Robje's Eerste Sneeuw.
Cora's Oog.
Klein Zusje oaat slapen.
Van alles wat.
ÜMFirnnTFS.
kelde mij in haar omslagdoek en zoo maak-
ten wij ons stil uit de voeten. Leentje aaide
I mij onophoudelijk en gaf mij allerlei lieve
naampjes.
Dat was me een thuiskomst!
Mijn redster en redder moesten de heele
geschiedenis in geuren en kleuren vertel
len. Ik kreeg een schoteltje vol lekkere
melk, een paar beschuitjes, een stukje
vleesch en een klontje suiker. Daarop
kroop ik in mijn oude mandje cn sliep wel
dra heerlijk. Den volgenden dag werd de
veearts gehaald, die mijn gebroken voor
poot verbond. Ik hield er een stijven poot
uit, een onaangename herinnering aan mijn
verblijf in Frido's spelDaar ik toch geen
kunsten meer kon vertonnen en wie weet
ihoe mijn einde ten slotte nog geweest zou
!zijn. Maar nu kan ik mijn verdere lovens-
dagen rustig en prettig doorbrengen, dank
baar voor de les, die mii mijn geluk nu
'dubbel doet op prijs stellen.
'Aan Turk en Tilly denk ik nog menig
•maal vol medelijden. Wat zullen die twee
ihet hard hebben! En het akeligste is nog,
'dat ik heelemaal niets voor hen doen kan!
Éérste sneeuw komt Robj' in 't zicht.
Is dat zoutje, Maatje?
't Ziet als wat op tafel ligt
In het zilver vaat je.,J
,,Ptroef jij 't vallend zoutje maar,
Snoep een heel klein snipje
Van het hoofd van 't hekje daar",
HapRob neemt een tipje
Maatje, o! hoe vreeslijk koud!
'k Proef maar enkel water,
't Smaakt als regen, heel niet zout!"
(Paatje proest in schater!)
,,'t Zijn ook drupjes, die je kent,
Zoutje groeit in zeeën
En in bergen, weet je, vent,
Ben je niet tevreeön?
'Al die vlokjes witjes-zacht
Vallen rij aan rijen,
Dat jij Robje, nooit-gedacht,
Héérlijkjes moogt glijen !"-
Robje'glijdt en glijdt en glijdt
Lijkt wat te verzinnen
Neemt: als slaatnaar-huis-toe-tijd
Sneeuwt je mee naar binnen 1
Tafel staat al vroeg gedekt,
Rob pakt rapjes heenen
't Zjlvervaatje, oog-onttrekt......
Slimpjes sluipt op teenen
Aan den maaltijd al heel gauw,
kaatje héemt wat zoutjes.......
„V^ou.w, wat is-dat naar en flauw
En. zou nat, zoo koudjes."??
Schaat'rend kleine Robje lacht;
;,Jij hieldt mij voor 't lapje
Toen ik sneeuw als zoutje dacht,
Nu hap j ij flauw, Papje
CLARA WITTE.
-
„Vader,schreef de achtjarige Jan
Sm alt aan zijn. vader, die een paar dagen
vóór. zal$er> in Amsterdam was. „Vader,
I Cora's rechter oog is uitgestoken. Vindt u
Id^t niet vreeselijk jammer? Van Oom Koos
'.heb ik een zak met knikkers
Maar, onijijheer Smalt las. niet Verder,
iwierp den brief op tafel, werd doodsbleek,
{mompelde eenigoonsamenhangende wopr-
|den en vroeg zenuwachtig en gejaagd aan
•deri kellner in de 'ontbijtzaalvan het hotel,
.'waar hij logeerde:
„Iloe laat vertrekt de eerste trein naar
IBrcda?"
„Om halftien, mijnheer."
„En 't is nu?" Hl
„Kwart vóór negen, mijnheer."
„Breng dan dadelijk mijn rekening!"
In een oogenblik was mijnheer Smalt reis
vaardig en nam hij een tram in de richting
van het station.
.Welk een verpletterende tijding had zijn
zoontje hem in zijn onschuld medegedeeld'
Cora, zijn wedrewner, de mooie vos, waar
op hij zoo trotsch was, zijn fraai rijpaard
verminkt! Hoe was het mogelijk en hoe
kwam het, dat zijn vrouw, die bij zijn jon
gen thuis was, hem dat zelve hief onmiddel
lijk gemeld^ had?!
Cora werd bovendien verzorgd door den
trouwen Piet, zoodat het mijnheer Smalt
bijna onverklaarbaar voorkwam, dat Zulk
een ernstig ongeluk had plaats gehad.
Wat reed die trein langzaam'eii hoe ver
lengde hij er naar in Breda aan .te komen
en te zien, hoe liet met zijn lieveling, den
mooien vos, was"
Eindelijk hield de trein te Breda stil en
haastte mijnheer Smalt zich huiswaarts.
Toen hij de deur opgemaakt had, vroeg hij
het dienstmeisje, dat juist in de vestibule!
bezig'was, met zenuwachtige haast:
„Hoe is 't met Cora?"
,Metr Cora, meneer! Ik weet niet beter,
dan.goed
„En zijn oog?"
,IJc weet er niets van, meneer
„Waar is mevrouw?"
„Tn.de kinderkamer, meneer."
Mijnheer Smalt snelde nu naar bovën.
naar de kamer van Jan, wierp de deur open
en zag zijn vrouw juist bezig het hobbel
paard van zijn zoontje wat op te kalefater n.
Zij schrikte niet weinig, toen 'zij: zoo •.plot
seling haar man vóór zich zag staan, dien
ze hoog en droog in Amsterdam waande
„Lieve help, Frans 1 jij al thuis. Dat is
een verrassing! ik dacht, dat je
Hij liet haar echter niet uitspreken en
vroeg haastig:
„En Cora? Hoe is 't met zijn oog....?
Het heeft mij zoo vreeselijk getroffen...."
„Cora?" herhaalde mevrouw Smalt.
„Meertje den vos? Wet, die is springlevend
en. gezónd! Hem mankeert niets. Hoe *kom
je daaraan, Frans?"
„En Jan schrijft me, dat het ^echter, oog
van Cora is uitgestoken!"
De oogen van mevrouw Smalt werden
groot en -rond van verbazing. Ka een oogen
blik barstte zij echter in lachen uit en zei
zij, op het hobbelpaard, dat zij onder-han
den had, wijzend.
.0. nu ben ik ér! Die malle jongen heeft
zijn hobbelpaard ook Cora genoemd. Dit is
gisteren omgevallen en tegen de punt van de.'
tafel gekomen, waarbij het zijn rechter ocg
heeft verloren. Dat heeft Jan je geschreven
en jij hebt 'gedacht, dat het je vos was."
Hoe blij was mijnheer Smalt, toen hem de
vergissing duidelijk werd en hóe~hartelijk
klopte hij zijn ongedeerden vos op den rug.
toen hij het dier onmiddellijk daarnadri dtn
stal ging begroeten.
Klein zusje gaat slapen,
Klein zusje is moe;
En nu brengt mamaatje
Naar bedje haar toe.
Zacht legt ze klein zusje
In 't bedje zoo klein
Moe legt zus haar hoofdje
Op 't kussentje rein.
En voor maatje fyeengaat
Drukt zacht zij een kus
Gp 't rozenrood mondje
Van slaap'rige zus.
Nog-eventjes ziet z' op
Haar lieveling neer;
Dan oop'nen zich plotseling
Haar kijkertjes weer!
„Mama," vraagt zus 6meckend,
„Mijn lieve pop Jet,
„Mag z' één nachtje slapen,.
pier bij mij in bed?"
Pop Jet is haar lievling;
Eén arm heeft ze maar.
Doch juist ddérom houdt zus
Zoo heel veel van haar.
En mammie voldoet aan
Den wensch van ha-ar schat.
Nog evendan houdt zue
Haar lievHing omvat.
Nu gaat zusje slapen,
't- Wordt rustig in huis;
Pop Jetje, zij houdt zich
Zop stil als een muis!
En 'b zilveren, maantje
Glu'ujt 6chuin door het raam,
"En ziét daar klein zusje
Met popje tesaam.
En v/iendplijk fluistert
Ze'zacht: „Goeden nacht!"
En dra slapen büiden,
Zoo vredig, zoo zacht
CATH. H. v. KLAVEREN
Van Twee neen van Drie
Kindertjes.
Twee kindertjes wandelen samen;
Zij wand-lcn zoo knus hand aan hand.
Zij willen er. bloemen gaan plukken,
Daarginds Ja daarginds op het lj^nd.
Twee'kindertjes plukkendra samen.
De blóëraekens, geurig en rein.
Ze plukken een prachtigen ruiker;
Voor wien, ja voor wien zoii die zijn?
T-wee-kindertjes, hebben de bloemen
Toen naar een ziek, meisje -gebracht.
En.'t meisje,klapt blij in haar handjes.
Verrukt als z' is over zoo'n pracht
Prie kindertjes lagen dien avond,
Zoo bti.i in hun bedjes terneer!
Drie kmdprtjes sliepen dra rustig,
En droomden van bloemekens teer I
CATH. H. v. KLAVEREN.
Door het gewicht een kaart raden.
Je neemteen spel kaarten en'' lakt éón
uit- hét -gezelschap er één üittrekken en
onthódden. Dëze'kaart leg je met den ver-
keétdén 'kant maar boven op je hand. Je
maakt dan eon' b'awogLng, alsof, ie de kaart
xve'éfrt; "terwijl jé er ëèn bijzónder teeken
i of "iets 'dergelijks1 op zoekt: Misschien' kun
je er ongemerkt in een hoekje een krasje
op maken. Nu steek je de kaart weer in h ït
spek en 'weeg je elke' kaart afzonderlijk,
lolddt je komt aan degene, waarop je het
leeken terugvindt.
Maarje moet natuurlijk heel secuur te
werk gaan en zorgen, dafje je niet vergist
Het veiligst is wel, als je twee teekens op
de. bewuste kaart waargenomen hebt.
Iemand in den waan te bjennen, dat ropn eon
geldptpk. op zijn voorhoofd heeft vastgedrukt.
Men' toont het gezelschap, hoe men een
geldstuk op het voorhoofd vastdrukken en
hét ook weer vprwiideron kan. zonder er
met'de handen :a!>n tp komen alleen maar
door rimnéls in het voorhoofd to f*-óVVen.
Wanneer tui een nridpr bet ook nrok^orpn
wil. drukt men hem hot geld«rlnk on het
voorhoofd, maar neemt het ook wper mee,
zonder'.dat'hel door hem ongemerkt wordt
De rrimocoon /-"Kr» !->*- om T»of «rotd-
slük, dat hii nog steeds op zijn voorhoofd
waaVit ér af te kriicen doen het fobeelp
jrp^pleobOn TVoVtolülr lool-ton
Ingezonden door Klazina Parlevliet.
Moeder lot liaar kind dat met water en
zand heeft gespeeld: „Foei. Marietje, wat
zie je er vies uit. je lijkt net zoo'n biggetje."
Magietje: „Een, biggetje, wat is dat, moe-
der?".
Moeder: „Dat is het kind van een zwijn."
Ingezonden door Mien Remmelenkamp.
„En dat is nu zeker de grootvader van een
mier," zei kleine Piet en hij wees op een
olifant.