PUROL
ONTVOERD.
No. 19883
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 5 Januari
Tweede Blad. Anno 1925.
BINNENLAND.
GEMENGD NIEUWS.
FEUILLETON.
Spijziging van da Lager-Onderwijswet 1910.
[Verschenen ia het voorloopig verslag be-
r lende het wetsontwerp tot wijziging van
Lager-Onderwijs-wet 1920.
Verscheidene leden hadden ernstig be-
«waar tegen dit wetsontwerp. Hun bezwa
ren tegen den door do Regeering toegepas
te regel, dat de ambtenares bij het aan
gaan van een huwelijk behoort le worden
totslagen, handhaafden zij ten volle, doch
zij meenden bovendien, dat die opvatting
gilet de consequentie meebrengt, dat ook de
Onderwijzeres bij het aangaan van een hu
welijk moet kunnen worden ontslagen. He
bijzondere taak der onderwijzeres als op
voedster der jeugd maakt, dat ten deze ge-
beet andere overwegingen een rol moeten
toelen dan overigens voor de gehuwde
ambtenares gelden. De gehuwde onderwij
zeres zal haar taak dikwijls juist veel beter
kunnen vervullen dan de ongehuwde. Men
ineende, dat dit ook in de landen om ons
peen wordt ingezien.
De uitwerking van het voorstel onder-
rond eveneens bij verschillende leden be
denking. De Minister voelt blijkbaar zelf,
boeveel bezwaren er verbondon zouden zijn
jpj>-n een bepaling, wat bet openbaar onder
lijs betreft, dat de onderwijzeres bij het
aangaan van een huwelijk steeds zal wor
den ontslagen. Doch men achtte het even
zeer verkeerd, aan de Gemeenteraden de
vrijheid te geven, bij verordening het ver
wenen van ontslag aan de onderwijzeres in
Seval van huwelijk voor te schrijven. Daar-
oor ontstaat voor de onderwijzeressen bij
het openbaar onderwijs in de verschillende
®emieenben ongelijkheid van rechtspositie
en worden dezen overgeleverd aan de wille
keur van niet steeds van ruime opvattingen
blijk gevende gemeentebesturen. Het geldt
hier ambtenaressen, in liet algemeen door
het Rijk betaald en die op dit punt aan
spraak hebben op gelijke behandeling.
Ook onder de voorstanders van het ver
kenen van ontslag van de in het huwelijk
tredende (onderwijzeres waren er, die deze
zaak niet aan de gemeenteraden zouden
Willen zien overgelaten. Huns inziens is
fcier behoefte aan een uniforme regeling en
behoort de wet te bepalen, dat aan de on
derwijzeres bij het openbaar onderwijs, die
in 'het huwelijk treedt, steeds ontslag wordt
yerLeend.
Het bezwaar, dat het wetsontwerp zelf
leitelijk geen regeling bevat en daardoor
gevaar schept voor ongelijke behandeling,
treedt, zoo merkte men op, nog sterker naar
yoren t. a. v. hel bijzonder onderwijs, waar
de school bes turen vrij blijven om aan een
'onderwijzeres wegens het aangaan van een
huwelijk al of niet ontslag te geven, doch
dat het recht van beroep hetwelk de be
langhebbende lot dusver tegen zulk een
SHitslag had, zal vervallen. Dit achtten
yele leden kwalijk te verdedigen. Het recht
Tan beroep, thans een waarborg tegen wil
lekeur en persoonlijke begunstiging of ach
terstelling, wordt door het wetsontwerp
Weggenomen. Hierin kon men alleen een
achteruitgang zien.
Verscheiden leden deelden geheel de op
vatting der regeering in deze. O .ra. heelt
het wetsontwerp bovendien het voorcbel
ïat de gemeenteraden in dezen met plaat
selijke opvattingen en omstandigheden re
kening kunnen houdien.
De mogelijkheid van willekeur bij het
bijzonder onderwijs is, werd opgemerkt,
$nfoaerent aan elk voorschrift waarbij aan
jhot bestuur der bijzondere school vrijheid
yan regeling wordt gelaten.
Het voorstel betreffende het verleenen
Van ontslag aan onderwijzers bij het open
baar onderwijs wegens het beieiken van
RECLAME.
LEEO\M\EDETl
7708
den 66-jarigen leeftijd vond bij sommige
leden evenmin instemming. Vele andere
leden konden zich echter met dit onderdeel
van het wetsontwerp vereenigen.
Art. I. Vele leden waren van oordeel dal
de beperkende woorden: „voor het bereiken
van den vijf en veertigjarigen leeftijd" be-
hooren te vervallen. Er bestaat voor die be
perking bijv. geen voldoende grond. Het
stellen ook van een andere^ leeftijdsgrens
ware onjuist. Gewezen werd in het bijzon
der ophet goval van het huwen Yan een
onderwijzeres met een weduwnaar met
kinderen.
Opgemerkt werd dat de L. O.-wet 1920
het begrip „eervol onlslag" niet kent en dit
begrip hier niet incidentieel kan worden
ingevoerd.
Tegen 'het voorschrift dat hel onlslag wa
gens het aangaan van oen huwelijk moet
ingaan op den dag van het huwelijk, rees
bezwaar.
Art. II. De voorgestelde aanvulling
van arl. 87 zevende lid der L.O.-wet 1925
achtte men uit eon redactioneel oogpunt
verre van onberispelijk.
Aanbevolen werd, na art. 89 zevende lid
toe te voegen: „van dit recht van beroep
zijn uitgesloten de onderwijzeressen die we
gens het sluilen van een huwelijk worden
onlslagem."
Wijziging Hooger-Onderwijswet.
Verschenen is het voorloopig verslag der
Tweede Kamer inzake het ontwerp tot wij
ziging en aanvulling der Hooger-Onderwijs
wet.
Verscheidene leden juichten de indiening
van dit wetsontwerp toe. Zij achtten het
van groot belang, dat aan de Handels-hoo-
gescbool le Rotterdam en aan de faculteit
aer handelswetenschappen van de Gemeente
lijke Universiteit te Amsterdam een wette
lijke grondslag wordt gegeven, en aan hen,
die het doctoraal-examen aan deze instel
lingen hebben afgelegd, bepaalde onderwrjs-
bevoegdheden worden tovgekend.
In verband hiermede drongen zij aan op
spoedige behandeling van dit wetsontwerp.
Sommige leden zouden voorts gaarne zien,
dat de wet-De Kanter ook op doctorandi
van de Handelshoogeschool te Rotterdam
en van de faculteit der handelswetenschap
pen der Gemeentelijke Universiteit te Am-
steraam toepasselijk werd verklaard.
Verscheidene andere leden waren met het
wetsontwerp minder ingenomen en konden
de urgentie er van op den aangevoerden
gr ond niet inzien.
Sommigen dezer leden vroegen waarom niet
inlasschen van twee nieuwe instituten van
Hooger Onderwijs in de Hooger-onderwjjs-
wet r.oodig was.
Van deze zijde werd ook bezwaar ge
maakt tegen het denkbeeld om aan de wet-
De Kanter uitbreiding te geven.
De vraag rees, o£ het vrij belangrijke
subsidie, dat de Handelshoogesohool te
Rotterdam thans van het Rijk geniet, wel
gehandhaafd zal kunnen blgiven, zoolang art.
197 der H.-O.-wet het subsidie aan een
bijzondere Universiteit te verleenen, beperkt
tot ten hoogste f 100.000 ovelr 25 jaar.
Ook werd gevraagd op weikeu grond
aai. eventueel nieuw op te richten Handels
hoogeschool ta Rotterdam geniet, zou kunnen
worden geweigerd.
De veilingen en de Zegelwet.
Wij hebben 'onlangs reeds een en ander
medegedeeld aangaande de kwestie tus-
echen verschillende veilingbesluren en ont
vangers der registratie. Verschillende vei-
lingbesturen waren toen ernstig beboet voor
het niet nakomen der Zegelwet 1917 en
tevens werd aangezegd, dat een navorde
ring der niet betaalde zegelrechten zou
plaats hebben
Intusschen wendde het Cenlraat-Bureau
voor de Veilingen in Nederland zich schrif
telijk en mondeling tot den Minister met
het verzoek de vorderingen van boeten en
aohleratallig zegelrecht in le trekken. Uit
deze besprekingen met het Ministerie van
Financiën is gebleken, dat men aldaar van
opvatting is, dat niet alleen de facluurs der
kooplieden, doch ook de ontvangbewijzen
van de tuinders, zoomede de fustbons, die
als betalingsbewijs moeien dienen, gezegeld
moeten zijn.
De ontvangers der registratie; die deze
processen-verbaal hebben doen opmaken,
worden hierdoor dus in hel gelijk gesleld en
voortaan zal niet alleen betalen de bood
schap zijn voor het vervolg, doch waar ge
constateerd wordt, dal voorheen niet aan de
voorsehrifen hieromtrent is voldaan, zal
een navordering van af 22 Maart 1917
plaats hebben.
De boeten, welke verschillende veilingen
zijn opgelegd (na de door ons vermelde nog
Monster voor f 300.000), zullen geheel wor
den kwijtgescholden, indien daartoe aan
den Minister van Financiën vóór 15 Jan.
a.s. een verzoek is gericht en de achterstal
lige zegelrechten worden betaald.
Het ligt in de bedoeling van hel Cenlraal-
Bureau te trachten het daarheen te leiden,
dat in de veilingadrhinistratie zooveel mo
gelijk gelijkheid komt en deze zóó in te
richten, dat de veilingen zoo weinig moge
lijk met de Zegelwet in aanraking komen.
Hiervoor zal het Cenlraat-Bureau spoedig
een vergadering van veilingmeesters bijeen
roepen. Intusschen blijft het zaak oude
voorschriften omtrent het zegelrecht slipt
na te komen wil men niet in conflict
komen.
Wijziging Landarbeiderswet.
Verschenen is het wetsontwerp tot wijzi
ging van de Landarbeiderswet.
Aan de Memorie van Toelichting is het
volgende ontleend
In de eerste plaats is gedacht aan de ver
leening van voorschotten uit 's Rijks kas bij
Kon. Besluit. In den loop van de zes jaren,
gedurende welke de Landarbeiderswet in
werking is, is gebleken, dat deze procedure
administratief oponthoud medebrengt. De
Ministers van Binnenlandsche Zaken en
Landbouw .en van Financiën meenen tevens
te handelen in de lijn van de tegenwoordige
dikwerf toegepaste vereenvoudiging, door
voor te stellen de voorschotten voortaan bij
ministerieelo beschikking in stede van bij
K. B. te verleenen.
Dezelfde overweging geldt ten aanzien
van het verleenen van verlof tot afwijking
in bijzondere gevallen van de in de wet vasl^
gestelde maxima voor den kostprijs van een
plaatsje en den pachtprijs van los land.
In de tweede plaats is een verandering
voorgesteld ten aanzien van het bedrag,
hetwelk de landarbeider moet kunnen be-
talen, om voldoende gegoed te worden
geacht in den zin der wet voor het verkrij
gen van een plaatsje. Gelijk de wet thans
luidt, moet de landarbeider, die een plaats
je wil verkrijgen tot het in de wet vastge
stelde maximum van f 4000, beschikken over
ten minste f 400, De Minister achten het
gewenscht het door den landarbeider zelf
te betalen gedeelte van de koopsom te ver-
hoogen tot een vijfde. Vervolgens betreft
het onderhavige wetsvoorstel de bepaling
van den rentevoet. In artikel 9 der wet is
deze thans bepaald op 4 pCt, per jaar. Naar
het voorbeeld van de Woningwet wordt
thans voorgesteld de to betalen rente jaar
lijks te bepalen. Zoodoende is het mogelijk
dat rekening wordt gehouden met schomme
lingen vnn den rentestandaard.
Bij Kon, besluit is benoemd tot rech
ter in de arrondissements-rechfbank te
Breda mr. A. A. van der Veen, thans rech
ter in de arrondissementsrechtbank te Dor
drecht; zijn benoemd tot notaris binnen hel
arrondissement Maastricht, ter standplaats
Meerssen: A. C. J. Danco, candidaat-nolaris
te Meerssen, wonende te Maastricht; Roer
mond, ter standplaats Helden, mr. F. M. A.
Haffmans, candidaat-notaris te Helden;
Zutpfhen, Ier standplaats Neede, P. Jong-
kindt, candidaat-notaris, wonende te Heem
stede.
Minister Oolijn, die sinds enkele dagen
te Berlijn vertoeft, is bij den lunch de gast
geweest van den Nederdlandschen gezant.
De Rijksminister van Buitenlandsohe Zaken
en mevrouw Stresemann behoorden oven
eens tot de genoodigden.
Da heer J. Th. Piek, directeur der
firma Nijgh en Van Ditroar te Rotterdam,
is benoemd tot ridder lsle klasse in da
kroonorde van Italië.
Naar ,,De Tijd" verneemt, zullen er,
op uitdrukkelijken wensch van den bemid
delaar, prof. Aengenont, hangendo het over
leg met „St.-Miohaël", geenerlei mededee-
lingen aan de pera worden verstrekt. Moch
ten er indiscreties worden begaan, dan zal
het overleg onmiddellijk als geëindigd wor
den beschouwd.
Verschenen is het wetsontwerp, hou
dende goedkeuring van de voorloopige rege
ling der handelsbetrekkingen lusschen Ne
derland en Litauen op 10 Juni 1924 te
Kowno lot stand gekomen, door wisseling
van nota's lusschen Harer Majesteils gezant
te Kopenhagen ëh den Minister van Bui-
tenlandsche Zaken van Litauen,
De gewone audiëntie van den Minis
ter van Arbedd, Handel en Nijverheid zal
Donderdag 8 Januari niet gehouden wor
den.
RECLAME.
■Schrijnende Handen
na de wasch
verzacht dadelijk.
1877
't Gebeurde Vrijdagmiddag voor
een van de lokellen van de Twentsohe Bank,
te Amsterdam. Een dame was bezig geld
in ontvangst te nemen, toen plotseling een
arm onder den hare doorschoof en een hand
een zevental biljetten van tien gulden weg
waaide. Op hetzelfde oogenblik zag de dame,
dat de man, bfl wien de arm behoorde, dood
kalm wegwandelde, waarschijnlijk in de zoete
hoop, dat men zjjn manoeuvre niet hal be
merkt, De bestolene volgde den zonderlingen
gast, die, nadat hjj door de eene deur
do Bank had verlaten, doodkalm fang3 een
anderen ingang het gebouw weer binnen
wandelde. De portier, van he't gebeurde op
de hoogte gebracht, hield hem aan en
waarschuwde de politie. Bij fouilleering vond
men inderdaad de zeven biljetten. Het,bleak,
dat men te doen had met een vier-en-zeven-
üg-jarigen Engelschman, in het bezit van
een Duitsch-Indischen pas. De dief bevindt
zich thans in verzekerde bewaring.
De stakers in het bioscoop-
bcdrijf te Amsterdam hebben na een aclie
van zeven weken den strijd opgegeven en
zich weer bij het bestuur van de afdeeling
Amsterdam van den Nederlandschen Bios
coopbond aangemeld. Genoemd bestuur
heeft alle stakers voor zoover er plaats is,
met uilzondering van vier personen, die
wegens verspreiding van oen biljet tegen
het bioscoopbedrijf zijn ontslagen, wecp' aan
het werk lalen gaan en toegezegd, dat de
genen, voor wie op dit oogenblik geen
plaats is, zoo spoedig mogelijk weer te werk
zullen worden gesteld.
Toen gistermorgen D-trein 174
uit Duitschland te Amsterdam O. S. aan
kwam, bleek, dat gedurende de reis aan
een Hongaarsche dame, uit Buda-Peat, haar
tasoh was ontrold, of door haar verloren
was, bevallende haar geld, pas en andere
belangrijke papieren.
Naar aanleiding van den
brand te Haarlem op Oudejaarsavond onder
verdachte omstandigheden, is aangehouden
de Duitscher G., die bij bet Leger des Hei!»
onderkomen had. Hij hoeft bij verschillende
inwoners dekens, afkomstig uit bet pakhuis
verkocht. Het vermoeden, dat G. den brand
heeft aangestoken om zijn diefstal niet te
doen ontdekken, wint veld. Hij had een
sleutel van het pakhuis, die bij zijn aanhou
ding gevonden is, onmiddellijk aohter zijn
zitplaats bij de godsdienstoefeningen van
het Leger des Heils.
Gistermorgen ls te Oostzaan
de strjfseifabriek „Do Arend", der N. V.
Latenstein voor het grootste deel verbrand.
Tot ruim één uu- 4: ebben drie personen
Zaterdagnacht in de fabriek gewerkt; desro
hebben bjj het naar huis gaan geen onraad
bespeurd. Te ongeveer halfzeven sloegeo
plotseling vlammen uit en spoedig stond da
beele fabriek in lichterlaaie. Met twee kleins
bandspuiten, die in schuiten moesten worde»
geplaatst om het terrein te bereiken, trachtte
de Oostzaansohe brandweer bet vuur te ba-
dwingen. De burgemeester, de heer D. Teer,
achtte het noodig, de huip der vrijwillige
brandweer uit Zaandam in te roepen. De
Zaandamsche Vrijwilligers waren spoedig
met de groote autospuit on eeu kleinere
motorspuit ter plaatse. Aan behouden der
fabriek viel niet meer te denken. De oorzaak
van den brand, die in het ketelhuis van hel
onlangs nieuw aangebouwde gedeelte schijnt
te zijn begonnen, is onbekend. De Ijjm-af-
deeling, benevens een opslagplaats voor
kolen, bleven behouden. Ver :ekering dekt
de schade.
-Men schr ijf t aan „De Tijd": Putte*
op de Veluwe is een kleine Katholieke
gemeente, welke blijkbaar, niettegenstaande
dat, door groote kwesties in beroering ka»
gebracht woraen.
De zaak is zóó: do pastoor wa3 van
meening geweesl, dat de organist tijdens de
godsdienstoefeningen wat „te veel op dec
voorgrond" trad in het kleine kerkje, in
verhouding tot het gezamelijk geluid dei
zangers, en had hem derhaivo verzooht hel
harmonium wat minder krachtig te bespe
len. De heeren van het koor hebben dit
echter naar het schijnt als een be-
leediging opgevat, in ieder geval, het resuf.
taat was, dat zij besloten op de Kerstdagen
niet te zingen. Op den eersten Kerstdag,
toen de Hoogmis moest beginnen, was er
niemand op het koor, en waren de „stakers"
beneden in de kerk gezeten. De pieohtige
hoogmis werd een stille H. Mis. Ook op
den tweeden feestdag was het geschil nog
niet bijgelegd. De pastoor heeft toen van
af den preekstoel zijn koor-sohaapkens ge
ducht de les gelezen
Men schrijft uit Schoonhoven
aan do „N.Ri'Ct.":
i Zes en aêrtig jaar had hij de gemeente
als pohtre-beairjbte, als nachtwaker vooral,
i gediend. Hy was nog van het oude type.
Wanneer hp 's nachts langs het stille ha
ventje liep, aat de hoofdstraat is van het
oudo stadje, met zijn rustigen stap, z"n
l ietwat gebogen hoofd en zjjn grijzen baard,
dan kwam er zoo'a herinnering op aan de
vroegere nachtwakers, die met oen lantaarn
de ronde deden. Dan was het of je je
door dion oenen man veilig voelde, cellij
tegen brute overvallen. Hij was van het oude,
eenvoudige type, dat, met de kennis van
een psychiater, de typen te ondersoheideo
wist en de gevallen van werkelijke eo on
bewuste overtreding evenzeer. Heel het
nachtelijke leven van het kleine stadje waz
hem bekend en vertrouwd.
Nu moest hij den dienst gaan verlaten
en op ponsioen gaan. Do burgerij droeg b(j
voor een afscheidscadeau, het bekende gou
den horloge en ketting. Itet paste zoo lieele-
maa' bij deze traitioneele figuur, dit tradi
tioneel geschenk. En natuurlijk zou het hem
uitgereikt worden op het oude stadhuis, dat
hem zoo vertrouwd was, te midden van de
collega's in gala-uuiform, door den burgo
meester. Het was het gloriemoment tn »(jn
leven, dit sljjt van zijn loopbaan.
Van particuliere zijde werd hij per auto
afgehaald op Oudejaarsmorgen, nil en de
gene, die het initiatief nam voor het af
scheidsgeschenk. Vreemd was de stilte op
't stadhuis.... Buiten niemand, die hem
wachtte. In de vestibule geen ontvangst. Da
oude bode, oud als de jubilaris zelf, ver
wonderd over de mooie uniform van deö
nachtwacht. Geen enkele collega....
Stilletjes en besoheiden wachtten baiden
vroegen aanvankelijk niets. Volgde er wei-
licht oen Verrassing straks in raadszaal ot
burgemeesterskamer?
Zjj wachtten. E.n pijnlijk halfuurtje! Vroe
gen eindelijk.
De burgemeester? Voor dienstzaken ia
Den Haag. Van een afscheid bij niemand
iets bekend
Toen ging hij in zijn galaHiniform, die
bij' zoo extra opgepoetst had, weer in du
auto uaar huis. Met een triest en bittec
gevoel, een verwijtend gevoel.
De oude getrouwe hij was vergelen.
Van ROBERT LOUIS STEVENSON.
Geautoriseerde vertaling van J. C. L. B. Pet.
(Nadruk verboden,
35)
„Wel, dat is waar," zei Alan, „en mijn
goede vriend uit de Laaglanden, "hier (hij
snikte naar mij), heeft me daar de waar-
beid eens over gezegd; maar ik wilde niet
Haar hem luisteren."
„Maar kijk oens," zei James, lot zijn
yorig onderwerp terugkeerend, „als ze mij
gevangen nemen, zal jij bet geld noodig
hebben. Na alles wal ik gezegd heb en wat
jij gezegd hebt, ziet het er donker voor ons
tilt, begrijp je dat? Wel, ga mee naar bui
ten, dan kan ikzelf je signalement opschrij
ven. Ik kan er iets voor teruggeven, cn dat
V ik doen ook Het is een hard ding, lus-
Bchen zulke goede vrienden; maar als ik de
gehuld krijg voor dit ellendige ongeluk, zal
"°°r In*'J zelf mooten zorgen. Begrijp je?"
Hij sprak ernstig en smeekend, en nam
Alan bij den kraag van zijn jas.
„Ja, zei Alan, „dat begrijp ik."
,,En je zult moeten maken, bet land uit te
Kotoen, Alan ja, en Schotland uit jij
Sn je vriend uit de Laaglanden ook. Want
i moet je vriend uit de Laaglanden ook op-
J^I^^Begrijp je dal, Alan zeg, dal je
tt dacht, dat Alan een Keetje rood weid,
VT" voor mij, die hem hier heb
*®racfet. Jannes," ni hij, zijn hoofd ach
teruit werpend Hel geelt mij den sohijn
van een verrader."
„Maar, Alan, manl" riep James. „Kijk
de dingen een3 goed aan! Hij zal in elk ge
val opgeschreven worden; Munga Campbell
zal hem zeker opschrijven, wa'. doet hot er
toe, of ik hom ook opschriji? En dan, Alan,
ik hen oen man met een gezin." En na een
korte stilte aan weerskanten: „En. Alan,,
het zal een jury van Campbells zijn."
„Het is een heel ding," zei Alan, pein
zend. „dat niemand zijn naam kent."
„En dien zullen ze nooit te weten ko
men, Alanl Daar heb je mijn hand er op,"
riep James, alsof hij werkelijk mijn naam
kende, en heelwat beloofde, „maar alleen
zijn kleeren, en zijn uiterlijk, en zijn leef
tijd, en zijn manier van doenl Ik kan niet
minder doen."
„Ik verbaas me over jou," riop Alan ern-
slig, „wit je den jongen verkoopen voor een
pak kleeren? Geef je ze hem eerst, en ver
raad! je hem er dan mee?"
„Neen, neen, Aian," zei James; „neen,
neen, de kleeren,-die hij uitdeed, de kleeren,
waarin Mungo lwun zag."
Maar ik dacht, dat hij teleurgesteld was
werkelijk, hij greep iederen slroöhalm, en
al den tijd zag hij, geloof ik, de gezichten
van zijn erfvijanden op den rechterstoel en
op 4e jurybank, en de galg op den achter
grond.
„Wel, mijnheer," zei Alan, zich lot mij
wendend, „wat zegt u er van? U bent hier
onder mijn geleide, en hel is mijn plicht, te
zorgen, dat er niets zonder uw goedvinden
zal gebeuren."
„Ik heb maar één opmerking fe maken,"
zei ik, „want met dit heele gesprek heb ik
nlels te maken. Maar de gewone gang van
zaken is, de schuld te geven, aan wlen die
■behoort te dragen, en dal is de man, die
het schot heeft gelost. Schrijf hem op, zoo
als jullie het noomt; zet hem op zijn spoor,
en laat eerlijke, onschuldige menschen vei
lig blijven."
„Maar hierop worden Alan en James bei
den verontwaardigd; zij zeiden, dat ik er
niet meer over moest spreken, want dal
daaraan niet te denken viel; en vroegen
mij, wijt de Camerons wel zouden zeggen?
(Waaruit ik besloot, dat een Cameron uit
Mamore den moord moest hebben gepleegd).
En of ik niet begreep, dat de jongen kon
worden gegrepen?
„Je hebt daar zeker niet aan gedacht?"
vroegen zij zóó ernsltg en onschuldig, dat
ik mijn handen rn elkaar sloeg, en er aan
wanhoopte, of ik nog argumenten kon vin
den.
„Vooruit dan," zei ik: „schrijf koning
George opl We zijn alle drie onschuldig, en
dat schijnt het eenige te zijn, dat verlangd
wordt. Maar in elk geve, mijnheer," zei ik
tot Jannes, een bectjo bekomend van mijn
booze bui, „ben ik Alans vriend en als ik
vrienden van hem kan helpen, heb ik het
gevaar er voor over."
Ik vond het 't beste een vriendelijk ge
zicht te zeltcn, loc-n ik toestemde; want ik
zag, dat Atan het land had, en bovendien,
dacht ik, zullen zo mij opschrijven, zooals
ze dat noemen, als ik mijn rug heb ge
draaid, of ik het goed vind of niet. Maar ik
zag in, dat ik hierin ongelijk had, want ik
had nog niet uitgesproken, of mrs. Stewart
sprong op van haar stoel, liep naar ons
toe, weende eerst op mijn schouder, en (oen
op dien van Alan, en zegende ons voor
onze goedheid tegenover haar gezin.
„Wat jou betreft, Alan, hot was niet meer
dan een staaltje van je plicht," zei ze,
„maar wal dezen jongen aangaat, die hier
nauwelijks is en ons van den slechtstcn
kant ziet, en de baas ziet srneeken als een
bedelaar, terwijl hij het recht heeft te be
velen al3 een koning wat jou aangaat,
mijn jongen," zei ze, „mijn hart hoopt vurig
nooit je naam te kennen, maar ik heb je
gezicht gezien en zoo lang mijn hart klopt
in mijn borst, zal ik het onthouden, en er
aan denken, en het zegenen." En daarop
kuste zij mij en barstte opnieuw uit in zulk
een snikken, dat ik niet wist, wat te doen.
„Nu, nu," zei Alan, die eng onbeholpen
deod, „hel is zoo vroeg dag in Juli, en mor
gen zal er wat moois le zien in Appin, een
mooi gerij van dragonders en geroep van
„Cruachan" en geloop van roodjassen cn
hot is beter voor jou en mij, vóór dien lijd
weg te zijn.
Daarop zeiden we vaarwel en gingen weer
op weg, nu wat meer haar het Oosten af
buigend, in een mooien, zachten, donkeren
nacht, en over vrijwel hetzelfde ruwe land
als te voren.
HOOFDSTUK XX.
De vlocht door de beide, da rotsen.
Soms wandelden wij, soms renden wij,
en naarmate de nacht vorderde, wandelden
wij minder en renden meer. Ofschoon het
land, oppervlakkig bekeken, een woestenij
geleek, waren er toch hutten en huizen van
menschen, waarvan wij meer dan twintig
passeerden, verborgen in beschutte plaat
sen van de heuvels. Wanneer wij er een
voorbijkwamen, liet Alan mij alleen, klopte
op den wand van het huis en sprak een
oogenblik aan het venster met den slapeo-
De wapenkreet der CampbeH».
de, die was wakker gemaakt. Dit diende om
het niouws over te brengen, wat zoo'n eer
ste plicht was in dat land, dat Alan zelfa
moest wachten, er aan te voldoen, ter
wijl hij vluchtte voor zijn leven, en zo<J
goéd uitgevoerd door de anderen, dat in
meer dan de helft van de huizon, waar wij
klopten, zij al hadden gehoord van den
moord. In de anderen werd het nieuws met
meer ontsteltenis dan verrassing ontvan
gen, voor zoover ik kon uitmaken uit d«
vreemde laai en op den afstand, waarop ik
mij bevond
Ondanks at onze haast,- begon de dag te
komen, toen wij nog ver van eenige schuil
plaatsen waren. Wij bevonden one in oen
woeste vallei, bezaaid met rotsen, waardoor
een schuimende rivier stroomde. Wilds
bergen stonden er omheen; er groeiden
geen gras en geen boomen, en later heb ik
soms gedacht, dat het de vallei Gleneva
was, waar de slachting was in den tijd van
koning William. Maar de détails van onzs
roule ben ik kwijt, daar onze weg nu oen#
bochten afsneed, dan weer groote omwe
gen maakte, ons tempo zoo haastig was, en
onze reis meestal 'a nachls werd voortgezet
en de namen van de plaatsen, waarnaar Ik
vroeg en die ik hoorde, meestal Kellieob
waren en gauw door mij werden vergeten.
Het eerste licht van den morgen verlicht
te voor ons deze trooslelooze plek en ik zag,
dat Alan zijn voorhoofd fronste.
„Deze plaats is niet geschikt voor jou en
mij," zei hij; „hier komen ze zekw
kijken,'.'
(Wordt vervol^tyi