PUROL ONTVOERD. No. 19883 LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 5 Januari Tweede Blad. Anno 1925. BINNENLAND. GEMENGD NIEUWS. FEUILLETON. Spijziging van da Lager-Onderwijswet 1910. [Verschenen ia het voorloopig verslag be- r lende het wetsontwerp tot wijziging van Lager-Onderwijs-wet 1920. Verscheidene leden hadden ernstig be- «waar tegen dit wetsontwerp. Hun bezwa ren tegen den door do Regeering toegepas te regel, dat de ambtenares bij het aan gaan van een huwelijk behoort le worden totslagen, handhaafden zij ten volle, doch zij meenden bovendien, dat die opvatting gilet de consequentie meebrengt, dat ook de Onderwijzeres bij het aangaan van een hu welijk moet kunnen worden ontslagen. He bijzondere taak der onderwijzeres als op voedster der jeugd maakt, dat ten deze ge- beet andere overwegingen een rol moeten toelen dan overigens voor de gehuwde ambtenares gelden. De gehuwde onderwij zeres zal haar taak dikwijls juist veel beter kunnen vervullen dan de ongehuwde. Men ineende, dat dit ook in de landen om ons peen wordt ingezien. De uitwerking van het voorstel onder- rond eveneens bij verschillende leden be denking. De Minister voelt blijkbaar zelf, boeveel bezwaren er verbondon zouden zijn jpj>-n een bepaling, wat bet openbaar onder lijs betreft, dat de onderwijzeres bij het aangaan van een huwelijk steeds zal wor den ontslagen. Doch men achtte het even zeer verkeerd, aan de Gemeenteraden de vrijheid te geven, bij verordening het ver wenen van ontslag aan de onderwijzeres in Seval van huwelijk voor te schrijven. Daar- oor ontstaat voor de onderwijzeressen bij het openbaar onderwijs in de verschillende ®emieenben ongelijkheid van rechtspositie en worden dezen overgeleverd aan de wille keur van niet steeds van ruime opvattingen blijk gevende gemeentebesturen. Het geldt hier ambtenaressen, in liet algemeen door het Rijk betaald en die op dit punt aan spraak hebben op gelijke behandeling. Ook onder de voorstanders van het ver kenen van ontslag van de in het huwelijk tredende (onderwijzeres waren er, die deze zaak niet aan de gemeenteraden zouden Willen zien overgelaten. Huns inziens is fcier behoefte aan een uniforme regeling en behoort de wet te bepalen, dat aan de on derwijzeres bij het openbaar onderwijs, die in 'het huwelijk treedt, steeds ontslag wordt yerLeend. Het bezwaar, dat het wetsontwerp zelf leitelijk geen regeling bevat en daardoor gevaar schept voor ongelijke behandeling, treedt, zoo merkte men op, nog sterker naar yoren t. a. v. hel bijzonder onderwijs, waar de school bes turen vrij blijven om aan een 'onderwijzeres wegens het aangaan van een huwelijk al of niet ontslag te geven, doch dat het recht van beroep hetwelk de be langhebbende lot dusver tegen zulk een SHitslag had, zal vervallen. Dit achtten yele leden kwalijk te verdedigen. Het recht Tan beroep, thans een waarborg tegen wil lekeur en persoonlijke begunstiging of ach terstelling, wordt door het wetsontwerp Weggenomen. Hierin kon men alleen een achteruitgang zien. Verscheiden leden deelden geheel de op vatting der regeering in deze. O .ra. heelt het wetsontwerp bovendien het voorcbel ïat de gemeenteraden in dezen met plaat selijke opvattingen en omstandigheden re kening kunnen houdien. De mogelijkheid van willekeur bij het bijzonder onderwijs is, werd opgemerkt, $nfoaerent aan elk voorschrift waarbij aan jhot bestuur der bijzondere school vrijheid yan regeling wordt gelaten. Het voorstel betreffende het verleenen Van ontslag aan onderwijzers bij het open baar onderwijs wegens het beieiken van RECLAME. LEEO\M\EDETl 7708 den 66-jarigen leeftijd vond bij sommige leden evenmin instemming. Vele andere leden konden zich echter met dit onderdeel van het wetsontwerp vereenigen. Art. I. Vele leden waren van oordeel dal de beperkende woorden: „voor het bereiken van den vijf en veertigjarigen leeftijd" be- hooren te vervallen. Er bestaat voor die be perking bijv. geen voldoende grond. Het stellen ook van een andere^ leeftijdsgrens ware onjuist. Gewezen werd in het bijzon der ophet goval van het huwen Yan een onderwijzeres met een weduwnaar met kinderen. Opgemerkt werd dat de L. O.-wet 1920 het begrip „eervol onlslag" niet kent en dit begrip hier niet incidentieel kan worden ingevoerd. Tegen 'het voorschrift dat hel onlslag wa gens het aangaan van oen huwelijk moet ingaan op den dag van het huwelijk, rees bezwaar. Art. II. De voorgestelde aanvulling van arl. 87 zevende lid der L.O.-wet 1925 achtte men uit eon redactioneel oogpunt verre van onberispelijk. Aanbevolen werd, na art. 89 zevende lid toe te voegen: „van dit recht van beroep zijn uitgesloten de onderwijzeressen die we gens het sluilen van een huwelijk worden onlslagem." Wijziging Hooger-Onderwijswet. Verschenen is het voorloopig verslag der Tweede Kamer inzake het ontwerp tot wij ziging en aanvulling der Hooger-Onderwijs wet. Verscheidene leden juichten de indiening van dit wetsontwerp toe. Zij achtten het van groot belang, dat aan de Handels-hoo- gescbool le Rotterdam en aan de faculteit aer handelswetenschappen van de Gemeente lijke Universiteit te Amsterdam een wette lijke grondslag wordt gegeven, en aan hen, die het doctoraal-examen aan deze instel lingen hebben afgelegd, bepaalde onderwrjs- bevoegdheden worden tovgekend. In verband hiermede drongen zij aan op spoedige behandeling van dit wetsontwerp. Sommige leden zouden voorts gaarne zien, dat de wet-De Kanter ook op doctorandi van de Handelshoogeschool te Rotterdam en van de faculteit der handelswetenschap pen der Gemeentelijke Universiteit te Am- steraam toepasselijk werd verklaard. Verscheidene andere leden waren met het wetsontwerp minder ingenomen en konden de urgentie er van op den aangevoerden gr ond niet inzien. Sommigen dezer leden vroegen waarom niet inlasschen van twee nieuwe instituten van Hooger Onderwijs in de Hooger-onderwjjs- wet r.oodig was. Van deze zijde werd ook bezwaar ge maakt tegen het denkbeeld om aan de wet- De Kanter uitbreiding te geven. De vraag rees, o£ het vrij belangrijke subsidie, dat de Handelshoogesohool te Rotterdam thans van het Rijk geniet, wel gehandhaafd zal kunnen blgiven, zoolang art. 197 der H.-O.-wet het subsidie aan een bijzondere Universiteit te verleenen, beperkt tot ten hoogste f 100.000 ovelr 25 jaar. Ook werd gevraagd op weikeu grond aai. eventueel nieuw op te richten Handels hoogeschool ta Rotterdam geniet, zou kunnen worden geweigerd. De veilingen en de Zegelwet. Wij hebben 'onlangs reeds een en ander medegedeeld aangaande de kwestie tus- echen verschillende veilingbesluren en ont vangers der registratie. Verschillende vei- lingbesturen waren toen ernstig beboet voor het niet nakomen der Zegelwet 1917 en tevens werd aangezegd, dat een navorde ring der niet betaalde zegelrechten zou plaats hebben Intusschen wendde het Cenlraat-Bureau voor de Veilingen in Nederland zich schrif telijk en mondeling tot den Minister met het verzoek de vorderingen van boeten en aohleratallig zegelrecht in le trekken. Uit deze besprekingen met het Ministerie van Financiën is gebleken, dat men aldaar van opvatting is, dat niet alleen de facluurs der kooplieden, doch ook de ontvangbewijzen van de tuinders, zoomede de fustbons, die als betalingsbewijs moeien dienen, gezegeld moeten zijn. De ontvangers der registratie; die deze processen-verbaal hebben doen opmaken, worden hierdoor dus in hel gelijk gesleld en voortaan zal niet alleen betalen de bood schap zijn voor het vervolg, doch waar ge constateerd wordt, dal voorheen niet aan de voorsehrifen hieromtrent is voldaan, zal een navordering van af 22 Maart 1917 plaats hebben. De boeten, welke verschillende veilingen zijn opgelegd (na de door ons vermelde nog Monster voor f 300.000), zullen geheel wor den kwijtgescholden, indien daartoe aan den Minister van Financiën vóór 15 Jan. a.s. een verzoek is gericht en de achterstal lige zegelrechten worden betaald. Het ligt in de bedoeling van hel Cenlraal- Bureau te trachten het daarheen te leiden, dat in de veilingadrhinistratie zooveel mo gelijk gelijkheid komt en deze zóó in te richten, dat de veilingen zoo weinig moge lijk met de Zegelwet in aanraking komen. Hiervoor zal het Cenlraat-Bureau spoedig een vergadering van veilingmeesters bijeen roepen. Intusschen blijft het zaak oude voorschriften omtrent het zegelrecht slipt na te komen wil men niet in conflict komen. Wijziging Landarbeiderswet. Verschenen is het wetsontwerp tot wijzi ging van de Landarbeiderswet. Aan de Memorie van Toelichting is het volgende ontleend In de eerste plaats is gedacht aan de ver leening van voorschotten uit 's Rijks kas bij Kon. Besluit. In den loop van de zes jaren, gedurende welke de Landarbeiderswet in werking is, is gebleken, dat deze procedure administratief oponthoud medebrengt. De Ministers van Binnenlandsche Zaken en Landbouw .en van Financiën meenen tevens te handelen in de lijn van de tegenwoordige dikwerf toegepaste vereenvoudiging, door voor te stellen de voorschotten voortaan bij ministerieelo beschikking in stede van bij K. B. te verleenen. Dezelfde overweging geldt ten aanzien van het verleenen van verlof tot afwijking in bijzondere gevallen van de in de wet vasl^ gestelde maxima voor den kostprijs van een plaatsje en den pachtprijs van los land. In de tweede plaats is een verandering voorgesteld ten aanzien van het bedrag, hetwelk de landarbeider moet kunnen be- talen, om voldoende gegoed te worden geacht in den zin der wet voor het verkrij gen van een plaatsje. Gelijk de wet thans luidt, moet de landarbeider, die een plaats je wil verkrijgen tot het in de wet vastge stelde maximum van f 4000, beschikken over ten minste f 400, De Minister achten het gewenscht het door den landarbeider zelf te betalen gedeelte van de koopsom te ver- hoogen tot een vijfde. Vervolgens betreft het onderhavige wetsvoorstel de bepaling van den rentevoet. In artikel 9 der wet is deze thans bepaald op 4 pCt, per jaar. Naar het voorbeeld van de Woningwet wordt thans voorgesteld de to betalen rente jaar lijks te bepalen. Zoodoende is het mogelijk dat rekening wordt gehouden met schomme lingen vnn den rentestandaard. Bij Kon, besluit is benoemd tot rech ter in de arrondissements-rechfbank te Breda mr. A. A. van der Veen, thans rech ter in de arrondissementsrechtbank te Dor drecht; zijn benoemd tot notaris binnen hel arrondissement Maastricht, ter standplaats Meerssen: A. C. J. Danco, candidaat-nolaris te Meerssen, wonende te Maastricht; Roer mond, ter standplaats Helden, mr. F. M. A. Haffmans, candidaat-notaris te Helden; Zutpfhen, Ier standplaats Neede, P. Jong- kindt, candidaat-notaris, wonende te Heem stede. Minister Oolijn, die sinds enkele dagen te Berlijn vertoeft, is bij den lunch de gast geweest van den Nederdlandschen gezant. De Rijksminister van Buitenlandsohe Zaken en mevrouw Stresemann behoorden oven eens tot de genoodigden. Da heer J. Th. Piek, directeur der firma Nijgh en Van Ditroar te Rotterdam, is benoemd tot ridder lsle klasse in da kroonorde van Italië. Naar ,,De Tijd" verneemt, zullen er, op uitdrukkelijken wensch van den bemid delaar, prof. Aengenont, hangendo het over leg met „St.-Miohaël", geenerlei mededee- lingen aan de pera worden verstrekt. Moch ten er indiscreties worden begaan, dan zal het overleg onmiddellijk als geëindigd wor den beschouwd. Verschenen is het wetsontwerp, hou dende goedkeuring van de voorloopige rege ling der handelsbetrekkingen lusschen Ne derland en Litauen op 10 Juni 1924 te Kowno lot stand gekomen, door wisseling van nota's lusschen Harer Majesteils gezant te Kopenhagen ëh den Minister van Bui- tenlandsche Zaken van Litauen, De gewone audiëntie van den Minis ter van Arbedd, Handel en Nijverheid zal Donderdag 8 Januari niet gehouden wor den. RECLAME. ■Schrijnende Handen na de wasch verzacht dadelijk. 1877 't Gebeurde Vrijdagmiddag voor een van de lokellen van de Twentsohe Bank, te Amsterdam. Een dame was bezig geld in ontvangst te nemen, toen plotseling een arm onder den hare doorschoof en een hand een zevental biljetten van tien gulden weg waaide. Op hetzelfde oogenblik zag de dame, dat de man, bfl wien de arm behoorde, dood kalm wegwandelde, waarschijnlijk in de zoete hoop, dat men zjjn manoeuvre niet hal be merkt, De bestolene volgde den zonderlingen gast, die, nadat hjj door de eene deur do Bank had verlaten, doodkalm fang3 een anderen ingang het gebouw weer binnen wandelde. De portier, van he't gebeurde op de hoogte gebracht, hield hem aan en waarschuwde de politie. Bij fouilleering vond men inderdaad de zeven biljetten. Het,bleak, dat men te doen had met een vier-en-zeven- üg-jarigen Engelschman, in het bezit van een Duitsch-Indischen pas. De dief bevindt zich thans in verzekerde bewaring. De stakers in het bioscoop- bcdrijf te Amsterdam hebben na een aclie van zeven weken den strijd opgegeven en zich weer bij het bestuur van de afdeeling Amsterdam van den Nederlandschen Bios coopbond aangemeld. Genoemd bestuur heeft alle stakers voor zoover er plaats is, met uilzondering van vier personen, die wegens verspreiding van oen biljet tegen het bioscoopbedrijf zijn ontslagen, wecp' aan het werk lalen gaan en toegezegd, dat de genen, voor wie op dit oogenblik geen plaats is, zoo spoedig mogelijk weer te werk zullen worden gesteld. Toen gistermorgen D-trein 174 uit Duitschland te Amsterdam O. S. aan kwam, bleek, dat gedurende de reis aan een Hongaarsche dame, uit Buda-Peat, haar tasoh was ontrold, of door haar verloren was, bevallende haar geld, pas en andere belangrijke papieren. Naar aanleiding van den brand te Haarlem op Oudejaarsavond onder verdachte omstandigheden, is aangehouden de Duitscher G., die bij bet Leger des Hei!» onderkomen had. Hij hoeft bij verschillende inwoners dekens, afkomstig uit bet pakhuis verkocht. Het vermoeden, dat G. den brand heeft aangestoken om zijn diefstal niet te doen ontdekken, wint veld. Hij had een sleutel van het pakhuis, die bij zijn aanhou ding gevonden is, onmiddellijk aohter zijn zitplaats bij de godsdienstoefeningen van het Leger des Heils. Gistermorgen ls te Oostzaan de strjfseifabriek „Do Arend", der N. V. Latenstein voor het grootste deel verbrand. Tot ruim één uu- 4: ebben drie personen Zaterdagnacht in de fabriek gewerkt; desro hebben bjj het naar huis gaan geen onraad bespeurd. Te ongeveer halfzeven sloegeo plotseling vlammen uit en spoedig stond da beele fabriek in lichterlaaie. Met twee kleins bandspuiten, die in schuiten moesten worde» geplaatst om het terrein te bereiken, trachtte de Oostzaansohe brandweer bet vuur te ba- dwingen. De burgemeester, de heer D. Teer, achtte het noodig, de huip der vrijwillige brandweer uit Zaandam in te roepen. De Zaandamsche Vrijwilligers waren spoedig met de groote autospuit on eeu kleinere motorspuit ter plaatse. Aan behouden der fabriek viel niet meer te denken. De oorzaak van den brand, die in het ketelhuis van hel onlangs nieuw aangebouwde gedeelte schijnt te zijn begonnen, is onbekend. De Ijjm-af- deeling, benevens een opslagplaats voor kolen, bleven behouden. Ver :ekering dekt de schade. -Men schr ijf t aan „De Tijd": Putte* op de Veluwe is een kleine Katholieke gemeente, welke blijkbaar, niettegenstaande dat, door groote kwesties in beroering ka» gebracht woraen. De zaak is zóó: do pastoor wa3 van meening geweesl, dat de organist tijdens de godsdienstoefeningen wat „te veel op dec voorgrond" trad in het kleine kerkje, in verhouding tot het gezamelijk geluid dei zangers, en had hem derhaivo verzooht hel harmonium wat minder krachtig te bespe len. De heeren van het koor hebben dit echter naar het schijnt als een be- leediging opgevat, in ieder geval, het resuf. taat was, dat zij besloten op de Kerstdagen niet te zingen. Op den eersten Kerstdag, toen de Hoogmis moest beginnen, was er niemand op het koor, en waren de „stakers" beneden in de kerk gezeten. De pieohtige hoogmis werd een stille H. Mis. Ook op den tweeden feestdag was het geschil nog niet bijgelegd. De pastoor heeft toen van af den preekstoel zijn koor-sohaapkens ge ducht de les gelezen Men schrijft uit Schoonhoven aan do „N.Ri'Ct.": i Zes en aêrtig jaar had hij de gemeente als pohtre-beairjbte, als nachtwaker vooral, i gediend. Hy was nog van het oude type. Wanneer hp 's nachts langs het stille ha ventje liep, aat de hoofdstraat is van het oudo stadje, met zijn rustigen stap, z"n l ietwat gebogen hoofd en zjjn grijzen baard, dan kwam er zoo'a herinnering op aan de vroegere nachtwakers, die met oen lantaarn de ronde deden. Dan was het of je je door dion oenen man veilig voelde, cellij tegen brute overvallen. Hij was van het oude, eenvoudige type, dat, met de kennis van een psychiater, de typen te ondersoheideo wist en de gevallen van werkelijke eo on bewuste overtreding evenzeer. Heel het nachtelijke leven van het kleine stadje waz hem bekend en vertrouwd. Nu moest hij den dienst gaan verlaten en op ponsioen gaan. Do burgerij droeg b(j voor een afscheidscadeau, het bekende gou den horloge en ketting. Itet paste zoo lieele- maa' bij deze traitioneele figuur, dit tradi tioneel geschenk. En natuurlijk zou het hem uitgereikt worden op het oude stadhuis, dat hem zoo vertrouwd was, te midden van de collega's in gala-uuiform, door den burgo meester. Het was het gloriemoment tn »(jn leven, dit sljjt van zijn loopbaan. Van particuliere zijde werd hij per auto afgehaald op Oudejaarsmorgen, nil en de gene, die het initiatief nam voor het af scheidsgeschenk. Vreemd was de stilte op 't stadhuis.... Buiten niemand, die hem wachtte. In de vestibule geen ontvangst. Da oude bode, oud als de jubilaris zelf, ver wonderd over de mooie uniform van deö nachtwacht. Geen enkele collega.... Stilletjes en besoheiden wachtten baiden vroegen aanvankelijk niets. Volgde er wei- licht oen Verrassing straks in raadszaal ot burgemeesterskamer? Zjj wachtten. E.n pijnlijk halfuurtje! Vroe gen eindelijk. De burgemeester? Voor dienstzaken ia Den Haag. Van een afscheid bij niemand iets bekend Toen ging hij in zijn galaHiniform, die bij' zoo extra opgepoetst had, weer in du auto uaar huis. Met een triest en bittec gevoel, een verwijtend gevoel. De oude getrouwe hij was vergelen. Van ROBERT LOUIS STEVENSON. Geautoriseerde vertaling van J. C. L. B. Pet. (Nadruk verboden, 35) „Wel, dat is waar," zei Alan, „en mijn goede vriend uit de Laaglanden, "hier (hij snikte naar mij), heeft me daar de waar- beid eens over gezegd; maar ik wilde niet Haar hem luisteren." „Maar kijk oens," zei James, lot zijn yorig onderwerp terugkeerend, „als ze mij gevangen nemen, zal jij bet geld noodig hebben. Na alles wal ik gezegd heb en wat jij gezegd hebt, ziet het er donker voor ons tilt, begrijp je dat? Wel, ga mee naar bui ten, dan kan ikzelf je signalement opschrij ven. Ik kan er iets voor teruggeven, cn dat V ik doen ook Het is een hard ding, lus- Bchen zulke goede vrienden; maar als ik de gehuld krijg voor dit ellendige ongeluk, zal "°°r In*'J zelf mooten zorgen. Begrijp je?" Hij sprak ernstig en smeekend, en nam Alan bij den kraag van zijn jas. „Ja, zei Alan, „dat begrijp ik." ,,En je zult moeten maken, bet land uit te Kotoen, Alan ja, en Schotland uit jij Sn je vriend uit de Laaglanden ook. Want i moet je vriend uit de Laaglanden ook op- J^I^^Begrijp je dal, Alan zeg, dal je tt dacht, dat Alan een Keetje rood weid, VT" voor mij, die hem hier heb *®racfet. Jannes," ni hij, zijn hoofd ach teruit werpend Hel geelt mij den sohijn van een verrader." „Maar, Alan, manl" riep James. „Kijk de dingen een3 goed aan! Hij zal in elk ge val opgeschreven worden; Munga Campbell zal hem zeker opschrijven, wa'. doet hot er toe, of ik hom ook opschriji? En dan, Alan, ik hen oen man met een gezin." En na een korte stilte aan weerskanten: „En. Alan,, het zal een jury van Campbells zijn." „Het is een heel ding," zei Alan, pein zend. „dat niemand zijn naam kent." „En dien zullen ze nooit te weten ko men, Alanl Daar heb je mijn hand er op," riep James, alsof hij werkelijk mijn naam kende, en heelwat beloofde, „maar alleen zijn kleeren, en zijn uiterlijk, en zijn leef tijd, en zijn manier van doenl Ik kan niet minder doen." „Ik verbaas me over jou," riop Alan ern- slig, „wit je den jongen verkoopen voor een pak kleeren? Geef je ze hem eerst, en ver raad! je hem er dan mee?" „Neen, neen, Aian," zei James; „neen, neen, de kleeren,-die hij uitdeed, de kleeren, waarin Mungo lwun zag." Maar ik dacht, dat hij teleurgesteld was werkelijk, hij greep iederen slroöhalm, en al den tijd zag hij, geloof ik, de gezichten van zijn erfvijanden op den rechterstoel en op 4e jurybank, en de galg op den achter grond. „Wel, mijnheer," zei Alan, zich lot mij wendend, „wat zegt u er van? U bent hier onder mijn geleide, en hel is mijn plicht, te zorgen, dat er niets zonder uw goedvinden zal gebeuren." „Ik heb maar één opmerking fe maken," zei ik, „want met dit heele gesprek heb ik nlels te maken. Maar de gewone gang van zaken is, de schuld te geven, aan wlen die ■behoort te dragen, en dal is de man, die het schot heeft gelost. Schrijf hem op, zoo als jullie het noomt; zet hem op zijn spoor, en laat eerlijke, onschuldige menschen vei lig blijven." „Maar hierop worden Alan en James bei den verontwaardigd; zij zeiden, dat ik er niet meer over moest spreken, want dal daaraan niet te denken viel; en vroegen mij, wijt de Camerons wel zouden zeggen? (Waaruit ik besloot, dat een Cameron uit Mamore den moord moest hebben gepleegd). En of ik niet begreep, dat de jongen kon worden gegrepen? „Je hebt daar zeker niet aan gedacht?" vroegen zij zóó ernsltg en onschuldig, dat ik mijn handen rn elkaar sloeg, en er aan wanhoopte, of ik nog argumenten kon vin den. „Vooruit dan," zei ik: „schrijf koning George opl We zijn alle drie onschuldig, en dat schijnt het eenige te zijn, dat verlangd wordt. Maar in elk geve, mijnheer," zei ik tot Jannes, een bectjo bekomend van mijn booze bui, „ben ik Alans vriend en als ik vrienden van hem kan helpen, heb ik het gevaar er voor over." Ik vond het 't beste een vriendelijk ge zicht te zeltcn, loc-n ik toestemde; want ik zag, dat Atan het land had, en bovendien, dacht ik, zullen zo mij opschrijven, zooals ze dat noemen, als ik mijn rug heb ge draaid, of ik het goed vind of niet. Maar ik zag in, dat ik hierin ongelijk had, want ik had nog niet uitgesproken, of mrs. Stewart sprong op van haar stoel, liep naar ons toe, weende eerst op mijn schouder, en (oen op dien van Alan, en zegende ons voor onze goedheid tegenover haar gezin. „Wat jou betreft, Alan, hot was niet meer dan een staaltje van je plicht," zei ze, „maar wal dezen jongen aangaat, die hier nauwelijks is en ons van den slechtstcn kant ziet, en de baas ziet srneeken als een bedelaar, terwijl hij het recht heeft te be velen al3 een koning wat jou aangaat, mijn jongen," zei ze, „mijn hart hoopt vurig nooit je naam te kennen, maar ik heb je gezicht gezien en zoo lang mijn hart klopt in mijn borst, zal ik het onthouden, en er aan denken, en het zegenen." En daarop kuste zij mij en barstte opnieuw uit in zulk een snikken, dat ik niet wist, wat te doen. „Nu, nu," zei Alan, die eng onbeholpen deod, „hel is zoo vroeg dag in Juli, en mor gen zal er wat moois le zien in Appin, een mooi gerij van dragonders en geroep van „Cruachan" en geloop van roodjassen cn hot is beter voor jou en mij, vóór dien lijd weg te zijn. Daarop zeiden we vaarwel en gingen weer op weg, nu wat meer haar het Oosten af buigend, in een mooien, zachten, donkeren nacht, en over vrijwel hetzelfde ruwe land als te voren. HOOFDSTUK XX. De vlocht door de beide, da rotsen. Soms wandelden wij, soms renden wij, en naarmate de nacht vorderde, wandelden wij minder en renden meer. Ofschoon het land, oppervlakkig bekeken, een woestenij geleek, waren er toch hutten en huizen van menschen, waarvan wij meer dan twintig passeerden, verborgen in beschutte plaat sen van de heuvels. Wanneer wij er een voorbijkwamen, liet Alan mij alleen, klopte op den wand van het huis en sprak een oogenblik aan het venster met den slapeo- De wapenkreet der CampbeH». de, die was wakker gemaakt. Dit diende om het niouws over te brengen, wat zoo'n eer ste plicht was in dat land, dat Alan zelfa moest wachten, er aan te voldoen, ter wijl hij vluchtte voor zijn leven, en zo<J goéd uitgevoerd door de anderen, dat in meer dan de helft van de huizon, waar wij klopten, zij al hadden gehoord van den moord. In de anderen werd het nieuws met meer ontsteltenis dan verrassing ontvan gen, voor zoover ik kon uitmaken uit d« vreemde laai en op den afstand, waarop ik mij bevond Ondanks at onze haast,- begon de dag te komen, toen wij nog ver van eenige schuil plaatsen waren. Wij bevonden one in oen woeste vallei, bezaaid met rotsen, waardoor een schuimende rivier stroomde. Wilds bergen stonden er omheen; er groeiden geen gras en geen boomen, en later heb ik soms gedacht, dat het de vallei Gleneva was, waar de slachting was in den tijd van koning William. Maar de détails van onzs roule ben ik kwijt, daar onze weg nu oen# bochten afsneed, dan weer groote omwe gen maakte, ons tempo zoo haastig was, en onze reis meestal 'a nachls werd voortgezet en de namen van de plaatsen, waarnaar Ik vroeg en die ik hoorde, meestal Kellieob waren en gauw door mij werden vergeten. Het eerste licht van den morgen verlicht te voor ons deze trooslelooze plek en ik zag, dat Alan zijn voorhoofd fronste. „Deze plaats is niet geschikt voor jou en mij," zei hij; „hier komen ze zekw kijken,'.' (Wordt vervol^tyi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 5