No. 20046. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 18 Juli Tweede Blad. Anno 1925 UIT DE PERS. BINNENLAND. Coiijn Kabinetsformateur. f „De Rollerdammer" (A.-R.) vangt een~be- Bchouwing over de opdracht aan den heer Coiijn op de volgende wijze aan: In den kring der anti-revolutionaire partij zal de aanwijzing van den heer Coiijn als Kabinetsformateur met gemengde gevoelens zijn vernomen. Reeds het optreden van den heer Coiijn als minister van Financiën riep zulke ge mengde gevoelens wakker. Ligt er in het vertrouwen, dat de leider van een partij ge niet en in den invloed, waarover hij be schikt, voor de partij reden tot ingenomen heid, die mag er toch niet toe leiden om de bezwaren, welke aan zoodanige positie ver bonden zijn, over het hoofd te zien. Dat de heer Coiijn een opdracht als Ka binetsformateur zou ontvangen, is zeker niet in de anti-revolutionaire partij in het land als vurigste wensch naar voren geko men. Zijn aanwijzing kan niet verklaard worden Dit de opvatting, dat de anti-revo lutionaire partij een of andere aanspraak zou hebben op de leidende positie Het anti-revolutionaire orgaan besluit aldu9 Wanneer deze (de heer Coiijn) na over weging van alle omstandigheden, tot het besluit komt, dat het landsbelang inderdaad door zijn optreden als Kabinetsformateur, ©n straks als voorzitter van den Minister raad, wordt gediend, dan zal de anti-revo lutionaire partij hem haar steun, en haar yoorbcdc, niet onthouden. De Kabinetscrisis. Naar aanleiding van berichten lm de -R.-Ï. Pers, meldt „De T$d", dat van anti revolutionaire zijde de Katholieke Karaer- {fractie nooit voor het dilemna gesteld is: „óf een kabinet met Coiijn als premier; Óf geen voortzetting der coalitie". iVoIgens „De Trj!d" kan men verder veilig fcannemeo, dat H. M. de Koningin geen eigen Toorkeur heeft doen spreken en dat de Opdracht aan den heer Coltfb de voor de hard liggende conclusie is uit de adviezen der raadgevers van de Kroon. De Bezuinigingscommissie. Het „Hbl." verneemt omtrent de reorga nisatie van de Bezuinigingscommissie. dat voor het lidmaatschap' z§n uitgenoodigd ver schillende handelsmenschen, vertegenwoor digers van groote handelshuizen. De nieuwe oommissie zaf een ganseh andere opdracht hebben. Was de commissie onder voorzitter schap vanmr. P. Rink gebonden aan een onderzoek naar de inrichting en de werk- •Vtyze der Departementen, onder generaal Irop zal zg hebben te adviseeren over de piogeljjkheid van versobering van den geheelen Staatsdienst, Wachtgeld Burgerlijke Rijksambtenaren. Het „Staatsblad" no. 330 bevat het Kon. Besluit van den 14den Juli, lot wijziging van het Kon. besluit van 3 Augustus 1922 (6isbl. no. 479) tol regeling van de toeken ning van wachtgeld aan burgerlijke Rijks ambtenaren, zooals dit laatstelijk is gewij zigd en aangevuld bij besluit van 9 Febr. j924 („Stsbl." no. 36). Daarbij is bepaald (met ingang van 1 Juli 1925): Artikel 1. In ons aangehaald besluit wor den de navolgende wijzigingen en aanvul lingen aangebracht: a. Artikel I wordt gewijzigd als volgt: In het eerste lid vervallen de woorden: f,uit anderen 'hoofde". In het derde lid wordt in plaats van wwier bezoldiging wordt geregeld bij het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambte naren 1920 (Staatsblad no. 37)" gelezen |die vallen onder het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1925". In het vierde lid wordt de punt aan het •lot vervangen door een komma. Aan dat lid wordt de volgende zinsnede toegevoegd: Emede de ambtenaren in tijdelijken ït, die een niet wezenlijk onderbroken ïttijd als zoodanig van tenminste tien Jaren hebben vervuld, tenzij zij belast zijn met werkzaamheden, die een tijdelijk ka- fnkter dragen. b. In den aanhef van artikel 2 wordt in. fftaats van ..artikel 3, derde lid" gelezen: ^artikel 3, vijfde lid". c. Artikel 8 wordt gelezen: „Behoudens het bepaalde in liet verdere Sran dit besluit wordt aan een burgerlijk rijksambtenaar, als bedoeld in artikel 2 bnder a, het genot van wachtgeld toegekend Gedurende een tijdvak, gelijk aan zijn tmensttijd. ten bedrage van: a. indien hij ten tijde van het ontslag fcoslwdnner is van een gezin, gedurende de eerste drie maanden de laatstelijk door foem genoten wedde, gedurende de volgende drie maanden 85, gedurende de daaraan volgende vijf jaren 70, gedurende de daar aan volgende vijf jaren 60, en vervolgens 50 ton honderd van de laatstelijk genoten wedde; b. in de overige gevallen gedurende de Jmder a bedoelde termijnen onderscheiden lijk de laatstelijk genoten wedde van 75, 60, 50 en 40 ten honderd daarvan: oen en ander met dien verstande, dat het Wachtgeld niet daalt beneden het bedrag nran het uitgesteld pensioen, waarop de be- '.trokkenc ter zake van het hem verleende qntólag uitzicht heeft of, indien uit hoofde Van eenigerlei omstandigheid zoodanig uit- tócht niet of niet meer bestaat, anders zou webben gehad. Behoudens het bepaalde in het verdere 'an dit besluit wordt aan een burgerlijk ijksambtenaar, al9 bedoeld in artikel 2 ider b, het genot van wachtgeld 'toegekend durende drie maanden, vermeerderd in- >n hij ten tijde van het ontelag kostwin- i® van een gezin, met twee maanden en n met £én maand voor elk jaar door volbrachten diensttijd, ten bedrage van urende de eerete drie maanden de laat stelijk genoten wedde en vervolgens 70 ten honderd daarvan. Voor zooveel oen burgerlijk rijksambte naar ten tijde van het ontslag een dienst tijd van ten minste tien jaren heeft vol bracht en het aantal jaren van dien dienst tijd tezamen met het aantal jaren van den leeftijd, die hij ten tijde van het ontslag heeft bereikt, 60 of meer bedraagt, wordt hem na ailoop van de in het eerste en tweede lid bedoelde termijnen een verder genot van wachtgeld toegekend ten bedrage van het uitgesteld pensioen, waarop hij ter zake van het hem verleende ontslag uitzicht heeft of, indien uit hoofde van eenigerlei omstandigheid zoodanig uitzicht niet of niet meer beslaat, anders zou hebben gehad', met dien verstande dat gedurende het eerste jaar na afloop van de bedoelde termijnen, hot wachtgeld niet minder bedraagt dan veertig ten honderd van de laatstelijk geno ten wedde. Wanneer het vorige lid niet van toepas sing is kan, in buitengewone gevallen, het wachtgeld na afloop van de in het eerste en tweede lid bedoelde termijnen voor een be paalden lijd worden voortgezet; het be draagt alsdan indien de betrokkene ten tijde van het ontslag kostwinner was van een gezin, ten hoogste 60 en anders ten hoogste 40 ten honderd van de laatstelijk genoten wedde. Aan een ambtenares, die ten tijde van het ontslag gehuwd en niet de kostwin9ter van een gezin is, wordt het genot van 't wacht geld steeds toegekend op den voet als in de voorafgaande leden van de burgerlijke rijks ambtenaren, bedoeld in artikel 2, onder b, is bepaald, met dien verstande echter, dat het derde lid van dit artikel buiten toepassing blijft. Een ambtenaar, die ten tijde van het ont slag kostwinner was van een gezin, dooh die hoedanigheid verliest, wordt nadien be handeld op den voet als in de voorafgaande leden is bepaald voor ambtenaren, dien ten tijde van het ontslag niet kostwinner zijn van een gezin". d. In artikel 4 wordt onder letter c in plaats van: „onderbreking slechts" gelezen: „onderbreking behalve voor de toepassing van het derde lid van artikel 3, slechts". e. Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt: Het eerste lid wordt gelezen: „Onder laatstelijk genoten wedde wordt voor de toepassing van dit besluit, behou dens het bepaalde in de volgende leden, verstaan de bezoldiging, die in ds verlaten betrekking op den dag vóór het ontslag wend genoten, met inbegrip eventueel van zoodanige toelagen, als bij de berekening van den pensioensgrondslag in aanmerking komen, vermeerderd voorts eventueel met de tijdelijke toelage, bedoeld in de artikelen 24 en 27 van het Bezoldigingsbesluit Bur gerlijke Rijksambtenaren 1925, en verder eventueel met de tijdelijke kindertoelage, bedoeld in artikel 21 van dat besluit, die door den betrokkene zou zijn genoten, in dien hij op de evenbedoelde bezoldiging in dienst ware gebleven". Het derde lid vervalt. f. Het eerste lid van artikel 6 wordt na „aangevraagd" gelezen: „wordt: a. indien die inkomsten genoten worden in dienst van ©en openbaar Lichaarm, zoodra en zoolang het wachtgeld, vermeerderd daarmede, de laatstelijk genoten wedde zou overschrijden, het wachtgeld met het be drag dier overschrijding verminderd; b. in de overige gevallen het wachtgeld voor den duur van die inkomsten met een bedrag gelijk aan de helft daarvan vermin derd, met dien verstande echter, dat van die inkomsten buiten aanmerking blijft een bedrag gelijk aan het verschil tusschen het wachtgeld en de laatstelijk genoten wedde of, bedraagt dit verschil meer dan 30 ten honderd van de laatstelijk genoten wedde, gelijk aan 30 ten honderd van de laatstelijk genoten wedde". g. In het eerste lid van artikel 7 verval len de woorden „onverminderd het bepaal de in artikel 8, tweede lid". h. Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt: Uit het eerste lid vervallen de woorden: „uit anderen hoofde dan de opheffing zijner betrekking". Het tweede lid vervalt. i. Na artikel 8 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 8a. Met den op waohlgèld gestelde kan een regeling worden getroffen, krach lens welke het wachtgeld geheel of ten deele wordt vervangen door een afkoopsom. Artikel II. Overgansbepaling. De wacht gelden, die op het tijdstip van de inwerr kingtredïng van dit besluit loopende zijn, worden herzien met inachtneming van de wijzigingen die ingevolge dit besluit in Ons besluit van 3 Augustus 1922 (Staatsblad no. 479) worden aangebracht, echter met dien verstandje dat de in artikel 3, eerste lid, be doelde termijn van vijf jaren, waarna het wachtgeld tot onderscheidenlijk 60 en 60 ten honderd wordt verminderd, voor deze wachtgelden in dk geval niet eerder aan vangt dan op 1 Juli 1925. Artikel III. Dit besluit treedt in werking met ingang van den tweeden dag na dien der dagleekening van het Staatsblad (17 Juli- Red.) waarin het is geplaatst. Algemeens Synode der Ned.-Herv. Kerk. De vice-president rapporteert in de derde zitting over do registers van den secretaris der Synode. Van 17 Juli 1924 tot 15 Juli 1925 zijn ingekomen 1868 en uitgegaan 1915 stukken. Aan den secretaris wordt dank betuigd voor zijn nauwkeurig en veelom vattend werk. De grostallen worden opgemaakt voor de vervulling van twee vacaturen (lid-predi kant en lid-ouderliDg) in de synodale com- missio. \oor kennisgeving wordt aangenomen bijl. B. no. 9. Dit betreft uitkeeringen uit de inzameling voor het noodlijdend protes tantisme in Europa, aan verschillende in stellingen in het buitenland, waarover de commissie voor correspondentie met buiten- landsche kerken haar advies heeft gegeven De president betuigt den dank der synode aan prot Slotemaker de Bruine, die als lid van het uitvoerend comité heeft deelge nomen aan de voorbereidende conferentie te Zürich voor het wereldcongres. Op dit congres te Stockholm zal de Ncd.- Herv. Kerk vertegenwoordigd zijn door dr. G. J. Weyland, dr. W. J. Aalders (in de plaats van dr. H. M. van Nes), dr. J. A. Cramer, dr. J. C. Rooso, dr. W J. M. En- gelberts, dr. L. Knappert, ds. H. J. Dijck- meester en ds. R. J. van der Meulen. De alg. synodale commissie zette haar arbeid onder de Protestantsche Nederlan ders in het buitenland voort. Te Duisburg, te Crefeld en te Mühlheim wordt met zegen gearbeid door den heer H. Sanders. Te Em merik werkt ds. W. A. Zeydner, te 's-Hee- renberg, en bet werk te Gronau, Kleef, Schöningsdorf en elders wordt uit het fonds ter behartiging van de geestelijke belan gen der protestantsche Nederlanders in het buitenland gesteund. Het valt te betreuren dat alleen enkele gemeenten in het vader land dien arbeid door collecten steunen. Het totaal bedrag der collecten was ruim f 1979 Uit de exploitatie-rekening van het „Weekblad der Ned.-Hervormde Kerk"- blijkt, dat f 800 in de kas van de Alg. Weduwen- en Weczenbeurs kon worden ge stort. Nu de quaestor-generaal, mr. S. J. Ho- gerzeil ter vergadering is gekomen, worden de rekeningen der verschillende fondsen behandeld en verleent de Synode haar goed keuring op de voordrachten der Synodale commissie betreffende toelagen uit de fond sen. Het fonds voor noodlijdende kerken en personen heeft weder een gift van f 2000 van H. M. de Koningin ontvangen, waar voor de president den dank der Synode uit spreekt. Uit dit fonds is f 31130 voor groot© toelagen bestemd, te vermeerderen met de in 1919 toegekende toelagen, waarvan geen gebruik is gemaakt binnen den in het regle ment bepaalden temijn. Voor kleine toela gen is f 8815 beschikbaar. Het Fonds ter voorziening in de geeste lijke behoeften ontving ook een gift van de Koningin, ten bedrage van f 750, en een Ie gaat, groot f 500, van wijlen den heer P. J. Bouwmeester, te 's-Gravenhage. Aan 17 ge meenten kunnen uit dit fonds toelagen worden verstrekt tot een gezamenlijk bedrag van f 6625. Het bestuur van het Fonds „Aanpakken* heeft weder een bedrag van f30.000 (ge kweekte rente) aan het Fonds tot verbete ring van de schraalste predikantstracte- menten afgestaan. De president brengt dank aan genoemd bestuur. De Algemeene Weduwen- en Weezen- beurs zal dit jaar uitkeeren een bedrag van f 205 benevens f 80 bijslag. AIzoo in 't ge heel f 285, d.i. f 10 meer dan ten vorigen jare, toen een uitkeering werd gedaan aan 382 weduwen. 7 minderjarigen en 19 erven. Nu worden afgehandeld do aangelegen heden van de Synodale Bijbelvertaling dos N. T. en van den Vervolgbundel, alsmede die van de Algemeene Kas. De quotisatie over de jaren 19261930 wordt vastgesteld. Het geheele bedrag daarvan is volgens de lijst f 54.850. Besloten wordt over dit jaar 1925 weder 10 pCt. van de puota te vragen, met het oog op den stand van de Algemeene Kas. De uitkeering uit het Hulppensioenfc» dj is vastgesteld op f 120. Het aantal dcelge- rechtigde gemeenten bedraagt 381 met 523 plaatsen. Een uitkeering werd gedaan aan BO predikanten en 5 erven. Het Studiefonds ontving zijn jaarlijksche bijdrage van f 400 van administrateuren van het Fonds Racer-Tak. Aan 10 studenterf kunnen kleine studiebeurzen worden ver leend. Nog werden in deze bijeenkomst afge daan de aangelegenheden van het Gebouw der Algemeene Synode. Wenschen van het R.-K. Werkliedenverbond Het R.-K. Werkliedenverbond heeft het volgende adres gezonden aan de R.-K. T weede-Ka/mer-f ractie In verband met de staalkundige situatie, wel'ke door de Kamerverkiezing van 1 Juli 1.1. ds ontslaan, acht ons verbondsbestuur 't thans de bij uitstek geschikte tijd om nog eens nadnikkelijk de aandacht van uw hooggeacht college te vragen voor enkele sociale wenschen en verlangens, welke reeds lang onder de arbeiders levendig zijn en waarvan de vervulling ook reeds korter of langer tijd in voorbereiding is. 'Deze wenschen zijn neergelegd in de vol gende punten: a. wettelijke regeling der ziekteverzeke ring, zooveel mogelijk gebaseerd op uitvoe ring der verzekering door uit de maat schappij opgekomen organen; wettelijke regeling der werkloosheids verzekering op den grondslag van verdee ling der lasten tussohen werkgevers, werk nemers en oveiflieid; c. het voeren eener goede welvaartspoli- tiek, o.a. door te steunen en te bevorderen al wat werkverruiming kan brengen; d. het tot-s land-brenger eener landbouw- arbeidswet, in den geest als aangegeven in hel betr. advies van den Iloogen Raad van Arbeid; e. algemeene doorvoering van de bepa lingen der Arbeidswet 1919, ook voor arbei ders buiten fabrieken en werkplaatsen. Hierbij denken wij tevens aan de voorgeno men Rijksregeling van de winkelsluiting; f. het tot-slanddyrengen van wetten, die de uitvoering van punt 6 (Bedrijfsorganisa tie, enz.) van het program van actie van de p.-K. Staatspartij kunnen bevorderen; g. «het tot-stand-brengen van een wettelijk Rijkskinderfonds, tot steun aan de groote gezinnen en op den grondslag van verplich te verzekering voor alle in loondienst werk zaam zijnde personen lot een jaar-inkomen van b.v. f 2500 h. het aannemen van de reeds ingediende voorstellen tot wijziging der wet op de In komstenbelasting. der Successie-belasting en der Zegel- en Registratiewei; i. nog verder doorgevoerde-verlaging van den belastmgdruk yqor de groote gezinnen; j. het medewerken aan het tot-stand-ko men van een algemeene ratificatie der ont- werp-conventie, in zake den arbeidsduur en het zoo spoedig mogelijk ratificeeren der andere ontwerp-eonventies van de Interna tionale Organisatie van den Arbeid. Waar ©enerzijds over het algemeen de uitvoering der bedoelde wetten van de Staatskas geen groote offers behoeft te vra gen en anderzijds naar onze innige over tuiging alleen een krachtige sociale politiek het geschokte vertrouwen der arbeiders kan herstellen, waar verder de genoemde punten voor iedereen, die oog heelt voor de sociale nooden en de volksmentaliteit, van buitengewoon urgenten aard zijn, meenen wij ons van naderen aandrang te moeten onthouden. Desgewensclit zijn wij gaarne bereid een en ander mondeling toe te lichten. Pleegouders en hun Pleegkinderen. De Vereeniging van Secretarissen van Voogdijraden hield dezer dagen te 's-Gra venhage haar gewone jaarlijksche vergade ring, onder voorzitterschap van mr. B. Groo- tenboer, secretaris van den Voogdijraad 's-Gravenhage 1. In de ochtendvergadering werd door mr. M. G. Nyland, secretaris van den Voogdij raad Rotterdam I ingeleid liet onderwerp: „Wordt tegen bedelarij, het artikel 432 Eer ste Wetboek van Strafrecht, voldoende door de autoriteiten opgetreden? en zoo neen, wat zou hiertegen kunnen worden gedaan?" De inleider merkte o.m. op, dat de zeden- en kinderpolitie dikwijls wel bereid is te verbaliseeren, maar het parket niet mede werkt, om de zaak te vervolgen. Bij den Voogdijraad Rotterdam I is thans een zaak aanhangig gemaakt, ten einde een princi- pieele beslissing uit te lokken. De vergadering besloot den afloop dezer procedure af te wachten, alvorens een ver dere actie, betreffende dit punt, te voeren. In de middagvergadering werd door inr. J. Overwaler, secretaris van den Voogdij raad Amsterdam II, ingeleid het onderwerp „De verhouding tusschen pleegouders en pleegkinderen in verband met het jongste rapport der vereeniging „Onderlinge Vrou wenbescherming". De inleider betoogde, dat de tegenwoor dige regeling zeer aanzienlijke bezwaren medebrengt, dat het rapport in beginsel een bruikbare oplossing geeft, dat het echter slechts als een voorontwerp moet worden beschouwd, waarin nog veel moet worden gewijzigd en dat naast dit ontwerp een ge heele herziening van de rechtspositie van het buitenechtelijk kind, de volle aandacht moot blijven vragen. Bij de op deze inleiding volgende discus sie, bleek dat de groote meerderheid der aanwezigen van meening was, dat de resul taten, die door de nieuwe regeling zouden kunnen worden verkregen, vrij gering zul len zijn, on zeker niet den grooten opzet, met invoering in de wet van een zdheel nieuw instituut wettigen. Men meenen* dan ook, dat deze regeling achterwege zou kun nen, blijven en het beter zou zijn, de volle aandacht te concentreeren op den grootsten misstand van de tegenwoordige regeling, n.m. het automatisch verkrijgen der ouder lijke macht na wettiging. Besloten werd, dat de Vereeniging zich andermaal tot den Minister van Justitie zal wenden met verzoek te willen bevorderen, dat in deze leemte zoo spoedig mogelijk wordt voorzien, en daarbij tevens nog eens aan te dringen op wijziging van art. 400 B. W., opdat niet langer een, na echtschei ding tot voogd benoemde derde, na over lijden van den oorspronkelijk tot voogd be noemden en vervolgens ontzetten of ont heven ouder, van rechtswege de voogdij verliest. Tevens werd besloten aan de vereeniging Onderlinge Vrouwenbescherming het stand punt der vereeniging ten aanzien van het ontwerp kenbaar te maken. Meelbeslait. Het „Staatsblad" No. 316 bevat het Kon. besluit van 4 Juli, tot wijziging van het Meelbesluit („Stsbl." 1924 No. 313). Daar bij is bepaald, dat artikel 13 onder 10, fwcede zin, van het Meelbesluit, aldus wordt gelezen: „schadelijke kleurstoffen mogen niet zijn toegevoegd.". Dit besluit treedt morgen in werking. Deze wijziging is een uitvloeisel van het rapport van de commissie bedoeld in art. 17 der Warenwet, d.d. 30 April j.l., waarin den minister van arbeid, handel en nijverheid in overweging werd gegeven, het verbod van het kleuren van vermicelli te handhaven en wel hoofdzakelijk op grond, dat het hier geldt een quaestie van eerlijkheid in den ihandiel. De commissie betoogde daarin o.m.: Dat door het kleuren het in den regel niet meer mogelijk is de verschillende kwaliteiten ver micelli van elkaar te onderkennen, zoodat den kooper het criterium wordt ontnomen de kwaliteit der waar op het uiterlijk te be- oordeelen. Vermicelli, gemaakt van goed- koope soorten tarwebloem, heeft een grauwe kleur, terwijl bereid uit fijnere kwaliteiten tarwebloem, zooals de merken patent en lop- patent, de kleur fraai wit is. Door het kleu-. Ten wordt dit karakteristieke verschil in kwaliteit weggenomen, zoodat de kooper niet, althans zeer moeilijk, kan beoordeelen, welke kwaliteit hij voor zijn geld krijgt, im mers het uiterlijk van een mindere soort wordt praclisch gelijk aan dat van een beter product Vandaar, dat veelal de kleuring sterker is, naarmate de verwerkte grondstof van mindere kwaliteit is. Men tracht dus door het kleuren het mindere product het voorkomen te geven van een betere waar, men wil dus door te kleuren de minder oog lijke kleur van vermiceHi, uit goedkoopere grondstoffen gemaakt, maskeeren. Wordt de waar ongekleurd verkocht, dan zal de kooper, en hiermede wordt zoowel de consument als de winkelier bedoeld, een middel in de hand hebben om de kwaliteit van het hem geleverde te kunnen beoordee len en het zou verkeerd zijn them dit cri- terium te fiijlnemen. Toepassing art. 55 der Woningwet. De Ged. Staten dor provincie Zuid-llol- iland hebben bij circulaire van 25 Mei aan B. en W. der gemeenten in die provincie het volgende bericht: Do Inspecteur van de Volksgezondheid, voor de volkshuisvesting, schrijft <>ns, dat meerdere gemeentebesturen art. 55 der Wo ningwet. in verband met het Kctenbesluit 1924 („Stsbl. No. 117), aanwenden om ver gunning te geven voor den bouw van zoo-» genaamde noodwoningen, zonder dat bij de vorguning wordt melding gemaakt van de omstandigheden, waaruit de lijdelijke bewo ning zou kunnen volgen. Wordt dan ge vraagd om nadere inlichtingen, dan gebeurt het meermalen, dat met den bouw reeds is aangevangen, bestaande keten of schuren zijn gekocht enz. Voornoemde Inspecteur ziet zich dan voor het feit gesteld den voort gang -van een en ander te moeten beletten, tot groot nadeel van den aanvrager, die veolal kan rekenen op de bereidwilligheid van gemeentebesturen om op deze wijze m den woningnood te voorzien. Het bouwen van noodwoningen door r ar^ liculieren is door de wet uilgesloten; er zijn slechts twee mogelijkheden, of bouwen vol gens de gemeentelijke bouwverordeningen of Volgen9 hel Kctenbesluit. In het tweede geval behoort in de eerste plaats het ge meentebestuur na te gaan, of inderdaad de tijdelijkheid der bewoning aannemelijk is gemaakt, met een verklaring van den aan vrager, heizij schriftelijk of mondeling, dat hij na 5 jaren de bewoning zal staken, kan geen genoegen genomen worden, omdat chze verklaring nog geen zekerheid geeft. Is eenmaal een dergelijk gebouw gesticht, dan zal een gemeentebestuur er bezwaarlijk toe overgaan ontruiming en afbraak daar van te gelasten. In verband met het bovenstaande vesti gen wij er voor zooveel noodig, uw aan dacht op, dat bij elke aanvraag om verdun ning behoort tö worden nagegaan op welke gronden de vergunning kan worden gegeven en verzoeken wij u van die gronden tevens mcdedeeling te doen aan. voornoemdi-n in specteur'Bij de toezending van de afschrif ten der vergunning en teekening. („Wkbl. v. Gem. bel.") Vergoeding reiskosten bij oproeping van wachtgelders. Bij minislericele beschikking is o. a. be paald, dat indien door een Rijksadministra tie op wachtgeld gestelde Rijksambtenaren of op waohlgèld gestelde militairen voor vervulling van een bestaande vacature ter kennismaking worden opgeroepen, dc even tueel daaraan verbonden reiskosten zullen worden vergoed, echter Slechts berekend naar de laagste klasse van het gebezigde vervoermiddel (geen verblijfkosten). Bovenbedoelde reiskosten komen ten laste van het Departement, waaronder het lichaam ressorteert, dat den wachtgelder oproept. Het oproepen van wachtgelders behoort tot 'het hoogst noodige beperkt te blijvenna ontvangst van eene opgave van candidaten van het Bemiddelingsbureau, moet eerst mot hen in correspondentie worden getre den, alvorens de meest geschikte persoon zoo noodig ter kennismaking wordt opge roepen. Spoorwegpersoneel. Door de directie der Ned. Spoorwegen is onderstaand dienstorder ter kennis van het personeel gebracht: In art 1 sub 4 van het Ai R. V. wordt het personeel verboden te rooken, wanneer liet in dienst met het publiek in aanraking is. De hem tot plicht gestelde betamelijke houding tegenover het publiek brengt mede, dat in zoodanige gevallen ook het pruimen mi gelaten wordt. Voorte bereiken ons klachten, dat de perrons door spuwen van personeel ver ontreinigd wordt. Met deie onzindelijke giewoonte dient gebroken te worden niet alleen op de perrons doch ook in alle overige inrichtingen en dienstlokalen. Aan het personeel wordt derhalve tot plicht gesteld, het rooken en pruimen na te laten, wanneer het in dienst met het pu lbliek in aanraking' kan komen, mede te werken tot het in ziodeltfken staat houden van de perrons enz. en die dus «iet o.a. door spuwen te verontreinigen. Afvloeiing opgeschort. Men meldt, dat de aangezegde afvi«x-iing van de in 1865 geboren hoogere ambtena ren bij dc Posterijen en de Telegrafie voor- loopig niet zal worden uitgevoerd. H. M. de Koningin heeft vergunning verleend lot hel voeren van hel Koninklijke wapen met dien titel van hofleverancier aan de heeren II. A. en J. Verschuren, rozen- kweekers, onder de firma II. A. Verschuren en Zonen, te Haps, aan dc N'. V. Van Z we I's DavChaardenfabriek, gevestigd te Devenjer en aan M. Peferse, banketbakker (firma W. If. Gravenstein) te Middelburg. Bij Kon. besluit is aan jhr. dr. J. Loudon, buitengewoon gezant en gevolmach tigd minister te Parjjs, verlof verleend tot het aannemen van het grootofficierskruie der orde van het Legioen van Eer van Frankrijk. Naar wg vernemen, i3 in de te Utrecht gehouden gecombineerde vergade ring van de hoofdbesturen der bouwarbei ders-organisaties besloten het jongste voor stel van de patroons, 'dat de organisaties via den Rijksbe middel aar, ,den heer Fruytier, hadden ontvangen, af te wijzen. De Hoofd besturen besloten verder hunnerzijds een nieuw, nog nader te formuleeren, voorstel aan den Rgksbe middelaar toe te zenden. („Hbld.") Wij ontvingen van den Directeur der Middelbare Technische Schoof te Utrecht ter kennismaking een geschriftje: De toekomst van den Middelbaar-Technicus. In deze brochure, welke na serieuze aan vrage wordt toegezonden, wordt antwoord gegeven op veelvuldig inkqgaende vragen van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 5