VOOR DE JEUGD
;{^^"i^ii'nUi'nni''''ii'tV'ii»'Wiiiiiiii;ii;iiit*^0gi«
LEIDSCH DAGBLAD
No. 1.
Zaterdag 3 Januari
Anno 1325
Nan in Schotland.
Naar
bet Engefach van M. MACKNE3S.
Vrij bewerkt door 0. H.
Vervolg van Hoofdstuk IV.
HOOFDSTFUK y.
Slot.
„Set zijn twee mannen 1" fluisterde Non.
„Ik zie oe bewegen ze komen op ons af I
Zudleai we ons verstoppen, Lizzy?"
„Neetn", zei Lizzy, terwijl zij zich dap
per trachtte te houden. „Ze zullen ons geen
kwaad doen, als we hun vertellen, wat er
gebeurd is en hun vragen, ons te willen
helpen."
De kinderen hielden elkaar sidderend van
angst vast en wachtten, totdat de mannen
hen zouden bemerken. Deze naderden zeer
behoedzaam, zoodat het scheen, dat zij zelf
niet gezien wilden worden.
„Ze zien er erg ruw en vuil int", fluister
de Lizzy. „Ik hoop maar, dat ze vriendelijk
zijn en ons willen helpen."
Plotseling hield het gekraak^ in de strui
ken op en schenen de mannen de beide kin
deren gewaar te worden, want zij begonnen
samen te fluisteren, keken naar de kinde
ren, mompelden iete en kwamen op hen af.
Het varen ruw-<uitziende mannm met ge
scheurde kle-eren en de één had een zwar
ten lap voor zijn linkeroog. Het waren
doch de verschrikte meisjes wisten dit niet
een paar sfcroopers, die er op uit waren
om konijnen en hazen in strikken te van
gen. De mannen naderden met norsche ge
zichten en toen zij vlak bij Lizzy en Nan
gekomen waren, trad de man met den zwar
ten ooglap naar voren en vroeg op bar-
sbhen toon:
„Wat doen jullie hier, kinderen V*
,,N<an beefde over al baar ledematen, maar
zij keek den man toch moedig szsn en zei
z°o vriendelijk mogelijk:
„We doen heusoh geen kwaad en wij heb
ben een vreeselijk avontuur beleefd-"
De stroopers keken de kinderen nieuws
gierig aan en Nan ging, terwijl zij op de
gezonken boot wees, voort:
is de boot, waarin wij hier gekomen
zijn. Jïe ziet, dat er een gat in is en we
hebben geen gereedschap bij ons om het te
'aahen We kunnen dus met terug."
De man met den ooglap keek zijn met
gezel sluw aan.
„Waar komen jullie vandaan V' vroeg bii
Wsch.
Nan antwoordde dappers
„Van het Kasteel."
Eu op haar deftigaten toon ging zij voort
rij op Lizzy wees:
„Dit is jongejuffrouw Gordon.*?
„Ha, Jock?" zei nu de ander, <iie nog
luots gezegd bad, „die herken ik. Zij heeft
het roode haar van haar vader zij ie op
en top een Gordon^ dat kun je dadelijk
oen/? J
,,Hoe durf je zoo brutaal te zijn!" zei
Lizzy, boos om den onbeaoh aamden toon van
den man en den spottenden lach, (Se zijn
woorden vergezelde.
Nan kneep L'tfiry in den arm en fkxaster-
de: „Stil toch 1" daar het in hun eigen na-
deel zijn zou, als zij de mannen, bij wie bun
eenige kans op redding berustte, boos
maakten. Nan keek de beide grimmige stroo
pers vriendelijk aan.
„Je zult ons toch wel willen helpen om
naar het Kasteel terug te gaan, is het
Diet?" vroeg zij dapper.
„Je hebt zeker wel een boot", gang zij
angstig om zich heen kijkend voort, „of
hoe zijn jullie hier anders gekomen?"
„We zwommen natuurlijk, is het niet,
Dick?" z©i de man, die Jock heette en zijn
metgezel een knipoogje gaf.
Eén oogenblik schenen de kinderen ge<
heel uit het veld geslagen te zijn, maar Nan
was bijdehand en begreep al heel gauw,
dat de mannen hen slechte plaagden. Zij
koek hen recht in het gezicht en haar oogen
schoten vuur.
„Ik weet zeker, dat dat niet waar is," zei
ze flink. „Het water is veel te ondiep en
te vuil."
Strooper Jock grinnikte, maar hij keek
toch met meer eerbied naar Nan. Hij kwam
een stap dichterbij en zei:
„Kijk eens, meisjes, jullie begrijpt zeker
wel, dat wij je niet voor niets thrriè zullen
brengen, is het welf4
Nan ging gretig hierop in
„Wat moet je er dan voor hebben vroeg
zij snel.
De strooper kwam nog dichterbij en zei:
„Als je ons later een dienst bewijzen
wilt, zullen w5j je overroeien en aan wal
zetten."
„Ju, ja, we zullen doen, wat je maar
wilt!" riepen Nan en Lizzy tegelijk. „Als
je ons maar overzet."
„Nu dan", zei Dick, de tweede strooper,
met een grijnslach, „zeg ons dan maar
eens, boe jullie in het boschje buiten Pitair-
lie kwamen. Voor zoover ik de plaats ken,
is er een hooge schutting omheen en nie
mand kan daar overheen klimmen. Daar
hebben ze wel voor gezorgd."
„We zijn," stotterde.Non, terwijl rij Lazz»
teleurgesteld aankeek want het was hieel
hard om hun geheim prijs te gewen „we
zijn door Grap ik bedoel door een
een heel klein deurtje, dat we ontdekt heb
ben een geheime deur uit het park
gekomen."
Op de norsche gezichten der beide man
nen stond belangstelling te lezen
„Zoo", zei Jock. „Een geheime deur, zei
je? En wie kent die nog meer behalve jul
lie tweeën f'
„Niemand," antwoordde Nan ernstig.
„Natuurlijk moet degene, die het deurtje
indertijd gemaakt heeft, het wel weten,
maar het is nu heelemaal vergeten. We
vonden bet dan ook bij toeval/*
,-Nou", zed strooper Jock kortaf, „jullie
moet ons alle twee beloven, dat je orre dat
kledne deurtje wijzen zult. Het zou soms
voor ons er op aan kunnen komen, als wij
een korten weg door het park wilden nemen
hè Dick?"
Dick knikte en keek den anderen Stroo
per met een blik van verstandhouding aan.
„Geef ons dus jullie eerewoord en we
zullen je in vijf minuten overzetten-."
Nan en Lizzy beloofden, dat zij het deur
tje zouden wijzen, waarop Jock hun zei,
dat zij hem en rijn kameraad dan maar
moestdh volgen. Zij baanden zich een weg1
door de struiken naar den anderen kant van
het eiland, totdat rij aan een kleinen in
ham kwamen, dien de kinderen op hun
ontdekkingsreis" niet gezien hadden. Bier
lag een platte boot, die aan een boomstam
vastgebonden was, terwijl een paar roei
spanen in het gras lagen.
„Spring er in!" zei Dick norsch.
Dfe meisjes gehoorzaamden,
Jock nam de riemen en stapte eveneens
in, terwijl Dick de ketting losmaakte, waar.
mee de boot aan den boomstam bevestigd
was. Een flinke stoot met de roeispanen
en het vaartuigje dobberde midden in het
water, zoodat het niet lang duurde, of de
kinderen zagen het kleine boschje weer.
Krassend vlogen de kraaien in een kring
boven hun hoofdenzij verzamelden rich'
nog eens vóór zij ter ruste gingen. Toen de
boot den wal bereikte ende kinderen fer
uit klauterden, zagen zij, dat de bosch-
anemoncn en vergeet-mjj-hiet.jes him kelk
jes reeds gesloten hidden.
„Het moet al heel laat zijn," fluisterde
Lizzy Nan in het oor. „Wat zal Tante Betsy
wel zeggen?"
„Zij zal ons niet missen voor het eten,
maar Sara zal niet begrijpen, waarom wij
met de thee niet thuis waren, antwoordde
Nan zenuwachtig.
„Als het niet noodig is, zeg ik liever niet
waar wij geweest zijn," ging Lizzy voort,
„want als wij over het eiland spreken, moe
ten wij ook van Grappio vertellen en daö
is alle aardigheid er af en kunnen wij ook
niet meer op die manier voor Dora Macken
zie vluchten."
„N nee, dat is zoo", antwoordde Naai
weifelend, want rij dacht, dat het niet zoo
gemakkelijk zou zijn als Lizzy vermoedde
om bij juffrouw Betsy met uitvluchten aan
te komen, als deze hen over hun wegblijven
ondervragen zou.
Intusschen hadden de stro op er 8 hun book
vastgelegd en de meisjes in het boechjê gë-
volgd.
„Nou", zei Jock kortaf, „loopt wat 'doof!
en wijs ons de geheime deur."
Lizzy kreeg een kleur van boosheid, toeti
de man hen zoo bevelend aansprak en trok
Nan haastig mee. „Maak voort", fluisterde
zij, „en laten we zien, dat we zoo gai^W,
mogelijk van deze akelige, ruwe mannen'
afkomen."
De kinderen liepen vlug door het boocbje
en over de hei. De zon was nu achter de
heuvels verdwenen en de toenemende sche
mering ging vergezeld van een killen mist,
die hen over de bruinen hei tegemoet rolde.!
Weldra zagen zij de hooge zwarte schut
ting vóór rich.
„Nou," zei Dick, terwijl hij bleef stilstaan
„Hier is de schutting, wijs ons nou msar!
gauw de deur."
„Die is hier vlak bij," antwoordde Nan,
terwijl zij de lange, zwarte Bchutting onder
zocht en knielde om met haar vingers nauw
keurig te voelen. „Het is een heel klein
deurtje vlak bij den grond," zei, ze, 'in het
halfdonker naar het scharnier zoekend.
Doch tot haar verbazing en wanhoop kon
zij geen spoor van de geheime deur ont
dekken I „Het moet hier toch ergens rijnf4