reglement Predikantetrakte-
menten wordt voortgezet. De commissie ad
viseert tot afwijzing, omdat schade zou
t worden geleden door de belanghebbende
predikanten, en wel het meest door hen,
die in het eerste kwartaal worden beves
tigd. Ook bij de nog niet volle uitkeering
van 35 pCt der verhooging zou die schade,
hoewel minder groot, toch hun deel zijn.
Daartegenover slaat, dat de administratie,
thans wegens de schommelingen zeer las
tig. aanmerkelijk zou worden vergemakke
lijkt. De Synode deelt het gevoelen der
rapporfeerende commissie en verwerpt de
voorloopig aangenomen toevoeging met 14
tegen 5 stemmen.
Ook rapporteert de heer Van Zwet over
de consideratiën betreffende een nieuwe
alinea aan art. 5 Regl. predikantstrakle-
menten (de vaststelling van Ibet tijdstip,
dat voor de berekening van de kindergelden
beslissend is). Conform het rapport wordt
de nieuwe eindredactie gebracht in den
vorm waarin zij aan de hoofdelijke stem
ming der provinciale kerkbesturen zal wor
den onderworpen.
Nu volgt een rapport van den heer Bon-
gers over de consideratiën betreffende de
voorloopig aangenomen nieuwe alinea aan
art. 7 van het genoemde reglement, aldus
luidende: „De in art lc genoemde ver
hoogingen worden niet toegekend, wanneer
het traktement uit welken hoofde ook
voortvloeiende, reeds een bedrag heeft be
reikt, dat gelijk staat met het in art. la
genoemd minimum plus de verhoogingen,
waarop de predikant volgens art. 10 recht
heeft Is dat bedrag nog niet ten volle be
reikt, dan heeft alleen aanvulling plaats
tot het bedrag van het daaraan ontbre
kende."
De bedoeling van deze toevoeging is, dat
predikanten, die reeds een hoog traktement
genieten, de tweejaarlijksche verhoogingen
uit de kas niet of slechts voor een deel
zullen ontvangen. Bi) de consideratiën zijn
gevoegd brieven met bezwaren tegen de
nieuwe alinea. Ook in de Kerk zijn vele be
zwaren geformuleerd. De commissie meent,
dat de bezwaren meer gewicht in de schaal
leggen, dan de voordeelen welke alleen in
uitzonderingsgevallen zullen zijn aan te
wijzen. Zij adviseert dus tot verwerping.
Bij de uitvoerige behandeling stelt de
heer Tammens voor. de woorden: „het trak
tement uit w^lke hoofde ook voortvloeien
de" te wijzigen in: het traktement op den
Ligger voorkomende. Dr. Nicmeyer wensebt
in overeenstemming met het advies van
het provinciaal kerkbestuur van Friesland
in plaats van „plus de verhoogingen enz."
te lezen: plus twaalf tweejaarlijksche ver
hoogingen van f 160.
Beide amendementen worden verworpen
en de conclusie van het rapport verwer
ping) wordt aangenomen.
Het woord is nu aan den hoer Wolffep-
sporger over een voorstel van de Algemeene
Synodale Commissie tot goedkeuring van
een art. 10 in het Huishoudelijk Reglement
van den Raad van beheer voor de predi-
kantslraktemenlen. Doel van de invoeging
is het vaststellen van termijnen, binnen
welke bezwaren legen de gedane uitkeerin-
gen moeten worden ingediend. De invoe
ging van het bedoelde artikel wordt goed-,
gekeurd.
De heer Sneep rapporteert over een vet-
zoek van de Classicale vergadering van
Zwolle om een Reglement op de uitkerin
gen uit de Centrale Kas vast te stellen. Dit
verzoek wordt afgewezen, overeenkomstig
de conclusie van het rapport.
Ten slotte behandelt de beer Van der
Veen de consideratiën over de toevoeging
aan art. 70, 8e. algemeen reglement. Deze
toevoeging is noodig geacht nadat art. 28,
reglement predikantstraktemenlen is uit
gevaardigd. Nu echter in de zitting van jl,
Zaterdag is besloten opnieuw een wijziging
in art. 28 aan te brengen en aan de con
sideratiën der kerk te onderwerpen (zoodat
de woorden „en de toepassing" in dat ar
tikel wegvallen), zou ook de toevoeging aan
art. 70 8e. moeten worden gewijzigd. Be
sloten wordt haar terug te nemen en baar
in gewijzigden vorm opnieuw en dan ie
gelijk met de voorgestelde wijziging in art.
28 aan de kerk ter beoordeeling geven.
De president richt een woord van af.
schedd tot den heer Wolffensperger, die he
den door zijn secundus wordt vervangen.
Nederlandsche Bakkersbond.
In de jaarlijksdhe algemeene vergadering
te Utrecht van dezen Bond sprak de voor
zitter na de pauze over het leerlingwezen.
Hij schetste den bestaanden toestand en
wees er op, dat er thans ook uit andere,
kringen den die der arbeiders leeringen ko
men. Inlusschen beslaat er geen leerlingen-
stelsel, waarom spr. twee ontwerpen heeft
gemaakt. Het eerste beoogt een regeling, die
door wettelijke maatregelen gesanctioneerd
wordt. Het andere bedoelt een organisato
rische regeling, uitgaande van den Bond in
samenwerking met andere-bakkerspatroons-,
organdsatles.
De inleider wenscht in deze vergadering
geen besluit le doen nemen, zelfs geen
principieeJe beslissing, maar bood zijn denk
beelden in overweging aan.
De heer J. van BinSbergen Jr., vertegen
woordiger van Centraal Beheer, behandelde;
daarna de stichting van een edgen pensioen
fonds voor leden van den Bakkersbond.
Spreker wees er op, dat een eigen pensioen
fonds is uitgesloten, waarom hij bijzonder
heden mededeelde over de Veroeniging
Pensioen-risico van Centraal Beheer en over
de eischen, die de wet op het levensrverze-
keringsbedrijf stelt en waarschijnlijk zal
stellen, en over mogelijke samenkoppeling
van ongevallenverzekering en ouderdoms-
verzekering.
Besloten werd oen commissie te benoe
men, die de oprichting van een pensioen
fonds, betzij als zelfstandige instelling, het
zij met overdracht van het risico in studie'
zal nemen en in een volgende Bondsverga
dering met voorstellen zal komen. Tot loden
van deee commissie werden benoemd de
heerem Oberman, te Tzummarum; J. C. C.
Henry, te Aardenburg; JageT, te Winscho
ten; W. Bosman, te Amsterdam, en de voor
zitter.
RECLAME.
15 27
Verwondingen, Ontvellingen, Verstuikingen, Zonnebrand, Insectenbeien, Spierpijn.
Ïfït liet Engelsclï van Baronesse ORQZY.
(.Geautoriseerde vertaling van A. T.
03) SLOT,
Eindelijk was «hij alleen. Hij sprong vlug
óp den grond en ging dieper do eenzaam
heid en de duisternis in. Hij liep langs de
muren en ging den rozentuin binnen door
.een opening in de taxishaag. Duisternis en
eenzaamheid rondom, slechts in één raam
een flikkerend licht. Wat een klim naar dat
raam, waarachter zij weende en badl Wat
een klim naar een paradijs, waarvan hij
noch zij ooit had durven droomenl
Barbara sliep niet en bad evenmin. Zij
kon het geen van beide meer doen. Ellende
en smart hadden haar lot een gevoelloos
voorwerp gemaakt. Zij lag op de sofa met
-de oogen wijd open, nauwelijks ademha
lend en starend, starend in het ledige niets.
Het venster was open en de wind bewoog
het zachtjes heen en weer, met een bijna
niet heerbaar geluid, dat als kleunen klonk.
Zij lag daar dof, gevoelloos, starend, en het
geklepper van het venster hoorend, dat op
het hameren van niet menschelijke vingers
tegen haar pijnlijk hart geleek.
Op welk oogenblik precies de aarde in
een hemel veranderde, wist zij later niet.
Zij had niets gezien, niets gehoord, zelfs in
het laatst niet het geklepper van het ven
ster maar opeens deed de tocht heur haar
over haar gelaat waaien en de kaars bijna
uitgaan, die zwakjes in den kandelaar op
den hoogen schoorsteenmantel flikkerde.
En toen lag zij in Jims armen, en zijn
Lippen werden op de hare gedrukt, op haar
oogen, haar hale, haar handen, en zij lag
tegen zijn borst en daplit, dat God goed en
dat zij dood was.
„Ge leeft, mijn lieveling 1" zeide hij in
tnlwnnfr I~,ar meenj
de niet uitgesproken te hebben, maar die hij
geraden moest hebben van het gefluister
barer lippen. „En ik ook," voegde hij er
met een gelukkigen lach bij. „En is het
leven niet heerlijk?"
De meest waarheidlievende kroniekschrij
ver zou niet geheel durven vertellen, wat sr
tusschen die beiden voorviel in de eerste
paar oogenblikken van herleefde hoop en
zalige zekerheid.
In de hall beneden worstelden de men-
schen nog en gaven uiting aan hun harts
tochten van afgunst, wraak en haat; maar
hier, ln den volmaakten vrede der halve
duisternis, met de middernacht-lucht, die
zachtjes de venstergordijnen bewoog, en met
het zadht geklepper van het raam, was de
hartstocht, die regeerde, liefde, de woorden,
die gefluister^ werden, gaven een voor
smaak van den hemel. En ver weg aan den
horizon waren de storm wolken gescheurd,
en langzamerhand vaagde de onzichtbare,
machtige hand hen van de lucht weg. Lang
zaam brak de dageraad door, helder na den
storm, en het morgenlicht sloop dit aardsch
paradijs binnen, en zocht twee bleeke, maar
toch stralende gezichten uit, die wang tegen
wang lagen, en twee paar oogen, die ver
moeid waren, maar toch straalden van ge
luk. Gedurende vele uren hierna ontwaakte
Barbara niet geheel tot het volle bewustzijn
van zaligheid, zelfs ofschoon Jim haar
onder tranen en lachen in alle bijzonder
heden de gebeurtenissen van den nacht
vertelde. Telkens als hij haar kuste, wat
wij vermoeden kunnen, dat zeer dikwijls
gebeurde, viel zij weer terug in een droome-
rigen toestand, sn ais hij fluisterde „Mijn
lieveling," was zij zeker, dat zij nog in het
paradijs was.
"Wat kwamen politieke verschillen er op
aan? Wat gai zij nu om verschii van in
zichten, om idealen, die vreemd aan de hare
waren? [Wat kwam alles er op aan, behalve
dat Jim haar liefhad en dat zij hean met
hart en ziel en lichaam toebehoorde? De
heerlijke woorden, duizenden jaren gelegen,
vol zelfverloochening gesproken, kregen nu
hun ware beleekenis voor haar: Zijn yolk
zou voorlaan haar v<?lk zijn, zijn God zou
haar Godi wezen. Anderen mochten oorlof
voeren en strijden, anderen mochten om
idealen vechten; haar ideaai was een
loven met Jim, zijn geluk zou het doel van
haar leven zijn. Het lijden, dat zij beiden
hadden geleden, sedert de liefde zich voor
het eerst aan hen in het bosch geopenbaard
had, had hun liefde geheiligd, hen vast be
sloten gemaakt, om van allies a/fötand te
doen behalve van wat tot hun liefde be
hoorde. Die»n middag, toen Jdrm haar vaar
wel zeide, had het voor eeuwig jkunnen
zijn; maar sedert waren zij beiden door het
reinigende ivuur der smart gegaan, zij han
den beiden den dood van nabij in de oogen
gezien, en gevoeld, dat zijn griintmage om
helzing gemakkelijker te verdragen zou zijn
dan een leven zonder elkander. Nu was de
dood aan hen voorbijgegaan. Het leven
strekte zijn beide handen naax hen uit en
fluisterde woorden van geluk en Moe, en
van een volkomen eensgezindheid van zied
en geest. En liefdie en peluk en gemeen
schap lachten om politieke verdeeldheid
alsof het verdorde rozenbladeren in een
donzen bed waren
„Zult ge niet eenmaal ophouden, mij lief
te hebben, mijn lievefldng," vroeg hij, fcn
hetgeen ik gedaan heb'?"
„Zelfs aJls mijn lichaam in het graf lag,H
antwoordde zij, „en mijn hart had opgehou
den te kloppen, zou ik u nog liefnebben met
mijn ziel, Jim."
Zij rvroeg heen geen enkele maal naar de
daad, het stelen van de brievein dee Ko-
nings 'die hen voor eeuwig had kunnen
scheiden, en toch het middel was geweest
om hen samen te brengen. Het was eeflrit
later, toen generaal Fairfax zelf haar de ge
heel e geschiedenis verleide van Jimö 0P-»
offering öm het leven en de eer van zfjn
broeder te redden, dat zij het kkraitorv&n
haar echtgenoot ten vcfrle ging begrijpen.
Het onzelfzuchtige er van, het .volkomen
vergeten van zichzelf ter wille van zijn
bloedverwanten maakten diepen Indruk op
haar. Zij had hein daarvoor, en voor zijn
volmaakte trouw jen oprechthedd kunnen
aanbidden. Maar voor het oogenbLik vroeg
zij niet en oordeelde zij niet; al haar eigen
geloof, oordeel en ideaJlen legde zij ails een
willig en volledig offer op het altaar van
haar liefde. Thans nam Jim haar in zijn
armen en droeg haar door de gang en
de trap ai naar buiten. Het kasleelplein
was nu vol beweging en drukte. Het bevel
toft ontruiming was juist gegeven. De man
nen verzamelden zich, de vrouwen liepen
rond en raapten bijeen, wat haar toebehoor
de; kinderen, die uit den slaap gewekt wa
ren, huilden; ketenen rammelden, metaal
kletterde op metaal, stemmen verhieven
zich in toom of bevel.
Jim droeg Bahs naar den ouden wilge-
boomen aan de gracht. In de boot lagen de
kussens nog opgeötapeld, juist zooals Bar
bara ze een eeuwigheid geleden, gelaten
had; zij droegen nog den indruk van haar
lichaam, waar zij op hen gerust had, toen
zij ddetn heeten namiddag had liggen droo-
men. Hij legde haar zachtjes op de kussens
neer, nam toen de riemen en roeide haar
over de gracht. De lucht in het Oosten zag
lichtgeel met strepen van wolken langs den
horizon, die de'kleur van amethyst hadden.
De nabuur was nog in slaapzelfs de vogels
waren nog niet begonnen te kwinkeleeren.
Zij ginjgieai uit de boot en liepen hand in
hand den hellenden grond op. De aarde
geuiide vochtig en zoet na den Storm. Een
zacht briesje bewoog de jonge takjes van
olmen en essolien, en deed de bladeren rit
selen mot den zachten klank als het ge
fluister van feeën.
Hoog op den heuvel stonden zij stil en
keeiden ach om, ten ein'de terug te zien
naar het Statige slot, waar zij zooveel leed
hadden leeren kennen en zulk volmaakt ge
luk gevonden hadden. En terwijl zij rond
blikten, werd het geel van de lucht amber
kleurig en daarna rose, en de ameöhysl-
gékleurde wolken veranderden in vurige
$trepen. De kleine geslepen vensterruiten
ln het kasteel glinsterden a la even zooveel
robijnen, en het een na heit ander stegen de
liederen der vogels hemelwaarts als een
machïag fcoor tot tof.
Epiloog.
Wij weten, dat de hartstochten hevi|
werden en de haat bitier was gedurende
veie jaren in de toekomst; maar Barbaras
huwelijk met Jim Eienncs was niet het
eenige voorbeeld van een volmaakt geluk
kige vereeniging tusschen personen met uib-
eenloopende politieke inzichten. Haar drie
zusters, evenals zij zelve dochters van Sir
Eduard Oecil; die een vurig Koningsgezinde
was, hadden allen officieren van het Parle-
menlsleger getrouwd, en haar huwelijks
leven was zeer gelukkig. Wij weten ook, dal
ofschoon kolonel Brent in het begin onver
zoenlijk was, hij ten slotte toegaf, want hij
was peetvader van Jims oudsten zoon, en
toen hij stierf, was Barbara zijn eenige erf
gename, en in een codicil, dat twee jaren
na de openbaarmaking van de brieven de3
Konings opgesteld was, benoemde hij Jim
Fiennes lot uitvoerder van zijn testament.
Of de werkelijke, innerlijke geschieden.3
van wat hij altijd noemde Barbara's verzot
heid op den rebel, hem ooit bekend is ge
maakt, is onmogelijk te zeggen, maar er be
staat geen twijfel, dat Babs de liefde van
zijn leven was, en dat haar geluk Ln groote
male zijn hart verzacht moet hebben jegens
den man, die er de bron van was.
Maar hij vergaf nooit zijn vriend Saye
and Sele, en zette ook nooit meer een voet
binnen het kasteel Broughlon, nadat het
ötatige, oude huis terugkeerde in het bezit
van zijn eigenaars, enkele maanden na lq
openbaarmaking van de brieven des Ko
nings. Hij kon nooit vergelen, dal hel a-ze
daad was die Jim Fiennes feitelijk binnen
de muren van het kasteel bedreven had,
dia eindelijk leidde lot hst laatste onheil
v&n '49,