CORRESPONDENTIE. „Neen, jongejuffrouw*', zei de tuinman .ze zijn van mijn zoontje, Joham." „O" zei Miesje met een teleurgesteld stemmetje. Juist kwam Johau met een mand vol ko nijnen-voer het schuurtje binnen. „Vindt je zc niet mooi?" vroeg hij. „Die heb ik gekocht van mijn weekgeld. Ik heb er maanden lang voor gespaard. Em nu heb ik ze gelukkig! Hè, wat ben ik nu blij! „Ja, ze zijn snoezig', zei Miesje. „En is dat nu hun eten?" vroeg ze, op do mand met groen wijzende. „Krijgen ze nu niets anders dan die koolblaadjes?" „O, ze krijgen ook wel brood en wortel tjes", legde Johan uit. „Maar op kool- hlaadjes zijn ze dol. Kijk maar eens, hoe ze tegen do tralies klauteren Miesje keeü met groote verbaasde oogen, hoe gretig de vier konijntjes begonnen te knabbelen aan het groen en de koolblaad jes, die Johan in het hokj e wierp. „Ze knabbelen maar doorriep ze vroo- lijk. „O, Johan, ze hebben bijna alle® op En nu krijgen ze zeker drinken, hè?" „O neen", zei Johan, „drinken krijgen mijn konijntjes nooit." „Arme diertjes", dacht Miesje. Maar ze zei dit niet zóó luid, dat Johan het hoorde. Ze vroeg ook niet, waarom de konijntjes geen drinken kregen. Ze stak alleen haar handje tusschen de tralies van het hok en streek over d zachte velletjes. Want Mies je hield veel van dieren. Zo zou toch aan vader vragen, of die haar ook een paar konijntjes wilde koopen. Nu durfde ze haar vraag nog niet doen; ze had al zoo veel gehad de laatste maandeneen eet servies, een badkamer voor haar pop, en dan die reis, heelemaal naar Zwitserland neen, ze zou maar een paar konijntjes voo. haar verjaardag vragen...... Zoo dacht Miesje, terwijl ze daar, naast Johan, voor het konijnenhok stond. Ze dacht er toen ook aan, dat ze wel het groen ten-afval, dat anders werd weggeworpen, aan de konijntjes kon brengen. „Mag het, Johan?" vroeg ze, er niet aan denkende, dat ze Johan nog niets had gevraagd. „Wat bedoel je daarmee, jongejuf frouw?" vroeg de jongen, die haar natuur- trjk niet begreep. „Of ik de konijntjes de koolblaadjes uit onze kouken mag brengen?" legde Miesje hem uit. „O, je moogt mijn konijntjes iederen morgen komen voeren", zei Johan goedig. „Maar 's middags, na schooltijd, doe ik dit liever zelf, zie je." Nu, dat bcgTcep Miesje best. Zc aaide mi nog even de konijntjes, en holde toen het schuurtje uit en op een draf naar bios, om vader eri moeder alles van de konijn tjes te vertellen. Vanaf dien dag ging nu Miesje, trouw iederen morgen, de konijntjes voeren, cn zo verliet üet schuurtje uiet, vóórdat de diertjes alles hadden opgeknabbeld. Zoo ging het nu, totdat het op ccn dag erg warm was Miesje, die juist dien mor gen vrccselijkcn dorst had, was aan 't voeren der konijntjes. „Arme diertjes", dacht zc, „wat zullen jullie bij die warmte, grooten dorst heb ben Ach, stump er dj os, dat jullie nu nooit :ets te drinken krijgt... Maar vandaag zul len jullie toch geen dorst lijden, hoor Domme Miesje haalde nu haar melkbe ker, vulde dien met water en hield hem den konijntjes voor. Maar de konijntjes roken ieens aan den beker en draaiden daarna de kopjes om. Dit vond Miesje aJ heel vreemd. „Ze 'kunnen misschien niet uit een beker drin ken", dacht ze. „Wacht, ik ga nog wat koolblaadjes ha len en daar giet ik dan het water overzc zijn dan heerlijk nat ,en dat is toch óók goed voor den dorst." Miesje ledigde nu deh beker over de koolblaadjes en liet de konijntjes nu daar van knabbelen. Ja, nu ging het! Hè, wat knabbelden ze nu alle vier heerlijk van de natte koolblaadjes! Miesje was ©r blij om, dat 't nu zoo goed ging. „Morgen krijgen jullie weer drinken, hoor snoesjesriep 9e, Weer vulde sij den volgenden dag baar melkbeker met frisch water, weer ging dit over de koolblaadjes en weer aten de ko nijntjes het natte voer. Zoo deed Miesje drie dagen, want het bleef nog altijd heel warm. Maar toen nu, in den namiddag van den vierden dag, Johan zijn konijntjes kwam voeren, lagen de twee witte konijntjes te sterven, en ook de grasjes keken zoo vreesnd on dof uit hun oogjes en hun buikjes waren zoo vreeseiyk opgezwollen. Toen Johan dit zag. gaf hij ten harden gil van schrik. Huilend liep hij naar huis en vertelde aan zijn vader, hoe naar de konijntjes er aan toe waren. „0, vader," snikte h& „o, gaat u toch eens mee naar het schuurtje - 0, kijkt u toch eens naar mijn arme, lieve diertjesb Zouden ze ziek zijn en sterven?" Johan's vader zag al dadelijk, aoodra Irij bij het hok kwam, dat ear aan de konijntjes niets meer te doen was, dat ze wel alle vier zouden sterven. Hjj zag ook, dat zo iets gegeten hadden, dat niet goed was voor konijntjes. „Stil maar, jongen," troostte hij den knaap. „Je hebt ze toch gieen nat voer gegeven?" „0, neen, vader, daar paste ik wel voor op," zei de jongen nog harder snikkend. „Ik gaf ze alöjd droog voer, koolblaadjes of wortels en brood. Maar... e... Miesje.. die... e..." Juist kwam Miesje vrooljjk aanspringen. Doch aoodra zag ze Johan daar schreiende voor het konijnenhok staan, naast den tuin man, die ook al zoo bedrukt keek, of ze vroeg angstig: „Br is toch niets met de konijntjes gebeurd?" „Ja, jongejuffrouw, de konijntjes zyn heel ziek," begon de tuinman. „Hebt u ze ook iets gebracht van morgen, dat... e... Hebt u ze wat anders gebracht dan kool bic ad j es of wortel-loof?" „0, neen," zei Miesje, „ik heb ze juist van morgen weer koolblaadjes gebracht „En o, ze vonden ae aoo lekker, nu »ze nat waren...." „Wie waren nat?" vroeg do tuinman. „Wel, de koolblaadjes," zei Miesje. „O, natte kool blaadjesgilde Johan bijna uit. „Ja," bekende Miesje, „ik heh de kool blaadjes zelf nat gesmaakt Maar 't was frisch schoon water, hoor. Paar zijn ze niet ziek van geworden, want mijn .melk beker was pas omgewasschen Zocdra Johan Miesje's bekentenis hoorde, begon hij nog harder te snikken. „O... o... v... vader... o... ik... dacht wel... zoo... iets!" En toen tob Mietje; „O... jon... jon ge... juffrouw... hoe... li... heb je d... dat... kunnen doen!" Nu begon ook Miesje te huilen. ,0... ik... d... dacht niet, d... dat... zc er van zouden d... dood gaan f' snikte ze. ,/t W... was zoo erg w... warm, on... ze... ze... hadden z.*. zoo'n... d... dorst..., en... ze... w... wilden uit mijn b... beker niet d... drinken, en toen m... maak te ik dc bl... blaadjes maar n... nat..." „Non, huil er maar niet om, jongejuf frouw," zei de tuinman goedig. „Vaaer zal Jdhan wel andere konijntjes geven," begon nu Miesje, toen 23e haar tranen Iiad afgeveegd. En nog even na snikkend, aoi ze: „Dan v... vraag ik geen kkonijntjes voor m$n verjaardagZe zijn dan voor Jolurn..." Ze liep nu het schuurtje uit en op een drafje naar huis terug. Daar vertelde ze aan vader en moeder» natuurlijk weer onder snikken en tranen, wat er met de konijntjes was gebeurd. En ze smeekte vader, dat hij Johan toch nieuwe konijntjes zou koopen. „Ik behoef dan heusch niets te hebben, als ik jarig beh," zei ze. „Heusch niet, paatje, niets, als Johan maar de vier konijntjes krijgt En nog <*een week later iiad Johan vier nieuwe konijntjes in ztfn hok. En toen be loofde Miesje, dat ze nooit van iiaar loven weor koolblaadjes met water aan de lieve diertjes zou geven, „'k Wil geen domme Miesje meer zijn," zei ze. En ze werd wer kelijk verstandiger. Lieve kinderne allen te zamen hartelijk, heel hartelijk dank voor alle gelukwenschen mij toegezonden voor mijn verjaardag. Het is mij onmogelijk om ieder persoonlijk uit voerig htden te antwoorden, daarvoor wsv- ren de brieven, briefkaarten en kaartjes te talrijk. Gelooft mij, dat de vele aardige goede wenschen van mijn raadsel jeugd mij veel genoegen hebben gedaan. li was er bepaald door getroffen hoe hartelijk velen mij het beste wenschten, en de aoer tal rijke wenschen van neefjes en nichtjes eo hun familie, dat ik nog lang de Leidsche raadsel tante moge blijven, die wenschen heb ik ook met oprechte dankbaarheid aan vaard. Tot het bijzonder groote aantal ge lukwenschen heeft natuurlijk bijgedragen de vriendelijke attentie der Redactie van het „Leidsch Dagblad^ 001 mijn portret' met vermelding van den verjaardag in de kindercourant te plaatsen. De vele vrien delijke woorden, die ik dezer dagen las naar aanleiding van dat portret stel ik zeer op prijs, en wat ik natuurlijk bijzonder lief van zóóvele kinderen vind, ie het feit, dat ze het portretje van do raadseltante heb ben uitgeknipt, op carton geplakt, en in een lijstje geplaatst. Heel aardig hoor, dank aan allen voor die groote hartelijk heid. Er kwam 10 Maart zóóveel met de post, dat dc postbode niet begreep wat hier ge beurde. Ik begrijp, dat iedereen toch wel graag wil weten of zijn of haar brief, brief kaart, of kaartje door mij is ontvangen. Daarom zal ik deze keer niet zooals ander* met zóóvelen een afzonderlijk praatje gaan houden, want heusch dan zou er geen ein de komen aan de correspondentie, maar ik zal wel afzonderlijk alle namen vermelden van hen, die mij per brief of kaart of an sicht feliciteerden. Jullie weten natuurlijk zelf allen wel op welke manier je mij een gelukwensch hebt gezonden, zoekt allen dus maar goed naar je naam. Hartelijk dank aan allen, van wie ik no de namen ga vermelden, die ipïj mooie ansichtkaarten hebben gestuurd; J. W. Iïidderikhoff, Nacoline van der Lin den, Willy Beumer, Siebe, Paul en Gerrie de Koos, Ndesje en Antje do Gelder, Cla- zina van Venetië, Annie en Jan van der Heyden, Emanuel EI jou. Wim van der Vliet, Antje HogeDes, Henk Giczen, Jan- nio en Marietje Gordijn, Nellie en Bertha Mulder, Brechtje den Haau, P. Mechelse, Annie Huisman, Gerard den Haan, Viertal Oostdam, Phili van der Tas, Lies Witte- man, Jozef Hanno, Lena Planken, Atbie en Nettie van Beek, Gerard Klay, Francisca Giezen. Mientje Henny, Geertje Hoff, Sc- raicn en Johanna Voorbrood, Nelie Oost veen, Gerrie Slootweg, Nclly Tonckens, .Topie Aniba, Rika Bliek, Hannie Mieloo, Marietje Kwaadgras, Adrie Huter, Rika en Jaantje van Leeuwen, Marie van Dijk, Piika en Jacpbus van Veen, Dirk de Groot, Rie van Went, Marius Segaar, Grietje Se gaar,. Sientjc Mulder, Louise Piepenait, Marie. Tbea en Willy Baars, A. van Put ten, Gerrifc v. Houten, Lientjc van Schaak Maartje en Arina Coljee. Louis Hartkamp en familie, Marïjtjc, Corrie en Diewertje Uifctenbogaard on familie, Annie Nagte- gaal. Aan al deze personen die mij mooie 1^-ief kaar tenansichten of kaarten stuur den, nogmaals veel dank. Verder in dank aardige kieken ont vangen van: Bop Spierenburg, Ma/rietje Koning, Annie en Marie van der Bom, ik zal ze allemaal in mijn album voor dc raad- soljcugd plakken Kaartjes ontvangen van: Koos je Sohuit, Marie Zaalberg, W. Verboog, vriendelijk dank. Vandaag bevatte liet pakket uit Leiden een reuzenmassa brieven, bijna allemaal ook nog met gelukwenschen en een vrien delijk woordje over het portrob der raadsel- tante. Natuurlijk beb ik al die hartelijke brieven wel gelezen, dat verzeker ik jul lie, maar als ik nu op al die brieven apart ging antwoorden, dat zou het lo. heel een tonig worden als ik steeds weer bedankte 2o. zou het voor jullie niet eens gezellig zijn als de halve courant werd gevuld met bedankjes en 3o. geloof ik, dat ik dan niet op tijd klaar zou komen. Ik wil dus nu weer doen, aooals met alle briefkaarten, ik

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 19