VOOR DE JEUGD LEIDSCH DAGBLAD No. 25. Zaterdag 20 Juni Anno 1925 ..<4JTtJ>:iijn:ii;i;;;i{ii;;iiii:ii;ii;iiiii;ii;i;:iii *••411' Het Klaverblad. Kaar het Engelsch van L'. E. TIDDEMAN. Vrij bewerkt door C. E. de Lille Hogerwaard. 7) Hoofdstuk VII. Beronw. Het was een treurig besluit van den dag, die zoo wroolijk begonnen was en 't scheen nog treuriger, als men er aan dacht, dat het een trouwdag was. De schemer viel in en mevrouw Dan vers cat naast haar dochtertje, dat nog steeds bewusteloos was. Toen haar handjes on - rustig bewogen, hield de moeder ze liefkoo- zend in de hare, doch het kind scheen hier van niets te bemerken. Na eenigen tijd be gon zij te spreken, maar dit was droeviger dan haar zwijgen, want zij sprak allerlei onsamenhangende woorden. Nu en dan kon men er echter een zin uit opmaken. „Laat me toch hooger schommelen 1" riep zij telkens en dan had zij het weer tegen Liesbeth en Rosa, doch het was moeilijk haar gedachtengang le volgen en haar stem klonk vreemd en onnatuurlijk. Mevrouw Danvers was heel bedroefd. 1 Dienzelfden dag nog was zij zoo blij geweest Idat haar man zooveel beter was en nu had l|zij weer nieuwe zorgen en nieuwe angsten. iiZii wist niet, hoe zij het dragen moest en [Ihaar tranen vloeiden rijkelijk, terwijl zij naar Cathrientje keek. Als zij eens stierf?! Die gedachte was t e vreeselijk. Zij rilde van angst. Maar Rosa Neville was nog bedroefder. Haa'r vader en moeder hadden haar verteld,, aoe ziek Cathrientje was. Zij hadden haar al zoo dikwijls gewaarschuwd, als zij aan haar drift toegaf en overlaadden haar nu met Verwijten. Hoe kon het ook anders? Zij had geduldig geluisterd of geprobeerd te luiste ren, maar er bijna niets van verstaan. De stem binnen-in haar sprak zóó luid, dat zij alle andere geluiden verstikte. Öie stem zei ihaar ,dat zij al zoo langen tijd onaardig te gen Cathrientje Danvers geweest was en haar altijd geplaagd had. Maar zij zei ook, Jat zij haar niet met opzet gewond had. Het heele dorp zou dit echter gelooven en ieder een zou haar minachten. De meisjes waren ook allen tegen haar. Dit was erg genoeg, maar het ergst van alles was nog, dat Cathrientje misschien nooit zou weten, dat zij het niet met opzet gedaan had, dat het haar zoo vreeselijk speet en zij liever zelf erg ziek zou zijn, dan dit Cathrientje aangedaan te hebben. Mis schien zou Cathrientje sterven, zonder dat zij dit ooit zou weten. Rosa lag den geheelen 'nacht wakker en woelde onrustig heen en weer. Soms zat zij plotseling rechtop in bed -en riep zij uit: „O, God, laat Cathrientje toch beter wor- 'den en laat haar wefen, dat ik het niet met opzet deed. Werkelijk nietl Liesbeth gelooft me. Ik wilde alleen niet, dat zij nog langer schommelde!" Toen zij den volgendon morgen opstond zag zij haar eigen beeld in den spiegel. Zij vherkende het nauwelijks en kleedde zich J haastig aan. Vandaag lette zij er niet op, of haar haar wel netjes zat: zij gaf nergens om, alleen zou zij graag willen weten, hoe het •piet Cathrientje was Een plotselinge angst overviel hhar. Mis schien was zij in den afgeloopen nacht ge storven! Dit denkbeeld alleen deed haar nog bleeker worden dan zij al was. Haar handen beefden en haar tanden klapperden. Zij keek naar buiten. Het was nog heel vroeg en alles in huis was stil; de dienstmeisjes waren zelfs nog niet op. Maar Rosa kon niet binnen blijven; zij had een gevoel, alsof zij stikken zou, als zij in huis bleef. Daarom sloop zij op haar tee- nen naar beneden, nam haar hoed van den kapstok, maakte de deur zoo zacht mogelijk open en sloop het huis uit Het zoo bekende dorp leek nu geheel vreemd. Zij zag geen vriendelijke gezichten voor de ramen der huizen, waar zij langs kwam. De luiken waren nog gesloten. Zij liep langzaam eh wist zelf niet, dat haar schreden onwillekeurig leidden naar het huis van Cathrientje Danvers. Toen zij het huis zag. schrikte zij plotseling op. Zij had dikwijls spottend gezegd, dat het zoo klein was en het vergeleken met het huis waarin zij zelf woonde. Heel leelijke woor den, die zij gezegd had. schoten haar nu te binnen. O, wat had zij ze graag ongezegd ge maakt! De meesten had zij in drift geuit. Misschien, als zij Ckthrienlje zeggen kon, hoe hel haar speet, zou deze haar begrijpen. Rosa was een trotsch meisje en had er altijd op gepocht, dat zij nog nooit iemand om ver giffenis had gevraagd, doch nu zou zij niets liever gedaan hebben dan op haar knieën het kleine meisje, dat zij steeds geminacht had, vergiffenis vragen. Zij dacht over alles na, wat zij gezegd had, en kon zelf niet be grijpen, dat zij zóó leelijk had kunnen zijn. „Ik meende er de helft niet van,zei ze. „Ik was driftig." Maar Cathrientje kon haar niet hooren. Zij stond alleen met haar groot verdriet. Zij draaide zenuwachtig met haar vingers en hield de oogen steeds op het huisje gericht. De gordijnen war^i nojj neergelaten en Rosa vroeg zich af, welkê kamer van Ca thrientje zijn zou. Zouden de gordijnen dan nooit opgetrokken worden? Het huis zag er zoo stil en somber uit, alsofalsof Cathrientje gestorven wasl Rosa trachtte deze gedachte van zich af te schudden, doch het mocht haar niet gelukken. Onze gedach ten laten zich het zwijgen niet opleggen. Plotseling hoorde zij een geluid, dat haar deed opkijken. Zij stond aan den anderen kant van den weg en verborg zich achter eenige struiken om niet gezien te worden. Doch des te meer spande zij haar oogen in, opdat niets Raar zou ontgaan. Zij zag, dat de voordeur open stond en mevr. Danvers in de opening verscheen. Zij was heel bleek en haar lippen beefden. Onder iiaar oogen wa ren donkere kringen, want zij had den ge heelen nacht bij haar .dochtertje gewaakt. Zij vouwde de handen en Rosa dacht, dat zij bad. Zij zei echter geen woord. ..Als ik haar durfde vragen, hoe het met Cathrientje is, zou ze 't mij misschien wel zeggen," dacht het ongelukkige meisje. „Maar ik durf het niet, want mevrouw Dan vers zal natuurlijk heel, heel boos op mij zijn en mij verwijten,, dat ik haar dochtertje vermoord heb." Zoo bleef zij met' een doodsbleek gezicht staan. Dc kerkklok sloeg zes uurmevrouw Danvers schrikte op en keek langs den weg. Haar scherpe oogen ontdekten Rosa's jurk, die door de struiken heen schemeré#. Eerst was zij heel verbaasd, dat zij reeds zoo VToeg buiten was. Maar bijna onmid dellijk begreep rij het zij wist, dat Rosa: de oorzaak van het ongeluk was en zij voelde niet alleen voor haar eigen ziek kind maar ook voor de ongelukkige schuldige. Het was niet voor het eerst, dat rij mede lijden met haar had. MevTouw Danvers wist, dat het niet gemakkelijk is, drift eo een slecht humeur te beheerschen en rij had baar dikwijls onopgemerkt gadege slagen. Zij zag nu het bleeke, diep-bedroefde ge zichtje. Mevrouw 'Danvers aarzelde een oogen- blik. Toen stak zij den weg over. Rosa zou het liefst hard weggeloopetf zijn, doch zij kon dit niet. Bevende kromp zij in elkaar; angstig dacht zij met verwij ten overladen te worden. Mevrouw Danvers logde echter haar hand op haar schouder. „Je wou zeker graag weten, hoe het met Cathrientje is", zei rij vriendelijk. Rosa kon niet antwoorden. Zij barstte in een hevig snikken uit ,,Kom maar mee naar binnen", zei me vrouw zacht. Zij nam Rosa's hand in de hare en leidde haar het huis binnen. Een dankbaar gevoel tegenover mevrouw Danvers doorstroomde Rosa, maar haar schuld voelde zij nu nog veel erger. Zij snikte het uit, doch trachtte zich te bedwingen, zóó verlangend was zij, iets van Cathrientje te hooren. Zoodra dit mogelijk was, begon mevrouw Danvers te spreken. Maar hetgeen zij ver telde, stemde Rosa niet kalmer, want het patiëntje was inderdaad hard ziek. Haar toestand was zelfs zeer gevaarlijk en nie mand kon nog zeggen, wat het einde er van zou rijn. De val was heel ernstig geweest en haar hoofdje had veel geleden. „TVordt ze dan niet weer beter?" vroeg Rosa angstig, ,,De dokter zegt, dat ze in groot gevaar verkeert." Mevrouw Danvers kon dezen zin bijna niet uitspreken, zóó moeilijk viel het haar deaa waren toestand onder woorden te brengen. Maar zij voelde toch, dat rij Rosa niet met valsche hoop mocht vleien, hoe gaarne zij haar ook gerustgesteld had. ,.Enals rij eens stierf zei het meisje. Het gezicht der arme moeder werdjiog bleeker. Zij kon geen woord uitbrengen. „Zou u 't mij nooit vergeven!" Mevrouw Danvers glimlachte weemoedig. ,,Ik heb het je vergeven, lieve kind, rei rij. ,,Je was driftig en gaf je geen reken schap van hetgeen je deedt maar ik weet,, dat je mijn kleine meisje niet met opzet, hebt laten vallen". „Be ben zoo dikwijls oua^dig tegen haar geweest", snikte Rosa. „Ja", antwoordde mevrouw Danver® kalm, .,dat is waar. Maar some had Cathrientje ook schuld. Zij werd dikwijle boos en vergat, dat zachtheid alles ovor- wint. Maar jij war. dikwijls heel onaardig- dat kan ik niet ontkennen, al geloof i¥. dat je er nu spijt van hebt, bet i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 15