CORRESPONDENTIE.
Maar Moeder Zon hield haar stralenkin-
cfcren allen dicht bij zich als een hen hare
kuikens en wilde er niets van weten.
„Neen, neen, zij blijven hier veilig bij
mij achter 't wolkengordijn. Wat zullen zij
daar beneden doen, zoo lang de barre win
ter er nog heerschtl Ze moeten wachten
tot de lente komt Mijn arme kinderen zou
den maar verkleumen; dat weet ik nog wel
van vorige jaren! Van nu af aan wil ik ze
in den kouden tijd bij mij houden en ze aan
mijn hart koesteren."
„Geef er mij dan enkele mee," smeekte
Nieuwjaar; „vier, of desnoods drie!"
„Geen denken aan."
■4 „Dan slechts twee." -
'l „Volstrekt niet."
„Heb medelijden één dan, één enkel
klein straaltje!"
Toen werd Moeder Zon verteederd, want
Dj had een warm hart
„Welnu dan, één van mijn kinderen mag
meegaan, maar alleen als er één is, die dit
vrijwillig wil doen."
Da a - maakte een dapper, klein zonne
straaltje zich los uit den stralenbundel en
bood zich aan om met Nieuwjaar naar de
aarde te gaan.
t Was een zwak, klein ding. dat slechts
met de grootste moeite door 't wolkengor
dijn kon dringen. Verkleumd, bleek, kwam
het eindelijk beneden aan.
De menschen konden 't haast niet eens
Den, zoo weinig had het meer van een stra
lend. warm, vroolijk zonnekind. Toch hield
het dapper stand en sprak bi) zichzelf„Ik
ben met Nieuwjaar meegekomen om moed
e>n hoop en lichtte brengen en warmte aan
verkilde harten; ik mag mij niet laten te
rugschrikken, maar o. wat zou ik graag
weer teruggaan van deze duistere, koude
aarde naar Moeder Zon en de andere stra-
lenkinderen, bij wie het licht en warm en
vroolijk is!"
Voorzichtig gleed het zonnestraaltje tus-
schen de hooge daken der oude stad door.
Nieuwjaar wees het een zoldervenstertje in
een nauw, morsig steegje aan.
„Daar is werk voor je! Als je klaar bent
gaan we verder. Er ie vandaag nog veel
te doen."
Ons zonnestraaltje kon slechts met
'moeite naar binnen giuren, zoo groezelig
waren de ruitjes. Wat zag 't er onbehaaglijk
uit m het zolderkamertje, waar een Deke-
lijke grootmoeder met haar kleindochtertje
woonde. Overal zag je stol en splnneweb-
ben in de hoeken en ook het huisraad had
zeker in lang geen schoonmaakbeurt on
dergaan.
De oude vrouw lag zuchtend en Hagend
m de donkere bedsteé op den achtergrond,
terwijl het kind mistroostig met de elle
bogen onder 1 hoofd aan de vervdoozc
tafel zat.
1 Zonnestraaltje was het eindelijk gelukt
near binnen te dringen. Nu raakte het
even het haar van het kleine meisje aan en
i streelde haar over de wang.
Verrast keek Dj op; een groote blijdschap
[5chtte er in haar oogen, toen ze het zwak
ke, kleine straaltje gewaaT werd, waarvan
echter des te meer licht en warmte uitging,
hoe sterker het er Dch van bewust werd,
dat hier Djn komst wel noodig was.
Ons dapper zonnestraaltje gleed verder
door het kamertje en kwam zelfs tot in de
bedsteé der grootmoeder. Behoedzaam kuste
bet haar op de hand.
De tranen kwamen het oudje in de oogen.
„Och," zuchtte zij, „nu kan ik toch weer
hoop beginnen te koesteren, nu durf ik
nelfs Nieuwjaar „welkom" heetenl We Djn
toch nog niet geheel en al verlaten
ik De nu weer wat licht!"
Onderwijs was het straaltje hoe langer
hoe helderder gaan schijnen en hierdoor be
merkte het kleine meisje op eens, hoe on
ooglijk Dj zelf en alles om haar heen er
toch wel uitzag.
't Kind sprong op, haalde water en zeep
en begon alles maar in de eerste plaats
Dchzelf naar haar beste weten op te
.knappen.
Grootmoeder zag 't met welgevallen aan
'en gaf goeden raad aan haar klein, ijverig
meiske.
„Dat is een goed begin," zoo prees zij
haar. ..We willen alles voortaan nu ook
knap houden. En luister eens morgen-
sia ik op; ik voel mij al zooveel beter en
opgewekter en dan help ik je, boorl"
„Kom," sprak Nieuwjaar zacht tot het
zonnestraaltje, „zij Djn hier nu op den goé
den weg; ze hebben weer hoop en moed
gekregen. Wij moeten nu verder. Er is nog
veel te doen en een winterdag is maar
kort. Als hij voorbij is, moet je weer naar
Moeder Zon terugkeeren-, dat heb ik haar
beloofd."
„Maar als ik dan nog niet klaar ben met
mijn werk, kom ik morgen toch weer terug,"
zei het dappere zonnestraaltje, dat er nu
niet meer zoo verkleumd en bleek uitzag
als eerst.
Het gleed verder en verder, toldal het
een'groot heerenhuis op de gracht had be
reikt.
Nieuwjaar wees het een vensier aan, dat
blinkend schoone ruiten had. Heel gemak
kelijk kon ons zonnestraaltje er naar binnen
gluren.
Wat zag 't er in dezo kamer mooi uit
alles zoo keurig in orde.
„Zou hier werk voor mij te doen zijn?"
vroeg het zonnestraaltje Dch af; ,,'tDet er
hier zoo heel anders uit dan in dat zolder-
vertrekje!"
Maar meteen vernam het driftige, booze
stemmen. De deur vloog open en een jon
gen en een meisje kwamen met hoogroode
geDehten naar binnen stormen.
Zij waren heel boos op elkaar; da was
duidelijk io Den: met harde stemmen ver
weten ze elkaar iets: 1 broertje scheen van
't zusje ongevraagd een boek weggenomen
te hebben.
't Zonnestraaltje gleed naar binnen en
streek hun bedarend langs de gloeiende
wangen. Toen bleef het rusten op 't groote
portret, dat op de schrijftafel stond, ote
beeltenis van de moeder der kinderén, die
in den afgeloopen herfst gestorven was.
De twistenden hielden terstond met kib
belen op. Zij werden beiden door hetzelfde
zonnestraaltje beschenen en zagen het nu
ook op Moeders portret ruslen;hoe
licht, hoe vriendelijk zag Moeder er uit.
Beschaamd keken broer en zus elkaar
aan.
„Je mag 't boek best hebben," mompelde
zus verlegen.
„Op een anderen keer zal ik 't je we!
eerst vragen," zei broer met een onverschil
lige stem. die echter verraderlijk trilde.
En allebei keken ze toen weer naar Moe
der.
't Werd heel stil in de kamer.
„Kom," fluisterde Nieuwjaar tot het zon
nestraaltje, ,,'tgaat hier nu verder wel
goed; er is wear vrede en liefdo in die
hartjes gekomen- Wij moeten voort; er is
nog vuel te doen on de dag is kort."
„Ik ben er blij om, dat er nog veel te
doen is," sprak ons zonnestraaltje, dat el
veel krachtiger was geworden, opgewekt:
,,'tZal mij eens benieuwen, wat voor taak
mij nu wacht!"
Het gleed verder en verder, keek hier
eerst even naar binnen, Duurde daar door
't venster en gaf zóó, in 't voorbijgaan, over
al iets van zijn schijnsel af. Hier wekte het
medelijden op in de harten en spoorde tot
weldadigheid aan, daar werden vriendelijke
gedachten wakker geroepen, voor eenzamen
en ongelukkigen, die door eigen schuld zoo
waren geworden. weer elders kregen de
planten in de vensterbank nieuwe groei
kracht en werden de huisdieren tierig de
hond strekte Dch behaaglijk brommend aan
de voeten van zijn baas uit en de poes
knipte met de oogen legen het licht en be
gon te spinnen zelfs de musschen
in de dakgoot vingen een groet van 't zon
nestraaltje op en tjjlipten met zoo blij ge
luid, dat de menschen tegen elkaar zeiden
„Nu. 'tjaar zet toch wel goed in!"
Ons zonnestraaltje gleed verder en ver
der, totdat het een kantoor had bera'kt.
Er stond een dichte, blauwe hor voor het
raam, dat Nieuwjaar aanwees, doch het
dappere straaltje, dat wel door 't zware
wolkengordijn had kunnen dringen, tiet zich
door zoo'n stuk gaas niet tegenhouden.
Eerst tuurde 't even naar binnen.
Het zag een kale, ongezellige ruimte,
waar eenige lessenaars stonden. Aan één
van deze de andere waren onbezet
zat een oudachtig, norsch-uitDend, schraal
mannetje met een kalotje op. Hij had een
groot vel papier voor Dch liggen en dikke
boeken vol cijfers. Ijverig was hij aan het
rekenen, niettegenstaande alle menschen op
dezen dag vrijaf hadden. Zijn kantoorper
soneel had ook vrij, maar hij gunde Dch
zelf niet de minste ontspanning. De man
was schatrijk, doch wilde Deeds meer be-
Dtten en zat daarom van den vroegeD mor
gen tot den laten avond in zijn berekenin
gen verdiept, terwijl hij ieder door zijn
hebzucht en gierigheid van Dch afstiet.
■Het zonnestraaltje wife er eerst wat ver
legen mee, hoe het hier zijn werk zou moe
ten aanvangen.
Gelukkig sprak Nieuwjaar het moed in.
„Je behoeft immers niets bijzonders te
doendat heb je bij die anderen toch
ook niet gedaan; je hebt er alleen maar licht
en warmte gébracht en dat ging vanzelf,
nietwaar?"
Toen werd ons zonnestraaltje zoo opge
wekt en vroolijk, dat het met volle kracht
bij den gierigaard naar binnen kwam en
een breede lichtstreep op zijn papier vol
cijfers tooverde.
Zonder op te Den, veegde <Je oude man
er met Djn linkerhand overheen, maar de
lichtstreep liet Dch niet verjagen. Speelsche
lichtplekjes dartelden nu ook over den les
senaar en schitterden in de brilleglazen van
den cijferaar. Ontevreden over deze sloor
nis Doeg hij er naar, maar de lichtplekjes
weken niet terug en waarlijk
met een harden slag klepte hij ten laatste
de dikke boeken dicht, zóó was cijferen im
mers onmogelijk 1
Meteen werd er schuchter aan de deur
getikt en op zijn norseh „binnen" Duurde
er een aardig, jong meisje om den hoek.
„Oom," spnak zij wat verlegen, „moeder
en ik dachten er op eens aan, hoe akelig
alleen en ongezellig u daar toch Dt. U is in
zoo lang niet bij ons geweestzoudt
uwilt toe, oom, komt u van
daag nu eens gezellig bij ons, net als heel
vroeger, toen u nog niet dit groote kantoor
hadt on zoo vreeselijk veel rekenen moest?'
Smeekend keek 't eenvoudig gekleede,
vriendelijke, blonde meisje den norschen.
ouden man aan:zelf geleek ze wel
een zonnestraaltjeen jatoen
voelde de grijsaard op eens, dat hij een
zaam en verlaten was, ongelukkig, niette-
Eenstaando al Din geld. en dat éér straaltje
zon meer waard is voor 'i menscbcnharl,
dan a! de schatten deT wereld.
„Kom," sprak Nieuwjaar zachtjes, „dat
gaat hier nu verder wel goed. Wij moeten
weer voort!"
„0," zuchtte ons zonnestraaltje, „er is
nog zoo veel, zoo heel veel te doen dat
heb ik wel op onzen tocht hierheen geDen
en ik vind het heerlijk, maar eigenlijk is
het onbegonnen, werk voor zoo'n klein
straaltje als ik ben! Wat toch is liet weinige
dat ik doen kan, vergeleken bij het vele,
waar ik immers nooit aan toe kan komen?"
„Bekommer jc daar niet over," sprak
Nieuwjaar; „overal waar je je boodschap
brenD, worden nieuwe zonnestraaltjes ge
wekt, die op hun beurt uitgaan, om licht en
warmte en blijdschap te verspreiden. Dit
heb je nu toch zoocven zelf kunnen Den.
Doe jij maar wat je kunt: voor het „door
geven" wordt lieusch wel gezorgd!"
Deze gedachte deed ons zonnestraaltje
goed. Blijmoedig volbracht het zijn iaak,
totdat de winterdag ten einde was. Toen
keerde het als een wel vermoeid, maar toch
innig gelukkig zonnekind ierug naar Moe
der Zon.
Misschien heb je het dappere zon
nestraaltje, dat met Nieuwjaar mee !s ge
komen. ook we! gezien en ben je nu al druk
bezig door te geven vat hel je gebracht
hoert I
Dat zou heerlijk wezen, want licht en
warmte kunnen we allemaal in dezen don
keren, kouden tijd wel gebruiken.
PrijsraadselsZeker een verrassing, niet
waar
Hot was ook al weer een tijdje geleden.
Het is ditmaal niet één groot raadsel of
één werkje, maar 4 raadsels, die alle vier
goed opgelost moeten worden» dus or niet
van uitkiezen, maar de grooteren en de
kleineren moeten allen, vier goede oplossin
gen inzenden. Begrepen?