No. 20047. LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 20 Juli Tweede Blad. Anno 1925. UIT DE PERS. reclame! MONSTERKAMER^!» .NATIONAAL"^ BINNENLAND. FEUILLETON. De Hand met het Litteeken, Colijn Kabinetsformateur. Ook de Christ.-Hist. „Nederlander" is Sekomen met een beschouwing over de op- rackt aan den heer Colijn. Met gejuich hier, met teleurstelling elders werd het bericht vernomen, dat de Konin gin de vorming van het nieuwe Kabinet had opgedragen aan den Minister van Fi nanciën, den heer Colijn. iVerschillende pers-stemmen vond men teeds in ons blad. Mannen van beteekenis hebben nu een maal tot taak zich te verzetten tegen ver- goding, zich te harden tegen verguizing. Den heer Colijn wordt overvloeding gele genheid geboden zich te oefenen in beiden. !De Nederlandsche burger, die zich verre houdt van beide oefenterreinen, maar die ernBtig bekommerd is over het belang van eijn volk. zal niet alleen de keuze der Ko ningin eerbiedigen, maar zal onmiddellijk toestemmen, dat de heer Colijn vele eigen schappen bezit, welke deze keuze, in de fegeven omstandigheden, rechtvaardigen. Tog altijd worden gevorderd tot door voering der maatregelen, noodig om de cij fers van de belastingen en van de Rijks uitgaven te brengen op lager peil, dan voor 1925 is bereikt een vaste hand en krach tig doorzettingsvermogen. De heer Colijn bezit beide. Onafwijsbare oisch, bij het doorvoeren van 'deze maatregelen, is echter, dat geen werkelijke volksbelangen worden geschaad en dat de financieele hervormer bewaard worde voor botsing met het recht. Dit was 'de grief niet tegen den heer Colijn, maar tegen het Regeeringsrégime der laatste 2 jaren dat aan dien tweevoudigen eisch jsomtijds werd te kort gedaan. De beteeke nis van deze grief wordt in Nederland door velen erkend. Helaas, niet door de redac tie van „De Standaard", blijkens haar hoofdartikel van Woensdag 1.1. Zij wraakt eenige critiek .van Christelijk- (Historische zijde uitgesproken, en zegt: ,,Het is juist de erkenning van het ïecht en het bewogen zijn met het lot van een volk, 't welk gevaar loopt aan het vreeaelijkste onrecht ten prooi te vallen, ,Wat de kracht gaf tot het reddingswerk." Niet alleen gelooven alle Christelijk-His- torisohen dit gaarnemaar hunnerzijds is 'daaraan nimmer eenige twijfel uitgespro ken. Dit echter is de zaak. Bij dit reddings werk, aangevat met 't edelst bedoelen, had .elke maatregel ook elk onderdeel van een maatregel ja ook de wijze van uit voering van eiken maatregel getoetst Xnoeten worden aan dien tweevoudigen elsch: geen schade aan werkelijke volksbe langen, geen botsing met het recht. Aan Ühristelijk-Historischo zijde werd meerma len twijfel uitgesproken of aan die voor waarde steeds is voldaan Het is teleurstellend, als in opbouwenden Zin, mot het oog op hetgeen komen gaat, op deze dingen gewezen wordt, dat de Standaard" dan spreekt van „onverant woordelijk geschrijf." Kan men dan zelfs niet voor een enkel maal doordringen tot hetgeen de ziel van half een volk beweegt? Wij meenen den heer Colijn te goed te kennen, om van hem te behoeven te vree gen, dat hij de hardhuidigheid der Sfcan- 'daard-redactie ten deze zou deelen. De vriendschap van hen, die den heer Colijn de waarheid voorhouden, kon wel eens van beter gehalte en hooger waarde blijken dan de toejuiching van hen, che bet gevaar niet zien. De vorming van het nieuwe Kabinet ont moet zonder twijfel groote bezwaren, te grooter, naarmate hun beteekenis minder aan het oppervlak bgt. Mogen zij alle, tot 'duurzaam welzijn van ons volk, glansrijk Worden overwonnen Uit „De Vrijzinnig-Democraat'-: Zal het kabinet-Colijn een andere politiek gaan voeren dan die, welke tot nog toe op naam van den anti-revolutionairen leider staat Er gaan stemmen in die richting op. „De Maasbode", die aanvankelijk van een kabinet-Co!ijn niets wilde weten, is sedert geheel bijgedraaid. Het komt volgens het blad niet op de persoon van den premier aan, maar op het program. Als het program maar goed is, wat kan het dan schelen, wie het uitvoert! Meent men nu heusch, dat het program het vertrouwen zal kunnen in boezemen, dat de persoon van den forma teur niet schenken kan? Ook wij gelooven wel ,dat de heer Colijn aan zijn programma van 1923/'25 niet getrouwd is. Wij hebben hem in den korten tijd, gedurende welken hij in onze actieve politiek ia teruggekeerd al zoo veel malen van front zien veranderen, dat wij ons desnoods een Colijn met een democratisch program kunnen denken- Maar wat wij ons niet kunnen voorstellen is, dat een dergelijke Colijn ook maar een greintje vertrouwen zou kunnen wekken bij hen, die men door dat program met zijn optreden hoopt te verzoenen. Bij dit alles komt nog, dat het gemakke lijker is over een, ook voor de democraten ter rechterzijde aannemelijk program te praten, dan een dergelijke program op te stellen. Wij hebben op dit punt in de laat ste zeven jaren eenige ervaring Opgedaan. Het in 1922 opgestelde program heeft men zelfs niet durven publiceeren. Ten opzich te van het belangrijke vlootwetvraagstuk i9 dit program vermoedelijk zóó vaag geweest, dat men er evenzeer een verplichting om voor die wet als een bevoegdheid om tegen de wet te stemmen uit kon afleiden. De oorzaak, die tot deze moeilijkheden leidde, het volslagen gebrek aan eenstemmigheid tusschen de partijen der rechterzijde, is niet weggenomen. Zij is integendeel sedert 1922 belangrijk in beteekenis toegenomen. De formatie-Colijn is er dus nog niet. En komt zij er, dan zijn stellig de moeilijkheden allerminst van de baan. Integendeel, dan zullen zij eerst recht beginnen. Een kabinet- Colijn zal de eenheid der rechtsche coalitie meer op de proef stellen dan eenig ander kabinet. Het is een rechtstreeksche uitda ging aan allen, die een politiek van voor uitgang willen voeren. Het zal de democra ten dringen in een positie van fel verweer. Êr zullen slagen vallen, harder dan te vo ren. Maar juist daardoor zal een kabinet- Colijn, hoezeer wij zijn optreden zullen be treuren, hen doen groeien, wier politiek het verfoeit. Onder den druk der reactie zal de democratie steeds krachtiger wor den. En aan de teleurstelling van deze for matie zal zich de troost paren, dat er na de stembus van 1925 weer een stembus komt. Bij die stembus zal de democratie revanche nemen I votmLBDENMHsmEKBi HDOGE RU NDUK ISO Eenige gebruikte Machines met garantie aangeboden. Vraagt gratis inlichtingen. De loonen van het Spoorperto&eel. De Loonraad voor "de NedeaLandsche Spoor wegen vergaderde 16 en 17 Juli te Utrecht, onder voorzitterschap van mr. Kooien. -Be sloten is aan de directie der Spoorwegen het volgende te adviseeren: de gemeente Barendreclit en het aan Alk maar aangrenzende gedeelte van de Ge meente Heilo (in de wet op de Personeele Belasting omschreven als Heilo (Alkmaarsch gedeelte) op te nemen in de derde loon klasse; de periodieke verhoogingen voor schaal 10 te bepalen op f116 per jaar; de betrekking van onderladingmeester te plaat sen in schaal 8a; de betrekking van land bouwkundig opzichter, overeenkomstig het voorstel van de directie, in te deelen in schaal 10; de betrekking van magazijnmees ter Werkpl. Amersfoort te schrappen; te be palen, dat, zooals wij reeds vermeld heb ben, ten aanzien van de beambten met be zoldiging, per jaar, die op 31 December 1923 onder de bepalingen van het op 31 December 1925 geldende reglement in dienst waren en sedert eerstgenoemde datum in dienst gebleven zijn, voor de berekening der bezoldiging in de vierde loonklasse over den tijd, dien zij van 1 Januari 1926 af zond* onderbreking onder de bepalingen van het dan geldende reglement werkzaam blijven, de vaste standplaatsaftrek voor de schalen 1, 2 en van f 280 tot f 210 per jaar en voor de schalen 3a tot en met 15 van 1320 tol f210 per jaar teruggebracht wordt Voort6 wordt voorgesteld te doen verval len de bepaling, dat voor het personeel op Duitsch grondgebied de Mark berekend wordt tegen een koers van niet lager dan 10.05;' de periodieke verhoogingen voor adspirant- opzichlers en adspirant-werktuigkundig» ambtenaren te bepalen op f 100 jaarlijks; de maximum-bezoldiging, verbonden aan de be trekking van adspirant-werkmeester te be palen op f 1750 per jaar en het bedrag van de loonsvorhooging, die toegekend wordt na met gunstig gevolg afgelegd examen voor machinist op 1200. Dan adviseert de Raad verder om te be palen, dat voor de adspirant-werktuigkun dige ambtenaren, die in het bezit zijn van een diploma der Middelbare Technische School „Amsterdam" (tevens Kweekschool voor Machinisten) te Amsterdam en van andere daarmede door de diTectie gelijk te stellen Inrichtingen, de minima en de ma xima der bezoldigingen 1200 per jaar meer te bedragen. Voorgesteld wordit, te bepalen, dat de regeling betreffende den aftrek van 1/10 van het minimum voor elk jaar, dat betrok kene jonger is dan 23 jaar, voor leerlingen- klerk en met hen gelijkgestelden slechts in zooverre toepassing vindt, dat de bezoldi ging in klasse I, 1V en III niet zal dalen be neden f 900, f 860 en f 820 per jaar. De minima en maxima voor loopjongen* zouden bepaald kunnen worden als volgt: Voor klasse I op f 100f 610. Voor klasse II op f 876—1615. Voor klasse III op f 350f 590. Voor klasse IV op 1300f 500 per jaar on de wijze van verhooging op 110 jaar lijks. Do minima en maxima voor arbeaders- rangeerder-gcmeentebestcller te bepalen als volgt: Voor klasse I op 1600f 760. Voor klasse II op f 675f 735. Voor klasse III op 1660f710. Voor klas9e IV op f 600f 660 per jaar en de wijze van verhooging op f 10 jaar lijks. Geadviseerd wordt verder te bepalen, dat de maximum-bezoldiging voor controle-be ambten, die perroncontroleur zijn geweest, f 2100 per jaar bedraagt; te doen vervallen de tijdsbepaling van bevordering tot hoofd conducteur 2de klasse voor het treinperso neel van den Dienst der Exploitatie, op wie een bevorderingclausule voorkomend in het R.D.V. 1919 van locpassing was; de bezol diging voor de wachteressen voor de 4 loon- klassen te bepalen op f 550 per jaar; de minima en maxima voor jongens op de lo comotief te bepalen als volgt: Voor klasse I op f 600f 780. Voor klasse II op f 675f 766. Voor Masse HI op 16501780 per jaar en de wijze van verhooging op f 15 jaar lijks. De Taad wensoht voorts te bepalen, dat de regeling betreffende den aftrek van 1/10 van het minimum voor elk jaar, dat betrok kene jonger is dan 23 jaren, voor klerken en met hen gelijkgestelden elechls in zoover toepassing vindt, dat de bezoldiging in klas- sel, II en III niet zal dalen beneden f 1050, f 1000 en f 950 per jaar en le schrappen de bepaling, dat de betrekking van assistent- controleur der inventarisgoederen tot 1 Jun! 1924 ingedeeld blijft in schaal 8. De volgende minima en maxima van ds beambten met bezoldiging per uur en de jaariijksche periodieke verhoogingen worden voorgesteld: Voor schaal 1 op 63 cis.61 cis. 2 cto. Voor schaal 2 op 55 ets.65 ets. 2 cis. Voor schaal 3 op 67 ets.69 cis. 2 ets. Voor schaal 4 op 69 ets.72 ets. 8 ets. Voor schaal 5 op 61 cis.76 ets. 3 cta. Voor schaal 6 op 63 ets.80 ets. 3 ets. Voor schaal 7 op 65 cta.88 cta. 8 cto. De maximum-bezoldiging voor de bazen der arbeiders te bepalen op f 1.18 per uur; de maximum bezoldiging voor de onderba zen te bepalen voor loonschalen 1, 2 en 8 op f0.97 per uur; idem voor 1, 5, 6 en 7 op f 1.18 per uur; de maximum-bezoldiging voor de ploegbazen te bepalen; voor loon schalen 1, 2 en 3 op f 0.90 per uur, idem voor 1, 5, 6 en 7 op f 1.05 per uur-, voor loonklasse II, III en IV een vasle sland- plaatsaftrek op de uurloonen van loonklasse 1 toe te passen van resp. 3, 6 en 12 ets. Zooals reeds door ons vermeldl, wordt geadviseerd, ten aanzien van de beambten met bezoldiging per uur, die op 31 Decem ber 1923 onder de bepalingen van het op 31 December 1925 geldende reglement in dienst waren en sedert eerslgcnoemden da tum in dienst gebleven zijn, voor de bereke ning der bezoldiging in de 1de loonklasse over den lijd, dien zij van 1 Januari 1928 af zonder onderbreking onder de bepalingen van dat geldende reglement werkzaam blij ven, de vasle standplaatsatlrek van 12 cta. op 9 cta. per uur teruggebracht wordt. Ook wordt voorgesteld de navolgende reeds door ons vermelde overgangsbepalin gen in te voeren: Bij de invoering van de nieuwe loonrege ling zal niemand rechtstreeks in bezoldi ging achteruitgaan. Bij overplaatsing in dezelfde betrekking in een lager bezoldigde loonklasse heeft, als het overplaatsing uit loonklasse I betreft, aftrek plaats ran het betrokken vaste be drag en wanneer uit een van de andere loonklassen overgeplaatst is, van een be drag, overeenkomende met het versohil in vasten aftrek, geldende voor de loonklasse, waaruit en waarheen overgeplaatst is. Het salaris in de lagere loonklasse zal evenwel niet meer bedragen dan het voor die loon klasse onder de oude regeling geldende ma ximum, indien dit maximum hooger was dan in de nieuwe regeling. Bij overplaatsing in dezelfde betrekking in oen hooger bezoldigde loonklasse heeft verhooging van bezoldiging plaats bij ver plaatsing naar loonklasse I ton bedrage van het betrokken vaste bedrag der standplaats- aftrek en bij verplaatsing naar een andere loonklasse ten bedrage van het verschil ln vasten aftrek, geldend vogr de loonklasse, waaruit en waarhoen overgeplaatst 13. Het salaris in de hoogere loonklasse zal evenwel niet meer bedragen dan het voor die loon klasse onder de oude regeling geldende ma ximum, indien dit maximum hooger was dan in de nieuwe regeling. In de schalen, waar de nieuwe maximum bezoldiging ten gevolge van het daarvoor gesteld hooger bedrag of (en) ten gevolge van den nieuwen vasten standplaatsaflrek voor de lagere schalen boven de oude ma- edmum-bezoldiging uitgaat, zullen zij, die het oude maximum op 1 Januari 1926 reeds bereikt bobben, of alsnog in den loop van dat jaar zullen bereiken, ten minste één jaar lang in het genot dier bezoldiging ge weest moeien zijn, vóórdat zij boven dat bedrag voor periodieke verhooging in aan merking zullen komen. Overigens zal bevordering volgens de nieu we regeling plaats hebben. Yoorta heeft de loonraad een sub-commis sie ingesteld, die te onderzoeken heeft, of nog eenige gemeenten in een hoogere loon klasse ingedeeld behooren (e zijn. In deze subcommissie zijn benoemd de heeren Van Brake], tevens voorzitter, Elias, Joustra, Van Leur en Sarlcmyn. De in bovenstaande opgave genoemde be zoldigingen zijn, tenzij het tegendeel blijkt, gerekend naar loonklasse I. Algemeene Synode der Ned.-Herv. Kerk. Nadat Vrndag reeds een aantal fondsen zijn afgehandeld, waren in de vierde zitting, Zaterdag aan de orde de aangelegenheden van de Generale Kas. Zooals bekend is, dient deze kas voor het verleenen van toelagen tot het stichten in nieuwe pf zich uitbreidende gemeenten van kerken, pastorieën en andere kerkelijke gebouwen, oJ tot het onderhouden van reeds bestaande. Dok worden tot deze kas toelagen tot het predikantstraktement ol tot het pensioen van emeriti-predikanten verstrekt. Zr) ondersteunt nagelaten betrek kingen van predikanten, n.l. woduwen en ongehuwde kinderen; en geeft ook hulp voor andere kerkelijke doeleinden, ter beoordee ling van de Synode. Bovendien kunnen wor den verstrekt maar dit gebeurt niet dikwijls voorschotten tot het bouwen of herstellen van kerken en pastorieën met nader te bepaTen rentevergoeding en jaar- Jijksche bijdragen van tan minste 0.25 van hen, die op belijdenis dos geloofs zijn aan genomen, en uit vrijwillige jaariyksehe bij dragen van lidmaten en leden, In 192-1 be droegen die bijdragen, met insluiting van de nagekomen bijdragee* over 1923, een som van £53.411.38. Voor de uitkeering in 1925 is beschikbaar fC75.537.68. Wjj hopen eerrang een vol ledige lgst op te nomen van alle toelagen welke uit de verschillende fondsen zijn be schikt Tot de laatste fondsen, welke heden wor den behandeld, behooren het Fonds tot ondersteuning van de kerken der Waldenzen, tot ondersteuning van de Hervormde ge meente te Assweiler, tot ondersteuning der Hervormde kerken in Litauen en de kas tot behartiging der godsdienstige belangen van Hervormde Nederlanders in het buiten land. Na behandeling van eenige andere finan cieele aangelegenheden, daukt de president den quaestor-generaal voor zjjn tegenwoor digheid en sloot h(j de morgenzitting. Fransch op de lagere school. Ingediend i9 een wetsontwerp tol wijzi ging van de Lager-Onderwijs-wot 1920. Aan de Memorie van Toelichting wordt hel volgende ontleend: Nu de Eerste Kamer het door liet Tweede Kamerlid mej. Weslerman ingestelde wets voorstel tot wijziging van art. 3 der Lager- Onderwijswet 1920 niet heeft aangenomen, acht de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen het wenschelijk, dat de overgangstermijn in de eerste twee leden van art. 193 dier wet met een jaar wordt verlengd. Naar men uit de gevoerde gcdachtenwis- seling mag afleiden i3 de verwerping door de Eerste Kamer los van de algemeene strekking van het voorstel sterk beïn vloed door de overweging, dat bij dit voor stel het verband mol andere bepalingen der wet niet voldoende was overwogen en dat er niet voldoende reden voor oen initiatief voorstel bestond na de door de Regeering omtrent deze zaak gedane mcdodcolingen. Deze opvatting van de zijde der Eerste Kamer en het feit, van de aanneming van liet wetsvoorstel door de Tweede Kamer kunnen tot gevolg hebben, dat van Regee- ringswege een wetsontwerp tot regeling van dit onderwerp wordt ingediend. Met het oog op die mogelijkheid is het wenschelijk, voor de scholen die nog zijn ingericht overeen komstig art. 2bis der wet op het lager on derwijs van 1878 en dit krachtens de over gangsbepalingen van art. 193 der tegen woordige wet niet langer dan tot 31 Decem ber 1925 kunnen blijven, dien toestand han gende de overweging der zaak le bestendi gen. Veriengimg voor óén jaair komt dus den Minister voor dat doél voldoende voor. Antobnssen. Bij de Tweede Kamer is ingediend een wetsontwerp tot wijziging van de wet van 23 April 1880, betreffende de openbare mid delen van vervoer, met uitzondering der spoorwegdiensten. Aan de Memorie voji Toelichting is het volgende ontleend: De Minister vereenigt zich, na aandach tige overwoging, met de meening der Staats- commissie-Palijn in zake het vervoervraag- sluk, dat wettelijke voorziening wenschelijk is ten einde voor de autobussen le komen tot een vergunningsstelsel. Artikel 6 der wet van 1880 bevat ten aan zien van aansprakelijkheid voor schade, door reizigers geleden, de ook voor spoor- en tramwegen geldende regeling, die den ondernemer aansprakelijk stelt, voor zoover hij niet de afwezigheid van schuhj bij zich en zijn ondergeschikten bewijst. De commissie acht deze omkecring van den bewijslast voor autobusdiensten niet voldoende. Zij wit! daarnevens verplichten tot het sluiten van een verzekering van ten minste I 60.000, vermeerderd met f 3000 voor elke zitplaats boven twintig, bij een door den Minister goed te keuTcn Maatschappij. Het komt den Minister voor, dat het be zwaarlijk aangaat den Minister van Water- slaat te belasten met zekere verantwoorde lijkheid voor de duurzame soliditeit van verzekeringsinstellingen. Verder is het een der grondslagen van de Uit hel Engelsoh van Baronesse ORCZY. (.Geautoriseerde vertaling van A. f. 53; „Wie heeft u gezonden?" „Niemand," antwoordde zij. „Maar het voorstel is van kolonel Scrape gekomen?" „Ja. „Ge hebt er niet met Jim over gespro ken?" „Neenl Neenl" riep zij gauw uit, „Maar kolonel Scrape zeide u toch, er wel met hom over te spreken, nietwaar „Ja." „En ge hebt het niet gedaan?" „Neen." „Waarom niet? Waarom niet?" her- haalde hij op gebiedenden toon, na een oogonblik wachters; en toen weer- Waar om niet?' Maar zij kon niet antwoorden. Hoe kon zij dozen strengen militair vertellen, dat zij aan Jims hart gelegen had cn zooveel moed in z'n oogen, zooveel standvastigheid, zoo veel grootheid van ziel gelezen had, dat zij geen woo.rden had gevonden, om te spreken over den schandelijken ruil, die als het leven zelf voor haar was. „Ge hebt uw antwoord, Mevrouw," zei ETaaf Fairfax zachter, „in uw stilzwij- Het is even nutteloos mij datgene te öA» wat ge niet aan Jim durfdet vragen." „Uc kon bij Jim niet voor eigen leven pleiten," antwoordde zij heftig, „maar gij, die hem deze schande hebt opgelegd „Er rust geen schande op Jim, Mevrouw," viel hij haar op vasten toon in de rede. „Wat uw eigen menschen ook mogen zeg gen, onthoud dit: Jim handelde zooals hij deed, omdat hij een soldaat was en omdat ik het hem gelastte. Hij deed zijn plicht zonder vrees en zonder te vragen. En hij zou 9terven, zooals hij geleefd heeft, als een waar, onzelfzuchtig edelman, een mar telaar voor zijn zaak, die zijn leven geeft voor een ideaal." Zij luisterde met schitterende oogen naar hem, en begroef toen haar gelaat in haar handen. „God zegene u hiervoor, Heer," fluister de zij. Hij stond op en legde zijn hand hartelijk op haar schouder. „Zoudt gij willen," vroeg hij, dat Jim wist, dat ge met dit voorstel bij mij zijt ge komen? Daar! Ge ziet het," ging hij voort, toen zij liet hoofd schudde, „ge weet even goed als ik, dat Jim u misschien zou ver geven, omdat hij u liefheeft; maar wat denkt ge, dat hij mij zou doen den eersten keer, dat wij elkander zagen, als ik toe stemde en u die brieven teruggaf? „Hij behoefde het niet te weten...." fluisterde zij, en zij gevoelde zich voor het oogenblik zeer weinig heldhaftig, zeer ellendig en alsof haar .hart gobroken was; maar dat gevoel ging gepaaid met een van veiligheid en vertrouwen in dezen man, die Jims vriend was, en wiens onomkoop baarheid en hooge idealen hem tot iemand gemaakt hadden, die vereerd en vertrouwd mocht worden. Nauwelijks had zij de woor den gesproken, of zij schaamde zich er over; maar in de vriendelijke oogen, die nu op haar neerkeken, zag zij niets einders dan een volkomen begrijpen, een sympathie, die door niets te schokken was. Hij legde zijn hand c*p de brieven, en begon met pflech- tigen ernst te spreken: „Toen gij daareven zeidet, dat Jims leven ten koste van alles gered moest worden, had ik kunnen zeggen, dat de brieven van den Koning niet langer onder mijn berus ting waren; dat ik gisteren een bode er mede naar Londen gezonden had. Dat zou een gemakkelijke en niet tegen te 9preken leugen geweest zijn. Maar u kennende, Mevrouw, zooals ik in deze korte oogen- bli token heb leeren doen, zeg ik u liever ronduit, dat ik in Jims eigen naam weiger, het leven tot zulk een prijs te koppen. Bin nen het uur zal een bode met deze brie ven naar Londen vertrekken, ze in handen van het Parlement stellen, die er mede handelen zal, zooals het verkiest." Hij hield even op, want kreunend be groef Barbara haar hoofd in haar handen- Toen ging hij met kalrnen nadruk verder: „Deze brieven, Mevrouw, zijn het ge schenk van Jim aan het Engeilsche volk. Hij kocht ze voor een offer, dat veel groo ter is dan een gewoon man met mogelijk heid schatten kan. Wat het hem toostte en wat de beweegreden was, zaJ niemand ooit weten, behaive ik, zijn bevelhebber en zijn vriend, en ik geef u mijn woord er op, dat, tot zeer kort geleden, ikzelf niet wist, wie de man was, dien ik meer eer en vereer dan wien ook. Ik gelastte hem en hij ge hoorzaamde, om redenen, die ik zelfs niet aan u kan openbaren. Maar. geloof mij, Me vrouw, dat, ofschoon ik veel heldendaden in mijn leven gezien heb, ik er geen gezien heb, die te vergelijken is met hetgeen Jim gedaan heeft. Physieke moed is een zeer gewoon bewijs van gezonde manlijkheid, en veel menschen zullen hun leven voor een zaak wagen; rnaar slechts weinigen zouden wagen, wat Jim gewaagd heeft, toen. hij deze brieven op mijn bevel 9lal. Daarom," besloot de generaal met groote zachtheid, „smeek ik u te gelooven, dat, hoe gij en uw menschen de daad mogen bezien, zij ge daan werd in een gevoel van zelfopoffering, dat zelden zijn wedergade had, en ik zou den man, dien ik zoozeer vereer, nu niet de schande willen aandoen, dit offer waar deloos te maken." Hij had zeer langzaam en wèloverwogen gesproken, ails een man, die gewoonlijk weinig woorden gebruikt, en zich nu, op een gegeven oogenblik genoodzaakt ziet, uiting aan zijn gedachten te geven. Barbara was opgestaan, terwijl hij sprak, en luister de naar hem met wijd-open en droge oogen. Dit was het einde en dat wist zij. Fairfax was er de man niet naar, om zoo uitvoerig en nadrukkelijk te spreken, tenzij hij elk woord gewogen had; hij was er ook de man niet naar, om van zijn voornemen af gebracht te worden. Toen hij uitgespro ken had, stond zij zwijgend, zich even be wegend aJs een bloem door een windje, en werktuiglijk wreef zij haar handen tegen éïkander. „Dus," fluisterde zij toonloos, „moet Jim sterven?" „Vraag hem/' antwoordde Fairfax, „of hij zijn leven tot dien prijs zou willen koo- pen." Maar dat waren de taaiste, scherpe woorden, die hij tot haar sprak. Van het oogenblik af, dat zij de vastheid van zijn besflisamg aanvaardde, ging aflos wat vriendelijk en begrijpend en vaderlijk was. naar haar uit in troost en sympathie. Hij was een vijand in het oog van haar volk, maar Barbara begreep voor het eerst in haar leven, dat een zaak, die door zooveel Engelsche edele mannen gesteund werd, niet onwaaidig zijn kon. Er was een geheim bij deze daad van Jim, dat zij nooit zou kunnen doorgronden. De daad zelve moest in hooge mate terug- sloolend voor hem geweest zijn geweest, en toch had deze man, Fairfax een edel. oprecht, eerlijk militair, zooals er geen tweede bestond haar gelast, en Jtim ge hoorzaamde, om een ideaal en uit een ge voel van plioht, dat voor eeuwig onopge- gehelderd voor haar zou blijven. „Zij werd gedaan met een gevoel van zelfopoffering, die zelden zijn wedergade vindt!" Dit waren de laatste woorden, ge sproken door een man. die veel van helden daden getuige was geweest, den man, die, "In dien vreeselijken slag van Nasoby, on verdeeld lof van zijn vijanden geoogst had God alleen wist, waar het recht lag. In Zijn oogen zeker aan beide zijden. Er waren idealen aan beide zijden, trouw zelfopoffe ring en waarheid. Hoe kan een mensoh rechter zijn over de beweegredenen van een ander? God alleen, die de harten leest, kan dat zijn. God, die zou oordeelen tusschen den koning en zijn volk. Jim en generaal Fairfax! Dit waren Iwec mannen, wier idealen geheel verschillend waren van die van Barbara, en toch, hoe kon hun gedrag lot e?n voorbeefld strekken a mi velen, die van haar partij waren I (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 5