Het Bloemenfeest te Heemstede No. 19993. LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 15 Mei Derde Blad. Anno 1925. De Laatste Ronde. De Zesde Tijdelijke Tentoonstelling. Het Hoofdgebouw met nieuwe Bloemenpracht. (15 tot 21 Mei.) TWEEDE KAMER. FEUILLETON. De Zwarte Morgen. De laatste ronde t Het loopt nu naar 't einde, maar vóór In den avond van Hemelvaartsdag voorgoed do tentoonstelling wordt gesloten, is nog éénmaal, ep dan voor 't laatst, het hoofd gebouw in een nieuwe bloemenwereld her schapen. Voor 't laatst. Dit is dan de zesde „metamorphose", de zesde „gedaanteverwisseling". Wij gaan straks het hoofdgebouw bin nen. Eerst willen we ook voor 't laatst nog eenmaal een wandeling, een excursie maken, over dat machtig mooi terrein, waarop reeds meer dan 300.000 drie maal honderd duizend bezoekers zich hebben verlustigd, genoten, zooals ner gens anders. Groenendaal was een Voorjaars-Hortus Nergens ter wereld en er zijn vele Horti waren ooit zooveel voorjaarsbloe men in zóó groote verscheidenheid en van Zulk een kwaliteit bijeen, als hier. Deze tentoonstelling is geweest de groote botanische leerschool voor landgenoot en vreemdeling. Nooit is er dan ook zooveel plantkundige kennis onder het publiek .verspreid als in dezen tijd te Heemstede. ,Wanl ook nergens was ooit zooveel te zien. En toen we vandaag de zon scheen zoo heerlijk nog eens rondwandelde, toen werden we dan toch wel dankbaar gestemd tegenover al die- lieeren, die deze expositie hadden voorbereid en in elkaar hebben gezet. Heel Nederland is hen verplicht. Men voere VTij aan, dat het doel was de bevordering van de vakbelangen der bloem bollenkweekers, der bloemisten en van al len. die bij den tuinbouw zijn betrokken, en dat is ook juist: deze tentoonstelling was geen liefdadigheidsinstelling. Ze had een economischen ondergrond. - Maar, hebben niet tienduizenden bij tien duizenden daarvan genoten? Welnu, daarvoor zijn wij dankbaar. Een massa tulpenbedden liggen nog maar steeds te schitteren in de zon. En do eene Soort is al fraaier dan de andere. Men hoore 't publiek maar. Vakmensclien bekijken de tulpen met andere oogen: die letten op de individueele vormen. Het publiek ziet alleen de enorme kleurenpracht. En beide groepen genieten intens. Het zijn nu de late tulpen die domineo- ren. Lang en korislelige, alle bijzonder fraai. Wie daarvan nog genieten wil, moet zich nu haasten; het is zóó gedaan. Wat nu vooral ook goed uitkomt, dat is 't zoogenaamde bijgoed, de kleinere en lagere bol- en knolgewasjes. De Anemonen weten van geen heengaan en blijven kleu ren in de zon. De Muscaria, de druifjes-hya cinthen, doen het nu eerst goed. En zie nu eens 't zomerklokje, Lencojum, dat pas goed op dreef is. Iedere tuinbezitter wil deze lieve gewasjes in zijn tuin hebben. Trouwens, niet alleen voor zijn tuin, ook voor versiering in huis zijn al die bloemen bijzonder geschikt. Nooit zagen we de Rotstuintjes als nu: ze zijn al weer fijner dan een dag of tien geleden. Alles "staat nu wel in bloei. De groote steenon zijn hier en daar geheel bedekt met die lieve, kleurige kleine bloem pjes.. Zóó is 't ook in de vrije natuur, waar alles ten slotte met een planten- en bloe- menklced wordt bedekt. Ook voor randbloemen zijn vele bij zonder geschikt. Wat zouden veel tuintjes van particu lieren er veeil aardiger uilzien, als de gras randen hier en daar werden vervangen door lage bloemplanten. Soms wordt ook de Buxus (palmpaasch) gebruikt als rand- plant, maar wat is dat een stijve plant. Men zou de plantjes zóó wel van de ten toonstelling naar zijn eigen tuin willen medenemen, zoo intens mooi zijn ze. Het zijn heusch niet altijd de groote en forsche planten, die ons in verrukking brengen. Wat weer niet wegneemt, dat de Rho dodendrons in den vollen grond, die nu in bloei staon, toch bijzonder imponeeren. Het ziin dan toch momumcntale heesters. De fruittuintjes, waarover we ook de vorige maal spraken, staan nu In vollen bloei. Peren, appels, kersen, aardbeien, ze beloven heel wat. En zoo hebben we bij iederen stap, dien we op het terrein zetten, telkens wat nieuws en wat moois te zien. Nu werkt de achtergrond van het ter rein ook buitengewoon mede. De hoogop- gaande boschboomen, die nu alle getooid zijn met het pas ontplooide zachte Mei groen, geven aan 't geheel een majestueus voorkomen. m En zoo komen we in stemming om de natuur te bewonderen, om met ontzag en eerbied vervuld te worden van deze schoone gaven. De vogels houden niet op met mee te jubelen; vooral de lijsters doon hun best. En of hij niet achter wil blijven, de koe koek hoorden we overal. Dat is 't huiten- leven; dat is de natuur in al haar aangrij pende schoonheid. Duizenden bijtjes zoemen over 't terrein van bloem tot bloem; nooit hadden ze zoo'n rijk voorzienen disch. Wie nog niet in Heemstede was, make nu ten minste één dag vrij. Een excursie over 't terrein blijft ons in hel geheele verdere leven bij. Zóó intens mooi is alles. En nu bet hoofdgebouw in. Het valt direct op, dat deze tentoonstel ling in hooge mate is een rustige expositie. Verschillende dingen, die we nog niet heb ben gezien, komen nu meer naar voren. En dan valt ons direct bij het binnen treden op een inzending Gerbera's, buiten- gewooD mooi. Gerbera's zjjn tot zekere hoogte bijzondere bloemen, destijds inge voerd door een Fransche firma. Dat thans een Hollandsche firma met zulke mooie exemplaren voor den dag komt, is wel heel iets bijzonders. Gerbera's durem, evenals alle composieten, z.e: Iarg. als haar groote veelkleurigheid geschikt zijn als snijbloem. Hoe bizonder geschikt do lite tulpen zijn voor decoratie onzer huiskamers, zien we al direct bij het binnenkomen in zijne inzending van de firma Bos uit Overveen, aangevuld met Anemonen en Lencojum, palmen en varens. De afdeeling Heemstede draagt hier de tulpenafdeeling. Zij beschikte over een opper vlakte van 200 vierk. M., die beaat is met minstens 400 vazen, gevuld met eerste klasse tulpen, waaronder vooral Darwintuiptn. Het valt nu bizonder cp, hoe groot de verscheidenheid in deae tulpen is; roode en rose, paarse en daaraan grenzende kleuren, tot in de donkerste. De voorwand is uit een architectonisch oogpont zeker 't mooist; in 't midden een enorme spiegel, omlijst met blauwen regen, en daarvóór prachtig bindwerk. Rechts daarvan een prima-inzending Cineraria's en Gloxinia's, 'links een eerste klasse inzending van Darwintulpen. k Dan volgt de rotstuin van de firma Koper. Al wat nu buiten op bet terrain in de ver schillende rotstuinen groeit en bloeit, is hier bijeen gebracht Schitterende rhododen drons vormen oen rijken achtergrond. En nu iets heel bizonders. Do bekende Fransche firma Vilmorin, Andrieuw Cie. zond een schitterende collectie voorjaarsgroenten in, aooals Ne derland die niet kan leveren om dezen tijd. Dat moeten onze huismoeders zien co ook onze groentekweekers. Het is een aan sporing voor hen. Wie z'tg ooit zulke praii Intusschen, in ander opzicht toonen onze kweekers toch weer heel wat mans te zijn. Men zie de schitterende inzending van win- ter-Lathyrus. Zoo ook de kasrozen uit Aer- denhout, waaronder ook eenige nieuwigheden. Wat een verscheidenheid.' Speciaal willen we de aandacht vestigen op de inzending Hortensia's van de firma D. Baardse Dzn., uit Haarlem. Dat is in Holland en ook daar buiten nog nooit vertoond. Uit een zaaisel van 3000 planten zijn tenslotte een 200-tal kleurvaste exemplaren voortgekomen, zoo mooi van kleur en vorm, als we nog nooit zagen. Deze inzending vertegenwoordigt een kapitaal, waarvan de waarde nog niet is vast te stellen. Al onze bloemisten en bloemcnwinkeliers moeten dit zien. Men vergelijke hiermede de inzending van een Duitsche firma, die toch ook nog nl wat beteekent, maar die toch niet haalt bjj hetgeen Baardse laat zien. Wij zeggen niet te veel, als we beweren, dat de inzending van Baardse de mooiste is, die op het oogenblik, waar ter wereld ook, zou kunnen worden vertoond. En zoo bevat het Hoofdgebouw op het oogenblik weer een schat van bloomen, die een lust voor do oogen zijn. Donderdagavond 21 Mei sluit de ten toonstelling. Wie nog iets moois wil zien, jnoet zich haasten. Het is zóó Hemelvaartsdag. (Zitting van gisteren). Stenn aan Zniderzee-visschersbevolking. Aan de orde is het wetsontwerp tot re geling der tegemoetkoming aan de Zuider- zee-visschersbevolking, enz., wegens do Bchade welke de afsluiting der Zuiderzee hun mocht berokkenen. De algemeene beschouwingen worden ge- opend. De heer DUYS (S.-D.) acht dit ontwerp zoer schriel en zou er als motto boven wil- len plaatsen: ondank is 's werelds loon. Vergeleken bij de groote uitgave diq de drooglegging der Zuiderzee kost is dit ont werp wel krenterig en bovendien onrecht vaardig. Do uitwerking van dit ontwerp lijkt naar niets, en het zal zeer weinig be duiden. De togemoetkoming zal een ijdele klank zijn en armlastigheid zal voor zeer velen het eind zijn. Onjuist is het z.i. dat do meerderheid der bevolking reeds thans zeor armoedig is. Het is spr. bij onderzoek zeer meegevallen maar des te grooter is do plicht der regeering om steun te verlee- nen. Er is beweert dat uitkeeringen niet zullen baten omdat dat geld naar den geld- schieter zou gaan. Al zou dat zóó zijn dan komen de visscbers toch uit de schuld en worden zij indirect geholpen. Spr. wilde het liefst dat dit ontwerp werd terugge nomen, maar dat gebeurt toch niet en daarom heeft hij allerlei amendementen in gediend die althans iets meer geven dan dit schriele ontwerp. Do heer VAN DER BILT (R.-K.) is ook teleurgesteld over dit ontwerp, dat z.i. te weinig brengt. Hij zou een steunregeling willen in den geest van dio welke voor de landarbeiders is ingevoerd. De heer VAN VOORST TOT VOORST (R.-K.) wijst op de neven-bedrijven die niet minder gedupeerd zullen worden. De gebou wen bijvoorbeeld zullen zeer in waarde ver minderen. Hij wil een regeling naar ge lang van de waardevermindering der pan den. De bemiddeling van organisaties o.a. van leenbanken zal noodig zijn bij dc cre- dietverleening. De heer EBELS (V.-D.) acht opleiding voor land- en tuinbouw gewenscht en ge looft dat deze wel zal slagen als te goed wordt aangepakt. Reeds nu moet daarmede een aanvang worden gemaakt, o.a. door aanstelling van bekwame onderwijzers op dit gebied en door visschcrs reeds nu in dergelijke bedrijven aan het work to stel len. Het crediet wil hij op gunstiger voor waarden vcrlcenen dan thans hot geval is in dit ontwerp. Dc heer RUTGERS VAN ROZENBURG (C.-H.) vindt de rede van den heer Duyu een schoone verkiezingsrede. Met den in houd er van kan hij zich over het alge meen wel vereenigen. Ook hij vindt, het voorstel te schraal. De Minister wil er zoo goedkoop mogelijk afkomen. Do gemeenten worden door den Minister voor do bezuini ging gespannen en dat is onbillijk. Vooral wil spr dat aan de regeling het karakter Van aalmoes wordt ontnomen. Do heer DUYMAER VAN TWIST (A.-R.) betoogt, dat men aan de Zuiderzee onder zeer moeilijke omstandigheden het bedrijf ïn stand houdt. Het standpunt, dat do Mi nister inneemt, is niet juist cn het blijkt, dat dc Minister niet op do hoogte van het bedrijf is. Op dit moment lijdt de ganscho visschèrij reeds veel schade van de werken, die uitgevoerd worden. De visscherskrach- ten zoeken reeds naar een andere functie, omdat de visschorij gaat verdwijnen. De Minister moet krachtens do Zuidcrzeewet maatregelen treffen, maar hij trekt er zich niet veel van aan, want dit wetsontwerp is niet te beschouwen als de uitvoering van die wet. Naar spr. vorder opmerkte, werkt dit wetsontwerp de stounverlecning niet uit, maar geeft het algemeene beginselen en laat de uitwerking aan algemeene maat regelen over. Dat alles is in strijd met art. 3 der Zuiderzocwct. Dit ontwerp is onvol doende en voorziet niet in de behoefte waarop dc Zuiderzeewet doelde. Do heer DRESSELHUYS (V.-B.) meent dat de Minister to veel een algemceno re geling beeft gemaakt en to weinig oog had voor de schade, die dc personen op zich zelf zullen lijden. Ten aanzien van de cre- dietverleening daalt het ontwerp te veel in details, cn dat was niet noodig on zelfs niet wenschelijk want de regeling legt ons te veel vast. Het persoonlijk., zakelijk belang van de Individuen is uit hot oog verloren cn het waro beter geweest het rapport-Vissering te volgen. Spr. zou wel eens willen weten wat de financieels gevolgen van do toe passing van dit rapport geweest zouden zijn. De wet geeft slechts een minimum en spr. hoopt dat do Regeering iets meer zal doen dan zij heeft voorgesteld. De Minister moge de financieele consequenties kunnen mededeelen. Het ontwerp is niet bevredigend en het dient dus nog grondig te worden herzien. De heer SXOECK HEXKEMANS (C.- H.) ziet te veel een leniging van nood 'ep ge.n erkenning van recht op steun in dit ontwerp. To veel wordt ook overgelaten aan na- Sohets uit de Noordelijke LTs-zee. Tegen d£ii moi^en, bij grauwe seheme- dfcg, nadert de oifcaan. Een zwart gordijn scbkiift plotseling tusschen hemel en aarde, cn de diepste duisternis daalt neer over de bU-E'k-zwarle ijsbaai, waarin de „IJslelie" plegen is. Het borrelt en zuigt in deze kom, enkele ijsklompen draaien er in rond als losgerukte, witte krijt-eilandjes, ageeren te gen het schip, schuren langs de zijwanden en werken zich vooruit. Duisternis en zwijgen hangen dreigend rond het sohip, maar gezagvoerder Beronka staal op post. Hij weet wat er gaat gebeu ren. Niet voor de eerste maal heeft hij een orkaan in het ijs meegemaakt. Neen, in den regel heeft hij dal genoegen elk jaar en tot nog toe heeft het ijs geen sohip versplin terd. Beronka -bezit te veel ervaring, om door het ijs te worden beetgenomen. Dezen keer heeft hij de „IJslelie" naar hel midden van den ijsvijver gestuurd, waar het schip in grijze goïvenmassa omhoog zwiept of omlaag beukt. Alleen de fok lieeft hij geheschen. Hij wil geen ail te groot zeil- vcrloon wagen; de orkaan kon er eens plot seling op inslaan, en met gescheurde zeilen is men immers hu-lpeloos. Beronka staat zelf aan het stuur; 't is een iflvéngc-drongen kerel met breed, verweerd, doorploegd ge-zicht. Hij zet de tanden op elkaar en grijnst de duisternis in; de mond staal open voor een Finse hen vloek. Die brengt hem in de ware stemming, maakt hem hard, geeft hem het zelfvertrouwen, dat hij in deze soort ure noodig heeft. Aan weerskanten van den gezagvoerder hebben de jonge IJszee-vaarders zich bij de borstwering te zamen gedrongen. Zij kijken naar wat hij van plan is te doen. Naar de mastkorf werd geen man door hem uitge zonden. Dat zou te gewaagd geweest zijn iemand daarboven te hebben op dezen drei genden morgen van gevaar. Den mannen is bevolen alléén op zichzelven Ie passen en op do zeilen, ingeval het noodig mocht blij ken een paar van die doek-reven ter hulp te nemen, indien het schip uit het ijs moest worden gestuwd. Beronka neemt een pruim en trappelt al kauwende hel dek op en neer in groot onge duld. Waarom komt de orkaan niet? Hij i6 nu immers zoo mooi Ier ontvangst bereid, leze vechtlustige neus, deze krachlmensch. - ,.Salanas Pergele! 1) Kom je nu gauw? isask Beronka is klaar!'1 Daar opeens scheurt een rukwind de duisternis en giert over het ijs en maait 1 1) De Finscfce betekenis vofr „duiver. weg de sneeuwhoopen en dolt met witte sneeuw- en waterzuilen. Opnieuw loeit hel in het rond en als een breedc voor wringt zich de zee tusschen het ijs on rijt het open. Witte pyramidem werpen zich hemelhoog op, storten inéén, worden tot stoffig poeier. De zee is als een molen, die, alles vernie tigend, alles tot atomen vermaalt. Ook „IJs lelie" list in oen witte, schuimende draai kolk, gehuld in sluiers van wit-groenen ne vel. Zie. daar beukt de zee een stuk der borstwering af en kraakt wat onder haar bereik komt. Maar de zee is t' niet, die Beronka vreest. Die is niet het verschrikkelijkste, die kan immers niet meer aanrichten dan wegj- bezemen, wat niet spijkervast is. Neen'.... uit het s, uit deze moordende stormen is het geboden zich ver te houden.' En hrj ia- veert het schip tusschen drijvende schotsen en neerstortende ijsmassa's rechts en link3 aan loeiende fonteinen voorbij. Het schijnt oBeronka het tot in ifjn pink voelt, wóar het ijs zich wil vastboren, z'g'n instinct waarschuwt onmiddellijk. De „IJslelie" danst afs in ean kring in dezen vijver rond, schuurt langs de ijs- mossa's wringt zich tusschen de scheuren uit. die zich weer opstapelen, zoodra het schip het geluk heeft gehad er uit te glippen. Ja, ja, schipper Beronka zeilt mi immers en daarom braakt bij een vioed van vloeken; koelbloedig met ijzeren vuist is hg de ijs-admiraal bjj Gods genade! Een< reusachtige schots, een oomplete ijs berg, bezorgt den schoener een schok in de zij, dat hij tollend ronddraait en hevig op zijn kant komt te liggen; maar hij veert weer omhoog en schiet deu ijsberg voorbij. Niet alleen met het ijs en met aen storm moet Beronka kampen. Ook de vorst is zijn gezworen vijand. Deze behoort tot het gevolg van den orkaan, zijn verraderlijke demonen kleven zich vast aan den wand van het schip, verharden, winnen terreio. Reeds heelt de „IJslelie" óók haar witte bekieeding, een dikke laag, die het schip steeds dieper naar omlaag de zee intrekt en het zelfs tot een grooten ijsklomp maakt. Het dek ligt onder één wit ijs-glazuur, waar niemand ï'asten voet op houden kam Op de knieën hokken de menschen bij de borstwering bijéén, krampen zich met de vuisten vast, duiken, wanneer een stortzee over het dek slaat. Een paar onder hen zijn reeds zoo slecht er aan toe> dat zy het weldra niet meer kunnen uithouden. Zij voelen reeds hun handen bevriezen en ver stijven. „Hoe zat .dit eindigen!" denkt Abnar uit Myra, die naast den Fin Myrtilla inéén gedoken kit. Spierwit is Myrtilla, door de koude en reeds half en half bevroren. „Houdt je vast of je gaat de ^ee in!" roept Alrnar hem toe. Myrtilla knikt zwakjes. Dat kan hü nog even doen, verder niets meer. Daar taat hij de leuning met een arm los; dio ia ingeslapen en onhoudbaar. Het zal niet fang meer duren of de ander zit 't ook niet meer kunnen houden. Aanstonds is hij een. prooi der golven. Almar ziet hot groote gevaar, waarin Myrtilla verkeert. Hi.i drukt zijn knie tegen de verscliansing eu Myrtilla's lichaam tus schen zich en het houtwerk en houdt zich zelf en hem aldus vast Ja, hij is sterk genoeg, al is hij even zestien jaren, een mannetjes-kerel, met berenvleeseh groot gebracht Is de jongste dag gekomen? De ijs-spleet wordt voller, ijs nu van alle zijden; torens, pyramiden, pantsers en portalen, overat één witte wand het einde. En juist tegen dezoo jjsmuur stuwt Be ronka den schoener. Stellig om dan dood strijd kort te willen maken, denkt Airaar en dichter drukt hij zich tegen Myrtilla aan. Maar een wonder gebeurt.' Vóór den schoo ner komt het ijs open, wordt het door bre xle voren tor zijde geploegd en door deze gleuf der redding glijdt Beronka met zijn selliji de open zee in. Het ijs heeft ook ditmaal hem niet te pakken gekregen. Ze zijn aan het gevaar ontsnaptdoor het oog van een naald Dag is het nu. Ver achter den schoener golft wiegelend het ijs, een wit? afgeperkt veld in voortdurende beweging. De golven rond liet schip zijn nog witter dan liet ijs, een vlokkenzee van stuivend schuim. Hier. in de open zee, is het in elk geval niet meer zoo gevaarlijk. De orkaan is hier alleen de tegenstander geen ij3 is hier meer en de vorst is voor Beronka een bagatel. De gezagvoerder krijgt zijn smaak terug. „Marsch jullie allemaal onder dek!" brult hij donderend de manschappen toe. „Ik speel het alleen klaar met de schuit, Salanas Pergete, jullie naar beneden nu en dat er wat leven in jullie komt!" En nu kruipen zij over het dek, tasten voorzichtig over liet glazuur, zoeken steun tot één er is; eindelijk bereikt stuurman Jokki den ingang der kajuit, opent het luik, posteert zich op de trap, grijpt naar den vol gende en trekt hem voorzichtig omlaag. Als laatslen kruipen Almar en Myrtilla naar beneden. Ifct gezicht van den Fin is nog sleeds kalkwit, beide handen zijn dood on het bevriezen nabij I Jokki hakt wat ijs, stampt, het in een emmer wat fijn en neemt Myrtilla in de kajuit onder behandeling. Hij wrijft hem zóó lang gezicht en handen met het ijs, totdat de kleur terugkeert, klaar Myrtilla is zoo gevoelloos, dat hl) niet in staat is zelfs te slikken. Hij wordt in de kooi gelegd, in dekens gewikkeld als oen zuigeling en slaapt aldus in. Ook de ande ren zijn tamelijk op, maar niemand is zoo door de koude te pakken genomen als Myr tilla. Gulzig zetten zij zich nu aan het eten, verkwikken zich aan warmte en rust. Alleen de gezagvoerder slaat nog pal bij ziin stuur. Hoho, in hem gloeit nog steeds de oorlogs-gccsldritt, hij is de kampluslige zeevaarder in den storm, die hem tcgenlocit en zijn schouders striemt. In de beenen heeft hij bijkans geen gevoel meer, maar daar, waar hij slaat, staat hij als een berg Isak, de onwrikbare. De orkaan heelt uitgewoed. De storm zeeën, die den schoener overspoelen, wor den langzamerhand weer tood-grijs. Geen witte koppen dragen zij meer. Neen, het is niet eens meer een stevige storm, slechts even nog een terme bries. Opnieuw doel Isak Beronka zich hooren en brult zoo luid, dat men het onder in de kajuit verneemt: „Jokki, Satanas Pergele, kom, en los me af!" En de stuurman, die droge kleeren heeft aangetrokken en zich aardig vol heeft ge geten, sloffelt. gehoor gevend aan de roep stem, zwaar de trappen op. Isak Beronka klimt niet direct zijn eigen kajuit binnen, om zich te versterken. Neen, eerst doet hij een sprong in de kajuit der mannen en kijkt zijn volk eens na. Zóó, zóó, het schijnt bij hen alles in orde. Allen zijn blijkbaar gezond, uitgezonderd de snorkende Myrtilla, maar die zal ook wel weer op zijn pootjes terecht komen, denkt Beronka. „Vervloekt, wat 'n wind zooeven en die ïjsgatenl" bromt hij de manschappen toe, „maar morgen om dezen tijd zitten we weer midden in het ijs. Dat is duidelijk bescheid. En Isak Beronka klautert opnieuw naar het dek, nog cenigszins stijf en stram in de beenen van het lange slaan aan het stuur rad, maar niet zóó erg, dat hij niet nog een klaulerparlij naar de mastkorf kan maken, om te zien of alles in orde is. Een poosje blijft hij er in en tuurt naar de ijssporen achter den schoener krijtwitte branding bij grauwen dag. Dan klautert hij weer om laag naar Jokki. „Leg de „IJslelie" legen den wind. Mor gen moeten wij weer in het ijs. Ik ga naar mijn kajuit en sterk me met een slokkie wat op." fsak Beronka is een merkwaardig type. AU hij in zijn kajuit is, knielt hij ter neder en zegt: „Ik moet U ook danken, Heere God. dat Ge mijn schoener beschermd hebt en Ge moet ook we! willen verontschuldigen, dat Isak Beronka zoo vreeselijk op 't Finsch ge vloekt heeft; Ge hebt het wel niet kunnen verstaan, maar Gij moet me toch vergeven!" Daarop neemt hij een flinke feug bran dewijn en hijscht zich zijn kooi in O, men moet nief denken, dat hij van plan Is zwaar te gaan slapen. Neen, 't zal even een tukje zijn, waarna hij opnieuw opstaat om den 9tuurman af te lossen. „Je moogt nu beneden gaan rnatfen, jij hebt 't noodig. Jokki, je bent een baas kerel in ijs en hondenweer." Dat is een woord, dat Jokki warm maakt bn innerlijk danig opmon'ert Ja, ja, Isak Beronka heeft voor zijn men schen steeds een fatsoenlijk woord van dank over. De „IJslelie" doorkruist nu een stille, kalme zee; de orkaan, die zooeven nog de golven in opstand bracht, is weg; nauwe lijks. dat wal er van overblijft nog een fat soenlijk zuchtje voor de zeilen achterlaat. Nu staat Almar uit Myra aan het roer, weliswaar doodmoe en slap, maar Jokki heelt bevel gegeven, dat hij naar boven moest. Het was om den drommel ook geen kleinigheid om Myrtilla vast te houden; nu kan hij bijna niet meer van slaan. Maar Jokki kon niet ruiken, wat voor Hercule#- arbeid hij bij de leuning heeft verricht. Maar hij zal het met de srtuurderlj nu Wel klaar spelen; hij valt nog ntet uitéén. Schipper Beronka komt utt de mastkorf omlaag en treedt op Almar toe. „Wie heeft jou hier besteld?" vraagt hij. „Jokki heelt gezegd, dat ik aan 't stuur moet," antwoordt de jongen. „Voor den duivel, dat zul je niet; je bent veel te veel uitgeput om de 9chuit dezen nacht te varen. Dacht je nu, dat Beronka niet gezien heeft hoe jij je met Myrtilla hebt afgeplaagd? Een goeie schroef ben je voor hem geweest! Maar nu moet Bispannen aan 't stuur!" En moteen brult liet commando: „Bispannen. jij aan 't siuurl" Hoe heetl Beronka geweien, dat hij zich zoo afgeplaagd hoefl met Myrtilla! denkt Almar bij zichzelf. De schipper had heusch zijn oogeiutoch wel noodig in de stikdon- kerte voor zijn „IJslelie". Wat een kerel, die Beronka, en Almar zou hier niet op het dek staan als Beronka niet zoo'n kranige vent was, zoo'n echte zeeleeuwl" Plotseling staat Beronka naast hem. „Almar, jij moest aan dit IJszee-varen een eind maken; je bent te begaafd om je toe komst hiermee te verspelen. Je moet iets beters zoeken." Kijk daar heeft de schipper iels uilge sproken, waarover Almar reeds meermalen heeft zitten peinzen. Hoe die Beronka toch iemand van binDon weet te bekijken! „Ja, ja, ik heb daar ook wel eens over ge dacht. en ais we uit de IJszee terug zijn. reis Ik maar eens naar 't Zuiden, daar za! wel wat voor mii te vinden zijn." „Dat zal zeker, je bent nogal geschikt", glimlacht Beronka. Op dit oogenblik komt Bispannen naar boven n neemt het stuur in de hand. Al mar verdwijnt, stroopt zich de kleeren van 't lijf en kruipt in zijn kooi. „Die goeie Beronka!" mompelt hij met dankbaar hart en valt meteen in slaap. De schoener kruist verder; in den rut dreigt het ijsveld. Beronka zit opnieuw in de mastkorf-; wordt nimmer moede. y-ri

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 9