Herinneringsbord
H.M. DE KONINGIN
Doctor-Honoris Causa
fl. 2.75
C. FORTMANN
De Terugkeer van Klompvoet.
No. 19914
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 10 Februari
Tweede Blad, Anno 1925.
BINNENLAND.
BREESTRAAT 122-124
FFIMLLETON.
Wetsontwerp tot afschaffing van den
Zomertijd.
Ingediend is een wetsontwerp tot intrek
king van de wet van 23 Maart 1918 (Stbl.
No. 165), gewijzigd bij de wet van 22 Maart
1922 (Stebl. No. 130), tot tijdelijke afwijking
yian de wet van 23 Juli 1903 (Sts.bl. No. 236)
tot invoering van een wettelijken tijd.
De memorie van toelichting luidt:
Het tijdvraagstuk heeft, sedert de wc
reldooilog tot invoering van den z.g. zo
mertijd noopte, de Regeering voor moeilijke
beslissingen geplaatst. Eenerzijds doen do
voorstanders van een vervroeging van den
'Amsterdamschen tijd luid klinken de so
;ciale, financieele en hygiënische voordee-
len; anderzijds vragen de pleitbezorgers
van het platteland volle aandacht voor de»
Schaduwzijden van den zomertijd.
Ten einde het vóór en tegen in een rus
tige atmosfeer aan een nauwgezet onder
zoek te toetsen, heeft een commissie de
,voor- en nadeelen aan den zomertijd ver
bonden, nagegaan en aan de hand van de
uitkomsten van haar onderzoek, over d«n
wettelijken tijd geadviseerd.
Deze commissie, ingesteld bij beschik
king van den ondergeteekende onder dag-
teekening van 28 Maart 1924, No. 150, heeft,
<dank zij noesten arbeid, het zwarige on
derwerp scherp belicht, maar, gelijk trou
wens te verwachten was, overeenstemming
is niet bereikt. Adviseert de meerderheid
tot behoud van zomertijd, de grootst moge
lijke minderheid leant zich scherp daar
tegen.
Nochtans het meerderheidsstandpunt is
gematigder dan de inhoud der wet van 23
Maart 1918 (Staatsblad No. 165), gewijzigd
bij de wet van 22 Maart 1922 (Staatsblad
No. 130) en de uitvoering aan deze wet
gegeven. In stede van vervroeging van den
Amsterdamscken tijd gedurende den zomer
met een uur, bepleiten de leden hier aan
het woord, invoering van den Midden-
EuropeeBchen tijd gedurende den zomer en
het uur van Greenwich gedurende den
winter.
Bovendien zou, olgens hun voorstel cw
zomertijd niet meer gelijk b.v. in 1924, mo
gen aanvangen einde Maart, maar eerst
den derden of vierden Zaterdag van April.
Al aanstonds zij opgemerkt, dat aldus
vel« van de financieele baten welke in het
credit van den zomertijd plegen geïnd te
worden, komen te vervallen. Immers wordt
de datum van aanvang van den zomertijd
verlaat en, gelijk in de rede schijnt te lig
gen, het einde vervroegd, wordt bovendien
het verschil met den Amsterdamschen tijd
tot 40 minuten bekort, dan is de besparing
aan kunstlicht aanmerkelijk geringer. Wat
de andere voordeelen aangaat, deze wor
den geneutraliseerd door nadeelen welke
vooral ten plattelande worden ondervon
den, terwijl het bovendien bezwaarlijk meer
als een factor van bcteekenis kan worden
aangemerkt, indien in de maanden gedu
rende welke de zon reeds laat ondergaat,
het leven 40 minuten wordt vervroegd.
Eindelijk is nog van belang de overwo
ging. dat Nederland practiseh niet vrij is
den aanvang en het einde van den zomer
tijd naar eigen goedvinden te bepalen. Het
kan dit alleen indien België, Engeland en
Frankrijk diezelfde tijdstippen aanvaarden.
Gelijk al reeds herhaaldelijk is uiteenge
zet-, dulden de belangen van het internatte,
naai verkeer slechts dan tijdelijke vervroe
ging van den Amsterdamschen tijd, indien
deze samenvalt met den zomertijd in de
genoemde landen.
Dit alles in aanmerking genomen, is de
regcerin.' te rade geworden om het min
derheids-voorstel der Tijdcommissie te aan
vaarden en dus weder terug to keeren tot
'den toestand vóórdat- de invoering van
zomertijd door de wet werd gelast-.
Het uitgebreide onderzoek, dat het ver
slag weergeeft, schenkt leven aan de ge-
wich^'ge bedenkingen welke schier overal
in het land- en tuinbouwbedrijf en veelal
overigens ten plattelande tegen den zomer
tijd bestaan. Hieraan heeft men tot dusver
minder het oor geloond uit hoofde van de
geldelijke voordeelen welke invoering van
dien tijd geacht wordt mee te brengen. Na
echter ook de voorstanders meenen, dat
onverkorte handhaving van de toi dusver
gevolgde practijk niet langer verantwoord
is; nu dientengevolge de baten veel gerin
ger zouden worden en het bovendien twij
felachtig mag heeten of wel gemakkei .-je
de vereisohte internationale overeenstem
ming valt te verwerven, acht de regeering
intrekking van de wet van 23 Maart 1918,
Staatsblad No. 165, gewijzigd bij dc wet
van 22 Maart 1922, Staatsblad No. 130, ge
boden.
Arbeid in broodbakkerijen.
De Nederlandsche Bakkersbond heeft een
adres gezonden aan de Tweede Kanier naar
aanleiding van het Ontwerp van Wet tot
wijziging van de bepalingen der Arbeidswet
1919 betreffende den Arbeid in broodbakke
rijen.
Het zeer breedvoerige adres komt tot de
bezwaren:
lo. dat het ontwerp niet de mogelijkheid
opent in spoedgevallen op de '10 dagen be
doeld bij art. 35, lid 2b der Arbeidswet, on
verwijld en zonder inachtneming van eeni-
gen termijn, hoe kort ook, twee uren voor
het wettelijk aanvangsuur bakkersarbeid te
verrichten;
2o. dat het ontwerp het vragen van ver
gunning aan den Minister lot vervroegden
verkoop en vervroegd vervoer ook na twee
opeenvolgende geregeld wederkeerende feest
dagen handhaaft, terwijl deze voor alle par
tijen noodelooze en groot ongerief veroorza
kende administratieve rompslomp zonder
bezwaar door een eenvoudige wettelijke re
geling ware te ondervangen;
3o. dat het ontwerp de verplichte hechte
nis handhaaft zonder dat gebleken is dat
voor de handhaving dezer onmenschelijke
bepaling goede gronden aanwezig zijn;
4o. dat ondergeteckenden gaarne in het
ontwerp hadden zien opgenomen een wijzi
ging van art. 76 der Arbeidswet in dien zin,
dat in stede van bewijs der onschuld het
voortaan voldoende zal zijn dat den rechter
„summierlijk" de „redelijke overtuiging"
wordt bijgebracht, dat door den patroon alles
is gedaan wat in zijn vermogen is om de
overtreding te voorkomen;
5o. dat mede ter bevordering van een rich-
tige naleving der Arbeidswet naast den pa
troon ook de werknemer behoort te worden
strafbaar gesteld voor overtredingen, tenzij is
gehandeld op uitdrukkelijken last van den
werkgever;
6o. dat den bakkers nog steeds die vrijheid
van bedrijfsuitoefening wordt onthouden,
welke aan ieder ander bedrijf in Nederland
van oudsher als een der eerste en heiligste
rechten van liet individu i3 toegestaan, n.l.
de patroons-vrijheid.
De Christelijk Sociale Partij.
Onder voorzitterschap van het oud-Ka
merlid mr. dr. A. R. van der Laar uit Gen-
dringen werd gisteren te Utrecht de alge-
meene vergadering gehouden van de Chris
telijk Sociale Partij.
In zijn openingsrede besprak de voorzitter
uitvoerig de politieke toestanden in ons- va
derland, als zijn meening te kennen gevend,
dat zijn partij sterker staat dan ooit en een
goede toekomst tegemoet gaat.
Hierna kwam aan de orde het verslag
van de onderhandelingen in zake aanslui
ting bij de onlangs opgerichte Christen-De
mocratische Federatie.
De afdeeling Almelo stelde voor bij deze
besprekingen de pers uit de zaal te weren.
Na uitvoerige discussie daarover werd dit
voorstel met 17 tegen 6 stemmen verworpen.
Hierna werden ettelijke uren besleed aan
de discussie over de niet-toetreding tot de
Chr. Democratische Federatie, waarbij aan
het licht kwam, dat de reden van een niet-
toetreden hoofdzakelijk moest worden ge
zocht in het feit, dat de heer Sandberg voor
zitter van deze Federatie was.
Bij de discussie kwam aan het licht, dat
de heer Paul Nijgh, bekend reeder te Rotter
dam, die in de Chr. Dem. Federatie veel heil
zag en deze financierde, den heer Sandberg,
die in zijn dienst is, algeheel voor het partij-
werk beschikbaar stelde, met behoud van
zijn salaris. Daarover is alles gestruikeld. De
voorzitter deelde mede, dat hij niet de minste
smet wilde werpen op de heeren Nijgh en
Sandberg, maar dat er een glasheldere poli
tiek moet zijn en giften van kapitaalkrach
tige menschen zulks onmogelijk maken.
Met algemeene stemmen werd ten slotte
een motie aangenomen, waarbij de partijver
gadering, betreurende, dat samenwerking
van democratische christenen niet tot stand
is gekomen, het zich terugtrekken van het
dagelijksch bestuur uit de Federatie goed
keurt.
De aftredende bestuursleden werden her
kozen. In de vacalure-Jansen werd als be
stuurslid gekozen de heer De Haan, te Joure.
Het volgend urgentie-program werd vast
gesteld: Onmiddellijke nationale ontwape
ning. Krachtige steun voor wie buiten schuld
in gebrek is( hieronder begrepen de actie
voor staatspensioen). Handhaving van het
Protcslantsche volkskarakter. Opheffing van
onrechtvaardigen belastingdruk. Recht voor
het overheidspersoneel. Wegneming van on-
derwijsverslechlering. Invoering van plaat
selijke keuze.
Mek 17 tegen 1 stemmen werd besloten
den naam der Vereeniging te veranderen in
Protestanlsche Volkspartij.
Op de candid a lenlijst voor de a.s verkie
zingen werd als No. 1 geplaatst: mr. A. R.
van de Laar le Gendringen. Op deze lijst
zullen vervolgens' worden geplaatst de hee
ren dr. J van Dorp te Gendringen; .T. H.
Frieke te Leeuwarden; A. J. Rotteveel in
Den Haag; R. van der Brug te Gouda; G.
Voet te Velsen; J. D. Root Jr., te Amster
dam; J. Dubois te Bennebroek en dT. C. D.
Cramer te Utrecht.
De openbare vergadering werd daarna
gesloten.
De reorganisatie van den P. T. T.-dienst.
Het Koninklijk Nederlandsch Landbouw-
Comifé heeft zich betreffende de voorgeno
men reorganisatie van den Post-, Tele
graaf- en Telefoondienst tot de Tweede Ka
mer gewend met een'schrijven, waarin o.a.
wordt opgemerkt, dat het geen betoog be
hoeft, dal het van groot maatschappelijk
belang is, dat de economische onlwikkelings-
voorwaarden van het platteland zooveel
mogelijk worden bevorderd en dat dienten
gevolge op iedere wijze moet worden ge
tracht om den plattelandbewoner, die toch
reeds in zoovele zaken bij den stedeling ten
achter is gesteld, in de gelegenheid te stel
len zooveel mogelijk van het maatschappe
lijk leven deel uit te maken en daardoor de
belangen van zijn bedrijf naar behooren te
kunnen behartigen.
De bedoeling om een groot aantal hulp
en telegraafkantoren ten deele op te hef
fen, of le vervangen door z.g. post- en tele
graafstations en daarnevens een groot
aantal hoofdpost- en telegraafkantoTen om
le zetten in z.g. bijkantoren, zal onweer
legbaar benadceling zijn van een zoo go-
wenscht en noodzakelijk snelvervoer van
geld- en briefzendingen.
Bovendien zal de plattelandbewoner wor
den getroffen door andere, nadeelen, als het
tijdverlies en het gaandeweg inkrimpen van
het aantal postbestellingen.
Dat bezuinigingsmotieven aan deze re
organisatie ten grondslag liggen, aldus het
adres, wordt niet uit het oog verloren, maar
daartegenover moet worden gesteld, dat,
afgezien van de omstandigheid, dal de
plattelandsbevolking in dezelfde mate als
de ander groepen van ons volk in de na
tionale plichten en lasten moet deelen, het
niet aangaat, de gevolgen van een bezuini
ging vooral te laten drukken op een bevol
kingsgroep, die zooveel tot de welvaart van
ons land bijdraagt.
Opgekomen wordt tegen de aanhangige
voorstellen om den P.-, T.- en T.-dienst
vooral ten plattelande te reorganiseeren,
terwijl wordt aangedrongen op instemming
met de ingediende motie-De Boer.
Pensioenregeling voor het spoorwegpersoneel
Op een vraag van het Tweede-Kamerlid
Van Braambeek betreffende indiening van
een wetsontwerp tot invoering van een pen
sioenregeling voor het spoorweg-personeel
en diens nagelaten betrekkingen, heeft de
Minister van Waterstaat geantwoord:
Nu een ontwerp van wet lot wijziging
van de Pensioenwet 1922 (Sts.bl. No. 240),
oerlang voor behandeling in aanmerking zal
kunnen komen, bestaat bij de Regeering be
zwaar om in zake de pensioenregeling voor
het spoorweg-personeel indiening te bevor
deren van een wetsontwerp, waarin geen
rekening zou worden gehouden met de
voorgestelde wijzigingen in de Rijksregeling.
Indiening van een wetsontwerp, waarbij
met die wijzigingen wel rekening wordt go-
houden, zal zoovee! doenlijk worden be
spoedigd.
Uit de Anti-Revolution aire Partij.
Het cent raai-comité der A.-R. partij heeft
aan de A.-R. kiesvereenigingen een circu -
laire verzonden, waarin in de eerste plaats
een advies wordt gegeven inzake de samen
stelling van de hoofdlijst voor de a.s. verkie
zing der Tweede Kamer. Hierbij is rekening
gehouden met de meest wenschelijke samen
stelling van dc lub, uit parlementair oog
punt bezien; de gevoelens der partij, zooals
die gebleken zijn bij de besprekingen, welke
met Moderamen 'van het centraal-comitè in
December j.l. heeft gehouden met de gedele
geerden der centrale besturen in de Kamer
kieskringen; de onderscheiden slroomingcn,
welke zich in het parlijlcven openbarenna
vorenstaande overwegingen de anciënniteit
der zittende Kamerleden.
De kiesvereenigingen moeten in de tweede
helft van Februari vergaderen voor de stem
ming over het advies voor de hoofdlijst en
het groslijst voor de bijlijst.
Het advies voor de hoofdlijst luidt:
1. H. Colijn, 2. V. H. Rutgers, 3. Th.
Heemskerk, 4. J. J. G. van Dijk, 5. L. F. Duy-
maer van Twist, 6. F. H. de Monté ver Loren
7. J. Schouten, 8. E. J. Beumer, 9. H. Vis-
scher, 10. J. A. de Wilde, 11. G. Smeenk, 12.
A. Zijlstra, 13. J. G. Scheurer, 14. C. van den
Heuvel, 15. II. A. Leenstra, 16. Th. Heukels,
17. A. Colijn, 18. J. van der Molen. 19. P.
Bergmeijer, 20. II. A. Dambrink.
Vervolgens wordt gegeven een grostal voor
de bijlijst, die 57 namen bevat.
(„Ned.")
Belasting ontwerpen.
Naar „De Stand." verneemt, zal het wets
ontwerp tot heffing van een weeldebelasting
dezer dagen bij de Kamer inkomen.
Dit ontwerp zal vergezeld gaan van een
voorstel tot wijziging van de wet op de in
komstenbelasting, die beoogt verhooging van
den aftrek voor noodzakelijk levensonder
houd voor gehuwden en een belangrijke ver
hooging van den kinderaftrek. Zijn wij wèl
ingelicht, aldus het blad, dan wordt de aftrek
voor gehuwden verhoogd van f 800 tot f 1000
en de kinderaftrek tot f 300 per kind.
Tevens wordt ingediend een ontwerp lot'
verlaging van de successiebelasting en een
om de verdedigingsbelasting II te halveeren.
In verband met dit laatste komt er tegelijk
een wijziging van de wet op het Leening-
fonds.
Smokkelarij en ongedekt vervoer van
gedistilleerd.
Op een vraag van het Tweede Kamerlid
Staalman betreffende het verstrekken van
een overzicht van het aantal veroordcelin-
gen en de daarbij opgelegde straffen om
trent het smokkelen en ongedekt vervoeren
van gedistilleerd en andere overtredingen
van de wetgeving op den accijns van gedis
tilleerd gedurende 1924, heeft de Minister
van Justitie geantwoord:
Volgens mij door den Minister van Finan
ciën toegezonden gegevens bedraagt het aan
tal veroordeelingen betreffende het smokke
len en ongedekt vervoer van gedistilleerd en
andere overtredingen van de wetgeving op
den accijns van gedistilleerd gedurende 1924
ruim 1100. Een overzicht te geven van de
daarbij opgelegde straffen is moeilijk doen
lijk. Ter vertrouwelijke kennisneming van de
leden der Kamer doe ik u echter hierbij toe
komen de uit verschillende directiën der
directe belastingen, invoerrechten en accijn
zen ontvangen staten, waarin de opgelegde
straffen vermeld staan.
De directeuren van voormelde middelen
hadden opdracht ontvangen, om, mochten
ten aanzien van eenige zaak geen volledige
gegevens ten dienste staan, ter aanvulling
van die gegevens overleg te plegen met het
daarvoor in aanmerking komende parket.
Mijn ambtgenoot van financiën merkt nog
terecht op, dat, mocht het de bedoeling van
den steller der vraag zijn door het antwoord
een inzicht te verkrijgen in den omvang der
fraude in gedistilleerd over het afgeloopen
RECLAME.
BENOEMD TOT
3376
jaar, dit doel met de verstrekte gegevens niet
volledig bereikt zal worden, aangezien de
behandeling van dergelijke zaken vaak ge-
ruimen tijd duurt en derhalve de veroordee
lingen in een aantal gevallen betrekking
zullen hebben op daden van smokkelarij, die
in den tijd vóór 1924 zijn geschied. Aan die
opmerking kan ik nog toevoegen, dat uiter
aard alle gevallen van in 1924 gepleegde
fraude thans nog niet berecht zijn.
Gelijk bekend is, werd in de tweede helft
van 1922 een opleving der fraude geconsta
teerd, die, volgens bericht van den Minister
van Financiën, dank zij de genomen maat
regelen in het begin van 1923 werd beteu
geld. Een aantal der. in 1924 uitgesproken
veroordeelingen is nog een gevolg geweest
van in dien lijd gepleegde overtredingen.
Ik zal de overgelegde staten na kennisne
ming gaarne terug ontvangen.
Aanbestedingen vanwege Waterstaat.
Op vragen van het Tweede-Kamer-lid
Schaper betreffende het. rekeninghouden
met een werkweek van verschillend aantal
uren bij inschrijvingen voor aanbestedin
gen vanwege het Ministerie van Water-
slaat, heeft de Minister van Waterstaat ge
antwoord:
Sedert 1921 wordt in de bestekken voor
de uitvoering van baggerwerken vanwege
het Departement van Waterstaat de aan
dacht der aannemers er op gevestigd, dat zij
hebben rekening te houden met de omstan
digheid, dat, op een daartoe door hen in te
dienen verzoek door of namens den Minis
ter van Arbeid, Handel en Nijverheid, ver
gunning kan worden verleend, om door het
personeel, dat op de baggermolens en zand
zuigers dienst doet of in onverbrekelijk ver
band met dit personeel werkzaam is, met
uitzondering van de steenzetters, gedurende
55 uur per werkweek te doen arbeiden. De
opneming van deze bepaling geschiedt met
instemming van voornoemden Minister. Zij
was overigens gebaseerd op het tusschen
de afdeeling Gorinehem van den Neder-
landschen Aannemersbond en den Génlra-
len Bond van Transportarbeiders gesloten
collectief arbeidscontract.
Dit contract werd echter telken jare door
een der partijen opgezegd, zoodat dan in de
maanden December en Januari, tijdens de
onderhandelingen tusschen werkgevers en
werknemers, sleede onzekerheid bestond
omtrent de verlenging er van. Waar de ge
noemde Minister zijn toestemming tot over
werk aan de bepalingen van het collectief
contract vastkoppelde, kon dus in de laatste
jaren in de bestekken, die in December en
Januari werden besteed, niet de gebruike
lijke clausule van verlenging van werktijd
worden opgenomen, maar moest er reke
ning mede worden gehouden, dat ook voor
de bedoelde baggerwerken de 48-urige
werkweek zou gelden. Zoodoende moest de
inschrijving tweeledig worden gesteld. Dit
is ook dit jaar wederom geschied.
Hierbij zij aangeteekend, dat hot bereiken
van een werkweek van 62 uren alleen
voorkomt in verband met het verrichten
Ljor VALENTINE WILLIAMS.
Geautoriseerde vertaling van W. E. PONT.
(Nadruk verboden).
8)
Hij was handelsman, koopman, financier
en bij gelegenheid ook politicus; zijn mas
sief lichaam vertoonde de sporen van veel
bewogen jaren, die hij le midden van kan
nibalen en koppensnellers op de eilanden
in den Stillen Oceaan had doorgebracht.
Maar lange jaren van verbanning had
den John Bard nog meer bepaald Engelsch
gemaakt. Eerst verstokt oude vrijer was hij,
matig in al zijn gewoonten en purileinsch
van opvatting, en zijn geestelijke houding
tegenover zijn medemenschen in deze
kleine Spaansche republiek was precies de
zelfde, die hij gehad zou hebben, wanneer
hij een bewoner van een Londensche voor
stad was gewee9t, die plotseling van uit zijn
geboorteplaats naar deze afgelegen stranden
werd overgebracht. Ilij was een buitenge
woon verstandige kerel, van wien algemeen
gezegd werd, dat hij de man was, die de
kleine republiek Rodriguez, waar hij zich
na zijn avontuurlijk leven gevestigd had,
regeerde.
Zijn onverstoorbare kalmte gaf hem een
uiterlijk, dat vertrouwen inboezemde, en ik
geloof, dat ddt het eerste was wat mij tot
hem dreef, toen ik hem eenige maanden ge
leden, voor hot eerst na vele jaren, weer
ontmoette in een hotel in New-York. Ik had
tes maanden verlof, onverwachte aangebo
den, en wist er geen raad mee, zoodat ik
graag zijn uitnoodiging aannam, om met
een van zijn schepen mee te varen en bij
hem te logeeren in zijn landhuis in Middel-
Amerika. Zijn opgewekte verschijning, zoo
als hij daar de open verandadeur binnen
stapte, verjoeg de onaangename beelden, die
het stukje papier mij voor den geest had ge
bracht.
Bard liep zonder spreken de kamer door
en schonk zich een glas sodawater in uit
een flesch op het buffet. II ij wierp zijn
slappen panama op een stoel en streek zich
het kortgeknipte grijze liaar van de slapen.
Met zijn glas in de hand viel hij neer op
een stoel naast mij.
„Er ligt een jacht in de haven," zei hij.
„Daardoor ben ik zoo Laat. Zij kwamen
goed halen, dat ik al een tijdje voor hen heb
liggen op het consulaat. Fordwich dat is
de consul, zie je Ligt in bed met koorts;
dus ging ik met zijn klerk moe om werk
van die zending Le maken. Oef! maar 't is
warm als je loopt 1"
„Wat voor 'n jacht is hel?" vroeg ik.
..Het heet Naomi. Het is door het Ka
naal gekomen"het Kanaal" beteekeni
hier natuurlijk altijd het Panama-Kanaal.,
„en is op weg naar Hawai, geloof ik."
Hij geeuwde en rekte zich ilit. Toen
dronk hij zijn glas leeg en stond op.
„Sapperloot," zei hij. „het is over (weeën.
Ik ga naar bed!"
Nu bestaat er tusschen John Bard en mij
dat soort van zwijgende vriendschap, die
men dikwijta vindt bij twee menschen, die
veel door cbe wereld hebben gezworven.
Bard's quasi -onversc lullige manier van
doen was voor mij het bewijs, dat hij heel
goed bemerkt had, dat ik over iets zat te
piekeren; maar nooit zou hij er naar vra
gen, dat wist ik. Wanneer ik zijn raad wül-
die hebben, moest ik er om vragen.
„John," zei ik, „één oogenblik nog. Wie
is El Cojo?"
Ik sprak het op zijn Engelsoh uit, maar
Bard herhaalde het met den echten Spaan-
schen raspenden g-klank.
„El Cojo?" noe® hij. „Dat is zeker een
bijnaam, niet? Wat is hij? Een stieren
vechter, of een sigaar?"
„Ik veronderstel," merkte ik op, „dat hij
een rijk-man is!"
Bard lachte.
Het produceeren van dat 3oort kerels is
een oude industrie in dit land, man," ant
woordde hij. „En zelfs i k ken ze niet alle
maal. Ik heb nooit van dien vrind van je
gehoord. Is hij een burger van deze illustere
republiek?"
Ik schudde van neen.
„Ik heb er geen notie van," antwoordde
ik. „Al wal ik weet is, dat een man, die
Zwarte Tablo heet, iets met hem heeft uit
te slaan.".
John Bard floot zachtjes.
„Dime con ëuien andas, decirte de ëuien
eres," citeerde hij. „Dat is zooveel als: zeg
mij met wien gij omgaat, en ik zal u zeg
gen, wie gij zijt. Wanneer die vent een
vriend van Zwarten Pablo is, dan is hij
geen vriend van mij!"
„Waarom niet?"
„Omdat," John Bard sprak langzaam en
ik merkte op, dat zijn spottende manier van
doen nu geheel verdwenen was, „omdat
Zwarte Pablo de grootste schurk hier aan
de kust is.Ep dat wil wat zeggen! In
den oorlog, toen onze hooggeëerbiedigde
President, op veel aandringen, eindelijk
Schwanz, den Duitschen consul, er uit ge
knikkerd had, werd Zwarte Pablo de niet-
officieele agent van Duilschland. Hij had
allerlei le doen met geweren-smokkelen
voor de Mexicanen om de Yankees het land
op te jagen, en was betrokken in Duitschen
smokkelhandel, om de Engelschen legen te
werken, en alle mogelijk ander vuil werk.
Zoo lang hij alleen maar een smokkelaar
was, oen schurk en een gehuurde sluip
moordenaar, zooals vóór den oorlog
Soit! Toen kon ik hem niets doen. Maar
toen de vent de reusachtige brutaliteit had
zich in onzen oorlog le mengen aan den
verkeerden kant,.... voor den drommel,
toon moest er wel iets gedaan worden. De
Amerikanen waren verduiveld geschikt, dat
moet ik zeggen, en met hun hulp hebben
we den schobbejak er dit houd je na
tuurlijk vóór je! uitgeknikkerd. Dat was on
geveer in Januari 1918 en ik heb sedert
nooit meer van onzen vriend gehoord. Maar
ik zal je een goeden raad geven, waarde
heer! Als je ooit ZwartemPablo tegenkomt,
zorg dan dat je hem uit oen weg blijft. En
pas op zijn linker-arm! In die mouw draagt
hij zijn mes!"
Ik wees op het openstaande sigarenkistje.
„Steek op, John Bard," zei ik, „want ik
heb je een heel verhaal te doen, waarover
ik je meening wel eens wou hooren!"
En terwijl in den tuin de boomen en
struiken zacht ritselen in den koelen bries,
die den dageraad aankondigde, vertelde ik
hem, zoo kort mogelijk, het verbaal, dat ik
van Adarns gehoord had. Mijn gastheer viel
mij geen enkele maal in de rede, maar zal
zwijdend te rooken, tot mijn verhaal uit
was. Ook toen ik geëindigd had, zweeg hij
nog eenigen tijd.
Eindelijk zei hij op nadenkenden Loon:
„Cock Island, hé? Ja, dat zou zeker een
geschikte plek zijn voor een rustig rendez
vous."
„Ken je het dan?" vroeg ik gretig.
„Jawel," antwoordde hij. „Ik ken het van
naam. Maar ik ben er nooit geweest. Het
ligt buiten de gewone routes, zie je. Maar ik
herinner mij gehoord te hebben, dat het de
aanloophaven was van sommige van de
oude zeeroovers zooals Kidd en Roberts, die
deze streken onveilig maakten. Dus je
denkt, dat daar Duilsch goud verborgen is,
nietwaar?"
„Dit ding," ik liet hem het stukje geolied
papier zien, „schijnt me wel toe het ant
woord op die vraag le kunnen bevallen, als
ik het maar kon lezen." Ik spreidde het
voor hem uit. Wij slaken de hoofden te za-
men onder de lamp, terwijl ik hem mijn
voorloopige vertaling voorlas. Bard trok de
schouders op, leunde achterover in zijn
stoel en blies een rookwolk uit.
„Wat ben je van plan er mee te doen,
Desmond?"
„Wel," zei ik langzaam, „als er eenige
zekerheid was, dat het niet heelemaal een
dolzinnige onderneming is
„Dan zou je er achterheen gaan, hè?"
„Het zou een verduiveld aardige manier
zijn om mijn verlof mee op te maken."
John Bard glimlachte goedig.
„Het zou wel eens meer spannend dan
aardig kunnen zijn," zei hij, „wanneer
Zwarte Pablo in het spel is."
„Denk je, dat het iets van beteekenis kan
zijn?" vroeg ik.
(Wordt vervolgd).