ONTVOERD.
Iio. 19879
LEIDSCH OAGBLAD, Dinsdag 30 December
Tweede Blad. Anno 1924,
EERSTE KAMER.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
(Zitt:.„ gisteren).
De VOORZITTER brengt holde aan den
griffier, mr. Zillesen, die 25 jaar geleden
ajjin ambt b(j de Kamer aanvaardde. De
Kamer zal den jubilaris een tastbaar be
wijs van hulde vereeren.
Namens de regeering sluit de MINISTER
VAN OORLOG zich bij deae hulde aan.
De VOORZITTER huldigt voorts den heer
Goedhart, directeur van den 3tenografi-
eohen dienst, bij zijn 50-jarig jubileum.
Wijziging Officiersopleiding.
Aan de orde is het wetsontwerp tot wij
ziging der officiersopleiding.
De heer DE MURALT (V. B.) acht het
geen goed stelsel om deze wjjaiging inoi-
aenteel aan te brengen. Aan dit ontwerp
zit eigenlijk ook uitbreiding van de leger-
sterkte vast en daarmede kan spr. niet
meegaan. Ware het nu niet beter met een
dergelijke verandering te wachten? De Mi
nister reorganiseert, maar is het daarvoor
nu tijd? De technische uitrusting der man
schappen is onmogelijk en daarom is 'iet
niet gewensoht, dat het aantJ manschappen
nu vergroot wordt. Kan dit ontwerp niet
een jaar wachten, dan weten wij misschien
weer meer van de ontwikkeling der toe
standen en knnnen wij onzen koers vast
stellen. In dien geest wil spr. een motie
overleggen aan de Kamer. Eerst wacht hij
echter het antwoord van den Minister at
Wanneer hjj verwacht, dat de toeloop de
eerste jaren niet groot zal zijn, is spr.
bereid zijn stem aan dit ontwerp niet te
onthouden.
Ten slotte vraagt spr. of het waar is,
dat de zaak, waarop dit ontwerp betrekking
heeft, reeds uitgevoerd is.
De heer BLOMJOUS (R.-K.) gevoelt niet
veel voor dit ontwerp. Het moge bezuini
ging brengen, het staat niet vast, dat de
opleiding der officieren hier niet geschaad
wordt. Met de toezegging van den Minister,
om een deel der opleiding te Breda te laten,
is spr. ingenomen. Hij vraagt of de over
weging daarvan al is afgeloopen öd of do
Minister al eenige inlichtingen kan geven.
De Minister van Oorlog, de heer VAN
DIJK zegt, dat een proefneming in gang
is gezet, waarbjj de cadetten van het eerste
iaar zijn gedetacheerd bjj de verlofsschool.
>it is niet in strijd met de wet, want een
definitieve regeling is het niet. In hoeverre
er uitbreiding van iegersterkte plaats heeft,
is niet precies te zeggen. Do z.g. inter-
mitteerende opleiding is at twee jaar aan
den gang en geregeld zullen vetlofsoffi-
cieren worden afgeleverd. Van uitbreiding
is geen sprake, want er moet geregeld
aanvulling plaats hebben en precies i3 aus
niet aan te geven of er niet op een oogenbiik
meer zjjn dan vroeger. Het is niet juist,
dat de regeering geen rekening houdt met
Genèvc. want een goede eacadreering blijft
onder alle omstandigheden noodig.
Waarin de bezuiniging van dit ontwerp
bestaat, heeft spr. vroeger al uiteengezet.
In Kampen is nog geen geld verwerkt,
af is een stuk van de opleiding daar geves
tigd, gmdat er gebouwen, officieren en
hulppersoneel waren. Zuinigheid was aan
leiding om een gedeelte der jongelui daar
te dttacheeren.
Het onderzoek naar de mogelijkheid van
spr.'s toezegging is nog aan den gang. De
kans van niet te zullen slagen, lijkt spr.
uiterst gering.
De heer DE MUKALT (V.-B.) is niet
tevreoén gesteld en dient nu zijn motie in
om uitstel van vergrooting van het aantal
op te leiden verlofsofiicieren te verkrijgen.
De MINISTER zegt, dat de 24 bataljons
er ai zjjn en dat de reorganisatie er al is.
0H ontraadt de motie.
De motie wordt verworpen met 24 tegen
13 stema.e.i, rechts tegen links.
Het wetsontwerp wordt aangenomen met
24 teg l i stemmen, rechts tegen links.
v êrecaülende onderwerpen.
Aan u<- ore zijn thans de navolgende
ontwerpenr
1. Verhooging van d.n t.rm'ja genoemd
in artikel 88a der Tabakswet.
2. Begrooting van het Tiendfonds voor
1925.
3. Begrooting van het Staatsmnntbedrtff
voor 1925.
4. Regeling van de ontvangsten en uit
gaven van het Algemeen Burgerlijk Pen
sioenfonds voor 1925.
5. Wijziging der wettelijke bepalingen
betreffende aan deurwaarders toegekende
vergoeding en schadeloosstelling wegens
derving van inkomsten.
6. Begrooting van bet Staatsbedrijf der
Algemeene Landsdrukkerij voor 1925.
7. Onteigening ten behoeve van het ma-
keu van een tijdelijke kolenoverlaadinrich-
ting met spooraansluiting b(j Maasbracht, enz.
Bij no. 1 dringt de heer DE JONG (R.-K.)
aan op een oplossing waardoor de nadeelen
voor den kleinen middenstand worden weg
genomen. Vele zullen uitgaven doen om
zich aan te passen aan de bepalingen en
zullen dit overbodig achten als straks de
wetgewijzigd wordt.
De Minister van Financiën, de heer 00-
-LI.JN, erkent de juistheid van doZe moeilijk
heid, maar deze moeilijkheid is niet weg
te nemen. Als de wet werd opgeheven, zou
den velen zich geldelijke offers hebben ge
troost, die niet noodig bleken.
No3. 17 goedgekeurd.
De vergadering wordt verdaagd tot heden
elf uur.
Spoorwegpersoneel.
Het voorloopig centraal-comité van actie
iet het vormen van één organisatie vaa
spoor- en tramwegpersoneel heeft zich thans
opr.ieuw tot het spoorwegpersoneel gewend
met verzoek zich uit te spreken of het Je
door haar voorgestane eenheid van het per
soneel wenscht welke eenheid z.i alleen
mogelijk is door politiek en godsdienst bui
ten het vakvereenigingswerk te houden
en wel véór 1 Febuari a.s opdat dan
kan worden overgegaan tot oprichting van
een nieuwen Bond onder uitdrukkelijke voor
waarde, dat dit slechts kan geschieden, m-
dien bet aantal adspirant-leden meer be
draagt can de helft van het personeel.
De voorloopige actie van het comité heeft
reeds tot resultaat gehad, dat 7376 personen,
waarvan 3193 van de Ned. Vereeniging,
1239 van den B. A. N. S., 744 van den
Neutr. Bona, 606 van St.-Raphaël, 215 van
den Prot.-Chr. Bond en 1880 behoorende tot
de nietrerkende organisatie ea ongeorgani
seerden, zijn standpunt deelen.
Omtrent de op te richten organisatie is
besloten, dat het doel zal zön: de beharti
ging van de belangen van het personeel,
bet bedrijf en de gemeenschap, hetgeen
noodzakelijk den eisch van medezeggenschap
doet ontstaan. Het volgen of steunen van
een godsdienstige of politieke part'ó door
de organisatie zal zgn uitgesloten. De be
stuurders zullen zjjm onbezoldigd en zullen
moeten zijn leden van het personeel en
daartoe blijven behooren. Aansluiting bq
oen vakcentrale zal slechts plaats hebben,
zoo door die centrale volkomen hel stand
punt van de organisatie wordt gedeeld.
Bond van Nederlandsche Onderwijzers.
De Bond van Nederlandsche Onderwij-
zere is gisteren te Amsterdam bijeengeko
men voor zijn vijftigste algemeene vergade
ring en tevens tér feestelijke herdenking
van zijn vijftigjarig bestaan ter gelegenheid
waarvan de vergaderzaal versierd was.
De eerste zitting was alleen als openingg-
bijeenkomst bedoeld. Behalve de talrijke af
gevaardigden waren aanwezig vooraan
staanden in de moderne arbeidersbeweging,
onder wie de heeren R. Stenhuis, voorzit
ter van het N V. V., en N. van Hinte, voor
zitter van den Bond van Overheidsperso
neel.
De heer F. L. Ossen dorp, voorzitter van
den Bond, stelde in zijn openingsrede de
vraag, of de" Bond reden heeft feest te vie
ren, of hij aan zijn roeping als vakvereeni-
ging voldaan heeft. Om dit te kunnen be-
oord-eelen moet men nagaan, hoe het met
het onderwijs gesteld was 50 jaar geleden
en nu.
Voor 50 jaar behoorden de onderwijzers
tot de paria's der maatschappij, niet in tel
bij den wetgever, niet op 9chool, niet in de
maatschappij Toen eenige onderwijzers
den Bond van Nederlandsche Onderwijzers
oprichtten, was ex alle reden om te strijden
voor verbetering van de zorgelijke mate-
rieele positie der onderwijzers. Men lachte
in dien tijd om de onomstootelijke waar
heid, dat een behoorlijke salarieering van
de onderwijzers ook is «in het belang van
het onderwijs en dus ook in dat van het
kind. Tot een afdoende verbetering van de
salarieering der onderwijzers zijn wij, al
dus spr., nog niet gekomen, maar toch tot
een aanmerkelijke verbetering. Smalend
heeft men den Bond wel eens genoemd den
salaris-bond; maar e?n organisatie, die
strijd voor de behartiging van de onderwijs-
belangen, ook door verbetering van de le
vensvoorwaarden der onderwijzers, ver
dient geen smaad, maar lof. Maar boven
dien heeft de Bond ook gevochten voor
medezeggenschap van den onderwijzer in
de school, waardoor hij geen nul meer is
voor het cijfer, heeft hij niet gevochten
voor meer zelfstandigheid van den onder
wijzer, voor afschaffing van het verderflijk
stelsel van het ambulantismel Ook in dit
opzicht heeft de Bond wat bereikt. Wette
lijk hebben wij de schoolvergaderingen en
voor het openbaar onderwijs de afschaffing
van het ambulanlisme verkregen. Aan den
toestand van vo'komen knechtschap van
den onderwijzers in de school is een eind
gekomen. In de practijk mogen er nog en
kele schoolhoofden van den ouden stempel
zijn, door ons werken en onze propaganda
hebben wij gekweekt een corps van school
hoofden. hetwelk er anders over denkt en
gaarne medewerkt aan de erkenning van
liet recht op medezeggenschap van den on
derwijzer in de school.
Behalve voor do belangen van den onder
wijzer moest de Bond natuurlijk letten op
de belangen van het onderwijs op de be
langen van het kind. Reeds in 1902 schreef
de Bond in zijn program den eisch: kinder-
kleeding en kindervoeding van overheids
wege. Zeer dikwijls heeft de Bond in het
oog gehouden den toestand, waarin hot kind
in het gezin verkeerde. Hij heeft mede ge
streden voor afschaffing van den nacht
arbeid, voor afschaffing van den arbeid van
kindieren beneden 14 jaar. Hij heeft mede
gestreden voor een zoodanige opkomst van
de arbeidersklasse dat deze haar kinderen
in een behoorlijk verzorgden toestand naar
de school kan zenden. Het zal de trots van
den Bond zijn, om in het Nederlandsch Ver
bond van Vakvereenigingen mede te wer
ken lot opheffing van de arbeidersklasse.
Spr. vervolgde, dat het werken van den
Bond thans wordt erkend door de arbeiders,
de autoriteiten, de pers, het publiek. Daar
om heeft de Bond recht om feest te vieren,
recht op de gelukwenschen, welke hij heden
ontvangt Dat recht ontleend hij aan de re-
rultaten van zijn arbeid.
Zeker, er is nog meer te doen. De Bond
moet in de eerste plaats zorgen, dat die
achteruitgang van de laatste jaren weer
verandere in een vooruitgang.
Met den wensch, dat dit moge geschie
den. opende spr. de vergadering.
Vervolgens had een openbare ontvangst
plaats, waarop eerst deputaties van vele
vakvereenigingen het hoofdbestuur zijn ko
men gelukwenschen.
Op de feestelijke bijeenkomst waren ©en
groot aantal bloemstukken ingekomen.
De heer Hollaar, voorzitter van de feest
commissie, heette de aanwezigen, onder wie
de heer F. Wierdels, webhouder van Am
sterdam, die den burgemeester vertegen
woordigde. welkom.
Onder de vele brieven en telegrammen
van gelukwensch was er een van burge
meester W. de Vlugt en een van den heer
Rienks, hoofdinspecteur.
Het woord was vervolgens aan de oud-
algemeen secretaris, den heer Th. Ketelaar,
die echber ook wilde spreken als vertegen
woordiger van een der oudste en meest
welvarende kinderen van den Bond, n.l.
het Centraal Genootschap voor Kinder-
vacantie- en Herstellingskoloniën.
De algemeene voorzitter, de heer Ossen-
dorp, dankte den heer Ketelaar, die voor
den Bond steeds is gebleven de oude, en in
de jaren nadat hij van den bond is heenge
gaan, steeds diens belangen is blijven be
hartigen, zooals hij in andere betrekkingen
een warm voorstander van het openbaar
onderwijs is gebleven, We zijn en blijven
trotsch, aldus 9pr., op onzen oud-al gemeen-
secretaris
Daarna heette de voorzitter der feestcom
missie ter vergadering welkom de heeren
Polak, wethouder van onderwijs, en De Mi
randa, wethouder voor de volkshuisvesting
van Amsterdam.
Verrolgens heeft de heer Brugman, voor
zitter van het R.-K. Onderwijzersgenoot
schap, het hoofdbestuur gecomplimenteerd,
waarna de Minister van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen, dr. J. Th, de Vis
ser, met den referendaris der aideeling on
derwijs. den heer Laban, ter vergadering
verscheen
Nadat eerst nog het woord hadden ge
voerd de heeren Luiting namens de Ver
eeniging van Leeraren in de Lichamelijke
Opvoeding, en H. de Vries, voorzitter van
den Nederl. Ouderraad, was het woord aan
minister De Visser.
Deze zeide de pereoonlijke uitnoodiging
van het bestuur voor deze ontvangst zeer be
hebben gewaardeerd. Ik zal zwijgen, zoo
sprak hij, over alles wat scheidt; een feest
geeft slechts de gelegenheid om de aan
dacht te vestigen op wat vereenigt. Ons
vereenigt in de eerste plaats het belang van
het openbaar onderwijs. De Bond heeft
voorts mede krachtig de schouders gezel
onder het werk van de beëindiging van den
schoolstrijd, welke ook spr. met zooveel
vreugde in 1920 heeft zien komen. En in de
derde plaats gaal het den Bond zoo goed
als spr. om de belangen van het kind; de
behartiging daarvan moet ons binden en
blijven binden. In de diope overtuiging, dat
het bestuur van den Bond en de Rond dit
ernstig gevoelen, neemt .spr. met vreugde
aan deze feestvreugde deel. De roeping van
den onderwijzer is een van de ernstigste,
welke de Slaat kent, omdat het kind in den
onderwijzer vaak meer ziet dan in vader
en moeder; het ziet in don onderwijzer en
de onderwijzeres een orakel. Daarin ligt de
waardigheid van het ambt. Zoo heeft het
bestuur van den Bond het ook steeds ge
zien. Het is spr. een voorrecht, hier te kun
nen zeggen, dat hij bij alle verschil van
mecning met den heer Ossendorp steeds
aangenaam heeft samengewerkt; en kwam
er diepgaand verschil van meening tot
uiting, zoo zeide spr., dan konden wij toch
steeds als vrienden uiteengaan. Moge dat de
geest zijn, die uw Bond en uw bestuur blijft
kenmerken.
De heer E. Polak, wethouder van Am
sterdam, wenschte dén Bond geluk namens
den burgemeester en het dagelijksch be
stuur van Amsterdam.
De algemeene voorzitter, de heer Ossen-
dorp, zeide, dat hot hem goed deed, dat het
gemeentebestuur van Amsterdam hier ver
tegenwoordigd was, omdat het, waar
het onder wijsbeiangen betreft, niet bij
woorden laat, maar met dadien komt. Het
doet al het mogelijke, om de slechte gevol
gen van wetswijziging voor het onderwijs
te verzachten.
Tot den Minister van Onderwijs zeide
spr.: Wij weten, dat het ook oen Minister
niet gegeven is om alles te maken zooal9
hij het graag ziet Maar de wijziging van
de wet op hel lager onderwijs van 1920,
door dozen Minister gebracht, is een mooi
Stuk werk geweest.
De laatste jaren zijn voor het onderwijs
slecht geweest. Het had misscliien anders
gekund, aldu9 spr., maar gij, Excellentie,
zijt het niet geweest, die hét gewild hebt,
zooals het geworden is. Moge het u, hetzij
als Minister, hetzij als Kamerlid, gegeven
zijn to beleven dat, wat de laatste jaren
verloren is, weder ingehaald worde.
De heer R Stenhuis sprak daarna na
mens het Ned. Verbond van Vakvereeni
gingen.
Ten 9lotte hebben nog veel vertegenwoor
digers van ie moderne vakbeweging het
woord gevoerd, om den Bond. met zijn gou
den jubileum geluk te wenschen.
„St.-Michaël".
De R.-K. bladen publiceercn liet volgende
communiqué, onderleekend door de heeren
A. van Wijnbergen, J. Heerkens Thyssen
en F. Teulings:
„In de door het Bondsbestuur gegeven
nadere motiveering van het besluit in zake
de actie van „St-Michaël" is aan het slot
geschreven:
„Het Bondsbestuur doet een krachtig en j
ernstig beroep op het bestuur van „St- I
Michaël", niet als tegenstanders, doch als
onze mede-Katholieken, om af te zien van
Van ROBERT LOUIS STEVENSON.
Geautoriseerde reotaiing van J. C. L. B. Pet.
(Nadruk verboden.
BI)
„Ik had ai gehoord, dat u geen gemakke
lijk man was," zei ik, een weinig geprik
keld.
F:j bleef mij aankijken alsof hij twijfelde.
„Wel," ze hij ten slotte, „je spreekt boud,
maar ik houd van openhartigheid. Als je
me den weg had gevraagd naar James Ste
wart op iedere anderen dag dan lezen,
zou ik je den weg hebben gewezen en je
een goede reis hebben gewenscht, maar
vandaag, hè, Mungo?" En hij wendde zich
weer tot den rechtsgeleerde.
Maar juist toen hij zich omdraaide, viel
een schot, hooger don heuvel op en te gelijk
met hel geluid viel Glenure op het pad.
„O. ik ben dood," riep hij, verscheiden
keeren achtereen De advocaat had hom
opgevangen eu hield hem in zijn armen,
terwijl zijn bediende handenwringend toe
keek. En nu zag de gewonde van den een
naar den ander met verschrikte oogen en
zijn slem was. zoo veranderd, dat het door
mijn hart ging.
„Denk om je-zeri," zei hij; „ik ben dood."
Hij trachtte zijn kleeren open te maken,
kis om naar de wond te kijken, maar zijn
vlngew gleden van de knoopen. Tegelijk gaf
hij een diepen zucht, zijn hoofd viel op zijn
Behouder en hij stierf.
De advocaat sprak geen woord, maar
zijn gezicht was zoo scherp als een mes en
even wit als dat van den doodede bedien
de brak uil in een huilbui en weende als
oen kind en ik stond naar hen te staren in
een soort verdooving. De officier van den
schout was op het getuid van het schot te-
ruggerend, om de komst van de soldaten te
bespoedigen.
Ten laatste legde de advocaat den doode
neer m zijn bloed op het pad en kwam
wankelend overeind.
rk geloof, dat ik door deae beweging mijn
zinnen terug kreeg, want hij stond nauwe
lijks, toen ik den heuvel opvloog en riep:
„De moordenaar, de moordenaarI"
Zóó gauw was alles gegaan, dat, toen ik
den top van de eerste hoogte bereikte en
een deel van het berglerrein kon overzien,
de moordenaar op betrekkelijk kleinen af
stand wegliep. Het was een groote man in
een zwarte jas met metalen knoopen en hij
droeg een lang ganzenroer,
„Hier!" schreeuwde ik. „Ik zie hem!"
Toen de moordenaar dat hoorde, wierp
hij een vluggen blik over zijn schouder en
begon te rennen. Het volgende oogenbiik
was hij verdwenen in een randje berken,
toen werd hij weer zichtbaar daarboven,
waar ik hem zag klimmen als een aap,
want dal deel was weer erg steil, en dook
foen achter een heuvelrug, waarna ik hein
niet meer terug zag.
Al dezen tijd was ik hem achterna geloo-
pen en was een heil eind weg, toen een
stem mij toeriep te blijven slaan.
Ik was aan den bovenrfnd van het bosch
en (oen ik stilstond en omkeek, zag ik de
open helling van den heuvel onder mij.
De advocaat en de officier van den
schout stonden juist boven den weg en rie
pen en wuifden mij terug te komen, en
links van hen begonnen de roodjassen, het
musket in de hand, één voor één het lagere
woud uit te kruipen.
„Waarom zou ik terugkomen?'' riep ik;
„komen jullie liever hier."
„Tien pond, als je dien jongen vangt!"
riep de advocaat; „hij is medeplichtig. Hij
was hier geposteerd om ons aan den praat
te houden."
Bij dat woord, dat ik duidelijk kon hoo-
ren, ofschoon het den soldaten, niet mij,
werd toegeroepen, klopte mijn hart in mijn
keel, door geheel nieuw soort angst.
Het is dan ook heel iets anders zijn leven
te verdedigen, dain te vluchten voor het ge
vaar, dat leven en reputatie bedreigt De
zaak was bovendien zoo plotseling gekomen
als een donderslag uit een helderen hemel,
dat ik hulploos van ontzetting was. De sol
daten verspreidden zich, sommigen liepen
mij achterna, anderen richtten hun gewe
ren op mij en nog stond ik stil.
„Duik hier tusschen de boomen," zei een
stem vlakbij.
Ik wist nauwelijks wat ik deedt, maar
gehoorzaamde en juist toen ik bukte, hoor
de ik het knallen van de schoten en het
gi€ren van de kogeds door de bergen.
In de schuilplaats tusschen de boomen
vond ik Alan Beck met een vischhengel in
zijn hand. Hij groette mij niet, waarlijk, er
was geen tijd voor beleefdheden, alleen zed
hij: ^kora" en rende weg langs de berghel
ling in de richting van Balaohulish en Ik
volgde hem als een schaap.
Nu eens renden wij tusschen de berkeo,
dan bukten wij achter lage bulten op de
berghelling, dan weer kropen wij op ban
de nen voeten door de heide. De snelheid
was doodelijk, mijn hart scheen tegen mijn
ribben te bonzen, en ik had tijd noch adem
om te spreken. Alleen herinner ik mij, dat
één ding mij verwonderde, dat Alan nu en
dan in zijn volle lengte overeind ging staan
en terugkeek en iedere maal, dat hij dit
deed, hoorde ik van ver het geroep der sol
daten.
Een kwartier later stopte Alan, sloeg plat
neer in de hei en wendde zich tot mij.
„Nu," zei hij, „is het ernst. Doe als ik,
want het gaat om je leven."
En met dezelfde snelheid, maar nu met
oneindig omzichtigheid, kwamen wij weer
do berghelling langs over hetzelfde spoor,
dat wij eerst hadden genomen of misschien
hooger op, tot Alan neerviel boven in h?t
bosch van Lellermore, met zijn hoofd in
de varens, en hijgde als een hond.
Mijn zijden deden pijn, mijn hoofd was
zoo duizelig en mijn tong hing zoo uit mijn
mond door hitte en droogte, dat ik naast
hem neerviel als een doode.
HOOFDSTUK XVIII.
Ik spreek met Alan in het bosch
van Lettermoie.
Alan bekwam het eerst. Hij stond op,
ging naar den rand van het bo9ch, keek
een poosje rond en kwam toen terug en
ging zitten."
„Wel," zei hij, „dat was op het kantje,
David."
Ik zei niets, lichtte zelfs mijn gezicht niet
van de varens op. Ik had moord gezien en
een groote, blozende, joviale man in enkele
©ogenblikken zien sterven, en het afgrijzen
van dien aanblik was nog levendig in mij;
maar dat was slechts één van de dingen,
die mij bezig hielden. Hier was de man
de ondernomen actie in boven9taanden
vorm en geest gevoerd; 'n actie, die de een
heid der R.-K. op staatkundig terreio ver
stoort, den*invloed der Katholieken vermin
dert en onder de Katholieken verhoudingen
in het leven roept, waarvan de gevolgen
zich wellicht buiten het staatkundig ter
rein zullen doen gelden."
Tot ons groot 'eedwez^n heeft tot dus
verre het bestuur van „St-Michaël" aan
dit beroep geen gehoor gegeven, doch inte
gendeel de ondernomen actie, in zeifstan
Üge organisatie, buiten de leiding der kiee-
vereenigingen, voortgezet, getuige oa de
vergadering 8 December 1.1. te 's-Graven
fcage gehouden en de inmiddels gepubliceer
de programpunten
Nog altoos blijven wij echter de hoop
koesteren, dat, kon het bestuur van „St
Michaël" overtuigd worden van de schade
die het aan de Katholieke zaak in Neder
land toebrengt, de ondernomen actie z.«u
worden gestaakt Elk middel, dat daarton
zou kunnen strekken, moet derhalve worden
aangewend.
Het is daarom, dat wij gemeend hebber
dankbaar te moeten aanvaarden de bereid
verklaring van den hoogeerw. hoogge' boei
J. D. Aengenent hoogleeraar aan 't Groot
seminarie te Warmond, om met het hodd
bestuur van „St.-Michaël" die besprekingen
te houden, welke hij in het belang van de
katholieke zaak dienstig zal oordeelen. en
van het resultaat dier besprekingen aan t
bondsbestuur en aan de Bondsvergadering
mededeeling te doen."
„De Maasbode" vermeldt:
Naar aanleiding van de circulaire van
het Bondsbestuur inzake de bemiddeling
van prof. Aengenent tusschen bondsbestuur
en „St. Michaël" heeft -onze Haag9che re
dacteur den onder-voorzitter van „St.
Michaël", baron Witlert van Hoogland,
naar zijn mecning gevraagd over deze be
middeling.
De heer Wittert verklaarde, dat hij het
zeer zou hebben toegejuicht, wanneer df
onderhandelingen zouden worden hervat
Hij vreesde echter, dat er niets van zal
komen, niet omdat hij den persoon van den
bemiddelaar niet geschikt acht, maar door
de ontijdige en tendentieuze berichtgeving
daarover van het bondsbestuur
De voorzitter van „St-Michaël". prof
Veraart, dien hij later ook nog naar zijn
standpunt in deze kwestie kon vrage -
meende, dat de sfeer, waarin het schrijven
van prof. Aengenent hem bereikte, hoe sym
pathiek hij dit schrijven op zichzelf ook
vond, zoo ongunstig mogelijk was gewor
den, vooreerst door de wijze, waarop het
Bondsbestuur aan deze bemiddeling open
baarheid heeft gegeven en vervolgens door
hetgeen baron Van Wijnbergen in een in
Icrview met „De Tijd" heeft gezegd over
zijn rede te Alkmaar.
Ook prof. Veraart had daarom weinig ver
trouwen in deze bemiddelingspoging, waar
over het hoofdbestuur van „St.-Michaël" nog
deze week zal vergaderen.
In den ouderdom van 84 jaar is
overleden de emeritus NeL-Herv. predikant
ds. J. van Waisnm, achtereenvolgens predi
kant te Veessen, Hillegersberg, Apeldoorn,
AJphen (Z. H.), ÉL-I.-Ambaoht en 's-Graven-
deel. Id 1906 werd hq emeritus. Van 1
December 1907 tot 1 Augustus 1908 en
van 1 October 1909 tot 1 October 1914
was h$ hulpprediker te Hekendorp.
Bjj Kon besl.uit zjjn benoemd in de
orde van Oranje-Nassau: tot commandeur
prol W. L. P. A. Molengraaff, te Rotter
dam; tot officier mr. W. F. Fruin, referen
daris bjj het Departement van Justitie, te
's-Gravenhage; is J. L. Luycx, voorzitter
van den bijzouderen raad van de Vereeniging
van den H. Vincontius Paulo, te Amers
foort, benoemd tot ridder in de orde van
Oranje-Nassau; benoemd tot ridder in de
orde van den Nederlandschera Leeuw H.
Wertheim, eervol ontslagen notaris, te Am
sterdam; aan M. J. Verouden, hulpbode der
gemeente Bussum, de bronzen eer. medaille,
verbonden aan de orde van Oranje-Naasau,
toegekend; benoemd tot ridder in de orde
van Oranje-Nassau P. de Groot, verificateur
der invoerrechten en accjjmzen te Rotterdam;
is, met ingang van 1 Januari a.8., aan EL B.
vermoord, dien Alan haatte, hier verborg
Alan zich tusschen de boomen en vluchtte,
en of het nu zijn hand was geweest, die
had gevuurd, of zijn mond, die het bevel
had gegeven, maakt weinig uit Mijn eenige
vriend in dit onbekend land was bloed-
schuldig in de hoogste mate; hij vervulde
mij met afgrijzen, ik durfde niet naar eijo
gelaat zien, ik zou liever alleen in den re
gen op mijn koud eilandje hebben gelegen
dan in de beschutting van het bosch naast
een moordenaar.
„Ben je nog moe?" vroeg hij weer.
„Neen," zei ik, nog met mijn gezicht in
de varens; „ik ben niet meer moe en kan
nu spreken. Jij en ik moeten scheiden. Ik
heb veel van je gehouden, Alan; maar jou
weg is de mijne niet en om kort te gaan
wij moeten scheiden."
„Ik zou niet weten, waarom, David," zei
Alan ernstig, „als je er geen reden voor op
geeft. Als je iels tegen mijn reputatie kunt
noemen, kun je, ten minste ter wille van
onze oude vriendschap, dat zeggen, en als
mijn gezelschap je begint te vervelen is hel
mijn zaak te beoordeelen, of ik beleedigd
ben."
„Alan," zei ik, „wat beteekent dit alles?
Je weet heel goed, dat ginds die Campbell
in zijn bloed op den weg ligt."
Hij zweejj( een poosje en zei toen: „Heb
je ooit de geschiedenis van den man en
het goede volk gehoord?" Met „het goede
volk" bedoelde hij de feeën.
„Neen," antwoordde ik „en ik verlang «r
ook niet naar."
(Wordt vervolgd).