VOOR DE JEUGD LEIDSCH DAGBLAD- No. 11. Zaterdag 14 Maart Art no 1925 Een half dozijn Kinderen i it i 11 it ti 111 |it 11J li I ti g 111 (I g 11 i li ;i I i;«tL0JLmJumJL'<A>*Lkj'i.L*<JS.A>mJL,*i±J'cAS,Aj0iASiAS<J^'>JJ «Li 1ij»m* ill t tt$t6»tt»»«4êê»6 lil Naar het Engelsch van B. FISHEK. Vrij bewerkt door C. H. S; HOOFDSTUK VI. „Jongens, keert je Zakken om!" Lydia, volgzaam en lief al zij altijd -was. paste zich weldra geheel aan haar nieuwe omgeving aan. Zij stond op goeden voet met haar onderwijzeressen, vond de mee6te 'lessen prettig en was bemind door haar medescholieren, daar zij niet uit de hoogte 'was, zooals Kitty cn Paul, wanneer het dc- 'zen niet naar den zin ging. Kitty, die zooals haar moeder wel eens 'zei, veel overeenkomst met een vierkante jpin in een ronde opening had, keek op haar schoolkameraadjes neer en vond de meeste lessen al heel gauw vervelend. Dc groote (netheid, welke van dë meisjes gcëischt 'werd, was "geheel tegenstrijdig met Kitty's 'natuur. Het viel Eaar moeilijk vlekken en 'doorhalingen in haar schriftelijk werk to vermij den, wanneer mooie gedachten van haar hoofdje in haar pen vloeiden. En zij vond, dat haar onderwijzeres haar oneer lijk behandelde, toen deze twee punten van ,haar oijffer aftrok voor onoplettendheid, [niettegenstaande zij zelve juist'gezegd had, 'dat haar opstel buitengewoon goed waft voor een meisje uit de vierde klas. Kitty had niet de minste neiging, zich |bij de meisjes van haar klasse aan tc slui ten. Zij was de tvouwe kameraad van haar vader geweest, had menig uftrfcje in zijn 'kamer naar hem staan kijken, als hij aan •het werk was en stelde evenveel belang in 'zijn uitvindingen als haar moeder. I>e 'plotselinge dood van haar vader, nu een half jaar geleden, was een groote schok ;voor het arme kind geweest. Zij was langen tijd hard ziek na den treurigen dag, waar op'rij zonder eenig vermoeden van het 'vreesclijkc tooneel, dat Kaar wachtitc^ zijn werkkamer binnengekomen was en haar [vader levenloös had zien zitten bij het ;mooie kleine molentje, dat hij voor haar ge- maakt had en dat. zij nu als haar kostbaar- fgten schat bewaarde. Zij cn ook Bob, al was het bij den laatste 'dan ook in mindere mate, waren vinding rijke naturen, die niets liever deden dan, lallerlei plannen vóór gebouwen en machi nerieën maken en daarna dc modellen zelf 'vervaardigen. Reeds hadden dc onderwijze res'van Kitty cn dc onderwijzer van Bob ■opgemerkt, hoe uitstekend zij toekenden. Maar al was Kitty ontegenzeggelijk een begaafd kind, ha'ar onoplettendheid gedu rende dc lessen, welke zij vervelend vond. de trotsehc houding, die zij aannam, wan neer zijeen berisping kreeg, wekten dc ontevredenheid van juffrouw Janning haar onderwijzeres op en verveelden dc andere kinderen: Daarentegen hadden Paul en Bob heel wat vrienden op de nieuwe school gemaakt en zij zouden zich er geheel thuis gevoeld hebben, als er niet iets he?I ona-angenaams gebeurd wa*.. Lu den laatsten tijd waren er, zoowel m de jongens als in de meisjesschool, al lerlei kleine diefstallen voorgekomen, die maar niet opgehelderd konden worden. Op een morgen vroeg "Willem Peters, gen jongen, die een warme vriendschap scheen opgevat te hebben voor den luchthartigen, vröólijken Paul, in het vrije kwartier op dc speelplaats aan hem: „Veizampl je soms postzegels 1" „Ja,' 'antwoordde Paul. „Maar waarom vraag je dat?" „Ik heb een paar pracht-exemplaren bij me cn ik dacht, dat je ze misschien graag zou willen zien. Hier, hou ze maar tot na schooltijd. Misschien geef ik er je wel één of twee mee. Maar je moet me beloven aan niemand te vertellen, dat je ze van mij ge kregen hebt. Ik heb ze gekocht van een ■neef van me, die bij de Post is en dat wil ik niet weten." „O!" was alles, wat Paul zei, daar de reden, waarom hij er over zwijgen moest, hem volstrekt niet duidelijk was. Hij was echter een ijverig verzamelaar en wilde de bewuste postzegels veel tc graag zien om daar verder over na te den ken, zoodat hij zich niet verzette, toen Wil lem het kleine pakje in zijn zak liet glijden om daarna haastig tusschen dc andere-jon gens door naar binnen te gaan. Er gebeurde niets bijzonders in dc les, tot even vóór twaalven meneer Hope plot seling in dc klas verscheen en dc jongens doordringend aankeek. Zij waren juist bezig een opstel te ma ken en ontstelden niet weinig, toen het hoofd der school hun zei, de pennen neer te leggen cn allen op te staan. ,,Er zijn mij zooeven nog meer diefstal len ter oore gekomen", ging meneer Hope op strengen toon voort. „Een jongen mist een paar vreemde postzegels uit den zak van zijn overjas, een ander is een dubbeltje, kwijt en een derde een kwartje. Nu is de maat vol en ben ik vast besloten de zaak vandaag nog tot klaarheid tc brengen. Het zal nu uit z ij «n Jon g e n s, keertje zakken om!" Hoofdstuk VII. Bob getuigt. Paul's gezieh was vuurrood van ver ontwaardiging. Hij stond onbeweeglijk en zijn armui hin gen slap langs zijn lichaam, terwijl alle andere jongens haastig den voorraad uit hun gakken te voorschijn haalden en deze omkeerden, verlangend als zü waren om te tonnen, dat hun geeai schuld trof. „Vlug wat, Dane," zei meneer Groen zacht. „Heb je niet gehoord, dat meneer Hope zei, allemaal je zakken om te keeren?" „Jawel, meneer," antwoordde Paul, min of meer uitdagend. „Maar ik doe het niet. "t Lijkt wel, of wij allemaal dieven zijn." „Gooi. je eigen glazen niet in," ging meneer Groen, die Paul graag mocht, op fluisterenden toon tegen hem voort. „Als je niet goedschiks doet, wat meneer Hope zegt, zal hij je door een paar groote jongens laten vasthouden en zelf je zakken nakijken, terwijl een zware straf zeker niet zul uitblijven." „En Ijjj is niet gemakkelijk," zJ Karei Rovers, een jongen, die naast Paul stond en het gesprek opgevangen had., Paui hield* echter vol. Alle lessenaars, behalve die van hem, waren nu bedekt met alle mogelijke school- jongensschatten als: touwtjes, ballen,' knik kers, zuurtjes, drop, messen, potlooden, pennen, gommetjes, spijkers, schroeven en nog veel meer voorwerpen. Paul begon "zich hoo langer hoe minder op zijn gemak te voelen. Reeds slak bij aarzelend zijn handen in zijn zakken, toen de* aandacht van meneer Hope bij het zien van den leegen lessenaar op hem ^ief. „Zoo, Dane!" riep hij boos uit, terwijl hij op den weerbarstige» jongen afkwam. „Je schijnt de eenig© te zijn, die mij niet ver staan heeft. Ik ben niet gewoon, dat mijn woorden in den wind worden geslagen. Boi lings en Jones, houdt hem eens rast. dan zal ik zelf zijn zakken eens onderzoekenV' Eii in het volgend oogenblik, terwijl alle blikken op Paul gevestigd waren, kwamen een papiertje met vreemde postzegels en een kwartje uit zijn zak te voorschijn 1 „Ik ik heb ze niet gestolen." wae alles wat Paul uitbrengen kon. „Dan zul je mij verklaren, hoe je er «.nu komt!" riep het vertoornde Hoofd der School urt. „Hoe lang zijn deze postzegels in je bezit?" „Een uur zoowat," antwoordde-Paul diep ongelukkig. „Wie gaf ze je?" „Dat dat kan ik niet zeggen, meneer." „Waarom niet?" „Ik heb beloofd, dat ik het niet zeggen zou." „Hennes," zei het Hoofd nu, een jongen wenkend, „bekijk deze postzegels eens goed. Zijn ze ran jou?" Ilennes bekeek de twaalf postzegels in het papiertje onderzoekend. Toen antwoord de hij: „Ik kan het niet heel zeker zeg meneer, want ik had de mijne maar vluch tig bekeken en ik geloof ook, dat het er maar tien waren. Maar sommige postzegels zijn precies hetzelfde." Meneer Ilope scheen hoe langer hoe on geduldiger te worden en zich weer tot Paul wendend, vroeg hij „Heb je den gever van liet kwartje mis schien ook beloofd zijn naam te verzwijgen?" „'Nee meneer," haastte Paul zich te ant woorden, „dat heb#ik gevonden. Ik vind wel eens meer geld, maar wij moeten het va* Moeder allyd aan do armen geven." „Waarom" de stem van manheer Hope klonk hard en dreigend „wilde je je zakken niet omkeeren, als je niets le ver bergen liadl? „Ik weet hetN niet omdat om dat ik niet als een dief behandeld wilde worden." „Zoo!" Zóu je mij de wet willen voor schrijven?" „Meneer," mengde meneer Groen zicii nu fluisteren in het gesprek, „zoo ver als ik Dane ken, is hij een eerlijke, oprechte jongen. Bovendien werden de diefstallen al ontdekt, nog vóór hij op school kwam." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 17