f
De Terugkeer van Klompvoet.
NO. 19947
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 20 Maart
Vierde Blad. Anno 1925,
EERSTE KAMER.
TWEEDE KAMER.
FEUILLETON.
(Vervolg van gisteren).
Begrooting van Waterstaat.
Na de pauze ia de begrooting van Water-
Staat aan de orde.
Dr. fl. FRANSSEN pleit voor bespoedi
ging van de verwezenlijking van het plan
voor een overbrugging van den IJsel bij
he'. Eaterveer en zet uiteen, dat gebrek
aan financieele middelen geen afdoende re
den is om h&t werk niet uit te voeren.
.Voor nieuwe werken is wel geld.
In verband biermede zet spr. uiteen, dat
bij Waterstaat volstrekt niet altijd de noo-
dige zuinigheid wordt betracht, en geeft
hiervan eenigo voorbeelden, o.a. wat be
treft den bouw van spoorwegwachterswonin-
gen.
Do heer DE UURALT (Vrijheidsb.) be
spreekt het havenvraagsluk te Vlissingen.
In een korte retrospectieve beschouwing
wijst hrj er op, dat noch Minister Lely, noch
Minister König, noen deze Minister entbon-
siast zijn geweest in deze zaak en dat de
Tweedo Kamer net desbetreffende wetsont
werp met gekunsteld enthousiasme heeft
aan", aard. Daarna luwde bet enthousiasme
en zelfs vele bekende Zeeuwen hebben de
noodzakelijkheid van de havenverbetering in
twijfel getrokken. Het minst enthousiast was
Minister Van Swaay, on spr. acht het be
grijpelijk, dat hij trachtte de zaak wat in
te krimpen. Hij hoeft daarbij niet altijd
gelukkig geboerd, wat spr. betreurt. De
spreker vindt het daarom wel erg, dat men
in Tweedo zoowel als Eerste Kamer daar
voor zoo deerlijk op den Minister heeft
afgegeven, hem zelfs saboteur genoemd heeft,
ïWat spr. zelf betreft, hij maakt zich niet
druk over dit havenontwerp, doch hjj zet
uiteen, dat het werk grooter moet zijn dan
de Minister raamt, indien het inderdaad iets
wil beteekenen. Spr. weet als deskundige, dat
b.v. de kaaimuurlengte veel grooter moet
dan de Minister beeft geraamd.
Spr. geeft den Minister in overweging
een commissie van deskundigen (waartoe
ook spr. zou kunnen behooren) te benoemen,
dia hem zal adviseeren of het gewensclit is
de kaaimuur langer dan 503 M. te maken,
doch laat hg beginnen met die 500 M. in-
tusschen aan te besteden. Dat zat een goede
oplossing zijn van het Vlissingsche drama.
De beer L. DE VRIES (A.-E.) bespreekt
de haven van Harlingon en dringt op her-
stol daarvan aan, nu er weder een sluitende
begrooting is. De zaak is reeds veel te
lang hangende.
De beer VAN DER LANDE (R.-K.) is
het eens met het pleidooi van den heer
Fianssen voor de brug over het Katarveer,
maar knoopt daaraan vast een aanbeveling
van een verbetering van de overbrugging
der groote rivieren en speciaal wijst hg
op het gevaarlijke pontveer bg Nijmegen. Het
ipgt spr„ dat de Minister een goede óver-
I Vtugging niet een direct rijksbelang acht
en ürj betoogt het tegenovergestelde. Ook
wjjst spr. op de noodzakelijkheid van ver
betering van de Dinkol en haar stroom
gebied.
De heer LINDEYER (S.D.A.P.) wil als
inwoner van Vlissingen ook iets over de
havenverbetering zeggen. Spr. sluit zich aan
bjj hen, die klagen over onwil van 'den Mi
nister om het desbetreffende ontwerp uit
te voeren. Spr. herinnert daarvoor aan de
geschiedenis van de zaak.
-Tegenover den heer De Muralt verzekert
spr., dat de verbeteringen van de haven
bescheiden en de verwachtingen daaromtrent
niet overdreven zijn. 't Is echter geen lokaal
maar zeker een nationaal belang, en stad
en provincie verdienen daarvoor waardee-
ling, dat zij er niettemin gelden voor be
schikbaar stellen.
In verband hiermede vraagt spr. grooter
belangstelling van de regiering voor de be
langen van de provincie Zeeland. Ook spr.
meent, evenals de heer De Muralt, dat de
Minister de kosten van de Vlissingsche
haven te hoog taxeert en h(j hoopt, dat de
Minister te vinden zal zijn den havenmuur
niet 400 doch G50 meter lang te maken.
Spr. vraagt den Minister daaromtrent eenige
nadere inlichtingen.
Do heer JANSSEN (R.-K.) huldigt den
Minister voor den spoed bij de Maaskanali
satie en Julianakanaal betracht.
Spr. wjjst er op, dat,do kolenafvoer en
de vestiging van industrieën er door zullen
worden bevorderd, terwijl ook de dichtbij
gelegen Belgische industrieën er door be
voordeeld zullen worden,
Spr. klaagt er over, dat de nieuwe pen-
sio. nregeling voor liet spoorwegpersoneel
nog niet is ingevoerd en vraagt inlicntingen.
Z. i. verdient ze terugwerkende kracht te
hebben tot 1 Jan. 192-3.
Ook behandelt spr. C3n verlaging van de
spoorwegtarieven. Spr. sluit daarbij liet
kolenvervoer uit; daaromtrent heeft de Mi-,
nister in de Tweede Kamer reeds .vol
doende inlichting gegeven, waarom verla
ging daarbjj niet gewenscht is. Spr. is in-
tusschen zelf oen overtuigd voorstander van
iago tarieven over de geheele linie, ten
bate van het aigemeen belang. Spr. wjjst
ook op den siechten toestand in het mijn
werkerstarief, welke een loonsverlaging met
zien brengt. Spr. betreurt dit, doch in atle
landen heoischt malaise en het verheugt spr.,
dat de regeering niet onverschillig tegen
over den toestand staat.
Spr. noemt de voorwaarden voor mijn-
consessies aan particulieren onder de huidige
omstandigheden te zwaay en ook de maat
schappelijke toestand is een bezwaar tegen
particuliere aanvragen. Spr. betoogt ten
slotte, dat men de loonon der mijnwerkers
niet te veel mag drukken.
De neer ARNTZ (R.-K.) dringt aan op
betere overbrugging dei" groote rivieren en
opbeffing van de bestaande tollen bij Njj>-
megen.
Spr .komt ook op tegen te groote centra
lisatie van de waterstaatsaangelegenheden.
Alles moet bg den Minister komen, zelfs dc
onbonulligste dingen. Minder centralisatie
zou bezuiniging opleveren. Spr. dringt ook
aan op strengere bepalingen voor het varen
met sleepbooten bij hoog water.
Ook stelt spr. enkele vragen inzake de
Vlissingsche havenkwestie.
Do heer WIBAUT (S.-D.) vraagt den Mi
nister inlichtingen omtrent de verbetering
van den rijksweg HaarlemAmsterdam; welk
deel der werken is uitbesteed, welk zal
uitbesteed worden en wanneer zal het werk
voltooid zjjn?
Spr. sluit zich aan bg den aandrang"' tot
verlaging der reizigers tarieven op onze
spoorwegen. Er is wel eenige durf voor
r.oodig, maar z.i. zal die durf op den duur
beloond worden. Kan de Minister niet spoe
dig aan dien wensch voldoen?
Do heer MOLTMAKEK (S.-P.) herhaalt
zijn verleden jaar geuite klacht over het
zwakke beleid van dezen Minister. Evenals
verloden jaar heeft spr. ook geen vrede met
de antwoorden des Ministers in zijn Memorie
van Antwoord.
Spr. wil hier in het bijzonder liet beleid
inzake de spoorwegen besprekeiT en ver-
wjjt den Minister, dat hg nimmer stelling
heeft durven nemen tegenover de spoorweg
directies. Hjj heeft altijd achter ze aan
geloopen.
Spr. klaagt vooreerst over de keuze der
regttringscommissarisseu bij d6 spoorwe
gen, vraagt welke bevoegdheden dit college
heef' en waarin dit verantwoording aflegt.
Ook klaagt spr. over den onvoldoenden
toestand van liet materieel, waaronder vooral
de 3e klasse-reiziger lijden.
Spr. behandelt ook de electrificatie der
spoorwegen; men ga daarmee toch voorzich
tig te werk. Spr. verwacht daarvan geen
groote bezuiniging en vreest voor de gevol
gen van een storing op het net. De autori
teiten zijn het omtrent den voorkeur van
electriciteit boven stoomkracht niet eens en
doet daaromtrent een aantal mededeelingen,
waarbij lrrj concludeert teil ongnnste van de
electrificatie van ons sjroorwegbedrijf, welke
men niet te spoedig moet invoeren, tn ver
band hiermede behandelt spr. ook het per
soneelsvraagstuk en betoogt, dat de eventu-
eere treinbestuurder zulk moeilijk werk
heeft, dat hij niet meer dan een matigen
diensttijd krjjgt. Spr .klaagt ook over de
afwijzende houding van den Minister tegen
over de vakbonden, die de dienst- en rust
tijden willen controleeren; om liet rjjtsloe-
zicht in zgn taak hjj' te staan.
Spr. is ook niet tevreden met de toe
passing van art. 86 van het A. R. D. en
stefi den Minister daaromtrent enkele vragen,
mede omtrent verschillende andere minis
terieels beslissingen rakende dienst en per
soneel, alsmede de practlsche toepassing van
dOieglemenlen vraagt spr. inlichtingen. Ver
volgens wijdt spr. een enkel woord aan de
pensioenregeling voor hc-t spoorwegpersoneel
welke door du regiering maar niet inge
voerd wordt, hoewel liet personeel reeds 12>/z
pet. er voor betaalt. Spr. is daarover ver
ontwaardigd. Ook de wachtgeldregeling on
derwerpt spr. aan een bespreking, betoo-
gecd. dat er te veel wachtgelders zyn weg
gestuurd en er te langzaam worden aan-
gonomen.
Ook de 4e-klasse-standplaatssn keurt spr.
af, evenals de houding der regeering tegen
over de pogingen van het personeel om een
loonsverhooging te krggen. Geen enkele
autoriteit is 'het personeel daarin tegemoet
gekomen; ook den Minister niet. Vervol
gens keurt lig het af, dat de Minister het
dienstreglement van de N. Z. Holl. l'ramw.-
Mjj. heeft goedgekeurd. Ook springt hjj iD
de bres voor de belangen van het tram
wegpersoneel in het algemeen.
Ten slotte komt h(j op voor de rechts
positie van het personeel van het veer Euk-
huizenStavoren. Dat veer dient z. i. door
de directie der spoorwegen geëxploiteerd
te worden
De heer WESTERDIJK (V.-Dbespreekt
in de eerste plaats de postergen en klaagt
over den deerlijken achteruitgang van dit
staatsbedrijf. Den tegenwoordig™ Minister
mag men echter niet als zondebok beschou
wen, docli doch de reorganisaliemaat, egelcn,
thans ondernomen, zullen voor 's lands schat
kist vermoedelijk goede voordeelen afwerpen,
maai de Minister zij voorzichtig. In de
tweede plaats behandelt spr. de wegbelasting.
De belasting zelf aoht spr. onvermijdelijk,
maar zij zal vooral moeilijkheden opleveren
op stuk van de verdeeling van de opbrengst.
Spr. zet dit nader uiteen.
In de derde plaats do booge spoorweg
tarieven. Spr. acht dis tarieven veel te
hoog en noemt ten bewijze enkele feiten.
Ten slotte is hg het geheel eens met
dr. Franssen inzake de overbrugging bij liet
Ka ten eer. Spr. acht die brug over den
IJsel dringend noodig en dringt or op aan
daarvoor nog gelden aan te vragen lietzjj
bij suppletoire begrooting, hetzij bij de
begrooting voor 1926.
De VOORZITTER "sluit om lialfzes de
vergadering.
RECLAME.
Ot.oo,~o^B»,£.i AJ.Doikn-OTOBmctrn 9
ii M..y
A.J.P'S nOMA-PUDDIMG
SrtA A.1T ALS »oo r?
5221
(Ziliing van &isieren).
Appèl nominaal.
Te 1.15 lire is liet vercischle aantal le
den niet aanwezig, zoodal de vergadering
wordt verdaagd tot 1.30 ure.
Te 1.30 ure wordt de vergadering ge
opend.
Richtige hsfiing directe belastingen.
Voortgegaan wordt met liet wetsontwerp
lot richtige heffing der d'ivcrse belastingen.
De Minister van Financiën, do heer
COLIJN, vervolgt zijn rede. De Kamer is
het hier over eens dal alle belastingontdui
king dient le worden tegengegaan. Tegen
de methode in dit ontwerp gevolgd zijn be
zwaren ontwikkeld, en hel is dus de taak
van den Minister aan tc toonon dat ze niet
bestaan. De grondgedachte van liet ont
werp is dat kennelijke ontduiking wordt te
gengegaan. „Het doel van een belasting"
acht de heer Van Sciiaik een te vage uit
drukking. liet doel kan zijn om liet ge
bruik van bepaalde zaken te belasten. Het
ontwerp is niet gericht tegen het vermijden
van belasting-en door toepassing van wette
lijk geoorloofde handelingen. Aperte bolas-
tiDg-onlduiking dient tegengegaan te wor
den. Tegen gefingeerde handelingen is het
ook niet gericht, want die worden reeds
achterhaald door de jurisprudentie van den
Hoogen Raad. De schijnhandelingen moe
ten worden achterhaald, d. w. z. haai delin
gen die in verband met andere handelin
gen, schijnhandelingen worden.
Spr. geeft enkele typen van degelijke
handelingen. In de eerste plaats een uit het
landbouwbedrijf. Een vader doet zijn be
drijf over aan ziju zoon, die f 50 per maand
vergoeding krijgt tot 5 Mei, waarop de over
gang ingaat. De vader krijgt dan 11 maan
den ontheffing en de zoon die op 1 Mei geen
inkomsten had, betaalt niets. Vervolgens
één uit de forensenbelasting waarbij een
vader zijn huis op naam van zijn zoon zet
en op die wijze aan de belasting ontkomt.
Iemand met een inkomen van GO mille ver
bindt zich op 28 April om aan zijn zoons
een uilkeering per jaar te doen van f2000.
Op 2 Mei wordt de uilkeering weer herroe
pen en de zoons vragen ontheffing voor elf
maanden, maar de vader behoeft niets
meer le betalen .want 1 Mei is gepas
seerd.
Het oprichten van vennootschappen is
e.en bekend systeem: wie van zijn kapitaal
een vennootschap maakt laat zich zijn in
komen als winst uilkeeren en onttrekt een
deel daarvan aan de belasting. Nog een
ander geval geeft spr. waarbij iomand 80
mille inkomen heeft en toch niet betaalt
omdat hij alleen 9laat in een vennootschap
die hem zijn inkomen als aflossing van
schuld terugbetaalt. Van die aflossing be
hoeft geen belasting betaald te worden.
Een ander svstcem is leeningen la sluiten.
De heer KLEEREKOPER (s. d). U geeft
goeie lesjes'
De MINISTER: Die gevallen zijn bekend
genoeg en gaan heusch het land wel door.
Uit deze gevallen blijkt dus dat de fiscus
heel wat missen moet.
De moeilijkheid van de bestrijding is dat
men de wet niet anders kan inrichten dan
door het stellen van bepaalde feiten. Komt
men tot feitenstelling dan verloopt het in
casuistiek. Maakt men een algemeencn re
gel dan bestaal de vrees dat er meer onder
valt dan de bedoeling is.
Vervolgens geeft spr. eenige voorbeelden
van gevallen .lie onder deze wet vallen.
Wanneer bijvoorbeeld de reserveering voor
eventueel* verliezen binnen redelijke gren
zen blijft, dan valt dit niet onder deze wel.
Wanne-er echter is aan le loonen dat maar
steeds gereserveerd wordt terwijl dit abso
luut niet noodig is dan valt een dergelijk
geval wel onder deze wet. Ieder geval dient
afzonderlijk te worden behandeld en alleen
dan is het mogelijk lol een juiste beoordee
ling te komen. De ontduiking neemt steeds
toe en de bezwaren die geopperd zijn zijn
in geen vergelijk daarmede. Als het ont
werp wordt aangenomen is het noodig ver
schillende belastingontwenpen le herzien
opdat nauwkeurig de grenzen worden vast
gesteld.
De heer VAN VUUREN (r. k.) is niet
tevreden over het antwoord van den Minis
ter omdat zijn bezwaren o. a. ton aanzien
van levensverzekeringen niet zijn weggeno
men.
De heer OUD (v. d.) heeft uit het ant
woord begrepen dat de Minister blanco vol
maakt wil om ieder geval le beoordeolen cn
dat hij daarbij dan beleid cn omzichtigheid
toezegt. Dat is geen systeem van wet
geving.
De rechts zekerheid wordt op losse schroe
ven gesteld en dat blijft voor spr. een ern
stig bezwaar.
De heer SXOECK IIENKEMANS (C. II.)
acht het hoofdbezwaar van dit ontwerp,
dat de rechtszekerheid voor de belasting
betalers zeer verzwakt wordt. Men weel
niet wat mag en wat niet mag, want alles
hangt af van de opvatting der belasting
autoriteiten.
De heer DRESSELI1UYS (V. B.) lieert
bezwaren tegen de regeling cn zou ze al
leen kunnen aanvaarden als werd bepaald
dat alleen wanneer blijkt „dat geen wezen
lijke verandering in don feitclijken toestand
werd beoogd'nietigverklaring- kan vol
gen. Daarmede is dan precies aangegeven
wat de bedoeling is. Dit is trouwens de
bedoeling van den minister ?n omschrijft
het opzeUelijk-bedriegelijkc van de hande
lingen.
De heer DE WILDE (A. R.) zou ver
werping van dit ontwerp zper betreuren.
RECLAME.
5247
Ex is voorziening noodig met hel oog op
de billijkheid van aanslag. Wat de één le
weinig betaalt, moet een ander le veel be
talen. liet is dringend noodig dal alle be
lasting ontduiking wordt tegengegaan en
geen middel mag onbeproefd blijven. Men
moet vertrouwen op de rechtvaardigheid
der belastingautoriteiten, want zonder dal
is het onnfogclijk alle onbillijkheid tegen
te gaan.
Spr. wees cr voider up, dat dc regeering
thans dikwijls machteloos staat cn het de
plicht der Kamer is do regeering te hel
pen en haar dc macht to geven die zij noo
dig heeft Liet gaat niet oin gevallen gelijk
de heer Oud heeft opgenoemd; tegen ieder
ontwerp is een geval aan te voeren dat
het ontwerp onb 'lijk werkt, maar hot is
juist do toepassing die dc gevaren wes-
r.eenn.
Do heer VLIEGEN (S.-D.) acht dc kvcs.
tie van Dc Hoogstraat thans afgedaan.
Hij betreurt dat dc pers die hem het naast
staat, deze zaak heeft geëntameerd. Het
was de ,,N. Rott. Ct." die begonnen 'n
Overigens heeft de heer Colijn zelf veel
schuld, omdat hij in de Eerste Kamer hoog
hartig allo inlichtingen afwees Thans is
een bevredigend antwoord ontvangen.
Overigens verdedigt 8pr. de noodzake
lijkheid van ccn nieuwe bepaling legen
belastingontduiking.
De MINISTER best rijd l dc opvatting dat
de rechtsonzekerheid verminderd wordt.
Het hooger beroep op den minister per
soonlijk noemt gevaar daarvoor geheel
weg. Het betoog van den heer Oud heeft z.i.
juist aangetoond hoe volstrekt onmogelijk
het is alle gevallen in een wet te voorzien,
cn het is dus con bewijs voor ccn ontwerp
als dit dat de gelegenheid biedt om ieder
geval zelfstandig tc onderzoeken.
Er bestaat op dit oogenblik groote
rechtsonzekerheid bij het knoeien en dit
ontwerp wil daaraan een einde maken,
want het gaat tegen don diefstal op zijn
medemenschcn gepleegd. Tegen de aanvul
ling van den heer Drcsselhuije heeft hij
geen bezwaar.
De heer OLrD (V.-D.) licht nu toe, zijn
amendement op art. 1 en art. 3blg
Aan artikel 1 wordt een derde lid toege
voegd, luidende:
Yan het voornemen om aitikcl 1, eerste
lid, toe te passen, wordt vóór do vaststel
ling van den aanslag door den inspecteur
aan den belanghebbende een met redenen
omklcede mededeeling gedaan.
Aolitcr artikel 3 wordtopgenomen ccn
artikel 3bis, luidende
Binnen een maand, nadat hij ccn tuede
deeling als bedoeld in artikel 1, laatste lid,
of een antwoord op een vraag, nis bedoeld
Door VALENTINE WILLIAMS.
Ibaulorisecrde verlating van W, E. PONT.
(Nadruk verboden),
ïl)
„Gauw, gauwl' riep ik tol Marjoric,
rnaar nog eer ik (het gezegd liad, klonk weer
een sciiol van beneden en het gruis spalte
om mij heen. Er was nog een afstand van
oen kleine dertig meter, tot waar hel pad
weer een wending maakte en ons weer bui
len hel gezicht zou brengen en wij klom
men verder, terwijl de kogels smoorden in
het rotsgruis ol mei luid geraas tegen de
harde rots lcetslen. Het scheen, dat ver
schillende kerels van uit de open plek in
het bosch op ons vuurden, want de kogels
Volgden elkaar vrij snel op.
Het was' een griezelige gewaarwording
bp die hoogte beschoten te worden, lerwijl
wij op dat steile pad krabbelden als vliegen
legen een muur. Ik kroop voorwaarts; het
hart klopte mij in dc keel. Nu had Marjoric
de kromming bereikt en nu zij veilig den
hoek om was, zou zij blijven stilstaan, tot
dat ik ook zoo ver was. Een kogel deed den
Eiijzen vukanischen bodem tusschcn ons
uiteenstuiven, maar het volgende oogen
blik was ook ik veilig builen het bereik dor
'kogels. Toen zag ik. "dat ho.t bovenste terras
Uog slechts enkele meters van ons verwij
derd was.
Ik wandde mij tot hel meisje. Zij was
doodsbleek geworden en scheen steun te
zoeken tegen don rotswand naast haar. Eer
ik nog een woord gezegd had, gal zij. een
zucht cn vict voorover ik ving haar op in
mijn armen.
HOOFDSTUK XIV.
Waarin bewezen wordt, dat twee hoofden
beter zijn dan één.
Ik geloof niet, dat zij flauw viel. Haar
krachten hadden haar hegeven, meor niet.
Zij lag onbeweeglijk in mijn armen, het
kastanjebruine haar als oen glanzende plek
togen de witte mouw van mijn jas. Maar
nog enkele meters scheidden ons van het
terras; dus lilde ik haar op. Ik voelde, dal
een zachte arm om mijn hals geslagen
werd cn zij zicli weer herstelde. Ik keek
naar haar gezicht. De cogen waren open.
„Houd goed vast," vroeg ik haar, „cn
wat er ook gebeurt, kijk niet naar bene-
denl" want op die hoogtp was het smalle
pad langs den rotswand, die steil r.aar he
neden ging, genoeg om een alpengids dui
zelig te maken. Strak voor mij uit kijkend
en kampend met een afschuwelijk gevoel
van duizeligheid, slaagde ik er in het meisje
het pad op te dragen, totdat ik eindelijk op
het plateau stond.
Ifct liep langs de voorzijde \an dc rols,
een plateaulje van niet meer dan twee po»
breed, maar ecnigszins binnenwaarts hel
lend, zoodat men niet hang behoefde te zijn
er af te glijden. De rote ging van hier af
recht naar beneden tot aan het ravijn hon
derden voeten in de diepte. Ik waagde een
blik over den rand en mijn lioofd tolde,
want ik ben geen beid op het punt van dui
zelig worden. Ergens boven ons vloog een
groote vogel met schel gekrijsch plotseling
op en bleet na eenige krachtige slagen van
zijn sterke vleugels onbeweeglijk in do
lucht hangen op gelijke hoogte met de
plaats, waar wij ons bevonden, ontzaglijk
hoog boven het rotsige dat.
„Nu zal ik je weer neerzetten," zei ik
lot het meisje. „Blijf nu heel rustig liggen
totdat ik terugkom. Ik ga eens kijken langs
den rar.d om te zien ot liet plateau ver
derop breeder wordt of dat cr ecu grot is"
Zoo voorzichtig als ik kon zette ik haar
neer. Dc wind blies krachtig over den top
van dc rols cn ik hooplc, dat dit haar zou
ojTwekkcn. Ik blcof slaan tn luisterde.
Geen geluid van beneden. Maar ik wist.
dat wij niet veilig konden zijn vóór cn
aleer wij een plek gevonden hadden, van
j waar wij het pad, dat naar boven leidde,
konden overzien.
Ik ging langs hel geheele plateau tot
waar het om de roLs heen hoog. Enkele
stappen brachten mij bij liet einde, net
eindigde met niets; maar mijn blik werd
getroffen door den smallen, .uit de rols ge
houwen steunpilaar, waarop, het licht van
mijn spiegel weerkaatst was geworden.
Daarnaast was een lage opening in den
rotswand.
De pilaar was niet meer dan een over
eind staand stuk rols, gebeiteld uit de
zachte vulkanische, rotsmassa. Op plaatjes,
die ik had gezien van de heelden op Easter
Island, wist ik, da! hot hel eerste stadium
was van een van die zonderlinge beelden,
overblijfselen uit een vroeger tijdperk, die
op meer dan één eiland in den Stillen
Oceaan gevonden worden. De pilaar was
niet verder gebeeldhouwd en er was geen
inscriptie op. Het ftirg stond er net alsof
een of andere inboorling-metselaar he'.
daar had laten staan totdat de bectdüwuwcr
zou komen om het verder le bewerken.
Iemand raakte mijn schouder aan. Mar-
jorie stond naast mij.
„Ik ben een zielig soort partner," zei ze,
„je in bet kritieke momant in den sleek te
laten. Ik was aan het eind van mijn krach
ten, toen je mij oppikte. Hoe heb je hot
klaargespeeld mij hierheen te brengen?"
„Vraag mij dat maar niet," lachte ii;.
„Ik was doodsbenauwd, dat je naar benr-
3on zoude kijken cn duizelig worden...."
„Ik ben niet gauw duizelig op hoogten,"
antwoordde Marjorie eenvoudig, „wij woon
den een groot deel van het jaar op ons bui
len in Wales, cn ik heb in dien tikl veel
bergloeren gemaakt. O! Kijk eens! Ileb je
ooit zoo iels moois gezien?"
Wij slonden naast elkaar, mei den rue
logon den pilaar gekeerd, en terwijl zii
sprak, slrektc zij de hand uil en wees over
het dal. Boven dr scherpe pieken van en
kele op zichzelf staarde rolsen op den
voorgrond verhief zich cc-n reusachtig
eenzaam beeld, de slanke, donkere massa
stak scherp al legen hel diepe blauw van
den oceaan, dal aan den horizon in lit
blauw van den hemel overging.
De achterzijde was naar de zee inkecrd;
het gezieh'. dut een slrenge, raadselachtig
uitdrukking had, wen die zich naar onzen
kant en w is duidelijk le onderscheiden in
die heldere atmosfeer. Het father 1 -elite hel
kleine rotsplateau, waarop het stond, -
heet on deed de geweldige steenblokken,
die er oud een lagen, nietig schijnen. Alsof
er een offeraltaar vóór siond. steeg een dun
rookspiraallje langzaam omhoog legen de
blauwe lucht. Het scheen uit den grond te
komen, aan den voet van hel beeld.
Het was inderdaad een merkwaardig
mooi gezichl, een schouwspel van louter
majesteit. Die eenzame colossus met zijn
wreed gelaat scheen mij als de uitdruk
king van het gevoel van onheilspellende
gcheimziiinighoid, dat over mij was geko
men op Coclc Island.
Marjnrie sidderde cyen.
„Dit eiland maakt mij angstig.zei ze
„Tc denken, dat, dót beeld met dat vrcase-
lijke gezicht daar al die Irondeidcm jarc-n
heeft slaan sloren over liet dal lu-on alsot
het ergens op wachtte.... llc-l doet mij
ecnigszins denken aan dien manken man
met d'icn klompvoet, zoo hard, zoo mee
doogenloos, zoo geduldig! Grondt doet
mijn bloed verstijven
Hij had haar niet gekweld, bleek mij.
Toen ik haar all-eon had gelaten, om ons
hol bij liet strand binnen te gaan, V'as zij
plotseling omringd geweest door enkele
mannen, die haar haddon weggedragen
naar de loodsen. Daar was zij overgegeven
aan dc bewaking van den muin.1, die haar
had opgesloten in het vertrek achter de
keuken, waar ik haar had gevonden.
„Bij de maaltijden," voegde zij cr aan
toe, brachten zij mij buiten naar hun latei
in de 'open luchi. tusschcn de uiten. Nie
mand sprak tegen mij. Maar zij leken mij
zwijgend aan, vooral dT. Crunch. Hij schijnt
altijd over iels a Ie denken, die man, cn
ik geloot vast. dat zijn gedachten slecht
zijn. En die man, dien zij Zwarten Fable
noemen! Ilij keek aldoor maai schuin naar
mij en locnschlc nvt zijn cenc oogt 01 het
was verschrikkelijk'....." Van Custrin had
zij niots meer gez.ien na baar ontmoeting
met hem in bet bosch.
(Wordt vervolgd).