De Overstrooming. .Jullie moet het toch nog niet opgeven," zei 'vader, ,,'t Zou wel aardig zijn, als-wij ontlekten. hoe hij heet. Het koop en van den halsband stellen we dan nog een paar dagen uit Als je zijn naam uitvindt, Keesje, ben je een knappe jongen!" Daar kwam Polly weer onder de tafel uit naar mijnheer Steensma toe, die hem met een: ,,Ga nu maar weer met de kinderen spelen," wegzond. (Slot volgt). Naar het Duitsoh van G. ECKER. r Vrij bewerkt door C. E. de Liflle Hogerwaard. In Maart van (het jaar 18was dte Do- nau bij Weenen door ijsschotsen opgestuwd, buiten zijn oevers getreden en fraid hij het land overstroomd. Het water steeg zóó plot seling, dot don bewoners niets anders over bleef dan an a'ller ijl o0 de daken van hun huizen te vluchten. Daar aaien zij, bibberend van koud», door honger gekweld en starende in de schui mende golven, die de ijsschotsen tegen de muren joegen. Op een stuik land, grenzend aan één der oevere van. dein Don au, stond op een kleine hoogte een laag huisje, dat bewoond wend door den tuinman Frans Grisiruger, zijn vrouw en hun drie kinderen. Hij was dien morgen, vóór de oversfccoo- mimg plotseling ontstaan was, naar de stad gereden, om planten en bloemen, die hij op het lapje grond achter zijn huisje gekweekt had, naar do markt te bréngen. Terwijl zijn vrouw met hem meeging on de zwaar be laden handkar hielp duwen, bleven de zes tienjarige Frans en zijn zusjes, Thékla en Resi. thuis. Thekla, een meisje van dertien jaar, kook te tegen twaalf uur het 'karige middagmaal en riep haar broer, toen alles klaar was, Frans wenkte, door zijn zevenjarig zusje bijgestaan ,im den tuin, waar tal van bloem bedden met oude ramen bedekt waren. De kinderen aten vergenoegd en zonder het minste ikwaad te vermoeden. Zij be merkten niets van hetgeen er buiten voor viel. Eindelijk sprong Frans op en riep: „Kom, 't is tijd, dat ik weer aan het weri* ga!" g} Zoodra hij echter naar de deur liep, hoor de hij zoo'n genrisoh en gebruis, dat hij nauwelijks zijn zusjes, die nog babbelden, verstaan kon. Steeds sterker werd het doffe geloei. In plaats van de deur te openen, zooaüs hij eens (wilde doen, keek Frans even door het raam. - Welk een ontzettend ioaneel zag hij daar! Zoo ver hij zien kon, waren de wei landen overstroomd. Het was één onaf zien- (baar meer, op welks vuil-gede golven boom stammen, balken, stukken van muren en (all©ried huisraad dreef. Hier en daar staken {boven deze ree hét dak van een huis en de toppen van boomon uit. Frans slaakte een luiden kreet en staarde ais een wanhopige naar de reusachtige watervlakte. Daarop diuwdte hij de huisdeur open c*m buiten te komen. Dit was echter onmogelijk, want de vioed steeg a! booger en hooger, zoodat de twee treedjes vóór de deur reeds overstroomd waren. ,,De weg nnair buiten is ons ai ver sperd!" riep Frans en hij keerde, nadat (bij de deur weer gefloten had, in het vertrek terug. Intusschen hadden ook de zusjes het ge vaar en de verwoesting bemerkt en begon nen zij luid te snikken en te jammeren. „We zullen verdrinken! We zullen ver drinken! Vader! Moederl help onet" klonk het. Frans troostte haar door te zeggen: „Houd je maar kalm. Bk zal wei een weg vindien, die ons op (het droge brengt." Do ijsschotsen wenden tegen de muren en de deur gestuwd, zoodat de laatste in haar voegen kraakte. „Wij hebben geen tijd te verliezen I" riep Fraais. „Wanneer wij 1 (buis niet verlaten, voeten we vecdriDfaa, Hij staarde radeloos door het venster. Daarna liep hij wanhopend in de kamer op ea neer en keek ten slotte door een raam pje, dat aan de ach tenzij de der woning was aangebracht, naar buiten. Zijn oog viel op een olm, die daar stond en met zijn breed© takken een gedeelte" van het dek bedekte. Daar flitste hem een gedachte door het hoofd, die aan zijn besluiteloosheid eens klaps een einde maakte. Hoe menigmaal was hij Van het dak op dezen boom geklauterd en vandaar in den top geklommen. „Als het ons gelukt den boom te berei ken, zijn we gered!" zei hij bij zich zeiven. Hij liep'onmiddellijk de trap op, die naar dien zolder voerde, kroop door een venster op het dak, dat gelukkig niet steil was, en schoof voorzichtig, zziclh aan. de lakken van den boom vasthoudend, in de richting von den stom. „De boom moet ons toevluchtsoord wor den!" dacht hij en hij was reeds op het punt luid over dit reddingsplan te juichen, toen bedenkingen en twijfel in hem op kwamen. „Ik ben sterk,'docht hij, „aan klauteren gewend en niet bamg. Voor mij zal het ge makkelijk genoeg zijn den stóm te berei ken en tussohen de takken een veilige schuilplaats te vindenmaar hoe zal het met de zusjes gaan? Die kunnen niet klauteren en zijn natuurlijk bang. Als zij maar niet in het water vallen 1 Hij docht nog even na en mompelde toen: „Ik zal helpen. Hij kroop nu weer door het zolderraam naar bannen en zocht daar louw, plan-ken en een oude deur. Dilt alles sleepte hij op het dak. „We hebben, ook wat eten noodig, want wde weet, hoe lang wij daar boven blijven moeten, eer er hulp komt!" dacht (hij. Daarop ging hij weer naar beneden, haal de spek en brood uit de kast en vulde een kruik met drinkwater. Toen zei hij legen zijn zusjes: „Nu niet meer huilen 1 We zullen op den boom. die achter 'fe huis staat, klimmen en ons daar een nestje bouwen. De stam is zóó sterk, dat hi] tegen vloed en ijsschotsen bestand is. Maar jullie moet je flink hou den, hoor!" De meisjes droogden nu haar tranen en Tbe&la zied: „We zullen je helpen, zóóveel we kun nen." „Goed zoo!" antwoordde Frans. ..Kleed je heel worm aan en deep zooveel dekens en kleeden, als je maar kunt, mee maar «net dak, want het zal er heel koud zijn." Het drietal Mom nu op het dak en Frans bond het ééne eómd van een touw om zijn lichaam, terwijl hij het andere einde aan een dakijzer vastmaakte. Toen klauterde hij op detn naastbij zijnden, overhangenden tak en vandaar steeds verder, totdat hij den dik ken stam bereikt had. Hij vond Öwec gxootc, sterke taJkkqn, maakte het touw, dat hij om zijn middel geslagen had, los, sloeg 'het om een tak en riep Thekla toe: „Maak het eind touw, dat aan het dak ijzer vastzit, los en bind h»t aan de oude deur!" Dit deed zij en nu trok Frans aan het an dere eind, dat 'hij om den tak gespannen had, «en trok'zóó (Lang. totdat ihij de deur c*p den (boom gesjord'had. Vervolgens legde hij de dfeur op twee takken, die een soort voik vormden en Thekla moest het eind van het bouw. dat hij van de deur losmaakte en haar toewierp, omi een plank binden en ook deze werd door hem op den bpom getrokken. Dat herhaalden zij een tweeden en derden keer, zoodat Frons van deur en planken een soort vloertje kon maken, dat veel leek op een edlamd midden in het water. Het vloertje was nagenoeg vierkant. Op dezelfde wijze werden de levensmid delen, de 'kruik rpet drinkwater en die war me doeken en dekens op den boom ge bracht en het „nest", zooals Frans hot noemde, in orde gebracht. Ma-ar nu kwam nog het allermoeilijkste: Thékla en Resi moesten in (het nestje ge trokken worden 1 Hij maakte van fywee touwen één heel sterk, bevestigde één eind er van. aan den stam van den boom, slingerde het ander1 eind over één der takken, die' liet vloertji droegen en wierp het op het dak. aan welk rand de meisjes stonden. Nadat deze het eind van het touw opge vangen hadden, riep Frans Thekla toe: ..Bind het om het lichaam van Resi ei maak het met een flinken knoop vast!" Zij deed alles precies, zooals haar broe het aangaf en op een teeken van hem schor* zij het kleine medsje van liet dak. Nu zweef de Resi enkele oogenblüfcken boven hé water en werd daarna door de krachtig* armen van Frans op het vloertje getrokken Zoodra hij haar met een strik aan den 9tan van den boom vast, opdat zij niet, als zi soms duizelig mocht worden, in de diepU zou neerstorten, en begon toen aan zijn laatste, maar ook lastigste werkje. Thekla was een sterk, flink ontwikkeld meisje, een last, die voor den zestien jarigen jongen te zwaar scheen. Hij twijfelde in stilte, of hij haar wei na^.7 boven zou kunnen trekken, maar het moes! haar het kostte wat het wiilde redden Er zat niets anders op. Na een kort gebed wikkelde hij het eind van 'het tou/w om de handen, opdat het henj niet ontglippen zou, stutte beide voeten tegen den boomstam en riep Thékla, die reeds het andere einde van het touw om hét lichaam gebonden hod, tee: ..Eén, twee drie!" Bij „drie!" liet llhekla zich van den dak rand in de lucht glijden. Een seconde later zweefde zij tussohen lucht en wafer.Frans trok en trok uit alle macht en kon den iSkaren last slechts met rukken naar zich boe trekkenHij raakte zelfs buiten adem van inspanning; het bloed steeg hem naar «het hoofd en het was, alsof zijn armen uit het lid getrokken werden. Na tien minuten, die den kin-deren een eeuwigheid toeschenen, kwam Thekla zóó dicht bij den boom, dal zij zich aa.n de tak ken kon vasthouden en haar broer in zijn arbeid behulpzaam zijn. Het was hoog tijd, dat zij eindelijk bet vloertje bereikte, want juist, toen zij er den voet op zette, zonk Frans bewusteloos op het vloertje neer. Hij kwajm echter spoedig weer bij en zijn eerste werk was, voor de zusjes een lig plaats in gereedheid te brengen. Van dg doeken en Meeden maakte hij een rustbed en de dekens bond hij aan en tussohen de takken vast, zoo-dat zij een soort tent vorm den, waarachter de meisjes tegen wind en regen beschermd waren. Nadat Thekla en Resi ■waren gaan zitteiv gaf hij hun brood en spek en zed: ,JEet maar flink 1" Zij aten en dronken, terwijl hij verhalen vertelde om de zusjes op te vroolijken. Toen hét «donker werd, gingen «de meisjes slapen. Terwijl zij vermoeid van al de inspanning en dc aandoeningen van den aigeloopen dag spoedig in diepe rust waren, zat Frans van zijn hooge schuilplaats, waar de wind oan hem heen gierde, naar het huis daaronder te turen. Het stond nu aJ tot het dak onder water en de ijsblokken beukten met een dof-klin- kend gekraak tégen de muren, zoodat hij elk oogen'blik verwachtte, dat het zou in storten. -Al hooger on hooger steeg de vloed. Nu bekroop Frans dc angst, dat het water ook hun toevluchtsoord zou bereiken. ,/Dan zijn we verloren!" zuchtte hij. „Wie weet, of het woeste water ook niet den boom ontwarfceten zal!" Zoo vér zijn oog de schemering kon door dringen, zag hij niets dan vuil-geel, schui mend water, waarop ijssoholten dreven. Nergens zag hij een boot, die redding bracht. Het zou niét mogelijk zijn geweest, een schuit of een bootje door «die woeste gol ven en tussohen de ijsblokken door te stu ren. Frans waakte den geheelen nacht en luis terde in groote spanning zoowel naar het bruisen van het nog steeds stijgende water, als naar elk geluid in de verte, wamt «hij zag aan den oever, in do hoogste huizen, licht jes op de bovenste verdieping flikkeren. Nu en dan «klonk (hem geroep van dien kant in het oor.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 18